Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM"
van ZATERDAG 9 AUG. 1924.
Nr. 135 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
DE DRUILERIGE ZOMER.
Wat al een verwachtingen heeft imen
gehad van den zomerI Nadat we eerst
lusti'g hadden 'kunnen mopperen over het
koude voorjaar brak daar plotseling de
zomer aan. Het was of een reeks van wel
daden ons in den schoot was geworpen.
De natuur stond in eens in al haar
pracht en schoonheid te proniken en het
was ons allen alsof er geen einde zou
komen aan zon en blauwe luchten.
Van hoe korten duur is dat alles weer
geweest. Alle plannen, die opgesteld zijn,
dreigen weer falikant uit te zullen (ko
men. x)
Ware het niet, dat het koor der klach
ten over het slechte weer al niet krachtig
genoeg zou zijn, we zouden ook onze stem
in mineur daaraan nog kunnen toevoegen,
Nu is het eigenaardig, dat men dan
altijd hekelt over het slechte weer aan zee
en dat men juist daar, als men uit is, ge
doemd zou zijn zich te vervelen.
Zelden hoort men, dat het, bff slecht
weer, ook in boschrjjbe omgeving criant
vervelend kan zijn.
Ik herinner me echter eens in een va-
cantietijd, toen de zomer nog een graadje
slechter was dan de tegenwoordige, in
de buurt van Nijmegen te zijn geweest
en dat ik, bij een mijner vele omzwervin
gen daar, aanlandde op het terras van het
hotel „Beng en Dal".
In de groote serre zaten daar de gasten
bijeen en het was opmerkelijk, dat de ge-
heele serre gevuld was met daimes, die
zich onledig 'hielden met haken. Waar de
heeren want die zullen er toch ook wel
in het hotel zijn geweest zaten, was een
raadsel.
Of ze van verveling te bed lagen of
zich onledig hielden met biljardspel, dat
bleef slechts te vermoeden.
(Doch de dames, die de serre bevolkten,
maakten wel zoo'n grooten indruk van
verveeld zijn (te merken aan het herhaald
gapen), dat het niet noodig was ook der
heeren verveelde snuiten te aanschouwen
om dien indruk nog te versterken.
Ik wil daar even op wijzen, omdat men
het in de 'kranten steeds doet voorkomen,
alsof men zich aan zee juist behoeft te
vervelen.
Ik zou zeggen: integendeel:
Vooral niet als je met kinderen er op
uittrekt.
(Ren je toch ïn de bosschen en houdt
eindelijk de regen eens op, en komt er
een zonnetje genadiglijk het landschap
beschijnen, dan kun je er nog niet op uit
trekken, want de boomen druipen en bij
elke windvlaag slierten de ritsen water
druppels je in het gezicht; de aarde dampt
uit en' de lucht is bezwangerd met bijzon
dere geuren, die je mat en loom maken1
en je hoofdpijn bezorgen1.
Aan zee daarentegen: als maar even
het zonnetje schijnt, dan ziet alles er dade
lijk even frisch en vroolijk uit.
De kru[golven dansen elkaar met flon
kerende koppen achterna; de wolkge
vaarten scharmaaien hun grootsche scha
duwen over het zeevlak; de branding
krullers slierten zoomen van lillen*
schuim over het strand.
En met je kinderen' trek je dadelijk me'
schop en emmer en vlag er op uit en je
laat' ze graven en' sjouwen en spelen me';
de aanrollende golven, dat het een brui
sing van leven geeft, die dadelijk de kwel
lende verveeldheid van zooeven doet ver
geten.
'En is het, vooral voor menschen, die de
zee zoo weinig kennen, niet een vreugde-
genot die machtige in al haar woestheid
te zien, als ze donderen^ tegen de dam
men in duizenden van spatters zich te
pletter slaat; als ze de golven aanhitst om
als briesende leeuwen tegen elkaar op
te staan, zoodat de brqnding, als een tel
kens zich van voren wijzigenden muur
zich bij de banken opheft en het-eeuwige
lied der zee met barltonstem aanheft?
(Er is niemand, wie je ook hoort, die
de1 zee bezocht heeft of juist daardoor
worden zij1 getroffen en juist dien indruk
neuten ze mee naar huis en wekken daar
mee in hun/kring het vurig verlangen om
ook eens de zee in al haar woestheid te
mogen aanschouwen.
Daarom is het van zoo'n funesten in
vloed voor de badplaatsen, dat altijd en
altijd weer nadruk wordt gelegd hoe ver
velend het wel aan zee Is met slecht weer
en dat er haast nimmer een stern wordt
vernomen in de kranten^ die spreekt over
den' indruk van macht en majesteit der
zeq en over de diepe melodie, die zij in
haar grootste kracht zingt.
In den lande aan te wakkeren het be
grip, dat niet alleen bij zonneschijn het
zijn aan zee groote bekoring heeft, doch
dat die bekoring er een wordt van ont
roerende schoonheid en van eerbied voor
ontketende krachten, moet het doel zijn
van hen, die het welzijn en de bestaans
mogelijkheid der 'badplaatsen ter harte
gaan.
Want het is niet de kunst om de men
schen, die aan zee geweest zijn, daarheen
te lokken; die komen in den regel wel
terug, doch het Is om bij de menschen van
het binnenland belangstelling gaande te
maken voor het bekoorlijke, dat de zee
biedt.
M.i. wordt daaraan te weinig aandacht
geschonken en te veel de klemtoon gelegd
hierop, dat je aan strand zon en windstilte
moet hebben.
Vergeten wordt de prachtige zons
ondergang, de levendige variatie der
golfbeweging en de diepe indruk van eer
bied voor de titanskrachten der opge
zweepte zee.
Robtnson.
Nou, nou, nou! Zoowat 6 weken aan
een scheen de zon bijna dagelijks, en
eerst de laatste 14 dagen is het weer wat
minder bestendig! Robinson is wat al te
somber gestemd.
Redactla
Getroefd.
Hij: „Mijn educatie heeft m'n vader vijf
mille gekost."
Zij: „Ja, wat je tegenwoordig toch wei
nig waar krijgt voor je geld, hè!"
FEUILLETON.
Ouderwetsche Begrafenissen!
Alvorens we eens wat naders' gaan vertel
len van de vroegere gewone „Burger-begra
fenissen", lijkt het wel aardig nog 'n oogen-
blik terug te komen op de z.g. „Gilde-begra
fenis", waarover we de volgende maal
spraken.
Omdat er nog zooveel eigenaardige dingen
bij voor den dag komen, die ons toonen hoe
het toch niet allemaal rouw en verdriet en
ernst en goeden wil was bij zoo'n vrlend-
schappelijke ter aardebestelling.
Het blijkt namelijk, dat er bepaalde Voor
schriften moesten bestaan ten opzichte van
begrafenisgewoonten, daar waar wij, latere
burgers, geen voorschrift meer voor noodig
hebben.
En niet alleen dat er voorschriften voor
moesten zijn, maar er moest zelfs streng de
hand worden gehouden aan die voorschrif
ten, daar waar wij verschillende dingen ge
heel uit eigen beweging en volgens „onge
schreven" voorschriften gewend zijn te doen.
Om maar eens iets te noemen.
De IJjkstatie, die wij de vorige maal zagen
passeeren over een oud-Amsterdamschen
burgwal, dat was een statie van nogal aan
zienlijk Ambaohts-gild. Zoo b.v. van een
Koop mans--of een Kramers- °f een Snij ders
gild.
'Want daarom hadden de mannen allemaal
zonder uitzondering zwarte mantels om.
Maar we hadden in die dagen menige
gilde-begrafenis kunnen ontmoeten, waarbij
van zwart geen sprake was ja, waarbij' we
vast den indruk zouden gekregen hebben,
flat de deelneemsters en de deelnemers
«netjes in de gauwigheid van de werkbank
of van t karwei of uit den neringkelder wa
ren weggeloopen....
Zoo met 'n gebaar van: „Sakkerjuu het
is bij twaalven en ik zou effe mee gaan
om Krelis Louwz in 't graf te brengen
Het ging zelfs zoover, dat in het jaar 1714
een gilde van beteekenis als dat der Meester-
timmerlieden voor het bouwen van schepen,
van hoogerhand moest worden voorgeschre
ven, dat zij ter begrafenis gaande: „or-
dent'üjk gekleet en niet ln haar ordinaris
werk-klederen verschijnen moesten"....
Ook de heeren molenaars hadden hier
schijnbaar 'n handje van.
Het moet zelfs zoo erg geweest zijn, dat
deze vakgenooten achter de baar aan gingen
met hun witbestoven linnen pakken, zóó uit
den molen, zoodat bij; 't minste of geringste
stootje de meelwolken eraf stoven.
Vandaar dat in het jaar 1692 de „Heeren
van den Geregte" ordonneerden, dat „alle
gildebroeders van 't molenaarsgild de begra
fenissen van den overledene gildebroeders
moesten bijwonen wesende gekleet ln het
behoorlijk swart met een swarte mantel ende
bef"....
En al waren zé dan niet altijd zóo uit het
werk gehold die begravende gildebroeders
altijd netjes in 't zwart waren ze daarom
ook niet.
Er waren er weer, die het naar den ande
ren kant te ver dreven.
Zoo bijvoorbeeld de vroolijke en luidruch
tige en speelzieke en kleurendroriken kunst
schilders uit die dagen. Zij waren de leden
van het St. Lucasgilde en zij dreven hun
zucht en hun genot voor het bonte kleuren
spel en hun liefhebberij' foor versierde en
opschikrijke kleederen zóó ver, dat het
langzamerhand gebruikelijk werd om achter
de begrafenis van een gildebroeder op de
meest bonte manier in „gecouleurde kleede
ren" te verschijnen.
Ook hieraan stelde de vroedschap zooveel
mogelijk paal en perk door ln 1716 voor te
MIDZOMER.
Op de heide, ln de weide.
Bloemeni overall
't Is midzomer. Langs den weg (kaatst
de hitte op, die bruint n vermoeit; maar
aan den kant, vanwaa le kringelende
windvlaagjes nu en anbosjes droog
hooi opcirkelen, is het heerlijk uit te
rusten.
Veel vogels zingen er nu niet, doch de
leeuwerik, een stip gelijk, laat van uit het
ijle hemelsblauw reeds zijn tiereliertoon-
tjes hooren. Die ieeuwerikken zijn des
zomers maar een heele vervulling!
Toch trippelen er op de weide nog tal
van vogels rond, als kivitten', grutto's,
tureluren, scholeksters en vooral spreeu
wen. Wat is zoo'n jonge spreeuw nu mooi
met zijn bruin pakje, waaraan straks
'grijze pluimpjes zullen 'komen, die in het
voorjaar weer afslijten^ om achter te laten
dat mooie zwarte kleedje met de schitte
rende metaalschaikeerinigen, die we zoo
goed kunnen waarnemen', wanneer deze
vogels hun spotliedjes zingen in het lente-
getij. Hoe druk trippelen ze nu heen en
weer, om telkens een slakje of andèr krui
pend diertje weg te pikken, dat den 'boer
meer last dan vreugde kan geven.
Die vogels zouden ons wel een heelen
dag bezig kunnen houden, doch er is meer
te zien.
Zie maar eens langs het kantje van den
weg naar die kleine, witte bloemjes,
die 'ge al zoo dikwijls onnadenkend voor
bij geloopen zijt Wat lager aan de sten
gels dier plantjes ziet ge aan lange steel
tjes vele platte vruchtjes, mooi 'groen van
kleur. Buig nu het dorre 'gras bens ter
zijde, en behalve stengelbladeren zult ge
onder aan elk plantje vinden een mooi
kransje van allerkeurigste blaadjes, te
zamen een wortelrozet vormende. Deze
blaadjes zien er heel. anders uit, dan de
hooger geplaatste, die verspreid langs
hoofd- en hijstengels staan.
Hoe het aardige plantje, dat een groot
gedeelte van het jaar bloeit en tegelijk
vruchten draagt, en dat bijna overal voor
komt, heet? Verschillende volksnamen
draa'gt het; Heukels noemt er niet minder
dan zestig en de Nederlandsohe is Her-
derstasohje, de wetenschappelijke Cap-
sella bursa pastoris. Aardige volksnamen
zijn ook: Lepeldiefje, Beursjeskruid, Tuin-
lepeltje en Taschjeskruid. Vele namen
doen denken aan den vorm der vruchtjes,
driekante hauwtjes met duidelijk herken
baar tusschenschot. Pluk eens zoo'n
vrucht af en houd het naar de zon ge
keerd. Juist, dan ziet ge de vele paadjes
aan beide zijden van het tusschenschot
Vrees nu maar niet, dat ge de voortplan
ting van dit gewas hebt tegengegaan,
want de plantkundigen vertellen ons, dat
één zoo'n plant van bet Herderstaschje
wel 60.000 zaadjes kan voortbrengen.
Wanneer men zoo'n Herderstaschje
eenmaaVgoed bekeken heeft, vergeet toen
het nimmer meer. Als de zon schijnt
staan de bloempjes wijd open, en dan val'
len wel ln het oog: - 4 kelkblaadjes, 4
bloemblaadjes en 6 meeldraden, waarvan
2 kort en 4 lang zijn. Hieraan reeds weten
we, Öat we dit plantje hebben te rekenen
tot de familie der Krutóbloemigen of Cru-
ciferen.
Kijk, daar werkf zich vrij gemakkelijk
bij 't plantje op een langharige rups: het
diertje heet Bruine Beer of Arcta caja.
Wanneer we het zoo vinden op onkrui
den, zouden we het willen beschouwen als
goed vriend van den landman. Maar we
komen tot andere gedachten, wanneer we
schrijven „behoorelijk in 't swart gekleet te
verschijnen".
Zulks op'n daalder boete voor de
stadskas,
Zooals we reeds zagen ln een vorige feuil
leton, werd' iemand, die tot 'meerdere gilden
behoorde, slechts door één gild begraven. De
andere gilden werden „uitgekocht". Ze kre
gen 'n sommetje geld, waarmede zij dan
.gekend ende voldaan waren".
Het gilde, dat de begrafenis verrichtte, was
meestal het schuttersgilde. Dit had het meeste
aanzien en hier werd ook de aardigste cere
monie toegepast. Want een schutter moest
„schutterüjk" worden begraven. De Doel-
knecht ging voorop; schutters droegen de
baar en schutters volgden gehuld in hun
pallure en met de pijl in de hand.
Langen tijd' ging echter het Buurtgild nog
boven het Schuttersgild uit. De huurtknecht
sprak hier de buren aan en bracht hun de
penning. Acht huren droegen dan het lijk en
de rest volgde, vergezeld van de vrouwen en
ook vaak van de kinderen.
En dat ging dan zooals gezegd zóó
van de waschtobbe. De voorschoot omgesla
gen en de werkkiel dichtgeknoopt.
Eventjes buurman Evert Japiksz. naar de
aatste rustplaats brengen.
Intusschen moeten we niet denken', dat
alleen de gewone burgerlui aan het gildeleven
deden en op deze wijze hun dooden begroe
ven.
Neen De Poorterlj zelf was 'n gilde. Dit
heette het Oppergild. En de Poorterjj dat
was wat wij tegenwoordig zouden noemen:
Het Gemeente-bestuur. De Raad en het Ool-
ege van B. en W.
Want wat wij tegenwoordig een Burge-
meester noemen, dat heette in vroeger tijd
'n „Poort-meester". Pas later Is dat Burge
meester geworden:
En zoo was het gebruikelijk, dat wanneer
een achtbaar lid van de Vroedschap overleed
de geheele raad, met den Poortmeester aan
i iet hoofd, dit gestorven lid een formeele
gilde-begrafenis bezorgde.
Stierf de Poortmeester zelf, dan 'ging het
net zoo met dit onderscheid, dat dan bo
ze de bladeren van onze moerbaziënboo-
men en ander loofhout zien verorberen.
Daar kunnen de 'beertjes heel wat schade
aanrichten, en onder de vogels zijn er
niet vele, die zich voeden met deze groote
rupsen. Alleen de koekoek schijnt ze als
lievelinigagerecht op het menu te hebben.
Nu wordt de voortplanting sterk tegenge
gaan door een soort vliegen, Tachinen ge-
heetem, die veel gelijken op gewone ka-
mervliegen: Uit de lichamen der rupsen,
en ook uit de poppen, komen vele malen
te voorschijn larfjes en popjes van die
tachinen^ op dezelfde wijlze, als we dat wel
bij d< sluipwespen van de 1 ooirupsen heb
ben r zien. 't Is dan *ncgelijk, dat zich
vliii' a uit d se m' oekerÏLeren be
zette voorwerpen kunnen ontwikkelen.
Heeft de Bru ne Beer evenwel geen last
van deze belagers, dan verander^ zij, na
een vraatzuchtig leven geleid te hebben,
in een 'glanzige, zwarte pop, die besloten
isjn een met losse haren besloten spinsel.
Gewoonlijk rust de pop in een1 ineenge
rold of toegevouwen blad, waar zij1 onge
veer een maand in verblijft. Dan komt er
uit te voorschijn de mooie nachtvlinder,
die ln den zoelen zomernacht zoo kalm
kan rondvliegen onder het geboomte.
Geef eens acht op het voorkomen er
van Zoo'n Beervlinder is tamelijk groot.
Het bruin van de voorvleugels is aardig
met lichtgeel doorsneden, gemarmerd, als
het ware, terwijl de achtervleugels bijna
vuurrood zijn met een vijftal donkergrijze
vlekken. Het achterlijf is rood met ver
scheidene zwarte dwarsstreepen, en naar
voren is het lichaam voorzien van een
bosje 'golvende haren, donkerrood ge
kleurd. Wie de mannetjes en wijfjes uit
elkander wil kennen: heeft acht te geven
op de sprieten, die bij de eersten gekamd,
'bij de laatsten geizaagd zijn. De wijfjes
leggen een aantal ronde eitjes, waaruit de
hongerige beertjes, die eerst zwart met
geel op den rug en aan de zijden zijn, te
voorschijn komen.
We moeten ons plekje aan den weg we
der verlaten, waar we nog veel meer zou
den kunnen zien In de sloot voor ons
schieten vlugge stekeltjes door het water,
dat begroeid is met keurige planten,
waarboven juffers en talrijke andere die
ren zweven De slootflora, die onvolpre
zen is, lokt talrijke bezoekers tot zich, niet
om te aanschouwen maar om er te voeren,
den strijd om het bestaan, die zich tot in
de kleinste wezens openbaart
We willen eens weer naar dit plekje
teruigkeeren
J. DAALDER Dz.
DIALOOG.
Heb Je gelezen, amice.
Van 't verrollen van den Accijns-
toren.Natuurlijk!
Maar dat is 'n idee!
'n Idee? Daar zit meer toekomst im,
dan in die heele ap enklieren-methode van
Prof. Steinach!
Nietwaar? Wat op *n verkeerde
plaats staat, dat zet je eenvoudig op 'n
paar-rollen op 'n stuk of wat Differdinger
binten en je rolt 't net heen waar je wil!
Precies! Stel je voor dat 't nog 's goed
gaat met de badplaats Huisduinen! Dan
zetten we Helder op rolletjes en rollen 't
'n beetje dien kant uit.Dat zal gezel
liger wezen.
En al wat ons eventueel niet bevalt
vendien alle gilden van de stad, dus de ge
heele burgerij eraan te pas kwam. En wel
met de grootste statie.
Wij zullen niet opnieuw de moeite nemen
zulk een uitvoerige stoet als die van zoo'n
poortmeesters-begrafenis te beschrijven. Al
leen zij' vermeld, dat ze nog indrukwekkender
was, dan een Gilde-optocht, waarvan we
vroeger eens een beschrijving gaven en dat
bij zulk 'n gelegenheid niet een groot deel
van de burgerij uitliep om den stoet op een
bepaald punt te gaan zien voorbijtrekken.
Maar dat alle gilden tan de stad vertegen
woordigd waren en ln een urenlange stoet
voor de baar uittrokken.
En dat bovendien de rest van de burgerij
dat wil zeggen, dat gedeelte, dat om een
of andere reden niet in de gildestoeten werd'
ingedeeld volstrekt niet thuisbleven of op
een afstand toekeken, maar zich ongezocht
in lange colonnes formeerden en achter den
stoet aan gingen.
Want bij zoo'n begrafenis kwam de gan-
sche stad letterlijk op de been.
Tegenover deze indrukwekkende laten
we maar zeggen: de meest indrukwekkende
van alle gildebegrafenissen, stonden ook be
grafenissen van den meest luguberen aard.
Dat waren niet in de eerste plaats deze,
welke plaats hadden vanuit de ziekenhuizen
of die zooals wij' vroeger vertelden om
de een of andere reden in den nacht en op
geheimzinhige manier moesten plaatshebben.
Naast deze eveneens echter uiterst treu
rige begrafenissen, waarbij het zoo in den
nacht weggebrachte lijk in den regel een mis
geboren kind of 'n aan de galg gestorven
misdadiger was was er nog eene, die
uiterst luguber was en uiterst gevreesd bo
vendien.
Dat waren de begrafenissen van hen, die
aan de pest gestorven waren.
De slachtoffers van deze ziekte werden
nimmer op de gebruikelijke manier en door
de gebruikelijke gildebroeders of buurtge-
nooten ter aarde besteld.
Reeds zeer vroeg nog voor dé Hervor
ming bestonden hiervoor aparte monni
ken. Zij vormden een aparte kloosterorde en
werden de „celle-broeders" geheeten: Zij' ver
richtten de begraieniflformKlitelten.
ijl Helder dat zetten we ook op Differdin
ger binten en dat rollen we zoetjesaan in
de richting van Anina Paulowna.
We konden alvast beginnen met hier
'n paar suffisante attracties heen te rollen
Om Helder wat op'te frisschen
B.v. 't Eucharistisch Congres.Ais
we 't eerder geweten hadden, Dat heeft
volk getrokken 1
Dat kunnen we dan over vier jaar
doen meit do Olympische spelen.Dan
zijn ze tn Amsterdam.Van Parijs al
hierheen rollen is wat ver.
We moesten do Nederlandsche bank
hierheen kunnen rollen.
Of 't Tusohinsky-theater.van Am
sterdam.
Of de Pier van Soheveningen
Of 'n Zwitsersch Berglandschap.
zoo met de Junigfrau en de Mont Blano en
'n stuk van 't Zwarte Woud erop.Dat
zou wel 'n aardige afwisseling wezen hier
in de buurt van Koegras.
We zouden t gewoon op Texel kun
nen neerleggen en dan Texel 'n beetje
hierheen rollen zoo wat dwars voor den
wal.
Of andiers die Sahara. Met 'ni Baar
Sfinxen erop.
Ja En als we dan Java ook hiei>
heen gerold' hadden, dan hoefden' de boo
ten van de Maatschappij Nederland niet
zoo ver meer te varen.Dan konden ze
door 't Nooid-Holiandsch kanaal komen
tegelijk met de booten van Esona.
Nietwaar?Dan kou de Wereldvlucht
Holland-Java 's op 'n kalme morgen ge
daan worden door 'n paar machines van
de Kooi.
Maar voor 1 buitenland is die Idee
ook veel waard. Ik zou willen voorstellen
het octrooi te verkoopen!
Ze zouden 't nemen ook. Reken daar
op! Om te beginnen zou de Fr arische re
geering de heele „Roer" naar het bosch
van Vincennea kunnen rollen. Dan was t
dichterbij en d'an konden de bezetting»-
soldaten 's avonds na den1 dienst naar
huis gaan met nachtpermissie of minstens
naar hun meisje.
En als wij dan die Nieuwe Holand-
sche kolenmijnen op Spitsbergen eens
hier jiaar de Veluwe rolden, dan konden
we hier op ons gemak kolen graven.
En onze vriend Wilhelm koe weer 's
ouwerwets op groot wild gaan jagen, als
hij 'n stuk van den Harz of van het Teuto-
burger woud naar de Drentsche hei liet
rollen.
Och man De idee is schitterend.
Er zit goud in.Goud!
Weet je wat we doen konden?
En?Gelijk opdeeleu als je dat
maar snapt!
Natuurlijk! We konden er eens met
Pierpont Morgan over spreken. Die komt
juist dezen' kant uit.En die Ameri
kanen voelen wel voor zoo'n aardig
heidje.
We doen t.Zorg dat je 'n schoon
halfhempie bij' de hand hebt als hij komt.
En poets jij je Engelsch wat op, dan
kan jij de toespraak houden.
Dat kan ine niet schelen.AdSdlol!
Saluut!
Brensa.
Ford gaat vliegtuigen „bij mlHioenen"
mafcpn-
Een Amerikaansoh journalist heeft'
Ford geïnterviewd over de toekomst der
luchtvaart. De groote autofabrikant ver
klaarde, dat de fabricage van en handel
in vliegtuigen zich dadelijk zou uitbrei
den wanneer de kwestie van handelsoog
punt werd beschouwd.
„In, onze fabrieken", zoo zei hij, „hou
den we ons al met de oommercieele toe
komst van het vliegtuig bezig. Weldra
zullen we van vliegtuigen evenveel afwe
ten als van automobieden, en dan maken
wij avions bij duizendten ja bij millioenen".
Inmiddels is van deze soort dooden een
aardige grap bekend gebleven, die een aar-
digen kijk geeft op de pestvrees.
Ergens in ons land aan de kust van de
Noordzee zat in het jaar 1545 een troep
Fransche zeelieden gevangen, die als zee
schuimers gevat was. Onder hen heerschte de
pest en er stierven er verschillenden.
Ten leste hieven er nog tien over en deze
tien beraamden een plan om uit hun gevan
genschap te worden bevrijd.
Zij kwamen overeen, dat één van ben zich
ais een gestorven pestlijder uit de gevangenis
zou laten dragen en eenmaal buitengekomen
voor hulp aan de overigen zou werken.
AidUs geschiedde. Het lot wees den red
der aan.
Des anderdaags heette het voor de celle-
broeders, dat er weer een van de zeelieden
gestorven was. Men wierp hang als men
was om in de nabijheid van de aangetasten
te komen een kist in het hok en gelastte
dat de doode man daarin zou worden gedaan
en de kist dichtgespijkerd: De door het lot
aangewezen man kroop in de kist en de ka
meraden zorgden wel, deze niet al te vast te
spijkeren.
Toen kwamen de cellebroeders en droegen
de kist weg.
Maar op het kerkhof gekomen stiet de
Franschman ineens het deksel van de kist
omhoog en sprong eruit. De monniken
vluchtten en riepen het volk toe, dat er een
wonder geschied' was.
Het volk niet ongenegen een kleine sen
satie te ondervinden liep uit, al roepende:
„Mirakel.Mirakel.
En onder de bedrijven vergat men den
heelen gewaanden doode, maar niet minder
gevangen Franschman. Die hierop juist ge-
speculeerd' had en in minder dan geen tijd
verdwenen was.
Men vond hem piet terug.
En of hij nog ooit zijn negen andere kame
raden terug vond, dat vermeldt de historie
niet.
En nu zullen we een volgende maal eens
toezien hoe het ging bij) een ouderwetsche
effectieve „Boerenbegrafenis".
(Wordt voofltBeaet).
't Juttertje
door
CAREL BRENSA.
Rollen.