Populair Bijvoegsel van de
HELOERSCHE COURANT,
SimCL dc Eona Mmen?-
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
van ZATERDAG 2 AUG. 1924.
Nr. 13* (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
EN EDELE VROUW.
't Juttertje
HENGELSPORT.
Hi heeft me verwondert, dat In dezen
tyd,nu men meent niet meer te kunnen
leve, zonder lid te zijn van de een of
andre club of vereeniging, dat de beoe-
fenren van het hengelen hier ter plaatse
no| niet hebben opgericht een bond van
hegelaars, zooals men die in de centra
de peueraars wèl aantreft
Vaaraan dat zich niel vereenigen is
to te schrijven, is me niet precies dui-
dtijk, doch misschien dat ieder individu
zih hier voldoende krachtig vindt om
vor zijn hengelaspiraties bevrediging te
vnden.
Ais ik b.v. een vergelijking maak met
e Ajnsterdamsche peueraars, die een
pgewekt vereenigingsleven hebben en,
ooals bekend is, nu en ian hengelwed-
itrijden organiseeren, dan komen we in
iat opzicht wel een beetje achteraan.
Niet, dat ik dat betreur, want ik vind,
lat het beoefenen van de hengelsport
ligenljjk verre moet worden gehouden
ran alle gerucht en gereas.
In de groote stad voelsn de hengelaars
zich ook meer tot veroenigen genood
zaakt, omdat daar de Mogelijkheid van
„wormen" zoeken vrijwelis uitgeschakeld.
Dan moet er dus een icstituut zijn, waar
de wormen gekocht kunnen worden.
Hier b.v. zie je de verwoede hengelaars
nog des avonds laat of des nachts met
een lantaarntje, dat flakkerende lichtplek
ken werpt over den grond, zoeken naar
wurmen, die ze vooral onder boomen of
langs schuttingen trachten te bemachtigen.
Ik weet nift pf het mogelijk is, door
reincultuur, wormen te fokken, doch zoo
ja, dan is er a'weer iets van het poëtische
nachtelijke z#eken n»ar „wurmen" ver
loren gegaan en wordt het hengelen, dat
nu niet zoozier is het vangen van visch,
lan wel lekler luieren in de buitenlucht,
veer meer prozaïsch.
Of zoudt ge denken, dat de echte peue-
aars, die vroeger meestal kenbaar waren
an een mus, die iet of wat gekleurd
tas in hetpaarsche, niet iets onbewusts
gvoelden x»or de schoonheid der natuur
Wel aelben ze groote, inschuifbare
btngels, vel hebben ze prachtige, met
fcper bsiagen vischtonnetjes, dragen ze
goote larzen en zuidwesters, zoodat ze
ei uitziu, alsof ze alle vischwóteren tot
h<t laatte vischje zullen leegvisschen,
dffih al! ze tegen den avond stadwaarts
trikken, hebben ze hoogstens zooveel
viich, dt ze er de kat een pleiziertje mee
kinnen oen.
Toch &an ze den volgenden Zaterdag
middag -avond of in den nacht er met
cnis wtr per boot of tram of trein
op lit onte dolen langs de slootkanten,
hun aasjaitwerpend en te zitten tusschen
de gepluiide rietstengels of in het lange
oev?rgras,
Moeder ie vrouw moet dan maar zien
hoe ze dei Zondag doorkomt en ofschoon
het soort j&x binnen en van buiten nat''
een of andere plas of ringvaar^
de meest verwoede peueraars
inet hart en ziel turen naar hun è,ejS
dansen de amatour-visschers mjmn'
vrouwen en meisjes aan deif wa»ant
tonen van den2jj.
hagelijkhoid, die men bij het beoefenen
van een dergelijk soort hengelen onder
vindt.
Goede vangst 1
Robinson.
DIALOOG.
Het wereldrondvlucht-raadsel.
Al wfrer een van Schiphol vertrokken
voor 'n vereldrondvluoht 1
Ze vluchten tegenwoordig allemaal
rond' de vereld.
Engplschen.
En Amerikanen.
En Italianen.
En Argentiniërs.
En :k geloof niemendal van die heele
op de schallende
harmonica.
Doch zoo is het hier niet, want aie
's avonds het werfkanual rondloopt, n
zie je hoe rustig daar wordt gehenj,)
en met welk een geduld er getuurd wo
naar den dobber, die, nu en dan, neiging v\
toont eenlge beweging te maken, .zood
je veronderstelt, dat er een aaltje aan hi
aas ligt te sabbelen en die den visschew._ftlXmdvluchterir
r?rdi.1.V0lle ?Ctie "Tf'ihem rech? - wTeeS M tof - Dat se ergena
klemd, dat aanstonds kan worden opge
haald.
Dan bewonder je het geduld, waarmee
de hengelaar dat gesabbel gadeslaat en
je denkt aan Pennewip's
„Geduld dat is een schoone zaak
En geeft het menschdom veel vermaak.".
Anders wordt het als je onze gul
hengelaars bezig ziet aan den dijkvoet,
- N»e dat niet, maar ik geloof niet
taf© rond vliegen 1
Waarom niet?
Dat weet ik niet! Begrijp jij wat t
eeke,t de wereld rond1 te vliegen?De
verdi draait toch altijd?.
Jt.Tenminste dat zeggen ze
Soo f en toe op particuliere feestda
gen e. zoo, dan geloof ik 't soms ook.
6 womg tiet aOJLl UCli UJUIAVUtJL, r n -T
die er een hengelstok met een verlengstuk111 kermisweek had ik t nog
op nahouden om daarmede buiten den,n e> - draaien.... t was
stortsteengordel te komen.
Hun snoer is veel sterker, hun dobbel
wel sterk eininderd is, zal ze toch een
va.1 buitea natten man nog wel eensin
ontvangst leliben te nemen.
Maar éi »i tweemaal in het seizoen
mig moeer de vrouw ook mee en wel
al* er htgehvedstrjjd wordt gehouden.
Dan gaat et met rijk gepavoiseerde boot,
muziek eijan doedel aan boord naar de
Een uiltje van waarachtige Liefde.
De gotste, de beste, de edelste vrouw,
die imir naast een Oranjevorst op den
troon bft gezeten, was de gemalin van
Willeirll.
Als pf. Robert Fruin, die zijn heele
leven ag celibatair is gebleven, over
haar srijven gaat, dan put hij zich uit
in de iest bedonderende woorden. En
als hijetracht heeft haar uit te schil
deren haar karakter en erkend heeft
de veltakortkomlngen van den Prins,
als hijeeft verhaald van haar liefde en
toe wij voor dezen harden, kouden
vorst, tm klinkt het bij hem als een
jubel
„Wizoo door zulk een vrouw is be
mind, in geen slecht man zijn geweest."
Zij iette Maria II Stuart en was de
dochti van Koning Jacobus II van
Engeld en Anna Hyde, gravin van
Clarefin Ze werd 30 April 1662 ge-
borenn na den vroegen dood van haar
broed3 werd zij, nadat haar moeder
ï11.was overleden, beschouwd en
benaiud als 'de toekomstige troon-
oprolter. 6
1U as een overtuigd Calvinlste -
op;e v>d door de bisschoppen Morley
ÜL. l? en daardoor de aange-
1 echtgenoote voor den stoeren
is geweldig hun hoek is zwaarder en huj
aas is uit de zee zelf gedolven.
Dat is geen gedoe van rustig luierej;
dat soort hengelen vpreischt kracht n
aandacht en bestand zijn tegen spatt&d
zeewater en glibberig steunpunt voorde
voeten.
Als zwaar de eb trekt en het aasmet
zich voert, dan moet er telkens en tekens
worden opgehaald en er behoort beheidig-
heid toe om den grooten dobber mrt het
zwaarbeloodde aas uit het water up te
scheuren en dan met een wijden :.ying
beschrijving boven het hoofd, het snoer
weer uit te werpen in zee.
En als dan de dobber onder water wordt
gescheurd, eischt het overleg en bracht
om de visch te bemachtigen, walt zoo'n
gul heeft altijd neiging om met hit aas
onder de steenen te kruipen, z*olat als
dat gelukt, het een groote m<?relpartij
is om het aas ongeschonden be en water
te balen. Meestal kost bet dan;nhet aas,
èn het lood èn een deel van het snoer.
Ook zou ik nog kunnen schijven over
het pietermanvisschen en hst makreel-
visschen, doch daar deze visc-isoorten het
de laatste jaren beter schijnente oordeelen
onze haven en onze kustö niet te be
zoeken, is het misschien leter de lief
hebbers var, die bengelarijhet water niet
over de tanden te doen loipen.
Waar is de tijd geblev«i., dat je tien
lallen van vletjes gèankird zag liggen
bij Harsens om te visschfi: naar pieter
man of makreel? Waar oe üjd, dat de
jongens elkaar langs de stdgers verdron
gen en elkaar naar het le'en stonden bij
het opslingeren van de giftpriemende
pietermannen
Zoo steevast én pieternan én makreel
hier kwamen, zoo schuw ichijnen ze nu
om Nieuw ediep te nadeen, zoodat de
jeugd haast niet meer w»et van die op
windende hengelsport.
Hengelen als tijdverdrjf in de vacantie
is nog alleszins een bijjonder vermaak.
Het geeft rust aan vermoede geesten, want
het bleitje ol voorntje (abbelt gemelijk
aan het aasje, het riet vuïft vredig haar
I pluimen, de zon tikken zilverig op het
water, de aard en pljntengeur zweven
aromatisch rond en hef gras is zacht om
languit te liggen met den hoed over de
oogen.
Neem bovendien neg een mand met
broodjes en eitjes en wat ranja mee en
niets kan worden vêigeleken bij de be
Calvinistischen Prins Willem III.
Haar oom vond hec dan ook uit staat
kundig oogpunt wenschelijk, haar aan
zijn neef aan te bieden.
De oorlog met Frankrijk was nog aan
den gang en Willem antwoordde„niet
in een toestand te zijn, om aan een
vrouw te denken".
Toen echter de oorlogszorgen minder
drukkend werden, ging Willem over het
voorstel nadenken en in 1677 wendde hij
zich tot den Engelschen gezant Temple,
met de woorden:
„lk wil geen vrouw, die het mij in huis
lastig maakt, ik hêb zorg genoeg."
Op de verzekering, dat dit wel zou
meevallen, volgde het huwelijksaanzoek.
Willem trok naar Engeland en zeide
tegen Koning Karei: „Eerst trouwen en
dan een politieke afspraak."
Maar Karei vond het veiliger eerst
een politieke afspraak. Kort en bondig
verklaarde de Prins, dat hij dan maar
ging vertrekken. Temple, die den Prins
had leeren kennen, kwam tussohenbeide
en waarschuwde den Koning voor de
koppigheid van den Prins.
Karei bond in en zei„Ik heb mij nog
nooit in een gelaat bedrogen. Willem is
'ri eerlijk man. Hij zal zijn vrouw hebben."
Nadat het huwelijk dan ook gesloten
was, vingen de onderhandelingen over
een verbond aan.
Ongetwijfeld was het huwelijk, dat de
Prins met zijn 16-jarige nicht sloot, van
beide kanteh een huwelijk uit staat
kundige overweging.
Bij den Prins was geen zweem van
iefde, maar bij haar was onmetelijke
dankbaarheid, dat zij zou mogen leven
aan de zijde van den grootsten protes-
tantschen held in haar oogen, die haar
s avoiig om kwart over twaalf.
N> toen draaide de wereldi niet
toen'jraaide jij!.
O!.,.
Maahoe denk jij nou, dat ze 't moe
ten aanlegen om rond de wereld te vlie
gen?
Weet'ï veel?
Ze dott d'r weken over en eenmaal
in die vier eitwintig uur draait die wereld
zelf al rond..
Dus.
Dus als ze rond vliegen, dan vliegen
ze 'm niet één ©er maar wel veertig keer
rond
Als ze da 's 'n keer stil bleven
staan.
Precies! He j© vel 's "n leeuwerik
hoog in de lucht se*u staan?
Ja Die stit sta.
Dus als die i.^g genoeg Meef staan
b.v. vier en twinig uur, dan zou dé we
reld onder hem dooreg aan moeten zijn.
Ja.
En toch blijft Iiiy>p dezelfde plaats.
Dus hij draait mie.
Daaruit blijkt dat cU wereld' niet alleen
draait.Als ze tetadnste draait.
Maar de luoht eromheei óók mee draait!
Juustement! Hoe üoet je 't dan aan
leggen om werkelijk rand de wereld te
vliegen? Als je nou hier n Hejder begint,
wanneer komt datzelfde telde: dan weer
terug?.
Als je staan blijft!
Dan ga je mee rond.,.
Natuurlijk! Dan vliegje mee rond.
Als je staat waar je staat ian ga je van
zelf mee in de rondte.t Is aet als in
de draaimolen op de kermisAls de
draaimolen draait dan b«ef je niks an
ders te doen stil op je leeuw te blijven zit
ten Dan kom je vanzelf rond.
Dus eigenlijk zijn wij allemaal wereld
vliegers
Allemaal! Vandat je in- de wteg komt
te liggen vlieg je mee in de rondte
iedere vier en twintig uur édns.Zelfs
ais jè begraven bent dan dn ai je nog
trouw mee
Kan je dan de wereld nipt roxd?.
Zonder mee -te draaien?
Dat kon alleen als de werelid stil
stond. Kijk naar de draai nul en. Als de
molen draait, moet jij, om rond te komen,
stil blijven zitten. Stond de molen stil, dan
moest jij er rondom heen gaar om er om
heen te komen, snap je 1?
't Is zoo helder als koffiedikl
Dat dacht ik wel.Met de wereld
is 't net zoo. Als je mee ln de rondte wil
gaan, als de wereld draait, dan hoef je
niks te doen als te blijven waar je bent.
Alleen als de wereld stil stond, dan moet
je en dan kon je er omheen vliegen!.
En dile leeuwerik dan?
Dia's ook ti mogelijkheid! Als je hoog
genoeg kon komen tot daar waar de lucht
niet meer mee draaide dan kon Je hoog
in de lucht hlijven staan en dan draaide de
wereld ti keer onder je door.Maar
dat was dan ook geen wereldrondvlucht.
Maar ti wereM-onder-j e-dcwuwiliuoht
Dan Vloog jij of ik niet maar de
wereld!
Precies!.
Hoe moet je dan eigenlijk dot we-
reld-rondrgevlucht noemen?
't Is krabbelen, wat m doen.Af
en toe springen ze 'm meter of wat de
hoogte in en na 'n poosje zakken ze weer
op den grondEn tegen dat ze denken
dat ze eindelijk rond zijn, dan zijn ze al
wel veertig maal rond geweest.
Nou dan blijf ik maar waar lk
ben.
- Etn ik.Rond kom je vanzelf.
Daar hoef je zoovéél speotakel niet voor
te maken.Addio.
Gedag!
Brensa.
tevens verloste uit het door Haar gehate
Engelsche hof.
Wel mag het gevraagd, of de Prinses
in de onschuld van haar jeugd beseft
heeft, wat het zeggen wilde haar leven
te verbinden aan dezen harden, onbuig
zamen man, dezen zwijgendea, eerzuch
tigen strever.
Het kan niet ontkend worden,dat het
huwelijk eenige jaren lang diep onge
lukkig is geweest, niet alleen omdat het
aan Maria de grootste teleurstelling
bracht, toen zij haar hoop op het moeder
schap zag vervliegen, maar vooral door
het gedrag van den Prins, die haar koel
behandelde en onder haar oogen een
minnespel met haar hofdame Betty
Villiers speelde.
Maar die ontrouw, hoezeer het ook
haar aangreep, vergaf zij hem, omdat zjj
voor haar gemaal de grootst mogelijke
vereering had opgevat. Zij beschouwde
hem als een, die ter wille van het geloof
door God gezonden was. Daarom duldde
zij alles.
Verder was haar leven verre van weel
derig, want de Prins was uiterst zuinig.
Hun slechte verhouding sproot voort
uit zijn hoogmoed, die niet dulden kon,
dat, werd zij epns Koningin, hij, hoewel
haar echtgenoot, haar onderdaan zou zijn.
Door een gelukkige onbescheidenheid
van Maria's hofprediker Burnet kwam
de oplossing. Het schijnt, dat hij heeft
begrepen wat er in den Prins omging,
tenminste op zekeren dag, dat hij met
Maria sprak, stelde hij haar plompweg de
vraag, hoe later, nadat zij Koningin zou
zijn geworden, de verhouding tot haar
gemaal zou zijn.
En nu toonde zich duidelijk het karakter
van Maria en haar groote liefde voor
Wij citeeren hieronder nog eens den
hier al meer genoemden dichter, die zoo
uitnemend de kunst verstaat deels wijs-
geerig, deels sceptisoh, deels lachend en
deels droevig, maar altijd zeer raak men-
schen en toestanden te ontleden en te
belichten in zijn liederen getiteld:
HOFGEDACHTEN.
Invallen bij gelegenheid of op het ge
zicht van allerhande zaken, verwekt in
Sorrighvliet of daaromtrent.
Op de liefde voor de schoone kunsten
en de onbetrouwbaarheid derzelve.
Daar Tc eene -gekuierd kwam door 't Sorreg-
vlietee groen,
Daar *k ©ene gekuierd kwam op zoak'ren
achternoen;
Zoo zat daar op ©en tak ©en grauw© nachtegaal,
Een beest, maar slecht gepluimd, toch wonder
musicaal.
Die etroolt met parolklank, dichtbij en in d©
•verte,
Dl© zingt, dat mij de zon gaat echijnen in mijn
hert©.
En ziet, niet vor vandaar zit op ©en villa-dak
Een eigenwijze spreeuw, die glinstert in zijn
P«k,
Dié blaast zich bij eter op, die waggelt in zijn
voeren,
Die gaat in groot tenue al naarstig exerceeren.
Die oefent met zijn krop en perst zich echeef
en scheel
Om t liedje na te doen der zoete philomeel,
Ze brengt een wijsje voort, het klinkt bij
wijlen aardig.
Maar 't blijft een spreeuwenlied en enkel
spreeuwen waardig
Naar t beeld van deze epreeuw, ken ik een
jongedame,
Heel goed geparenteerd in Duynoord, oud van
name,
Haar oom was een gezant, haar grootpa gene
raal,
Zij was van huis uit due vanzelf al geniaal.
Een lady every inch, compleet de incarnatie,
Van een geacheveerde Haageche educatie.
Die in verstokenheid van Amor'a zoete gunst,
Heur kortgeknipte hoofd borg aan het hart der
kunst
En eiken, vrijen dag zij had geen and re
dagen
Daaraan voor t eohilderedoek veelvervig op
ging dragen.
Zij had naast haar boudoir een snoezig atelier,
Waar z' in een witte kiel veel aan stilleven dee.
Daar vond ze haar geluk bij leeg© gember
potten,
li.... JIL-3
Bij oude wollen sjaals met gaatjes van de
motten,
Een mand- met bellefleurs, of wat de groente
boer,
't Zij uien of citroen maar bracht als „plat du
jour",
Een opgezette eend en daar een foliant bij,
Waarop een doodshoofd dan gezellig aan den
rand lel.
Met zuiver Noorderlicht .beschenen door de
ruit,
Zat zij daar midden ln en kneep haar tuben uit,
En raapte haren lust. in sappige koleuren
In gemberpotten groen en rood der belle
fleuren,
En legde heel haar ziel ln leder nieuw tableau,
En zat ook nooit onthand voor een verjaars
cadeau.
Haar doeken hingen uit 'bij alle bloedverwanten.
Die Jarig was die zong haar lof naar alle
kanten.
Dooh hoe men haar befulft, zij wil nog ver
der op,
't Genie vindt nimmer ruat dan op der bergen
top.
t Wil verder dan de hall of taate's trappor-
taaltjes
Zij dorst naar krantenroem en hangen in een
zaaltje.
't Zal expositie zijn, een aretistiek meneer,
Die enceneert de zaak, Pa telt de duiten neer.
En de invitaties op een kunstdruk circulaire,
Die dragen hare hoop door *t Haagje heinde en
verre.
Naar t zaaltje als een droom van stille
intimiteit,
Waarop het spooklg waas der der ware kunste
lelt,
Met in t zwaxe goud voornaam de schilderijen,
Komt de bewondering in gladde auto's rijen,
't Is Pa, t ie 'Ma, 't is oom, "t is pa zijn com
pagnon,
Die ook eens kijken komt, daar 't wel niet
anders kon.
Het zijn van de tennisclub de beide hartsvrien
dinnen:.
En dan een krantenman, die leidt men ibuigendi
binnen i
Die zwijgend gaat in t rond, die t artistiek
gewicht
Van het geval bepaalt en dan zijn hielen ligt.
Die van 't oomediespel schrijft de allerleste
soene,
En 's morgens aan t publiek, haar kunst zal
leeren kennen.
Het kortgelokte hoofd nog „en bonnet de nuit"
Met haar piairna aan, „k peine hors du lit",
Leest zij haar maagdenzial beschreven ln de
bladen,
Herleest het zeven keet en zit er naar be
raden.
De gemberpot was goed, maar t al heeft wei
nig verf,
Ze is wel forsch van lijn, maar nog niet uit
de verf.
Zij voelt wel zuiver aan, vooral in de citroe
nen,
Maar met de bellefleurs kan zij zich niet ver
zoenen.
Als niet doorschouwt genoeg, symbolisch op
gevat,
De eend ie niet doorleefd, de uientoon wat
mat.
Zij moet haar uiterlijk veel meer verinnerlijken
En t wezen van de stof veel meer verzinne
lijken,
Maar als geheel bedoelt was het niet goed of
kwaad:
Zoo staat zij met haar kunst dan ln 't publiek
op straat;
Op de recensie valt een traan nit droeve oogen-
Haar eerste minnebrief en daarin nog bedrojon.
haar gemaal: Zij liet hem onmiddellijk
roepen en zeide eerst nu te hebben
vernomen, dat de Engelsche wet zoo in
strijd was met de wet Gods, dat haar
gemaal geen Koning zou kunnen zijn.
Maar dit moest onmiddellijk veranderd
worden. Zij dacht er niet aan, dat haar
echtgenoot haar ooit onderdanig zou zijn.
Hij zou altijd haar heer zijn. Slechts één
zaak vroeg zij, dat hij naar het gebod
handelen zou: Gij mannen hebtuwvrou
wen lief. Zij zou het gebod gehoorzamen
Gij vrouwen weest onderdanig aan uw
mannen in alle dingen.
Sinds dat oogenblik keerde zich alles
ten goede, sinds bezat Maria Willem's
onbegrensde genegenheid.
Burnet vertelt nog; dat de koele Prins
tegen hem geen woord van dank heeft
gesproken, maar dat hij hem na dien tijd
een onwrikbaar vertrouwen heeft getoond.
Is de eerbied van Maria niet beminnelijk
en een voorbeeld voor menige twintigste
eeuwsche vrouw P
Er werd een nieuwe troonopvolger in
Engeland geboren. Men mompelde: het
was een ondergeschoven kind en men
riep den Prins om het protestantisme te
redden.
i En de Prins besloot te gaan. In Maria's
hart moest toen een zware strijd gestreden
zijn, want zij moest den eerbied voor haar
vader offeren aan het belang van haar
echtgenoot en van de protestantsohe zaak.
Of haar vader zou worden verjaagd,
óf haar echtgenoot zou niet slagen en
misschien evenals Monmouth sterven op
het schavot. In het laatst van October
1688, toen alle toebereidselen voor den
oorlog waren gemaakt, nam hij afscheid
en droeg haar allerlei op. Toen kwam het
dramatisch moment, dat Willem zei„Als
De auto.
't Bericht komt uit een welvarend Drentsch
dorp en 't staat in vollen ernst vermeld in
de krant, die voor de bevolking dèèr toonaan
gevend is. Ziehier hoe het luidt:
Of ons dorp ook vooruitgaat! De land
bouwer X., geboren en getogen alhier,
schafte zich een auto aan, waar hij met
zijne familie Zondags deftig mee kerk
waarts rijdt, 't Is de eerste personenauto
bier.
Wat zullen ze gekeken hebben, de brave
dorpelingen enwat zullen X. en de zij
nen over de tong zijn gegaan-
Wie langs den weg autot, nietwaar?
het Gods wil is, dat wij elkaar niet we
derzien, dan is het om der religie wil
uw plicht te hertrouwen".
Toen barstte Maria op dien raad, die
haar het hart doorboorde, in tranen uit.
Zij had nooit een ander liefgehad en zou
ook nooit een ander kunnen beminnen.
Zij vroeg niets van God, dan dat zij hem
niet overleven mocht. Moest zij hem over
leven, dan wilde zij geen moedervreugde
aan een ander, al was het ook aan een engel
uit den hemel danken, nu die vreugde
haar aan zijn zijde was ontzegd.
Na een hartverscheurend afscheid in
Den Briel, waar Willem zich inscheepte,
schreef zij„Ik bleef als verlamd in mijn
koets zitten, zoolang ik hem nog in de
verte kon zien. Toen keerde ik naar Den
Haag terug in een toestand, dien ik niet
beschrijven kan."
De storm wierp de vloot terug in de
haven en Marie keerde weder naar Den
Briel, waar zij opnieuw afscheid nam.
Nu schrijft zij: „Toen hij mij verliet, was
het mij of men mijn hart uit mijn lijf
scheurde." Den volgenden dag besteeg
zij den toren, maar zag niets meer dan
de toppen van de masten.
In het begin van 1669 stak Marie over
naar Londen. De onderhandelingen be
gonnen. Wilde het Engelsche volk haaf
als Koningin, dan moest het Willem als
Koning aanvaarden.
Eindelijk slaagden de onderhandelin
gen. De kroning had plaats en sinds
woonde zij te Whitehall, het paleis van
haar vader in den vollen zin des woords
de vereerde wederhelft van haar Konink
lijken gemaal, tot haar vroegtijdigen
dood, den 7den Januari 1698.
B.