Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, UIT DE WIÜDE WERELD. VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT van ZATERDAG 16 AUG. 1924. Nr. 135 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) HOE GROOTER GEEST, HOE GROOTER BEEST. Een verloren gegaan genie. Tot de vele zonderlinge en geheimzin' nige snaken, die vooral in de middel eeuwen als dieven, bedelaars, hansworsten, kwakzalvers en oplichters ons land door kruisten, behoort zeker als een der voornaamsten genoemd te worden P. J. Beronicus, iemand die alle bovengenoemde „beroepen" uitoefende en nog talrijke meer. Want waar de meesten van deze lieden met eenige hoogdravende zinswendingen en schoone geleerde woorden aan boeren en dorpers een hoogen dunk van hun wetenschap trachtten te geven, wat huü doorgaans niet al te moeilijk viel stonden'Beronicus wetenschappelijke ont wikkeling en geestesgaven op zoo'n hoogen trap, dat hij, zelfs nog in onze dagen, voor een groote geleerde gegolden zou hebben. Niemand wist waar hij vandaan kwam of waar hij geboren was en hij hield dit ook zorgvuldig verbolgen I Werd hem al eens naar zijn vaderland gevraagd, dan maakte hij er zich doorgaans met eenige grapjes af. Het staat trouwens te bezien of hij zelfs wel wist wat zijn vaderland was of wie zijn ouders waren, want onder het weinige dat we van hem weten is, dat hij zijn geheele leven gezworven heeft en dat het terrein van zijn werkzaamheden zich uitstrekte van Spanje tot in de Noordelijke Nederlanden. Hij heeft ook langen tijd in Middelburg gewoond en daar zijn eenige bijzonderheden over hem bewaard gebleven. -*o- In 1672 kwamen de boeren van Wal cheren in opstand tegen het overheids gezag. ïn gewapende benden trokken zij naar Middelburg en na die stadingenomen te hebben, hielden zij daar als dollen huis. Beronicus nu heeft dit alles beschreven in een werkje genaamd „Georgarchonto- machia", een heldendicht in Latynsche verzen. Het is later vertaald in het Hollandsch onder den titel „Boeren en Overheidsstrijd". Zijn voornaamste beroep was schoor steenveger, maar daarnaast kon men hem ook heel vaak zien optreden als hansworst of goochelaar, terwijl hij als kwakzalver meermalen de jaarmarkten meteen bezoek vereerde.' Nu klinkt het al eenigszins zonderling, dat zoo'n iemand zich bezig zou houden met het dichten van Latynsche verzen; nog wonderlijker klinkt dit als men verneemt, dat hij deze verzen voor de vuist weg uitsprak. Ze werden dan door anderen opgeteekend. Op deze wijze is ook bovenvermeld werkje ontstaan. En niet alleen in het Latyn, maar ook in het Grieksch sprak hij zijnverzen, -terwijl hij alle West-Europeesche talen volkomen beheerschte. Het Grieksch was zijn lievelingstaai en zijn grootste genoegen was het, in deze taal in versmaten te spreken. de jongere lbden der gegoede burgerij, wien hij les gaf in de Grieksche en Latynsche letteren. Voor hen sprak hij zijn verzen uit en die verzen door zijn leerlingen opge teekend zijn ons bewaard gebleven. Menigmaal las hij hun de wekelijkschè courant voor, die hij dan zelf direct omzette in Latynsche of Grieksche verzen. Men verhaalt van hem* dat, toen hij zich eens langeren tijd met den Duis- burgschen hoogleeraar in het Grieksch, Johan Frederich Gymnich, in die taal onderhouden had, hij gezegd heeft: „Het verdriet mij, om langer met U Grieksch te spreken, want waarachtig, mijn leer lingen, die maar een jaar bij mij geweest zijn, spreken het beter dan U". Natuurlijk berustte dit gezegde groo- tendeels op snoeverij, aan welke eigen schap hij trouwens in niet geringe mate mank ging. Maarzeker is ^och, dat hij in het zuiver spreken der klassieke talen zijn weerga niet kende. Hij was een zwart, onooglijk, klein, dik, uiterst bewegelijk ventje, gekleed in vieze lompen, maar met levendige en schrandere oogen en zoo iets verhevens in heel zijn wezen, dat men op het eerste gezicht er van overtuigd was, niet met een gewone straatslijper te doen te hebben. Toen Antoni Borremans, die over hem verhaalde, hem voor de eerste maal in Middelburg ontmoette, trof hij hem smoordronken en snoevend op zijn kun digheden. Hij werd algemeen uitgelachen en onder het uitbraken van de gemeenste scheldwoorden, verliet hij de herberg. Den volgenden dag keerde hij terug om zijn excuses te maken, maar toen hij direct daarop weer "begon over zijn kun digheden, vroeg men hem eens een staaltje daarvan te laten hooren. Men zeide hem een zesregelig punt dicht voor op de Haze, een bekend Zeeuwsch zeeheld uit die dagen, waarop een woordspeling voorkwam op diens naam: Haze, die zich tegenover den vij and niet als een haas gedroeg. Na even nagedacht te hebben, zette Beronicus dit over in acht Latynsche versregels, waarbij hij een soortgelijke woordspeling inlaschte, en voordat het gezelschap van zijn verbazing en bewon dering bekomen was, deed hij hetzelfde in het Grieksch. De Latynsche versregels zijn door een der aanwezigen opgeteekend en komen voor in de voorrede van het genoemde werkje „Boeren en Overheidsstrijd". Helaas I Hoe grooter geest, hoe grooter beest. Beronicus is steeds een levend bewijs geweest van de waarheid van deze Hollandsche zegswijze. Want bij zijn meer dan buitengewone geestesgaven hield hij er een dusdanige liederlijke levenswijze op na, dat Buizen het volgende grafschrift op hem hoeft gemaakt: Hier leid een wonderlijke geest. Hij leefde en stierf gelijk een beest. Het was een misselijke sater. Hij leefde in wijn en stierf in water. Op een morgen vond men hem in Middelburg dood in een goot liggen, waarin hij den vorigen avond in rijn dronkenschap was neergevallen. Hij waB in den modder gestikt. Tegenstrijdigheden in onze taal: Meesterknecht, ZoutzuurVolledig, Heerboer, Vuurzee, Meermin, Zeeland, Waterweg, Koudvuur, Geitébolk, Koekalf, Circus Oarré, Bitterzoet. FEUILLETON. VAN BUITEN ONZE AARDE. Saturnus en zijn geheimen. Door alle eeuwen heen heeft die planeet Saturnus de belangstelling der geleerden opgewekt en wel door de wonderlijke ring dde hem omgeeft, en die als zoodanig een unicum in de sterrenwereld! is! Saturnus behoort tot de vijf planeten die reeds in de grijze oudheid bekend waren, m.L Venus, Mars, Mercurius, Jupiter en Saturnus. Al heel vroeg was het den astronomen opgevallen dat enkele sterren zich tus- schen de andere door schenen te bewegen; vandaar de naam planeten, wat eigenlijk dwaalsterren beteekent! De menseh is van nature geneigd in alles wat hij-waarneemt, systeem te brengen, en zoo sjfreekt het van zelf, dat men al gauw maar een verband zocht, dat eenigszins orde zou scheppen in den oogenschijnlijken chaos die sterrenhemel heetl Men' ging de banen van Venus, Mars enz. nauwkeurig bestudeeren, en één van de eersten die hiervoor een volledig stelsel bedacht, was Ptolemaeus, een astronoom, die ongeveer 140 n. Chr. in Alexamdrië leefde. Tri figuur I ziet men diit stelsel in beeld gebracht. Volgens Ptolemaeus was de aarde het middelpunt van het heelal, waaromheen d'e zon en de maan (die n.1. óók tot de pjane- gerekend werden), Merourius, enz. zich bewogen; en wel wat betreft de zon en ue maan in cirkelvormige banen, terwijl de overige zich in cirkels bewogen, waarvan de middelpunten groote cirkels om de aarde beschreven. iMen noemde deze banen eplvyctes, de groote cirkels deferenten KEN E ZELF. Het ie voor een leek, ^misschien zelfs voor menig kunstenaar een raadsel hoe iemand als Rembrandt er in geslaagd is zijn eigen beeltenis zoo nauwkeurig weer te geven, om niet te spreken van de moeilijkheden van houding en omgeving, die voor hem louter spel schijnen geweest te zijn. De kunst is een gave Gods en als zoo danig voor het verstand onnaspeurbaar. Maar ik zou wel eens willen weten of er één mensch is, die het zoover gebracht heeft, dat hij in staat is, zijn eigen geeste lijk portret te teekenen, zóó dat een ieder hem er uit herkennen zal? Niet uit een kunstenaars- maar uit een zielkundig oogpunt is dit probleem nog veel moei lijker én dat wel om meer dan een reden. De mensch vereenigt in zich zoo ontzag lijk veel verschillende eigenschappen, waarvan nu eens de eene, dan weer de andere naar voren treedt, 'dat het schier onmogelijk is ze alle in één beeld samen te vatten. Daar komt nog bij dat door de verschillende menschen, met wie we om gaan, lang niet altijd dezelfde kanten van ons wezen worden te voorschijn gelokt en de een aan ons iets geheel anders herkennen zal dan de ander. Maar de grootste moeilijkheid ligt toch nog aan een andere oorzaak. Er zijn er niet weinigen, die zich moeite gegeven hebben om een zorgvuldige auto biografie te schrijven, daarin trachtende, niet alleen hun levenservaring, maar ook hun gemoedsindrukken weer te geven, ja zelfs den grondtoon en de ontwikkeling van hun wezen te verklaren. Dit kan groote waarde hebbenmaar in hoofdzaak voor een volgend geslacht. Tijdgenooten zien ons meestal geheel anders dan wij ons zeiven zien. Merkwaardig is in dit vérband, in de „Maximes" van den her tog De la Rochefoucauld, het portret dat hij van zioh zelf teekent, vergeleken bij de indrukken van den kardinaal de Retz, die daarmee vaak geheel in tegenspraak zqn. Maar we behoeven piet zoo ver te gaan om ons van1 bovengenoemde waarheid te overtuigen. De oorzaak ligt voor de hand. Wij kunnen onze eigen beeltenis niet scheiden van de goede voornemens en aspiraties, die we nog wel niet tot wer kelijkheid gebracht hebben, maar die er volgens ons toch reeds bijbehooren, al zweven ze ons vooruit. Een ander ziet al die onwerkelijke dingen natuurlijk niet en het beeld, dat deze te zien krijgt, is de platte, niet geretoucheerde werkelijk heid. Er komt nog een andere factor bij. De spiegel, waarin zich bij een ander ons beeld weerkaatst, is zelden geheel zuiver Vooringenomenheid of vooroordeel heb ben hem wellicht met een waas overtogen, of, wat nog erger is, hij is dof door on vatbaarheid of onverschilligheid, niet zel den zelfs door hartstocht bezoedeld. Dat alles weten wijen het is misschien daaraan toe te schrijven, dat er slechts weinig menschen zijn aan wier oordeel wij zooveel waarde hechten, dat we ons er door in ónze gedragslijn laten be ïnvloeden. Tot die enkelen zouden we ons misschien o zoo gaarne wenden; het zou ons tot waarachtige hulp kunnen zijn, maar er hoort moed toe om tot het besluit te ko men. Met betrekking tot do groote me nigte, met wie we slechts oppervlakkig verkeeren, is het werkelijk maar beter do zaak een weinig in het onzekere te laten. In onze jeugd mogen we de illusie ge had hebben dat het mogelijk was in den omgang-niets te verbloemen, elkander we- derkeerig de volle waarheid te zeggen, later hebben we wel lèeren inzien, dat dit onmogelijk was. Maar we hebben het tevens verleerd om daaraan de hoogste waarde te hechten. Het komt er in den Het stelsel van Ptolemaeus is langen tijd voor juist gehouden en eerst Copernicus wierp het omver. Volgens dezen astronoom, was niet de aarde, doch de Zon 't middel punt van het heelal; en de planeten bewo gen zich in cirkelvormige hanen om haar heen. „Der dxitte lm Bunde" Is Tycho Brahé die beide stelsels combineerde. Met Ptole maeus was hierbij de aardie t Middelpunt; Zon en Maan bewegen zich om haar heen; de planeten echter bewegen zich om de Zon. De vraag, welke van deze 8 systemen de juiste was, maakte jarenlang een heftigen strijd, onder de geleerden uit totdat Kepler kwam, wiens geniale geest hem de dTie naar hem genoemde wetten deed vin den, die onze heele tegenwoordige astro nomische kennis beheersehen. Johannes Kepler werd in 1571 te Wür- temberg geboren, en aanvankelijk voor theoloog opgeleid. Tijdens zijn studiën aan de Hoogeschool te Würtemberg, waarbij hij ook de wiskunde beoefende, maakte hij ken nis met het stelsel van Copernicus, en dit werd de oorzaak dat hij al gauw zijn oor spronkelijke richting opgaf; op 22-jarigen leeftijd werd hij benoemd tot hoogleeraar in de wiskunde aan de universiteit te Graz. De eerste wet van Kepler, die voor ons 't belangrijkste is, zegt, dat alle planeten zich in ellipsvormige banen om de zon bewegen; deze staat in een der beide brandpunten. 'Figuur 2 geeft hiervan een denkbeeld. Wij zien hierbij, dat de banen van Mercu rius en Venus binnen die van de aarde lig gen; men noemt déze beide binnen planeten; de andere, waartoe ook Saturnus behoort, hee- ten buitenplaneten. Van deze banen en ook van de -planeten zelf, heeft men langs wiskundigen weg eeni ge gegevens verkregen. grond niet zooveel op aan, of een ander het beeld, dat we van ons zeiven ontwer pen, gelijkend of herkenbaar vindt 1 Voor hem is het voldoende te weten wat hij aan ons heeft. Voor ons is het de hoofdzaak, dat het ons hoe langer zoo klaarder wordt wie en wat we meenen te zijn, opdat we hoe langer zoo beter weten, welke eischen we mogen en moeten stel len aan ons zeiven en meer en meer zelfbewuste, krachtige persoonlijkheden worden. In volkomen oprechtheid daarom van tijd. tot tijd te trachten een zelfportret te ontwerpen, zij het dan ook. bij /oorkeur alleen voor ons zeiven, ktu nitanders zjjn dan een nuttige, heilrijke bezigheid. B. AMENDiE HONORABLE. Ja, geachte Redactie, uw noot onder „Een druilerige zomer" dwingt me om amende honorable te doen tegenover moe der Natuur, die, evenals een imoedier met veel kinderen, toch al zooveel moeite heeft om het allen naar den zin te maken- en meestentijds niet meer oogst dan on dankbaarheid. i Er is misschien een excuus (welk men- sohenkind heeft er niet altijd een excuus bij de hand voor zijne handelingen?) en- dat is, dat ik het artikeltje schreef op dien drui-lerigen dag in de vorige week, toeni de régen gestadig neersiepelde uit egaal grauwe lucht Het was niet een kletterregen, die zwiepend tegen de rui ten slaat en kletterend petst op de daken, zoodat het is alsof een duizendvoudig ke gelspel wondt opgezet en neergesmeten, neen, het ging geruischloos; geen aasje wind, geen regendruppen, doch een grijs, -grauw floers, dat van de grauwe lucht hing tot op de aarde. Want bij den klet terregen voel ook ik de muziek daarvan; dan hoor ik de krachtgeluiden van den- door een stormwind voortgezwiepte drup pels, die een orgie van trömmelmarschen doet daveren tegen de ruiten en op de zinken daken. Maar toen- ik dien dag zat te schrijven, was het niets dan een deprimeerende oneindigheid van water, dat als slierten grauwe stof neerdaalde. Bovendien kwam dit er bij, dat ik de volgende week met vaoantie zou gaan en- dies was 't niet meer dan een menschelijke eigenschap, dat ik reikhalzend, toen reeds, uitzag naar goed, zonnig weer en daarom maakte die kleffe, geruischloos sliertende regen me somber; een eigenaardige ge moedsstemming, die, ge weet het, toch meestentijds niet des Robinsons ia Doch op den dag, toen ik me los kon maken uit den tredmolen van het dage- lijksche leven, was het of moeder natuur mijn wenschen had voorvoeld en1 deed- ze weer, evenals die gebenedijde onvolpre zen liehébbende en zorgende moeders, die haast niets dan ondankbaarheid in- oogsten, ze deed weer alle moeite om het me naar den zin te maken; ze was sans rancune en volop vergevingsgezind. De lucht klaarde dien dag al meer en- meer op, het blauw van de lucht werd al. uitgebreider tusschen de reusachtige wol kengevaarten1 en toen ik het stalen ros tusschen de knieën had, lachte de zon over het groene water onzer grachten, de con touren der huizen sprankelden in het zon nelicht en de schaduwen daarvan wirre- warrelden ver onder het watervlak. Ik had het windje in deni rug en het was me, (ik had juist de gegronde noot onder mijn artikeltje gelezen) het was me, alsof ik der natuur groot onrecht had aan gedaan. En in haar -grenzelooze groot moedigheid gaf ze me nu nog ht windje in don rug, zoodat ik me licht als een- veertje kon- gevoelen en vlug als de wind zelve, over den weg gleed. Een weldadig gevoel kwam in me; ik voelde mje zoo ruim en zoo frank en vrij. Het idee m'n wekkertje op zóó en zóó laat niet te behoeven te zetten; het denk beeld van te mogen doen en laten wat ik wilde; de heerlijke zon, die de wolken als groote vlekken over het landschap liet schuiven; de geelMinkende duinen aan den westeinder; dat alles deed me zoo wel dadig aan. Zoo heeft b.v. Saturnus een omloopstijd- van 29.46 jaar, en wentelt hij in 10 u. 14 m. om zijn as: dit is dus de duur van een Satur- nus-dag! In de astronomische kekers doet Satur nus zich- voor als een schijf, waarvan de randen donkerder zijn dan het midden ter wijl h-ü- door een lichtenden ellips omgeven schijnt De beroemde Hollander Huygens was de eerste die (in 1655) dit wonderlijk verschijnsel verklaarde als veroorzaakt door een ring, die de planeet omgeeft Doch hier mee was het mysterie nog lang niet opge lost en er Weef de -groote vraag hoe deze ring in evenwicht kon blijven. Laplace toonde aan dat een vaste ring in deze omstandigheden nooit in- evenwicht kon verkeeren, en evenmin is dit het geval' met een vloeibare ring. Oassini had' reeds het ver moeden geopperd, als zou de ring uit een groote zwerm stofdeeltjes bestaan. Maxwel heeft diit later wiskundig bewezen. De z.g. spectraal analyse doet ons nu een prachtig middel aan de handl om Maxwells uitkomsten experimenteel te -bevestigen. Om dit duidelijk te -maken, maken we even een uitstapje naar het gebied' van het geluid. Ieder heeft in den trein gezeten wél opgemerkt, hoe de fluit van een passeerende locomotief in toonhoogte schijnt -te dalen, En hoewel ik eerst van plan was ons Heldert je niet te verlaten, omdat ik ook daar ruim voldoende gelegenheid weet om voor mijn lust voor het zwerven in de natuur voldoende -bevrediging te vin den, ben ik toch niet onvoldaan nu ik het Heldersche stof aan mijn fietsbanden voor dat van andere vlekken in ons va derland heb verwisseld. Ik ben gegaan door het polderland van Anna Paulowna en Wieringerwaard, waar de velden reeds waren bedekt met het afgemaaide koren, dat in stevige op pers was opgetast of dat op klaverrulters het stervingsproces ging voltooien; doch ook waren er nog druk doende de rich ters, tóet hun zwengelende zichten, die* scherp als een scheermes, de rijkbeladen garven -afsneden en zij zelf voetje voor voetje met gekroonde ruggen voorwaarts schreden. En hoewel ik zelf zoo vaak den zegen van den arbeid heb ondervonden, voel ik toch ook, dat zoo'n dag lang gebukt voor waarts gaan, voetje voor voetje, terwijl eindeloos de zicht door het koren moet worden geslagen, de menschen het mo ment zal doen zegenen; dat die dagtaak er weer opzit. Want dat is nog een -groote fout in ons geheele maatschappelijk bestel, dat er te weinig waardeering is voor elkanders ar beid en er daardoor een- te weinig begrij pen is van elkanders verlangens en rechten. Doch ik dwaal af. Volop stónd er ook nog het volrfjpe graan. Tarwe, gerst, haver en klaver en vlas en mosterd en -blauwmaanzaad. Als in een caleidoscoop stonden de velden ge kleurd in hun eigen natuurpakje; de wolk gevaarten werden steeds minder en aan een schier wolkloozen hemelkoepel stond de zon daar in al haar kracht en deed het al overgloeien in een zee van flon kerend licht. De mussohen' deden zich te goed aan den rijkvoorzienen disch; de spreeuwen hielden met hun jongen eet- en vliegde- monstraties; de reigers bolwiekten met ingetrokken' nek breed-uit over de vel den; de zwaluwen scheerden en zwenk ten in sneltreinvaart langs de wallekanten. Ik hoorde een karakiet tusschen de wui vende rietpluimen en een koekoek zag ik oiikelkringend gaan door een hofboschje, nagezeten door een aantal zwaluwen. Het was al leven en zon en kleur en bedrijvigheid in de natuur. De wegen door het polderland waren prachtig te befietseni, behalve daar waar de dorpsdemocratie in vervlogen dagen had gemeend door d-e dorpen straten te moeten aanleggen, zoodat nu het fietsen de nageslacht hobbelend daarover heeft te gaan. Ik -ben gegaan door dorpjes, die ik in mijn prille jeugd wel eens op de kaart had zien staan en die ik op de aardrijks kundige les wel had moeten leeren, ter wijl van dit of dat dorp dan een of andere merkwaardigheid werd verteld. En toen ik de handwijzers van den A. N. W. B. had te bekijken om me te oriën- teeren, kwam mij zoo'n vroeger geleerd lesje toch weer in de herinnering en dan ben ik afgestapt en heb gevraagd naar hetgeen me indertijd als merkwaardigheid van dat plaatsje werd meegedeeld. Dan sloeg ik van den hoofdweg af en- zoo kwam ik in Groot-Schermer en be keek het stadhuis, waarin een 'gevelsteen voorkomt, voorstellende een haringbuis, die met uitgeworpen net en gestreken mast bezig is met de vischvangst, welke indertijd ons land tot een zeevarende mogendheid van den eersten rang heefï gemaakt Daaronder stond het jaartal 1680 en daarboven het wapen, voorstellende twee haringen. En als ge dan nu de landelijke omge ving bekijkt, waarin dat dorpje is gele gen, dan kun Je je niet voorstellen, dat daar indertijd de pioniers hebben ge- a woond van het volk,'dat we nu nog de zee varende natie noemen. Al fietsende langs de dorpjes, welke geen schitterende woningen' hebben, doch de woonplaatsen meer het voorkomen toonen van halfverzakte houten noodwo ningen, kwam ik plotseling voor een tol- naarmate deze zich verder van ons verwijdert Nu is het bekendi <Jat het geluid een ver schijnsel van trilling Is, en ook diat een be paalde toon stijgt, naarmate het trillingsge tal di. het aantal trillingen per seconde, toeneemt. Welnu: van een ons naderende ge luidsbron zal ons oor meer trillingen per se conde opvangen, dan van een stilstaande; en zoo is dit verschijnsel, dat de natuurkundigen het principe van Doppler hebben genoemd, gemakkelijk te verklaren. Een soortgelijke redeneering is -bij' het licht dat immers óók een trifilngsver- schfinsel- is toe te passen. Het witte zonlicht -kan door middel van een- prisma in een z.g. spectrum van ver schillende kleuren gescheiden worden, Elk van deze kleuren -heeft evenais de ver schillende tonen een bepaald trillingsge tal: voor rood bedraagt dit 480 billioen, voor violet 800 billioen. Nu is het duidelijk dat in het spectrum van een met groote snelheid op ons toekomende lichtbron elke kleur afzonderlijk den in druk van- een grooter trillngstal zal teweeg brengen; ma.w. de kleuren van het spec trum verschuiven naar het violet toe. Deze theorie Is experimenteel schitterend bevestigd door Scheiner dóór middel van waarnemingen van het Zonnespectrum, waarbij- hij' gebruik maakte van het feit dat de Zon om een as draalt. Nu heeft men in een spectrum van den ring Saturnus leen verschuiving ten opzichte van het spectrum van de planeet zei1 waar genomen-: uit de grootte van deze verschui ving kon men de draailngs-snelheden aan den binnenkant en aan den -buitenkant van den ring berekenen en deze kwamen ge heel overeen met de door Maxwell theore tisch voorspelde snelheden van de stofdeel tjes. Brenso. 't Juffertje Niettegenstaande zijn zeer losbandige levenswijze, had hij vele leerlingen onder Brenaa.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 11