Populair Bijvoegsel van de HELOERSCHE COURANT, SimCL dc Eona Mmen?- VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT van ZATERDAG 2 AUG. 1924. Nr. 13* (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) EN EDELE VROUW. 't Juttertje HENGELSPORT. Hi heeft me verwondert, dat In dezen tyd,nu men meent niet meer te kunnen leve, zonder lid te zijn van de een of andre club of vereeniging, dat de beoe- fenren van het hengelen hier ter plaatse no| niet hebben opgericht een bond van hegelaars, zooals men die in de centra de peueraars wèl aantreft Vaaraan dat zich niel vereenigen is to te schrijven, is me niet precies dui- dtijk, doch misschien dat ieder individu zih hier voldoende krachtig vindt om vor zijn hengelaspiraties bevrediging te vnden. Ais ik b.v. een vergelijking maak met e Ajnsterdamsche peueraars, die een pgewekt vereenigingsleven hebben en, ooals bekend is, nu en ian hengelwed- itrijden organiseeren, dan komen we in iat opzicht wel een beetje achteraan. Niet, dat ik dat betreur, want ik vind, lat het beoefenen van de hengelsport ligenljjk verre moet worden gehouden ran alle gerucht en gereas. In de groote stad voelsn de hengelaars zich ook meer tot veroenigen genood zaakt, omdat daar de Mogelijkheid van „wormen" zoeken vrijwelis uitgeschakeld. Dan moet er dus een icstituut zijn, waar de wormen gekocht kunnen worden. Hier b.v. zie je de verwoede hengelaars nog des avonds laat of des nachts met een lantaarntje, dat flakkerende lichtplek ken werpt over den grond, zoeken naar wurmen, die ze vooral onder boomen of langs schuttingen trachten te bemachtigen. Ik weet nift pf het mogelijk is, door reincultuur, wormen te fokken, doch zoo ja, dan is er a'weer iets van het poëtische nachtelijke z#eken n»ar „wurmen" ver loren gegaan en wordt het hengelen, dat nu niet zoozier is het vangen van visch, lan wel lekler luieren in de buitenlucht, veer meer prozaïsch. Of zoudt ge denken, dat de echte peue- aars, die vroeger meestal kenbaar waren an een mus, die iet of wat gekleurd tas in hetpaarsche, niet iets onbewusts gvoelden x»or de schoonheid der natuur Wel aelben ze groote, inschuifbare btngels, vel hebben ze prachtige, met fcper bsiagen vischtonnetjes, dragen ze goote larzen en zuidwesters, zoodat ze ei uitziu, alsof ze alle vischwóteren tot h<t laatte vischje zullen leegvisschen, dffih al! ze tegen den avond stadwaarts trikken, hebben ze hoogstens zooveel viich, dt ze er de kat een pleiziertje mee kinnen oen. Toch &an ze den volgenden Zaterdag middag -avond of in den nacht er met cnis wtr per boot of tram of trein op lit onte dolen langs de slootkanten, hun aasjaitwerpend en te zitten tusschen de gepluiide rietstengels of in het lange oev?rgras, Moeder ie vrouw moet dan maar zien hoe ze dei Zondag doorkomt en ofschoon het soort j&x binnen en van buiten nat'' een of andere plas of ringvaar^ de meest verwoede peueraars inet hart en ziel turen naar hun è,ejS dansen de amatour-visschers mjmn' vrouwen en meisjes aan deif wa»ant tonen van den2jj. hagelijkhoid, die men bij het beoefenen van een dergelijk soort hengelen onder vindt. Goede vangst 1 Robinson. DIALOOG. Het wereldrondvlucht-raadsel. Al wfrer een van Schiphol vertrokken voor 'n vereldrondvluoht 1 Ze vluchten tegenwoordig allemaal rond' de vereld. Engplschen. En Amerikanen. En Italianen. En Argentiniërs. En :k geloof niemendal van die heele op de schallende harmonica. Doch zoo is het hier niet, want aie 's avonds het werfkanual rondloopt, n zie je hoe rustig daar wordt gehenj,) en met welk een geduld er getuurd wo naar den dobber, die, nu en dan, neiging v\ toont eenlge beweging te maken, .zood je veronderstelt, dat er een aaltje aan hi aas ligt te sabbelen en die den visschew._ftlXmdvluchterir r?rdi.1.V0lle ?Ctie "Tf'ihem rech? - wTeeS M tof - Dat se ergena klemd, dat aanstonds kan worden opge haald. Dan bewonder je het geduld, waarmee de hengelaar dat gesabbel gadeslaat en je denkt aan Pennewip's „Geduld dat is een schoone zaak En geeft het menschdom veel vermaak.". Anders wordt het als je onze gul hengelaars bezig ziet aan den dijkvoet, - N»e dat niet, maar ik geloof niet taf© rond vliegen 1 Waarom niet? Dat weet ik niet! Begrijp jij wat t eeke,t de wereld rond1 te vliegen?De verdi draait toch altijd?. Jt.Tenminste dat zeggen ze Soo f en toe op particuliere feestda gen e. zoo, dan geloof ik 't soms ook. 6 womg tiet aOJLl UCli UJUIAVUtJL, r n -T die er een hengelstok met een verlengstuk111 kermisweek had ik t nog op nahouden om daarmede buiten den,n e> - draaien.... t was stortsteengordel te komen. Hun snoer is veel sterker, hun dobbel wel sterk eininderd is, zal ze toch een va.1 buitea natten man nog wel eensin ontvangst leliben te nemen. Maar éi »i tweemaal in het seizoen mig moeer de vrouw ook mee en wel al* er htgehvedstrjjd wordt gehouden. Dan gaat et met rijk gepavoiseerde boot, muziek eijan doedel aan boord naar de Een uiltje van waarachtige Liefde. De gotste, de beste, de edelste vrouw, die imir naast een Oranjevorst op den troon bft gezeten, was de gemalin van Willeirll. Als pf. Robert Fruin, die zijn heele leven ag celibatair is gebleven, over haar srijven gaat, dan put hij zich uit in de iest bedonderende woorden. En als hijetracht heeft haar uit te schil deren haar karakter en erkend heeft de veltakortkomlngen van den Prins, als hijeeft verhaald van haar liefde en toe wij voor dezen harden, kouden vorst, tm klinkt het bij hem als een jubel „Wizoo door zulk een vrouw is be mind, in geen slecht man zijn geweest." Zij iette Maria II Stuart en was de dochti van Koning Jacobus II van Engeld en Anna Hyde, gravin van Clarefin Ze werd 30 April 1662 ge- borenn na den vroegen dood van haar broed3 werd zij, nadat haar moeder ï11.was overleden, beschouwd en benaiud als 'de toekomstige troon- oprolter. 6 1U as een overtuigd Calvinlste - op;e v>d door de bisschoppen Morley ÜL. l? en daardoor de aange- 1 echtgenoote voor den stoeren is geweldig hun hoek is zwaarder en huj aas is uit de zee zelf gedolven. Dat is geen gedoe van rustig luierej; dat soort hengelen vpreischt kracht n aandacht en bestand zijn tegen spatt&d zeewater en glibberig steunpunt voorde voeten. Als zwaar de eb trekt en het aasmet zich voert, dan moet er telkens en tekens worden opgehaald en er behoort beheidig- heid toe om den grooten dobber mrt het zwaarbeloodde aas uit het water up te scheuren en dan met een wijden :.ying beschrijving boven het hoofd, het snoer weer uit te werpen in zee. En als dan de dobber onder water wordt gescheurd, eischt het overleg en bracht om de visch te bemachtigen, walt zoo'n gul heeft altijd neiging om met hit aas onder de steenen te kruipen, z*olat als dat gelukt, het een groote m<?relpartij is om het aas ongeschonden be en water te balen. Meestal kost bet dan;nhet aas, èn het lood èn een deel van het snoer. Ook zou ik nog kunnen schijven over het pietermanvisschen en hst makreel- visschen, doch daar deze visc-isoorten het de laatste jaren beter schijnente oordeelen onze haven en onze kustö niet te be zoeken, is het misschien leter de lief hebbers var, die bengelarijhet water niet over de tanden te doen loipen. Waar is de tijd geblev«i., dat je tien lallen van vletjes gèankird zag liggen bij Harsens om te visschfi: naar pieter man of makreel? Waar oe üjd, dat de jongens elkaar langs de stdgers verdron gen en elkaar naar het le'en stonden bij het opslingeren van de giftpriemende pietermannen Zoo steevast én pieternan én makreel hier kwamen, zoo schuw ichijnen ze nu om Nieuw ediep te nadeen, zoodat de jeugd haast niet meer w»et van die op windende hengelsport. Hengelen als tijdverdrjf in de vacantie is nog alleszins een bijjonder vermaak. Het geeft rust aan vermoede geesten, want het bleitje ol voorntje (abbelt gemelijk aan het aasje, het riet vuïft vredig haar I pluimen, de zon tikken zilverig op het water, de aard en pljntengeur zweven aromatisch rond en hef gras is zacht om languit te liggen met den hoed over de oogen. Neem bovendien neg een mand met broodjes en eitjes en wat ranja mee en niets kan worden vêigeleken bij de be Calvinistischen Prins Willem III. Haar oom vond hec dan ook uit staat kundig oogpunt wenschelijk, haar aan zijn neef aan te bieden. De oorlog met Frankrijk was nog aan den gang en Willem antwoordde„niet in een toestand te zijn, om aan een vrouw te denken". Toen echter de oorlogszorgen minder drukkend werden, ging Willem over het voorstel nadenken en in 1677 wendde hij zich tot den Engelschen gezant Temple, met de woorden: „lk wil geen vrouw, die het mij in huis lastig maakt, ik hêb zorg genoeg." Op de verzekering, dat dit wel zou meevallen, volgde het huwelijksaanzoek. Willem trok naar Engeland en zeide tegen Koning Karei: „Eerst trouwen en dan een politieke afspraak." Maar Karei vond het veiliger eerst een politieke afspraak. Kort en bondig verklaarde de Prins, dat hij dan maar ging vertrekken. Temple, die den Prins had leeren kennen, kwam tussohenbeide en waarschuwde den Koning voor de koppigheid van den Prins. Karei bond in en zei„Ik heb mij nog nooit in een gelaat bedrogen. Willem is 'ri eerlijk man. Hij zal zijn vrouw hebben." Nadat het huwelijk dan ook gesloten was, vingen de onderhandelingen over een verbond aan. Ongetwijfeld was het huwelijk, dat de Prins met zijn 16-jarige nicht sloot, van beide kanteh een huwelijk uit staat kundige overweging. Bij den Prins was geen zweem van iefde, maar bij haar was onmetelijke dankbaarheid, dat zij zou mogen leven aan de zijde van den grootsten protes- tantschen held in haar oogen, die haar s avoiig om kwart over twaalf. N> toen draaide de wereldi niet toen'jraaide jij!. O!.,. Maahoe denk jij nou, dat ze 't moe ten aanlegen om rond de wereld te vlie gen? Weet'ï veel? Ze dott d'r weken over en eenmaal in die vier eitwintig uur draait die wereld zelf al rond.. Dus. Dus als ze rond vliegen, dan vliegen ze 'm niet één ©er maar wel veertig keer rond Als ze da 's 'n keer stil bleven staan. Precies! He j© vel 's "n leeuwerik hoog in de lucht se*u staan? Ja Die stit sta. Dus als die i.^g genoeg Meef staan b.v. vier en twinig uur, dan zou dé we reld onder hem dooreg aan moeten zijn. Ja. En toch blijft Iiiy>p dezelfde plaats. Dus hij draait mie. Daaruit blijkt dat cU wereld' niet alleen draait.Als ze tetadnste draait. Maar de luoht eromheei óók mee draait! Juustement! Hoe üoet je 't dan aan leggen om werkelijk rand de wereld te vliegen? Als je nou hier n Hejder begint, wanneer komt datzelfde telde: dan weer terug?. Als je staan blijft! Dan ga je mee rond.,. Natuurlijk! Dan vliegje mee rond. Als je staat waar je staat ian ga je van zelf mee in de rondte.t Is aet als in de draaimolen op de kermisAls de draaimolen draait dan b«ef je niks an ders te doen stil op je leeuw te blijven zit ten Dan kom je vanzelf rond. Dus eigenlijk zijn wij allemaal wereld vliegers Allemaal! Vandat je in- de wteg komt te liggen vlieg je mee in de rondte iedere vier en twintig uur édns.Zelfs ais jè begraven bent dan dn ai je nog trouw mee Kan je dan de wereld nipt roxd?. Zonder mee -te draaien? Dat kon alleen als de werelid stil stond. Kijk naar de draai nul en. Als de molen draait, moet jij, om rond te komen, stil blijven zitten. Stond de molen stil, dan moest jij er rondom heen gaar om er om heen te komen, snap je 1? 't Is zoo helder als koffiedikl Dat dacht ik wel.Met de wereld is 't net zoo. Als je mee ln de rondte wil gaan, als de wereld draait, dan hoef je niks te doen als te blijven waar je bent. Alleen als de wereld stil stond, dan moet je en dan kon je er omheen vliegen!. En dile leeuwerik dan? Dia's ook ti mogelijkheid! Als je hoog genoeg kon komen tot daar waar de lucht niet meer mee draaide dan kon Je hoog in de lucht hlijven staan en dan draaide de wereld ti keer onder je door.Maar dat was dan ook geen wereldrondvlucht. Maar ti wereM-onder-j e-dcwuwiliuoht Dan Vloog jij of ik niet maar de wereld! Precies!. Hoe moet je dan eigenlijk dot we- reld-rondrgevlucht noemen? 't Is krabbelen, wat m doen.Af en toe springen ze 'm meter of wat de hoogte in en na 'n poosje zakken ze weer op den grondEn tegen dat ze denken dat ze eindelijk rond zijn, dan zijn ze al wel veertig maal rond geweest. Nou dan blijf ik maar waar lk ben. - Etn ik.Rond kom je vanzelf. Daar hoef je zoovéél speotakel niet voor te maken.Addio. Gedag! Brensa. tevens verloste uit het door Haar gehate Engelsche hof. Wel mag het gevraagd, of de Prinses in de onschuld van haar jeugd beseft heeft, wat het zeggen wilde haar leven te verbinden aan dezen harden, onbuig zamen man, dezen zwijgendea, eerzuch tigen strever. Het kan niet ontkend worden,dat het huwelijk eenige jaren lang diep onge lukkig is geweest, niet alleen omdat het aan Maria de grootste teleurstelling bracht, toen zij haar hoop op het moeder schap zag vervliegen, maar vooral door het gedrag van den Prins, die haar koel behandelde en onder haar oogen een minnespel met haar hofdame Betty Villiers speelde. Maar die ontrouw, hoezeer het ook haar aangreep, vergaf zij hem, omdat zjj voor haar gemaal de grootst mogelijke vereering had opgevat. Zij beschouwde hem als een, die ter wille van het geloof door God gezonden was. Daarom duldde zij alles. Verder was haar leven verre van weel derig, want de Prins was uiterst zuinig. Hun slechte verhouding sproot voort uit zijn hoogmoed, die niet dulden kon, dat, werd zij epns Koningin, hij, hoewel haar echtgenoot, haar onderdaan zou zijn. Door een gelukkige onbescheidenheid van Maria's hofprediker Burnet kwam de oplossing. Het schijnt, dat hij heeft begrepen wat er in den Prins omging, tenminste op zekeren dag, dat hij met Maria sprak, stelde hij haar plompweg de vraag, hoe later, nadat zij Koningin zou zijn geworden, de verhouding tot haar gemaal zou zijn. En nu toonde zich duidelijk het karakter van Maria en haar groote liefde voor Wij citeeren hieronder nog eens den hier al meer genoemden dichter, die zoo uitnemend de kunst verstaat deels wijs- geerig, deels sceptisoh, deels lachend en deels droevig, maar altijd zeer raak men- schen en toestanden te ontleden en te belichten in zijn liederen getiteld: HOFGEDACHTEN. Invallen bij gelegenheid of op het ge zicht van allerhande zaken, verwekt in Sorrighvliet of daaromtrent. Op de liefde voor de schoone kunsten en de onbetrouwbaarheid derzelve. Daar Tc eene -gekuierd kwam door 't Sorreg- vlietee groen, Daar *k ©ene gekuierd kwam op zoak'ren achternoen; Zoo zat daar op ©en tak ©en grauw© nachtegaal, Een beest, maar slecht gepluimd, toch wonder musicaal. Die etroolt met parolklank, dichtbij en in d© •verte, Dl© zingt, dat mij de zon gaat echijnen in mijn hert©. En ziet, niet vor vandaar zit op ©en villa-dak Een eigenwijze spreeuw, die glinstert in zijn P«k, Dié blaast zich bij eter op, die waggelt in zijn voeren, Die gaat in groot tenue al naarstig exerceeren. Die oefent met zijn krop en perst zich echeef en scheel Om t liedje na te doen der zoete philomeel, Ze brengt een wijsje voort, het klinkt bij wijlen aardig. Maar 't blijft een spreeuwenlied en enkel spreeuwen waardig Naar t beeld van deze epreeuw, ken ik een jongedame, Heel goed geparenteerd in Duynoord, oud van name, Haar oom was een gezant, haar grootpa gene raal, Zij was van huis uit due vanzelf al geniaal. Een lady every inch, compleet de incarnatie, Van een geacheveerde Haageche educatie. Die in verstokenheid van Amor'a zoete gunst, Heur kortgeknipte hoofd borg aan het hart der kunst En eiken, vrijen dag zij had geen and re dagen Daaraan voor t eohilderedoek veelvervig op ging dragen. Zij had naast haar boudoir een snoezig atelier, Waar z' in een witte kiel veel aan stilleven dee. Daar vond ze haar geluk bij leeg© gember potten, li.... JIL-3 Bij oude wollen sjaals met gaatjes van de motten, Een mand- met bellefleurs, of wat de groente boer, 't Zij uien of citroen maar bracht als „plat du jour", Een opgezette eend en daar een foliant bij, Waarop een doodshoofd dan gezellig aan den rand lel. Met zuiver Noorderlicht .beschenen door de ruit, Zat zij daar midden ln en kneep haar tuben uit, En raapte haren lust. in sappige koleuren In gemberpotten groen en rood der belle fleuren, En legde heel haar ziel ln leder nieuw tableau, En zat ook nooit onthand voor een verjaars cadeau. Haar doeken hingen uit 'bij alle bloedverwanten. Die Jarig was die zong haar lof naar alle kanten. Dooh hoe men haar befulft, zij wil nog ver der op, 't Genie vindt nimmer ruat dan op der bergen top. t Wil verder dan de hall of taate's trappor- taaltjes Zij dorst naar krantenroem en hangen in een zaaltje. 't Zal expositie zijn, een aretistiek meneer, Die enceneert de zaak, Pa telt de duiten neer. En de invitaties op een kunstdruk circulaire, Die dragen hare hoop door *t Haagje heinde en verre. Naar t zaaltje als een droom van stille intimiteit, Waarop het spooklg waas der der ware kunste lelt, Met in t zwaxe goud voornaam de schilderijen, Komt de bewondering in gladde auto's rijen, 't Is Pa, t ie 'Ma, 't is oom, "t is pa zijn com pagnon, Die ook eens kijken komt, daar 't wel niet anders kon. Het zijn van de tennisclub de beide hartsvrien dinnen:. En dan een krantenman, die leidt men ibuigendi binnen i Die zwijgend gaat in t rond, die t artistiek gewicht Van het geval bepaalt en dan zijn hielen ligt. Die van 't oomediespel schrijft de allerleste soene, En 's morgens aan t publiek, haar kunst zal leeren kennen. Het kortgelokte hoofd nog „en bonnet de nuit" Met haar piairna aan, „k peine hors du lit", Leest zij haar maagdenzial beschreven ln de bladen, Herleest het zeven keet en zit er naar be raden. De gemberpot was goed, maar t al heeft wei nig verf, Ze is wel forsch van lijn, maar nog niet uit de verf. Zij voelt wel zuiver aan, vooral in de citroe nen, Maar met de bellefleurs kan zij zich niet ver zoenen. Als niet doorschouwt genoeg, symbolisch op gevat, De eend ie niet doorleefd, de uientoon wat mat. Zij moet haar uiterlijk veel meer verinnerlijken En t wezen van de stof veel meer verzinne lijken, Maar als geheel bedoelt was het niet goed of kwaad: Zoo staat zij met haar kunst dan ln 't publiek op straat; Op de recensie valt een traan nit droeve oogen- Haar eerste minnebrief en daarin nog bedrojon. haar gemaal: Zij liet hem onmiddellijk roepen en zeide eerst nu te hebben vernomen, dat de Engelsche wet zoo in strijd was met de wet Gods, dat haar gemaal geen Koning zou kunnen zijn. Maar dit moest onmiddellijk veranderd worden. Zij dacht er niet aan, dat haar echtgenoot haar ooit onderdanig zou zijn. Hij zou altijd haar heer zijn. Slechts één zaak vroeg zij, dat hij naar het gebod handelen zou: Gij mannen hebtuwvrou wen lief. Zij zou het gebod gehoorzamen Gij vrouwen weest onderdanig aan uw mannen in alle dingen. Sinds dat oogenblik keerde zich alles ten goede, sinds bezat Maria Willem's onbegrensde genegenheid. Burnet vertelt nog; dat de koele Prins tegen hem geen woord van dank heeft gesproken, maar dat hij hem na dien tijd een onwrikbaar vertrouwen heeft getoond. Is de eerbied van Maria niet beminnelijk en een voorbeeld voor menige twintigste eeuwsche vrouw P Er werd een nieuwe troonopvolger in Engeland geboren. Men mompelde: het was een ondergeschoven kind en men riep den Prins om het protestantisme te redden. i En de Prins besloot te gaan. In Maria's hart moest toen een zware strijd gestreden zijn, want zij moest den eerbied voor haar vader offeren aan het belang van haar echtgenoot en van de protestantsohe zaak. Of haar vader zou worden verjaagd, óf haar echtgenoot zou niet slagen en misschien evenals Monmouth sterven op het schavot. In het laatst van October 1688, toen alle toebereidselen voor den oorlog waren gemaakt, nam hij afscheid en droeg haar allerlei op. Toen kwam het dramatisch moment, dat Willem zei„Als De auto. 't Bericht komt uit een welvarend Drentsch dorp en 't staat in vollen ernst vermeld in de krant, die voor de bevolking dèèr toonaan gevend is. Ziehier hoe het luidt: Of ons dorp ook vooruitgaat! De land bouwer X., geboren en getogen alhier, schafte zich een auto aan, waar hij met zijne familie Zondags deftig mee kerk waarts rijdt, 't Is de eerste personenauto bier. Wat zullen ze gekeken hebben, de brave dorpelingen enwat zullen X. en de zij nen over de tong zijn gegaan- Wie langs den weg autot, nietwaar? het Gods wil is, dat wij elkaar niet we derzien, dan is het om der religie wil uw plicht te hertrouwen". Toen barstte Maria op dien raad, die haar het hart doorboorde, in tranen uit. Zij had nooit een ander liefgehad en zou ook nooit een ander kunnen beminnen. Zij vroeg niets van God, dan dat zij hem niet overleven mocht. Moest zij hem over leven, dan wilde zij geen moedervreugde aan een ander, al was het ook aan een engel uit den hemel danken, nu die vreugde haar aan zijn zijde was ontzegd. Na een hartverscheurend afscheid in Den Briel, waar Willem zich inscheepte, schreef zij„Ik bleef als verlamd in mijn koets zitten, zoolang ik hem nog in de verte kon zien. Toen keerde ik naar Den Haag terug in een toestand, dien ik niet beschrijven kan." De storm wierp de vloot terug in de haven en Marie keerde weder naar Den Briel, waar zij opnieuw afscheid nam. Nu schrijft zij: „Toen hij mij verliet, was het mij of men mijn hart uit mijn lijf scheurde." Den volgenden dag besteeg zij den toren, maar zag niets meer dan de toppen van de masten. In het begin van 1669 stak Marie over naar Londen. De onderhandelingen be gonnen. Wilde het Engelsche volk haaf als Koningin, dan moest het Willem als Koning aanvaarden. Eindelijk slaagden de onderhandelin gen. De kroning had plaats en sinds woonde zij te Whitehall, het paleis van haar vader in den vollen zin des woords de vereerde wederhelft van haar Konink lijken gemaal, tot haar vroegtijdigen dood, den 7den Januari 1698. B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 7