Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM" van ZATERDAG 9 AUG. 1924. Nr. 135 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) DE DRUILERIGE ZOMER. Wat al een verwachtingen heeft imen gehad van den zomerI Nadat we eerst lusti'g hadden 'kunnen mopperen over het koude voorjaar brak daar plotseling de zomer aan. Het was of een reeks van wel daden ons in den schoot was geworpen. De natuur stond in eens in al haar pracht en schoonheid te proniken en het was ons allen alsof er geen einde zou komen aan zon en blauwe luchten. Van hoe korten duur is dat alles weer geweest. Alle plannen, die opgesteld zijn, dreigen weer falikant uit te zullen (ko men. x) Ware het niet, dat het koor der klach ten over het slechte weer al niet krachtig genoeg zou zijn, we zouden ook onze stem in mineur daaraan nog kunnen toevoegen, Nu is het eigenaardig, dat men dan altijd hekelt over het slechte weer aan zee en dat men juist daar, als men uit is, ge doemd zou zijn zich te vervelen. Zelden hoort men, dat het, bff slecht weer, ook in boschrjjbe omgeving criant vervelend kan zijn. Ik herinner me echter eens in een va- cantietijd, toen de zomer nog een graadje slechter was dan de tegenwoordige, in de buurt van Nijmegen te zijn geweest en dat ik, bij een mijner vele omzwervin gen daar, aanlandde op het terras van het hotel „Beng en Dal". In de groote serre zaten daar de gasten bijeen en het was opmerkelijk, dat de ge- heele serre gevuld was met daimes, die zich onledig 'hielden met haken. Waar de heeren want die zullen er toch ook wel in het hotel zijn geweest zaten, was een raadsel. Of ze van verveling te bed lagen of zich onledig hielden met biljardspel, dat bleef slechts te vermoeden. (Doch de dames, die de serre bevolkten, maakten wel zoo'n grooten indruk van verveeld zijn (te merken aan het herhaald gapen), dat het niet noodig was ook der heeren verveelde snuiten te aanschouwen om dien indruk nog te versterken. Ik wil daar even op wijzen, omdat men het in de 'kranten steeds doet voorkomen, alsof men zich aan zee juist behoeft te vervelen. Ik zou zeggen: integendeel: Vooral niet als je met kinderen er op uittrekt. (Ren je toch ïn de bosschen en houdt eindelijk de regen eens op, en komt er een zonnetje genadiglijk het landschap beschijnen, dan kun je er nog niet op uit trekken, want de boomen druipen en bij elke windvlaag slierten de ritsen water druppels je in het gezicht; de aarde dampt uit en' de lucht is bezwangerd met bijzon dere geuren, die je mat en loom maken1 en je hoofdpijn bezorgen1. Aan zee daarentegen: als maar even het zonnetje schijnt, dan ziet alles er dade lijk even frisch en vroolijk uit. De kru[golven dansen elkaar met flon kerende koppen achterna; de wolkge vaarten scharmaaien hun grootsche scha duwen over het zeevlak; de branding krullers slierten zoomen van lillen* schuim over het strand. En met je kinderen' trek je dadelijk me' schop en emmer en vlag er op uit en je laat' ze graven en' sjouwen en spelen me'; de aanrollende golven, dat het een brui sing van leven geeft, die dadelijk de kwel lende verveeldheid van zooeven doet ver geten. 'En is het, vooral voor menschen, die de zee zoo weinig kennen, niet een vreugde- genot die machtige in al haar woestheid te zien, als ze donderen^ tegen de dam men in duizenden van spatters zich te pletter slaat; als ze de golven aanhitst om als briesende leeuwen tegen elkaar op te staan, zoodat de brqnding, als een tel kens zich van voren wijzigenden muur zich bij de banken opheft en het-eeuwige lied der zee met barltonstem aanheft? (Er is niemand, wie je ook hoort, die de1 zee bezocht heeft of juist daardoor worden zij1 getroffen en juist dien indruk neuten ze mee naar huis en wekken daar mee in hun/kring het vurig verlangen om ook eens de zee in al haar woestheid te mogen aanschouwen. Daarom is het van zoo'n funesten in vloed voor de badplaatsen, dat altijd en altijd weer nadruk wordt gelegd hoe ver velend het wel aan zee Is met slecht weer en dat er haast nimmer een stern wordt vernomen in de kranten^ die spreekt over den' indruk van macht en majesteit der zeq en over de diepe melodie, die zij in haar grootste kracht zingt. In den lande aan te wakkeren het be grip, dat niet alleen bij zonneschijn het zijn aan zee groote bekoring heeft, doch dat die bekoring er een wordt van ont roerende schoonheid en van eerbied voor ontketende krachten, moet het doel zijn van hen, die het welzijn en de bestaans mogelijkheid der 'badplaatsen ter harte gaan. Want het is niet de kunst om de men schen, die aan zee geweest zijn, daarheen te lokken; die komen in den regel wel terug, doch het Is om bij de menschen van het binnenland belangstelling gaande te maken voor het bekoorlijke, dat de zee biedt. M.i. wordt daaraan te weinig aandacht geschonken en te veel de klemtoon gelegd hierop, dat je aan strand zon en windstilte moet hebben. Vergeten wordt de prachtige zons ondergang, de levendige variatie der golfbeweging en de diepe indruk van eer bied voor de titanskrachten der opge zweepte zee. Robtnson. Nou, nou, nou! Zoowat 6 weken aan een scheen de zon bijna dagelijks, en eerst de laatste 14 dagen is het weer wat minder bestendig! Robinson is wat al te somber gestemd. Redactla Getroefd. Hij: „Mijn educatie heeft m'n vader vijf mille gekost." Zij: „Ja, wat je tegenwoordig toch wei nig waar krijgt voor je geld, hè!" FEUILLETON. Ouderwetsche Begrafenissen! Alvorens we eens wat naders' gaan vertel len van de vroegere gewone „Burger-begra fenissen", lijkt het wel aardig nog 'n oogen- blik terug te komen op de z.g. „Gilde-begra fenis", waarover we de volgende maal spraken. Omdat er nog zooveel eigenaardige dingen bij voor den dag komen, die ons toonen hoe het toch niet allemaal rouw en verdriet en ernst en goeden wil was bij zoo'n vrlend- schappelijke ter aardebestelling. Het blijkt namelijk, dat er bepaalde Voor schriften moesten bestaan ten opzichte van begrafenisgewoonten, daar waar wij, latere burgers, geen voorschrift meer voor noodig hebben. En niet alleen dat er voorschriften voor moesten zijn, maar er moest zelfs streng de hand worden gehouden aan die voorschrif ten, daar waar wij verschillende dingen ge heel uit eigen beweging en volgens „onge schreven" voorschriften gewend zijn te doen. Om maar eens iets te noemen. De IJjkstatie, die wij de vorige maal zagen passeeren over een oud-Amsterdamschen burgwal, dat was een statie van nogal aan zienlijk Ambaohts-gild. Zoo b.v. van een Koop mans--of een Kramers- °f een Snij ders gild. 'Want daarom hadden de mannen allemaal zonder uitzondering zwarte mantels om. Maar we hadden in die dagen menige gilde-begrafenis kunnen ontmoeten, waarbij van zwart geen sprake was ja, waarbij' we vast den indruk zouden gekregen hebben, flat de deelneemsters en de deelnemers «netjes in de gauwigheid van de werkbank of van t karwei of uit den neringkelder wa ren weggeloopen.... Zoo met 'n gebaar van: „Sakkerjuu het is bij twaalven en ik zou effe mee gaan om Krelis Louwz in 't graf te brengen Het ging zelfs zoover, dat in het jaar 1714 een gilde van beteekenis als dat der Meester- timmerlieden voor het bouwen van schepen, van hoogerhand moest worden voorgeschre ven, dat zij ter begrafenis gaande: „or- dent'üjk gekleet en niet ln haar ordinaris werk-klederen verschijnen moesten".... Ook de heeren molenaars hadden hier schijnbaar 'n handje van. Het moet zelfs zoo erg geweest zijn, dat deze vakgenooten achter de baar aan gingen met hun witbestoven linnen pakken, zóó uit den molen, zoodat bij; 't minste of geringste stootje de meelwolken eraf stoven. Vandaar dat in het jaar 1692 de „Heeren van den Geregte" ordonneerden, dat „alle gildebroeders van 't molenaarsgild de begra fenissen van den overledene gildebroeders moesten bijwonen wesende gekleet ln het behoorlijk swart met een swarte mantel ende bef".... En al waren zé dan niet altijd zóo uit het werk gehold die begravende gildebroeders altijd netjes in 't zwart waren ze daarom ook niet. Er waren er weer, die het naar den ande ren kant te ver dreven. Zoo bijvoorbeeld de vroolijke en luidruch tige en speelzieke en kleurendroriken kunst schilders uit die dagen. Zij waren de leden van het St. Lucasgilde en zij dreven hun zucht en hun genot voor het bonte kleuren spel en hun liefhebberij' foor versierde en opschikrijke kleederen zóó ver, dat het langzamerhand gebruikelijk werd om achter de begrafenis van een gildebroeder op de meest bonte manier in „gecouleurde kleede ren" te verschijnen. Ook hieraan stelde de vroedschap zooveel mogelijk paal en perk door ln 1716 voor te MIDZOMER. Op de heide, ln de weide. Bloemeni overall 't Is midzomer. Langs den weg (kaatst de hitte op, die bruint n vermoeit; maar aan den kant, vanwaa le kringelende windvlaagjes nu en anbosjes droog hooi opcirkelen, is het heerlijk uit te rusten. Veel vogels zingen er nu niet, doch de leeuwerik, een stip gelijk, laat van uit het ijle hemelsblauw reeds zijn tiereliertoon- tjes hooren. Die ieeuwerikken zijn des zomers maar een heele vervulling! Toch trippelen er op de weide nog tal van vogels rond, als kivitten', grutto's, tureluren, scholeksters en vooral spreeu wen. Wat is zoo'n jonge spreeuw nu mooi met zijn bruin pakje, waaraan straks 'grijze pluimpjes zullen 'komen, die in het voorjaar weer afslijten^ om achter te laten dat mooie zwarte kleedje met de schitte rende metaalschaikeerinigen, die we zoo goed kunnen waarnemen', wanneer deze vogels hun spotliedjes zingen in het lente- getij. Hoe druk trippelen ze nu heen en weer, om telkens een slakje of andèr krui pend diertje weg te pikken, dat den 'boer meer last dan vreugde kan geven. Die vogels zouden ons wel een heelen dag bezig kunnen houden, doch er is meer te zien. Zie maar eens langs het kantje van den weg naar die kleine, witte bloemjes, die 'ge al zoo dikwijls onnadenkend voor bij geloopen zijt Wat lager aan de sten gels dier plantjes ziet ge aan lange steel tjes vele platte vruchtjes, mooi 'groen van kleur. Buig nu het dorre 'gras bens ter zijde, en behalve stengelbladeren zult ge onder aan elk plantje vinden een mooi kransje van allerkeurigste blaadjes, te zamen een wortelrozet vormende. Deze blaadjes zien er heel. anders uit, dan de hooger geplaatste, die verspreid langs hoofd- en hijstengels staan. Hoe het aardige plantje, dat een groot gedeelte van het jaar bloeit en tegelijk vruchten draagt, en dat bijna overal voor komt, heet? Verschillende volksnamen draa'gt het; Heukels noemt er niet minder dan zestig en de Nederlandsohe is Her- derstasohje, de wetenschappelijke Cap- sella bursa pastoris. Aardige volksnamen zijn ook: Lepeldiefje, Beursjeskruid, Tuin- lepeltje en Taschjeskruid. Vele namen doen denken aan den vorm der vruchtjes, driekante hauwtjes met duidelijk herken baar tusschenschot. Pluk eens zoo'n vrucht af en houd het naar de zon ge keerd. Juist, dan ziet ge de vele paadjes aan beide zijden van het tusschenschot Vrees nu maar niet, dat ge de voortplan ting van dit gewas hebt tegengegaan, want de plantkundigen vertellen ons, dat één zoo'n plant van bet Herderstaschje wel 60.000 zaadjes kan voortbrengen. Wanneer men zoo'n Herderstaschje eenmaaVgoed bekeken heeft, vergeet toen het nimmer meer. Als de zon schijnt staan de bloempjes wijd open, en dan val' len wel ln het oog: - 4 kelkblaadjes, 4 bloemblaadjes en 6 meeldraden, waarvan 2 kort en 4 lang zijn. Hieraan reeds weten we, Öat we dit plantje hebben te rekenen tot de familie der Krutóbloemigen of Cru- ciferen. Kijk, daar werkf zich vrij gemakkelijk bij 't plantje op een langharige rups: het diertje heet Bruine Beer of Arcta caja. Wanneer we het zoo vinden op onkrui den, zouden we het willen beschouwen als goed vriend van den landman. Maar we komen tot andere gedachten, wanneer we schrijven „behoorelijk in 't swart gekleet te verschijnen". Zulks op'n daalder boete voor de stadskas, Zooals we reeds zagen ln een vorige feuil leton, werd' iemand, die tot 'meerdere gilden behoorde, slechts door één gild begraven. De andere gilden werden „uitgekocht". Ze kre gen 'n sommetje geld, waarmede zij dan .gekend ende voldaan waren". Het gilde, dat de begrafenis verrichtte, was meestal het schuttersgilde. Dit had het meeste aanzien en hier werd ook de aardigste cere monie toegepast. Want een schutter moest „schutterüjk" worden begraven. De Doel- knecht ging voorop; schutters droegen de baar en schutters volgden gehuld in hun pallure en met de pijl in de hand. Langen tijd' ging echter het Buurtgild nog boven het Schuttersgild uit. De huurtknecht sprak hier de buren aan en bracht hun de penning. Acht huren droegen dan het lijk en de rest volgde, vergezeld van de vrouwen en ook vaak van de kinderen. En dat ging dan zooals gezegd zóó van de waschtobbe. De voorschoot omgesla gen en de werkkiel dichtgeknoopt. Eventjes buurman Evert Japiksz. naar de aatste rustplaats brengen. Intusschen moeten we niet denken', dat alleen de gewone burgerlui aan het gildeleven deden en op deze wijze hun dooden begroe ven. Neen De Poorterlj zelf was 'n gilde. Dit heette het Oppergild. En de Poorterjj dat was wat wij tegenwoordig zouden noemen: Het Gemeente-bestuur. De Raad en het Ool- ege van B. en W. Want wat wij tegenwoordig een Burge- meester noemen, dat heette in vroeger tijd 'n „Poort-meester". Pas later Is dat Burge meester geworden: En zoo was het gebruikelijk, dat wanneer een achtbaar lid van de Vroedschap overleed de geheele raad, met den Poortmeester aan i iet hoofd, dit gestorven lid een formeele gilde-begrafenis bezorgde. Stierf de Poortmeester zelf, dan 'ging het net zoo met dit onderscheid, dat dan bo ze de bladeren van onze moerbaziënboo- men en ander loofhout zien verorberen. Daar kunnen de 'beertjes heel wat schade aanrichten, en onder de vogels zijn er niet vele, die zich voeden met deze groote rupsen. Alleen de koekoek schijnt ze als lievelinigagerecht op het menu te hebben. Nu wordt de voortplanting sterk tegenge gaan door een soort vliegen, Tachinen ge- heetem, die veel gelijken op gewone ka- mervliegen: Uit de lichamen der rupsen, en ook uit de poppen, komen vele malen te voorschijn larfjes en popjes van die tachinen^ op dezelfde wijlze, als we dat wel bij d< sluipwespen van de 1 ooirupsen heb ben r zien. 't Is dan *ncgelijk, dat zich vliii' a uit d se m' oekerÏLeren be zette voorwerpen kunnen ontwikkelen. Heeft de Bru ne Beer evenwel geen last van deze belagers, dan verander^ zij, na een vraatzuchtig leven geleid te hebben, in een 'glanzige, zwarte pop, die besloten isjn een met losse haren besloten spinsel. Gewoonlijk rust de pop in een1 ineenge rold of toegevouwen blad, waar zij1 onge veer een maand in verblijft. Dan komt er uit te voorschijn de mooie nachtvlinder, die ln den zoelen zomernacht zoo kalm kan rondvliegen onder het geboomte. Geef eens acht op het voorkomen er van Zoo'n Beervlinder is tamelijk groot. Het bruin van de voorvleugels is aardig met lichtgeel doorsneden, gemarmerd, als het ware, terwijl de achtervleugels bijna vuurrood zijn met een vijftal donkergrijze vlekken. Het achterlijf is rood met ver scheidene zwarte dwarsstreepen, en naar voren is het lichaam voorzien van een bosje 'golvende haren, donkerrood ge kleurd. Wie de mannetjes en wijfjes uit elkander wil kennen: heeft acht te geven op de sprieten, die bij de eersten gekamd, 'bij de laatsten geizaagd zijn. De wijfjes leggen een aantal ronde eitjes, waaruit de hongerige beertjes, die eerst zwart met geel op den rug en aan de zijden zijn, te voorschijn komen. We moeten ons plekje aan den weg we der verlaten, waar we nog veel meer zou den kunnen zien In de sloot voor ons schieten vlugge stekeltjes door het water, dat begroeid is met keurige planten, waarboven juffers en talrijke andere die ren zweven De slootflora, die onvolpre zen is, lokt talrijke bezoekers tot zich, niet om te aanschouwen maar om er te voeren, den strijd om het bestaan, die zich tot in de kleinste wezens openbaart We willen eens weer naar dit plekje teruigkeeren J. DAALDER Dz. DIALOOG. Heb Je gelezen, amice. Van 't verrollen van den Accijns- toren.Natuurlijk! Maar dat is 'n idee! 'n Idee? Daar zit meer toekomst im, dan in die heele ap enklieren-methode van Prof. Steinach! Nietwaar? Wat op *n verkeerde plaats staat, dat zet je eenvoudig op 'n paar-rollen op 'n stuk of wat Differdinger binten en je rolt 't net heen waar je wil! Precies! Stel je voor dat 't nog 's goed gaat met de badplaats Huisduinen! Dan zetten we Helder op rolletjes en rollen 't 'n beetje dien kant uit.Dat zal gezel liger wezen. En al wat ons eventueel niet bevalt vendien alle gilden van de stad, dus de ge heele burgerij eraan te pas kwam. En wel met de grootste statie. Wij zullen niet opnieuw de moeite nemen zulk een uitvoerige stoet als die van zoo'n poortmeesters-begrafenis te beschrijven. Al leen zij' vermeld, dat ze nog indrukwekkender was, dan een Gilde-optocht, waarvan we vroeger eens een beschrijving gaven en dat bij zulk 'n gelegenheid niet een groot deel van de burgerij uitliep om den stoet op een bepaald punt te gaan zien voorbijtrekken. Maar dat alle gilden tan de stad vertegen woordigd waren en ln een urenlange stoet voor de baar uittrokken. En dat bovendien de rest van de burgerij dat wil zeggen, dat gedeelte, dat om een of andere reden niet in de gildestoeten werd' ingedeeld volstrekt niet thuisbleven of op een afstand toekeken, maar zich ongezocht in lange colonnes formeerden en achter den stoet aan gingen. Want bij zoo'n begrafenis kwam de gan- sche stad letterlijk op de been. Tegenover deze indrukwekkende laten we maar zeggen: de meest indrukwekkende van alle gildebegrafenissen, stonden ook be grafenissen van den meest luguberen aard. Dat waren niet in de eerste plaats deze, welke plaats hadden vanuit de ziekenhuizen of die zooals wij' vroeger vertelden om de een of andere reden in den nacht en op geheimzinhige manier moesten plaatshebben. Naast deze eveneens echter uiterst treu rige begrafenissen, waarbij het zoo in den nacht weggebrachte lijk in den regel een mis geboren kind of 'n aan de galg gestorven misdadiger was was er nog eene, die uiterst luguber was en uiterst gevreesd bo vendien. Dat waren de begrafenissen van hen, die aan de pest gestorven waren. De slachtoffers van deze ziekte werden nimmer op de gebruikelijke manier en door de gebruikelijke gildebroeders of buurtge- nooten ter aarde besteld. Reeds zeer vroeg nog voor dé Hervor ming bestonden hiervoor aparte monni ken. Zij vormden een aparte kloosterorde en werden de „celle-broeders" geheeten: Zij' ver richtten de begraieniflformKlitelten. ijl Helder dat zetten we ook op Differdin ger binten en dat rollen we zoetjesaan in de richting van Anina Paulowna. We konden alvast beginnen met hier 'n paar suffisante attracties heen te rollen Om Helder wat op'te frisschen B.v. 't Eucharistisch Congres.Ais we 't eerder geweten hadden, Dat heeft volk getrokken 1 Dat kunnen we dan over vier jaar doen meit do Olympische spelen.Dan zijn ze tn Amsterdam.Van Parijs al hierheen rollen is wat ver. We moesten do Nederlandsche bank hierheen kunnen rollen. Of 't Tusohinsky-theater.van Am sterdam. Of de Pier van Soheveningen Of 'n Zwitsersch Berglandschap. zoo met de Junigfrau en de Mont Blano en 'n stuk van 't Zwarte Woud erop.Dat zou wel 'n aardige afwisseling wezen hier in de buurt van Koegras. We zouden t gewoon op Texel kun nen neerleggen en dan Texel 'n beetje hierheen rollen zoo wat dwars voor den wal. Of andiers die Sahara. Met 'ni Baar Sfinxen erop. Ja En als we dan Java ook hiei> heen gerold' hadden, dan hoefden' de boo ten van de Maatschappij Nederland niet zoo ver meer te varen.Dan konden ze door 't Nooid-Holiandsch kanaal komen tegelijk met de booten van Esona. Nietwaar?Dan kou de Wereldvlucht Holland-Java 's op 'n kalme morgen ge daan worden door 'n paar machines van de Kooi. Maar voor 1 buitenland is die Idee ook veel waard. Ik zou willen voorstellen het octrooi te verkoopen! Ze zouden 't nemen ook. Reken daar op! Om te beginnen zou de Fr arische re geering de heele „Roer" naar het bosch van Vincennea kunnen rollen. Dan was t dichterbij en d'an konden de bezetting»- soldaten 's avonds na den1 dienst naar huis gaan met nachtpermissie of minstens naar hun meisje. En als wij dan die Nieuwe Holand- sche kolenmijnen op Spitsbergen eens hier jiaar de Veluwe rolden, dan konden we hier op ons gemak kolen graven. En onze vriend Wilhelm koe weer 's ouwerwets op groot wild gaan jagen, als hij 'n stuk van den Harz of van het Teuto- burger woud naar de Drentsche hei liet rollen. Och man De idee is schitterend. Er zit goud in.Goud! Weet je wat we doen konden? En?Gelijk opdeeleu als je dat maar snapt! Natuurlijk! We konden er eens met Pierpont Morgan over spreken. Die komt juist dezen' kant uit.En die Ameri kanen voelen wel voor zoo'n aardig heidje. We doen t.Zorg dat je 'n schoon halfhempie bij' de hand hebt als hij komt. En poets jij je Engelsch wat op, dan kan jij de toespraak houden. Dat kan ine niet schelen.AdSdlol! Saluut! Brensa. Ford gaat vliegtuigen „bij mlHioenen" mafcpn- Een Amerikaansoh journalist heeft' Ford geïnterviewd over de toekomst der luchtvaart. De groote autofabrikant ver klaarde, dat de fabricage van en handel in vliegtuigen zich dadelijk zou uitbrei den wanneer de kwestie van handelsoog punt werd beschouwd. „In, onze fabrieken", zoo zei hij, „hou den we ons al met de oommercieele toe komst van het vliegtuig bezig. Weldra zullen we van vliegtuigen evenveel afwe ten als van automobieden, en dan maken wij avions bij duizendten ja bij millioenen". Inmiddels is van deze soort dooden een aardige grap bekend gebleven, die een aar- digen kijk geeft op de pestvrees. Ergens in ons land aan de kust van de Noordzee zat in het jaar 1545 een troep Fransche zeelieden gevangen, die als zee schuimers gevat was. Onder hen heerschte de pest en er stierven er verschillenden. Ten leste hieven er nog tien over en deze tien beraamden een plan om uit hun gevan genschap te worden bevrijd. Zij kwamen overeen, dat één van ben zich ais een gestorven pestlijder uit de gevangenis zou laten dragen en eenmaal buitengekomen voor hulp aan de overigen zou werken. AidUs geschiedde. Het lot wees den red der aan. Des anderdaags heette het voor de celle- broeders, dat er weer een van de zeelieden gestorven was. Men wierp hang als men was om in de nabijheid van de aangetasten te komen een kist in het hok en gelastte dat de doode man daarin zou worden gedaan en de kist dichtgespijkerd: De door het lot aangewezen man kroop in de kist en de ka meraden zorgden wel, deze niet al te vast te spijkeren. Toen kwamen de cellebroeders en droegen de kist weg. Maar op het kerkhof gekomen stiet de Franschman ineens het deksel van de kist omhoog en sprong eruit. De monniken vluchtten en riepen het volk toe, dat er een wonder geschied' was. Het volk niet ongenegen een kleine sen satie te ondervinden liep uit, al roepende: „Mirakel.Mirakel. En onder de bedrijven vergat men den heelen gewaanden doode, maar niet minder gevangen Franschman. Die hierop juist ge- speculeerd' had en in minder dan geen tijd verdwenen was. Men vond hem piet terug. En of hij nog ooit zijn negen andere kame raden terug vond, dat vermeldt de historie niet. En nu zullen we een volgende maal eens toezien hoe het ging bij) een ouderwetsche effectieve „Boerenbegrafenis". (Wordt voofltBeaet). 't Juttertje door CAREL BRENSA. Rollen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 11