't Juttertje
UIT DE WIJDE WERELD
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM"
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 5 JULI 1924.
Nr 130 (auteursrechten voorbehouden)
het jubileum van de k. m. j. c.
Wie, die wat hart heeft voor de zee en
het zeilen, heeft er in de kermisweek als
de K. M. J. C. haar jaarlijkschen wedstrijd
hield, niet gestaan aan het Wierhoofd om
het vroolijke spel van zeilen en vlaggen
en wimpels gade te slaan?
Als 't daar aan den havenkant en daar
buiten bij den start een krioeling was van
sierlijk gebouwde jachten met de hooge
tuigage, haar blanke 'boorden en haar
blanke zeilen; als we ons vergastten aan
het rappe gedoe van licht geschoeide,
blauw getruide mannen aan boord der
groote jachten, die we anders zelden hier
op de zee aanwezig zien.
En ook de kleinere jachten boeiden ons
oog, als ze de ton rondden en dan, ge
bruik makend van het voordeelig windje,
hun groote kluiver ontrolden, zoodat, met
een sneltreinvaart, de ranke vaartuigjes
door het water sneden.
En de sloepen met haar wonderlijke
emmerzeilen en met haar fantasietuig,
hoe pittig stoffeeren ook zij niet het wa
tervlak.
En eertijds, toen het gewoonte was, dat
ook de vletten en de botters en blazers
een nummer van het programma te ver
zeilen kregen, hoe wisten zij, de mannen
uit de praktijk van het rasechte zeemans
leven, elkaar den prijs te betwisten.
Dan toch zeker leefde heel den Helder
mee met het watersportfeestj, en het
krioelde dan ook van „supporters" (ge
lukkig kenden we toen dat woord nog
niet) die hun al of niet deskundige op
merkingen ten beste gaven en wier kri
tiek vaak lang niet malsch w^a
Was het voor vletten en botters de
laatste jaren geen traditie meer om aan
de wedstrijden deel te nemen, thans, nu
de K. M. j. O. haar vijfentwintig jarig
jubilé viert, heeft ze ook een nummer in
geruimd voor de visschers, die hier in
onze plaats, naast de marine, een stempel
drukken op het gemeentelijk gebeuren.
Hen weer in te schakelen in de wedstrij
den op zee- en zeilgebied, kan niet anders
dan toegejuicht worden.
En als zoodanig voelen dat ook de
vletterlieden en de Noordzeevisschers,
want er is een groote belangstelling in
die kringen voor dezen wedstrijd. Ik
mocht ze reeds beluisteren in hun enthou
siaste gesprekken over den komenden
strijd. Druk hadden ze het reeds over
vroegere wedstrijden en nauwkeurig wis
ten allen zich nog te herinneren, hoe toen
en toen de gelegenheid om te zeilen was
geweest en welk soort van vletten met
bepaalde gelegenheden de grootste kan
sen hadden om het tot een goed resultaat
te brengen.
En geloof maar, dat ze hun spulletjes
in orde zullen hebben als eenmaal^ de
groote dag daar is. En in gedachte zie ik
die hooggekopte, als een veertje op het
water drijvende, vletten met haar vier
kant sprietzeil en haar fokje, waarbij dan
misschien nog een kluiver fcoipt, scheren
over de wateren van onze heerlijke reede.
Ik zie ze snijden door het water; ik zie
ze de krulgolfjes gemakkelijk nemen; ik
zie ze blaffend dansen over de groote dei
ningkoppen.
En als dan het weer wat zonnig mag
zijn; als de hemel blauwe velden mag
toonen tusschen de kalm voortdrijvende
wolkgevaarten en een topperskoeltje de
zeilen stevig mag bollen, dan zal het daar
op Texel's ree zijn, op het terrein waar
de K. M. J. O. haar zilveren jubilé viert,
alsof de zee één vreugdebouquet is, waar
een feeëriek kleurenspel stemt tot uitbun
digheid van feestvreugde.
Dan moeten wij ons scharen op het
Wierhoofd en langs den zeedijk; en'met
de heerlijk kleurenrijke costumes, die
tegenwoordig de vrouwen deren, zal het
geheel aan doen als de stemming op een
zilveren bruiloftsdag.
Al zullen we dan hier niet kunnen be
reiken, hetgeen men langs Amstels boor
den te zien krijgt, toch moet het mogelijk
zijn, dat ook hier belangstelling wordt ge
wekt voor den frisch kleurigen aanblik,
die een zeilwedstrijd steeds biedt.
We moeten zien de menschen naar onzè
stad te krijgen, want inderdaad leeft er
in ons volk een groote belangstelling voor
al wat de zee betreft. Daarom moet er
voor dezen wedstrijd reclame worden ge
maakt. Zij, die direct voordeel van een
groot bezoek aan onze plaats hebben,
moeten de handen ineenslaan, zoodat er
drommen hierheen komen om het impo
sante schouwspel daar op Teiel's ree te
komen gadeslaan.
Nog is het daarvoor niet te laat. De
vacanties zijn hier en daar reeds begon
nen.
Smeed het ijzer als het heet is.
Karei: Je zoent mjj alleen maar, als
je geld noodig hebt?
Carolien: Is je dat soms nog niet vaak
genoeg? Ik kan toch kwalijk niets anders
doen dan zoenen?
Mannenvangst ln Dramajoc.
Volgens traditie mogen de meisjes in
Europa slechts in een schrikkeljaar den
man harer keuze ten huwelijk vragen.
Voor haar is er dus nog altijd uitkomst.
De Javaansche vrouwen zijn er nog
erger aan toe, want voor haar is er nooit
een schrikkeljaar en dus.... geen uit
komst.
Edoch laten wij het maar ronduit
zeggen in sommige streken weten de
meisjes zich wonderwel te redden.
Zoo bestaat er in enkele afgelegen des
sa's van de Afd. Dramajoe een eigen
aardige gewoonte om zich van een „laki"
(echtgenoot) te verzekeren. De dessa's
liggen zeer afgezonderd en de bevolking
is er eenzelvig van aard. Europeanen
behalve van tijd tot tijd een bestuurs
ambtenaar komen er nooit. De mannen
en vrouwen huwen er onder elkaar en
mochten er soms minzieke jongelingen
uit een vreemde dessa komen om te trach
ten liefdesbanden aan te knoopen met de
meisjes „uit ons dorp", dan worden zij op
hardhandige wijze verwijderd.
De huwelijksmarkt is dientengevolge
nogal beperkt en daarom blijven de meis
jes niet wachten tot „de man" komt op-
dagent
In den Oostmoesson, bij volle maan,
wanneer de „kemoenging" geurt en de wa-
ringin, waarin de beschermgeesten der
dessa huizen, al zijn mystieke pracht ten
toon spreidt, dan vereenigt zich alles, wat
„ten huwelijk wenscht te nemen of geno
men wordt"- op het dorpspleintje voor do
woning van den „loerah" (dorpshoofd).
Huwbare meisjes en jonge weduwen,
hupsche jongelieden en stramme we
duwnaars, loopem lachend en pratend
door elkaar.
De ouden van dagen komen ook een
kijkje nemen en waken onder het genot
van een „klobot" (stroo-sigaret) er voor,
dat er geen onbehoorlijke dingen1 gebeu
ren, maar.de getrouwde vrouwen
blijven thuis, want de Javaan is nog altijd
van de leer, dat „een goeie vrouw en een
goeie kat thuis moeten blijven."
Op een teeken van den tong-tong scha
ren de mannen zich op het midden van
het plein worden met hun hoofddoek
secuur geblinddoekt. De meisjes geven
elkaar de hand en loepen zingend om de
mannen heen. Een soort van „Hei, 't was
in de Mei", maar het proces van het spel
letje is niet geheel hetzelfde en de woor
den zijn ook wel een beetje anders.
Weer een teeken van den tong-tong en
de kring wordt verbroken. De meisjes
vliegen op de mannen af en trachten er
een te vangen. Onder luid geschreeuw
slaan dezen op de vlucht en doen hun
best? om uit de handen der vrouwtjes te
blijven.
Sommige dames, die gemerkt hebben
dat zij den rechten Jozef niet te pakken
hebben, doen erg onhandig en laten den
gevangene weer ontsnappen. Enkele
Dan komt de groote kohorte van bidders
bij elkaar. En volgens vastgestelde beurten
heeft ieder op z'n beurt het oppercommando,
in dezen zin n»L, dat alle aansprekers in den
pond gelajk zijn, maar dat hij, die het eerst
in het sterfhuis omtbodieni is, de andere voor
Zijn rekening engageert en stilzwijgend com
mandant os van de ploeg.
Om. op zijn beurt morgen door 'n andier te
worden geëngageerd en gewoon soldaat te
wezen.
Dan worden de lijsten gemaakt en op een
oogenblik zien we de koppel van bidders
ergens op een brug in de buurt van het
sterfhuis samenkomen, waar dan de bestu
rende aanspreker zijn bevelen ronddeelt en
ieder zijn taak en zijn wijk aanwijst.
En op zijn wenk verspreidt zich dan de
koppel en begint langs gracht en burgwal te
draven om dan 'hier en dan daar een schel
over te halen of een klopper op de deur te
doen neervallen.
Stuk voor stuk gaan de deuren open. De
aanspreker mits het 'n voldoende deftig
huis is legt de rechterhand aan zijn punt
hoed om deze een hoek van 45 graden te doen
beschrijven en vangt op hoogdravende toon
aan:
Maak bekend, dat overleden is» de Hoog
wel geboren Vrouwe Sara Oatharina Augusta
Wilhelmlna van Hevelen tot Hevelenberg,
Douairière van den Hoogwelgeboren Heer
Jonkheer Hendrik Willem Lodewijk van
Hoogenlinde.
Hij doet zijn hoed nogmaals ©en boog be
schrijven, dekt zich weer en voegt aan de
luisterend© dienstmaagd» als .ter bevestiging,
in z'n eigen platte Amsterdamsche tongval
toe:
De oude mevrouw van Hoogenlinde,
schoins hierover in 't hoekhuiszelje t nie
vergeten, vrijster?.
Heerejeetje, roept de vrijster.Is-tie
dood? Welnou, kijk toch eris ani 't Is wat
te zeggen.D'r sterft maar heel wat rijk
dom teugenswoordig.
Maar reeds ie d© aanspreker weer vertrok
ken. Zonder zich tijd te gunnen1 om naar de
bespiegelingen van de dienstmaagd te luis
teren, heeft hij een paar deuren verder al
weer de bel aan 't klingelen gebracht en be
gint met dezelfde ernst zijn formule te her
halen
Dan komt de dag van de begrafenis. Het is
duidelijk, dat het hier een deftig -Lijk geldt.
Want in tegenstelling met onze hedendaag-
sche gewoonte, is dit kenbaar aan 't,„vroege"
uitdragen. Hoe vroeger, hoe rijker en hoe
grooter de z.g. begrafenisboete. Behalve dan
üi een heel bijzonder geval, wanneer de be
grafenis.'s avonds plaats heeft
Het kost allemaal extra. Want deze zede-
en gewoontebegrippen zijn alleen ontstaan
uit zuivere speculatie op des menschen ijdel-
heid, welke de mensch zelfs niet verloochent
bij' een plechtigheid als deze.
De aanspreker en zijn gevolg staan ter
weerszijden van de stoep geschaard» terwijl
de dragers, in verschillende groepen verdeeld
op straat staan en de lijkkoets 'n paar hulzen
verder vertoeft
Elke bloedverwant die het sterfhuis uit-
of ingaat, moet de gelederen van de zwarte
bende door.... de punthoeden vliegen af,
het aangezette krip golft in de ruimte en de
bovenlijven huigen zich eerbiedig.
Dan komt de kist en eindelijk neemt de
optocht een aanvang.
En van nu af gaat de chef-aanspreker
vooraan met een hoog gebaar als een gene
raal', die de overwinnende troepen aanvoert
Want het was in die dagen nog niet zooala
nu, dat de familerijtuigen zich haastend
voorbiji de lijkkoets spoedden om zoo vlug
mogelijk op het kerkhof aan te komen.
Neen, alles bleef in den stoet en het was
vooral' de aanspreker, die zich voelde tus
schen het van alle kanten saamgestroom.de
publiek, dat gretig kwam zien naar den graad
van deftigheid en rijkdom van de livreien en
het aantal van de volgkoetsen.
Tot in de kerk en op den dOodenakker be
hield de aanspreker de leiding. De haar wordt
nu op den schouder van de dragers rond ge-
voerd, totdat ze wordt neergelaten ln het graf.
Dan te het uit. De plicht is volbracht en de
stijf deftige ernstigheid' is als bij tooverslag
van de gezichten der bidders verdwenen»
De bidder-en-chef deelt en passant en zan
der de minste terughouding aan de aan hem
voorbij defileerende bidders, dragers, dien
ders en dekkers de verzegelde pakjes uit,
waarin hun loon bij voorbaat geborgen ds
en ieder is vrijt
En de aansprekers verlaten in allerijl het
kerkhof <xm zich op den eerstvolgenden hoek
in de tapperij het zweet van- het voorhoofd te
vegen en elkander vast te vertellen, dat die
of die meneer van zus en zoo ook zwaar ziek
is en het als de geneesmeester gelijk heeft
wel niet al te lang meer maken zal.
En ze bereiden zich voor om al' weer nieu
we dooden te gaan aanzeggen en den optocht
voor de zooveelste maal van voren af aan te
gaan beginnen.
Totdat dan eindelijk het moment komt.
voor ieder van de bidders op z'n beurt
waarop de bekende Schoolmeester deelde toen
hij het hierondter aangehaalde „Grafschrift op
een Bidder" dichtte:
Deze bidder hadi heel veel verstand van
zjjn zaken,
Maar zijn eigen dood! heeft hij. .toch niet
bekend kunnen maken.
FEUILLETON.
door
garel brensa.
Ouwerweteche Begrafenissen.!
....Een Begrafenis
is
zeer gewis
'n lafenis
Voor ieder dip aanspreker is!
Want met de snijdersschaar'of hij het
kinnenscheren
Moet men de frissdhe lucht en sterke
teug ontberen I
Terwijl men na dllt werk hoewel in
deugd en eer©
Men op een flinke prop elkander kan
trakteereni
Als bij' een doodsbericht
Op 's bidders aangezicht
Iets meer verscheen dan plicht,
Ondraaglijk was t gewicht»
Dat hjji zoü moeten dragen....
Men zou van hem dan meer dan plicht
en eerbied, vragen.
Bovenstaande „ontroerende" versregelen
zijn ontleend aan een van dte kinderklad»
schriften van ondergeteekend© uit de
dagen toen wij' als schooljongens onder
elkaar „in 't verborgene" de schoone dicht
kunst beoefenden....
En nu lachend van nabij bekeken be
hoeft niet ver gezocht te worden naar den
invloed, die daarbij' in het spel blijkt te zijn
geweest.
Onze geestelijke vader in dit opzicht was:
Justus van Maurik!
Want naast de zoogenaamde Begrafenis
briefjes, waarover wij in ons vorige opstel
spraken en waarvan wij ©enige overschre
ven, was er in de oud-Hollandsche en vooral
in. de oud-Amsterdamsche begrafenis een
tweede element, dat nooit mankeerde eni dat
immer tot een zonderling contrast, om niet
te zeggen tot een dissonant in het droevige
spel van dood1 en begraven werd.
Dat was de Aanspreker.
En het is vooral in de latere jaren die be
kende volksschrijver Justus van Maurik
geweest, die deze eerbare man tot het onder
werp van. rijn spot en zijn ironie nam en
die dbor zijn vele charges op dezen vakman
ons het meest duidelijke beeld van hem heeft
doen behouden.
'Zoo zelfs, dat we als knapen van de
weeromstuit over hem begonnen te dichten
en. hem als onderwerp voor onze rijmoefe
ningen gebruikten zooals uit hoven-
staand kreupelvers blijkt.
De Amsterdamsche Aanspreker de
„bidder" oftewel' de „Dooyenverklikker".,
nog erger: de Kraai.
Men vergete niet, dat wij hier spreken
over „vroegere1" aansprekers met vroegere
gewoonten, waarvan de tegenwoordige rede
lijke begrafenisverzorgers vermoedelijk
zelfs geen idee hebben.
Justus van Maurik vooral heeft ze altijd
tot onderwerp genomen en men moet toe
geven), dat ze er in vroeger jaren aanleiding
'toe gaven. Het was niet zonder grond, dat
Van Maurik reeds als jongen, de tafereelen
nateekende, die hij. op de Amsterdamsche
straat van den aanspreker zag.... De te
genstelling van den ernst van hun bedrijf
en het komische van1 hun persoon. Het zon
derlinge contrast van het „I4jk"-maal, dat
door deze mannen werd opgevat als een
„bruilofts"maal hun gewoonte om te
spreken van 'n ,„wijn"]iijkie, voor een 'begra
fenis, waarbij na afloop wijn geschonken
werd en waaraan zij zich dan zoo schrome
lijk te buiten gingen, dat rij soms dronken
uit het sterfhuis kwamen en zwaaiend over
de straat gingen.
In antikiteitswinkels kan men nu soms
nog wel eens tegen een z.g. Aansprekers-
fleschje aanloopen. Dit was een speciaal voor
het döel vervaardigd zeer plat fleschje, dat
de aansprekers gewend waren (met Oranje
bitter erin) ouder hun' rouwjas mee ter be
grafenis te nemen, zoodat niemand het op
merkte.
Dit ales wist Justus en wij kunnen be
grijpen, dat het in den grond zjjln gevoelige
dichterlijke natuur was» die hieraan aanstoot
nam.
,Zoo kwam hij ertoe reeds als jongen met
zjjn kornuiten het spel1 uit te denken van
„erwtenschieten". Dit was het door een buis
en door middel van luchtdruk weg blazen
van erwten tegen d'e zoo in het oog loopende
kuiten van de „kraaien"
Later maakte hij allerlei teekeningen van
deze mannen. Nog later bracht hij ze te pas
in (zijn werk» ja hij voerde ze zelfs in optima
fonma ten t-ooneele. Men denke slechts aan
zjjn indertijd zoo populaire „Janus Tulp".
Velen zullen zich misschien ook nog wel
de gruwelijke episode herinneren op het
vroeger befaamd© Amsterdamsche Karthui-
zer-kerkhof. Het is vastgelegd in de werken
van Justus van Maurik. Men dacht algemeen
aan spokerij. Het was een afschuwelijke
nacht. Want er was dien dag een bijzondere
begrafenis geweest op t „Karthuizer". Maar
niemand dacht eraan, dat er zich nog iemand
achter den hoogen muur van het kerkhof kon
bevinden» En toch overkwam het den ouden
Amsterdamschen nachtwacht, dat hij; in het
holst van den nacht bijna verstijfde van
schrik, toen hij op zijn ronde voorbij den
muur van het kerkhof kwam.Hij hoorde
een, stem vaag en bedremmeld, maar niet
minder schrik aanjagend. Hij keek op....
Er bewoog zich wat boven op den muur.
't was 'n donker wezen» met angstig vertrok
ken gezicht.'t riep wat of 't vroeg wat.....
De wacht luisterde, huiverig.
En toen kwam het:
Wachie, hoe laat is 't?
Het bleek te zijn een aanspreker van de
ter-aarde-bestelling van dien dag, die reeds
bij' voorbaat, zoo niet op de gezondheid, dan
toch minstens voor het zieleheili van den
doode gedronken had. Zoo zelfs, dat hij' den
uitgang van het kerkhof niet meer had kun
nen vinden en ergens tusschen de graven in
slaap gevallen was. Om daaruit eerst in het
holst van den nacht wakker te worden»
Van Maurik vond dit koren op zijn molen»
bracht het te pas ln een van de tooneelen van
van Janus Tulp en het „Wachie, hoe laat
is 't?" bleef jaren lang populair bij de oud»
Amsterdammers!
De Amsterdamsche aanspreker.
Hij; was werkelijk in zijn goede dagen lich
telijk ridicuul' en tot ironie dwingend. Maar
niettemin vinden wij, tot op heden- nog altijd
z-ijn verschijning terug naast de lijkbaar van
den dood© en in het huis van zjjn familie.
Laten wiji hem eens volgen in zijn ouder-
wetsche functie in een Amsterdamsch huis.
Evenals de clown ln het Engelsche drama
vertoonde zich daar in zoo'n ouderwetsch
sterfhuis op het meest pathetische oogenblik
de aanspreker. Hij draagt al de rouw aan
't lijf, die de anderen nog slechts ln het hart
dragen. Zjjn gezicht staat koud tusschen al
di© nat behuilde wangen van de familieleden»
Ook praat hij. over andere dingen» want ter
wijl de nabestaanden nog in hoofdzaak her
halen waaraan hun familielid eigenlijk ge
storven is en over de deugden» die de doode
ongetwijfeld gehad heeft» spreekt de bidder
van oeelen» van zwart lak, van de timmerlui
voor de kist» van rouwpapier, van koetsiers
en van de begrafeniskosten»
Zelfs zijn gedachten zijn heel anders. Want
terwijl de aanwezigen, slechts rouw en ver
driet in het hart hebben» maakt de aanspre
ker rijn vermoedelijke loon op in verhouding
tot de meerdere of mindere deftigheid, die hij
in 'het sterfhuis vindt en' berekent hij. hoe
'groot de fooien zullen wezen voor zijn kame
raden
Totdat d© besprekingen rijn afgeloopen en
de aanspreker vertrekt.
dorps-rivales voeren met hflgenden !boe-_
zem en vlammende oogen een stilllen,'1
maar verwoeden strijd om „hem". Stille
verwenschingen en (voor de waarheid
moeten wij het zeggen) half gesmoorde
vloeken zijn haar wapens.
Heeft de strijd lang genoeg geduurd,
dan laat de tong-tong weder zijn sonoren
klank hooren. De mannen, die niet ge
vangen zijn en de meisjes die niets ge
vangen hebben gaan stillekens en
eenigszins overhaast naar huis, want
zij vreezen uitgelachen te worden, en
„maloe" worden is b ergste wat een
Javaan kan overkom^
De blinddoeken W\ i afgerukt en de
gevangen man moet nu ten aanhoor© van
de geheele gemeente verklaren of hij' zijn
vangster als echtgenoote begeert en be
reid is bij haar ouders of verwanten een
behoorlijk aanzoek om haar hand te doen»
Weigert de man, dan wordt hij smade
lijk weggejaagd en mag hij gedurende
dien Oostmoesson niet meer aan het vang-
spel mededoen.
Veel gebeurt dat echter niet, want in
de eerste plaats is het verwonderlijk hoe
helderziende het blinde toeval meestal is
en in de tweede plaatsheeft men in
de dessa een ongelooflijk aantal middel
tjes om iemand het leven zuur te maken.
Mocht Vondel zingen: „Een vrouw is
duysendt mannén te ergh", op Java moet
men dit geval met minstens 10 vermenig
vuldigen.
De paartjes, die elkaar gevonden heb
ben» gaan langs stille paadjes naar de
woning van het meisje.
Natuurlijk zetten Vader en Moeder
groote oogen op, dat Sarina zoo maar met
een „manskerel" thuis komt. Vlug wordt
echter voldoende opheldering gegeven en
heel toevallig heeft moeder juist dien dag
bijzonder lekker soort kowih-kowlh (ge
bak) gemaakt, waaraan men zich onder
het genot van een kopje koffie te goed
doet.
Da» wordt de dag van feet huwelijk
vastgesteld, want lang ongetrouwd blij
ven zou nu ongepast zijn.
B.
Een lugnbere geschiedenis.
Het is nu wel donker genoeg, zei
de vrouw. Doe je het vanavond?
Ja, zei de man, en ik hoop, dat we
nu meer succes zullen hebben dan de
vorige keer. Ik heb nu iets anders mee
gebracht.
Toen liet hij haar een fleschje zien. met
het opschrift: „vergif".
Ze gingen samen naar een kleine ka
mer, waar verschillende flesschen op een
plankje 'boven de tafel stonden. Op meer
dere flesschen stond een etiket met den
bekenden doodskop.
„Voorzichtig", fluisterde de vtouw,
toen hij het nieuwe fleschje vergif ln han
den nam.
Er werd geklopt Belden schrikten op!
Je hebt de deur toch gesloten?
vroeg hij. Als hier iemand binnen komt
is alles verloren.
Wees maar gerust wa» het ant
woord, de deur zit op slot
Toen werd het stil in de kleine kamer.
Kijk! riep hij opeena
Zij leunde over zijn schouder en zenuw
achtig keek ze in de door hem aange
wezen richting.
Voor beider oogen verscheen het ge
zicht van een ouden man, die hen met
strakke oogen aankeek.
Het was voor hem, dat het vergil ge
kocht waa
Weer was het enkele oogenbllkken
doodstil in de kamer.
Toen riep de vrouw opeens: We zijn er!
Het is gelukt! Prachtig!
Gelukkig! zei de man. Nou nog wat
spoelen en dan maken we morgen een
afdruk van het portret van je vader.
Ongelukkig gekozen.
In de eetzaal, waar de wanden beschil
derd' waren» werd een groot diner gege
ven. Een der sprekers, die zeer galant
wilde zijn, begon zijn speech aan de da
mes aldus:
„Hebben we deze schoone, geschilder
de vrouwen aan de wand wel noodig? Er
zijta er hier zoovelen met ons aan deze
tafel.
Asphalt.
In het feit dat het eiland TVlnldad in
den persoon van Sir Horace Byath een
nieuwen gouverneur gekregen heeft, heeft
de pers aanleiding om te wijzen op een
weinig bekende merkwaardigheid van dit
eiland, n.1. het bezit van het rijkste as-
phaltimeer in de geheele wereld.
Het is nog niet uitgemaakt hoe. diep
de asphaltlaag gaat, want men heeft den
bodem van het meer nog nooit kunne»
bereiken. Toen, in 1898, da eerste borin
gen werden verricht, bleek de geheele on
dergrond uit een oompacte asphalt-massa
te bestaan en op een diepte van 45 m.
moest men het boren staken, omdat do
boorschacht zoo ver van haar verticale
richting was afgeweken dat verder boren
onmogelijk waa Klaarblijkelijk vormt het
meer den krater van een uitgebluschten
vulkaan en worden de voorraden asphalt
steeds uit de aardlagen weer van nature
aangevuld, want ofschoon er van 1893 af
voortdurend asphalt Is opgedolven en
naar alle deelen der wereld verzonden, is
het peil van het meertje nog geen volle
twee meter gedaald.
Het eenige andere asphalthoudend©
meer bevindit zich te Bermudez in Venen
zuela, op ongeveer 80 mijl van de ooste
lijke kustgrens. Dit meer is belangrijk
grooter dan dat op Trinidad 2000 tegen
over 119 acres maar het is slechts van
één tot drie meter diep in de tot dusverre
uitgegraven gedeelten. Ook is de bodem
veel minder vast, en groote gedeelten van
de oppervlakte zijn bedekt met modder
en wilde planten. Eigenaardig is het nog
dat, ofschoon zoowel het asphalt van Tri
nidad als uit Bermudez ln brokken uitge
houwen en verzonden wordt, die brokken
onderweg tot een vaste massa Ineen
vloeien en het asphalt uit de ruimen der
Schepen weer uitgehakt moet worden»
Roblnson.
,J£en beetje ernst van 't vak,
Wat eerbied, anders nlef'.