Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
UIT DE WIÜDE WERELD.
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
van ZATERDAG 16 AUG. 1924.
Nr. 135 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
HOE GROOTER GEEST, HOE
GROOTER BEEST.
Een verloren gegaan genie.
Tot de vele zonderlinge en geheimzin'
nige snaken, die vooral in de middel
eeuwen als dieven, bedelaars, hansworsten,
kwakzalvers en oplichters ons land door
kruisten, behoort zeker als een der
voornaamsten genoemd te worden P. J.
Beronicus, iemand die alle bovengenoemde
„beroepen" uitoefende en nog talrijke
meer.
Want waar de meesten van deze lieden
met eenige hoogdravende zinswendingen
en schoone geleerde woorden aan boeren
en dorpers een hoogen dunk van hun
wetenschap trachtten te geven, wat huü
doorgaans niet al te moeilijk viel
stonden'Beronicus wetenschappelijke ont
wikkeling en geestesgaven op zoo'n hoogen
trap, dat hij, zelfs nog in onze dagen,
voor een groote geleerde gegolden zou
hebben. Niemand wist waar hij vandaan
kwam of waar hij geboren was en hij
hield dit ook zorgvuldig verbolgen I Werd
hem al eens naar zijn vaderland gevraagd,
dan maakte hij er zich doorgaans met
eenige grapjes af.
Het staat trouwens te bezien of hij
zelfs wel wist wat zijn vaderland was of
wie zijn ouders waren, want onder het
weinige dat we van hem weten is, dat
hij zijn geheele leven gezworven heeft
en dat het terrein van zijn werkzaamheden
zich uitstrekte van Spanje tot in de
Noordelijke Nederlanden. Hij heeft ook
langen tijd in Middelburg gewoond en
daar zijn eenige bijzonderheden over hem
bewaard gebleven.
-*o-
In 1672 kwamen de boeren van Wal
cheren in opstand tegen het overheids
gezag. ïn gewapende benden trokken zij
naar Middelburg en na die stadingenomen
te hebben, hielden zij daar als dollen huis.
Beronicus nu heeft dit alles beschreven
in een werkje genaamd „Georgarchonto-
machia", een heldendicht in Latynsche
verzen. Het is later vertaald in het
Hollandsch onder den titel „Boeren en
Overheidsstrijd".
Zijn voornaamste beroep was schoor
steenveger, maar daarnaast kon men hem
ook heel vaak zien optreden als hansworst
of goochelaar, terwijl hij als kwakzalver
meermalen de jaarmarkten meteen bezoek
vereerde.'
Nu klinkt het al eenigszins zonderling,
dat zoo'n iemand zich bezig zou houden
met het dichten van Latynsche verzen;
nog wonderlijker klinkt dit als men
verneemt, dat hij deze verzen voor de
vuist weg uitsprak. Ze werden dan door
anderen opgeteekend. Op deze wijze is
ook bovenvermeld werkje ontstaan.
En niet alleen in het Latyn, maar ook
in het Grieksch sprak hij zijnverzen,
-terwijl hij alle West-Europeesche talen
volkomen beheerschte.
Het Grieksch was zijn lievelingstaai
en zijn grootste genoegen was het, in
deze taal in versmaten te spreken.
de jongere lbden der gegoede burgerij,
wien hij les gaf in de Grieksche en
Latynsche letteren.
Voor hen sprak hij zijn verzen uit en
die verzen door zijn leerlingen opge
teekend zijn ons bewaard gebleven.
Menigmaal las hij hun de wekelijkschè
courant voor, die hij dan zelf direct
omzette in Latynsche of Grieksche verzen.
Men verhaalt van hem* dat, toen hij
zich eens langeren tijd met den Duis-
burgschen hoogleeraar in het Grieksch,
Johan Frederich Gymnich, in die taal
onderhouden had, hij gezegd heeft: „Het
verdriet mij, om langer met U Grieksch
te spreken, want waarachtig, mijn leer
lingen, die maar een jaar bij mij geweest
zijn, spreken het beter dan U".
Natuurlijk berustte dit gezegde groo-
tendeels op snoeverij, aan welke eigen
schap hij trouwens in niet geringe mate
mank ging. Maarzeker is ^och, dat hij
in het zuiver spreken der klassieke talen
zijn weerga niet kende.
Hij was een zwart, onooglijk, klein, dik,
uiterst bewegelijk ventje, gekleed in vieze
lompen, maar met levendige en schrandere
oogen en zoo iets verhevens in heel zijn
wezen, dat men op het eerste gezicht er
van overtuigd was, niet met een gewone
straatslijper te doen te hebben.
Toen Antoni Borremans, die over hem
verhaalde, hem voor de eerste maal in
Middelburg ontmoette, trof hij hem
smoordronken en snoevend op zijn kun
digheden. Hij werd algemeen uitgelachen
en onder het uitbraken van de gemeenste
scheldwoorden, verliet hij de herberg.
Den volgenden dag keerde hij terug
om zijn excuses te maken, maar toen hij
direct daarop weer "begon over zijn kun
digheden, vroeg men hem eens een staaltje
daarvan te laten hooren.
Men zeide hem een zesregelig punt
dicht voor op de Haze, een bekend
Zeeuwsch zeeheld uit die dagen, waarop
een woordspeling voorkwam op diens
naam: Haze, die zich tegenover den vij
and niet als een haas gedroeg.
Na even nagedacht te hebben, zette
Beronicus dit over in acht Latynsche
versregels, waarbij hij een soortgelijke
woordspeling inlaschte, en voordat het
gezelschap van zijn verbazing en bewon
dering bekomen was, deed hij hetzelfde
in het Grieksch.
De Latynsche versregels zijn door een
der aanwezigen opgeteekend en komen
voor in de voorrede van het genoemde
werkje „Boeren en Overheidsstrijd".
Helaas I Hoe grooter geest, hoe grooter
beest. Beronicus is steeds een levend
bewijs geweest van de waarheid van deze
Hollandsche zegswijze. Want bij zijn
meer dan buitengewone geestesgaven
hield hij er een dusdanige liederlijke
levenswijze op na, dat Buizen het volgende
grafschrift op hem hoeft gemaakt:
Hier leid een wonderlijke geest.
Hij leefde en stierf gelijk een beest.
Het was een misselijke sater.
Hij leefde in wijn en stierf in water.
Op een morgen vond men hem in
Middelburg dood in een goot liggen,
waarin hij den vorigen avond in rijn
dronkenschap was neergevallen. Hij waB
in den modder gestikt.
Tegenstrijdigheden in onze taal:
Meesterknecht, ZoutzuurVolledig,
Heerboer, Vuurzee, Meermin, Zeeland,
Waterweg, Koudvuur, Geitébolk, Koekalf,
Circus Oarré, Bitterzoet.
FEUILLETON.
VAN BUITEN ONZE AARDE.
Saturnus en zijn geheimen.
Door alle eeuwen heen heeft die planeet
Saturnus de belangstelling der geleerden
opgewekt en wel door de wonderlijke
ring dde hem omgeeft, en die als zoodanig
een unicum in de sterrenwereld! is!
Saturnus behoort tot de vijf planeten die
reeds in de grijze oudheid bekend waren,
m.L Venus, Mars, Mercurius, Jupiter en
Saturnus.
Al heel vroeg was het den astronomen
opgevallen dat enkele sterren zich tus-
schen de andere door schenen te bewegen;
vandaar de naam planeten, wat eigenlijk
dwaalsterren beteekent!
De menseh is van nature geneigd in alles
wat hij-waarneemt, systeem te brengen, en
zoo sjfreekt het van zelf, dat men al gauw
maar een verband zocht, dat eenigszins orde
zou scheppen in den oogenschijnlijken
chaos die sterrenhemel heetl
Men' ging de banen van Venus, Mars
enz. nauwkeurig bestudeeren, en één van
de eersten die hiervoor een volledig stelsel
bedacht, was Ptolemaeus, een astronoom,
die ongeveer 140 n. Chr. in Alexamdrië
leefde. Tri figuur I ziet men diit stelsel in
beeld gebracht.
Volgens Ptolemaeus was de aarde het
middelpunt van het heelal, waaromheen d'e
zon en de maan (die n.1. óók tot de pjane-
gerekend werden), Merourius, enz.
zich bewogen; en wel wat betreft de zon en
ue maan in cirkelvormige banen, terwijl de
overige zich in cirkels bewogen, waarvan
de middelpunten groote cirkels om de aarde
beschreven.
iMen noemde deze banen eplvyctes, de
groote cirkels deferenten
KEN E ZELF.
Het ie voor een leek, ^misschien zelfs
voor menig kunstenaar een raadsel hoe
iemand als Rembrandt er in geslaagd is
zijn eigen beeltenis zoo nauwkeurig weer
te geven, om niet te spreken van de
moeilijkheden van houding en omgeving,
die voor hem louter spel schijnen geweest
te zijn.
De kunst is een gave Gods en als zoo
danig voor het verstand onnaspeurbaar.
Maar ik zou wel eens willen weten of er
één mensch is, die het zoover gebracht
heeft, dat hij in staat is, zijn eigen geeste
lijk portret te teekenen, zóó dat een ieder
hem er uit herkennen zal? Niet uit een
kunstenaars- maar uit een zielkundig
oogpunt is dit probleem nog veel moei
lijker én dat wel om meer dan een reden.
De mensch vereenigt in zich zoo ontzag
lijk veel verschillende eigenschappen,
waarvan nu eens de eene, dan weer de
andere naar voren treedt, 'dat het schier
onmogelijk is ze alle in één beeld samen
te vatten. Daar komt nog bij dat door de
verschillende menschen, met wie we om
gaan, lang niet altijd dezelfde kanten van
ons wezen worden te voorschijn gelokt
en de een aan ons iets geheel anders
herkennen zal dan de ander. Maar de
grootste moeilijkheid ligt toch nog aan
een andere oorzaak.
Er zijn er niet weinigen, die zich moeite
gegeven hebben om een zorgvuldige auto
biografie te schrijven, daarin trachtende,
niet alleen hun levenservaring, maar ook
hun gemoedsindrukken weer te geven, ja
zelfs den grondtoon en de ontwikkeling
van hun wezen te verklaren. Dit kan
groote waarde hebbenmaar in hoofdzaak
voor een volgend geslacht. Tijdgenooten
zien ons meestal geheel anders dan wij
ons zeiven zien. Merkwaardig is in dit
vérband, in de „Maximes" van den her
tog De la Rochefoucauld, het portret dat
hij van zioh zelf teekent, vergeleken bij
de indrukken van den kardinaal de Retz,
die daarmee vaak geheel in tegenspraak
zqn.
Maar we behoeven piet zoo ver te gaan
om ons van1 bovengenoemde waarheid te
overtuigen. De oorzaak ligt voor de hand.
Wij kunnen onze eigen beeltenis niet
scheiden van de goede voornemens en
aspiraties, die we nog wel niet tot wer
kelijkheid gebracht hebben, maar die er
volgens ons toch reeds bijbehooren, al
zweven ze ons vooruit. Een ander ziet al
die onwerkelijke dingen natuurlijk niet
en het beeld, dat deze te zien krijgt, is
de platte, niet geretoucheerde werkelijk
heid.
Er komt nog een andere factor bij. De
spiegel, waarin zich bij een ander ons
beeld weerkaatst, is zelden geheel zuiver
Vooringenomenheid of vooroordeel heb
ben hem wellicht met een waas overtogen,
of, wat nog erger is, hij is dof door on
vatbaarheid of onverschilligheid, niet zel
den zelfs door hartstocht bezoedeld.
Dat alles weten wijen het is misschien
daaraan toe te schrijven, dat er slechts
weinig menschen zijn aan wier oordeel
wij zooveel waarde hechten, dat we ons
er door in ónze gedragslijn laten be
ïnvloeden.
Tot die enkelen zouden we ons misschien
o zoo gaarne wenden; het zou ons tot
waarachtige hulp kunnen zijn, maar er
hoort moed toe om tot het besluit te ko
men. Met betrekking tot do groote me
nigte, met wie we slechts oppervlakkig
verkeeren, is het werkelijk maar beter
do zaak een weinig in het onzekere te
laten.
In onze jeugd mogen we de illusie ge
had hebben dat het mogelijk was in den
omgang-niets te verbloemen, elkander we-
derkeerig de volle waarheid te zeggen,
later hebben we wel lèeren inzien, dat
dit onmogelijk was. Maar we hebben het
tevens verleerd om daaraan de hoogste
waarde te hechten. Het komt er in den
Het stelsel van Ptolemaeus is langen tijd
voor juist gehouden en eerst Copernicus
wierp het omver. Volgens dezen astronoom,
was niet de aarde, doch de Zon 't middel
punt van het heelal; en de planeten bewo
gen zich in cirkelvormige hanen om haar
heen.
„Der dxitte lm Bunde" Is Tycho Brahé
die beide stelsels combineerde. Met Ptole
maeus was hierbij de aardie t Middelpunt;
Zon en Maan bewegen zich om haar heen;
de planeten echter bewegen zich om de Zon.
De vraag, welke van deze 8 systemen de
juiste was, maakte jarenlang een heftigen
strijd, onder de geleerden uit totdat
Kepler kwam, wiens geniale geest hem de
dTie naar hem genoemde wetten deed vin
den, die onze heele tegenwoordige astro
nomische kennis beheersehen.
Johannes Kepler werd in 1571 te Wür-
temberg geboren, en aanvankelijk voor
theoloog opgeleid. Tijdens zijn studiën aan
de Hoogeschool te Würtemberg, waarbij hij
ook de wiskunde beoefende, maakte hij ken
nis met het stelsel van Copernicus, en dit
werd de oorzaak dat hij al gauw zijn oor
spronkelijke richting opgaf; op 22-jarigen
leeftijd werd hij benoemd tot hoogleeraar
in de wiskunde aan de universiteit te Graz.
De eerste wet van Kepler, die voor ons 't
belangrijkste is, zegt, dat alle planeten zich in
ellipsvormige banen om de zon bewegen; deze
staat in een der beide brandpunten.
'Figuur 2 geeft hiervan een denkbeeld.
Wij zien hierbij, dat de banen van Mercu
rius en Venus binnen die van de aarde lig
gen; men noemt déze beide binnen planeten;
de andere, waartoe ook Saturnus behoort, hee-
ten buitenplaneten.
Van deze banen en ook van de -planeten
zelf, heeft men langs wiskundigen weg eeni
ge gegevens verkregen.
grond niet zooveel op aan, of een ander
het beeld, dat we van ons zeiven ontwer
pen, gelijkend of herkenbaar vindt 1
Voor hem is het voldoende te weten
wat hij aan ons heeft. Voor ons is het
de hoofdzaak, dat het ons hoe langer zoo
klaarder wordt wie en wat we meenen te
zijn, opdat we hoe langer zoo beter weten,
welke eischen we mogen en moeten stel
len aan ons zeiven en meer en meer
zelfbewuste, krachtige persoonlijkheden
worden.
In volkomen oprechtheid daarom van
tijd. tot tijd te trachten een zelfportret te
ontwerpen, zij het dan ook. bij /oorkeur
alleen voor ons zeiven, ktu nitanders
zjjn dan een nuttige, heilrijke bezigheid.
B.
AMENDiE HONORABLE.
Ja, geachte Redactie, uw noot onder
„Een druilerige zomer" dwingt me om
amende honorable te doen tegenover moe
der Natuur, die, evenals een imoedier met
veel kinderen, toch al zooveel moeite
heeft om het allen naar den zin te maken-
en meestentijds niet meer oogst dan on
dankbaarheid. i
Er is misschien een excuus (welk men-
sohenkind heeft er niet altijd een excuus
bij de hand voor zijne handelingen?) en-
dat is, dat ik het artikeltje schreef op
dien drui-lerigen dag in de vorige week,
toeni de régen gestadig neersiepelde uit
egaal grauwe lucht Het was niet een
kletterregen, die zwiepend tegen de rui
ten slaat en kletterend petst op de daken,
zoodat het is alsof een duizendvoudig ke
gelspel wondt opgezet en neergesmeten,
neen, het ging geruischloos; geen aasje
wind, geen regendruppen, doch een grijs,
-grauw floers, dat van de grauwe lucht
hing tot op de aarde. Want bij den klet
terregen voel ook ik de muziek daarvan;
dan hoor ik de krachtgeluiden van den-
door een stormwind voortgezwiepte drup
pels, die een orgie van trömmelmarschen
doet daveren tegen de ruiten en op de
zinken daken.
Maar toen- ik dien dag zat te schrijven,
was het niets dan een deprimeerende
oneindigheid van water, dat als slierten
grauwe stof neerdaalde.
Bovendien kwam dit er bij, dat ik de
volgende week met vaoantie zou gaan en-
dies was 't niet meer dan een menschelijke
eigenschap, dat ik reikhalzend, toen reeds,
uitzag naar goed, zonnig weer en daarom
maakte die kleffe, geruischloos sliertende
regen me somber; een eigenaardige ge
moedsstemming, die, ge weet het, toch
meestentijds niet des Robinsons ia
Doch op den dag, toen ik me los kon
maken uit den tredmolen van het dage-
lijksche leven, was het of moeder natuur
mijn wenschen had voorvoeld en1 deed- ze
weer, evenals die gebenedijde onvolpre
zen liehébbende en zorgende moeders,
die haast niets dan ondankbaarheid in-
oogsten, ze deed weer alle moeite om het
me naar den zin te maken; ze was sans
rancune en volop vergevingsgezind.
De lucht klaarde dien dag al meer en-
meer op, het blauw van de lucht werd al.
uitgebreider tusschen de reusachtige wol
kengevaarten1 en toen ik het stalen ros
tusschen de knieën had, lachte de zon over
het groene water onzer grachten, de con
touren der huizen sprankelden in het zon
nelicht en de schaduwen daarvan wirre-
warrelden ver onder het watervlak.
Ik had het windje in deni rug en het
was me, (ik had juist de gegronde noot
onder mijn artikeltje gelezen) het was me,
alsof ik der natuur groot onrecht had aan
gedaan. En in haar -grenzelooze groot
moedigheid gaf ze me nu nog ht windje
in don rug, zoodat ik me licht als een-
veertje kon- gevoelen en vlug als de wind
zelve, over den weg gleed.
Een weldadig gevoel kwam in me; ik
voelde mje zoo ruim en zoo frank en vrij.
Het idee m'n wekkertje op zóó en zóó
laat niet te behoeven te zetten; het denk
beeld van te mogen doen en laten wat ik
wilde; de heerlijke zon, die de wolken als
groote vlekken over het landschap liet
schuiven; de geelMinkende duinen aan
den westeinder; dat alles deed me zoo wel
dadig aan.
Zoo heeft b.v. Saturnus een omloopstijd-
van 29.46 jaar, en wentelt hij in 10 u. 14 m.
om zijn as: dit is dus de duur van een Satur-
nus-dag!
In de astronomische kekers doet Satur
nus zich- voor als een schijf, waarvan de
randen donkerder zijn dan het midden ter
wijl h-ü- door een lichtenden ellips omgeven
schijnt De beroemde Hollander Huygens
was de eerste die (in 1655) dit wonderlijk
verschijnsel verklaarde als veroorzaakt door
een ring, die de planeet omgeeft Doch hier
mee was het mysterie nog lang niet opge
lost en er Weef de -groote vraag hoe deze ring
in evenwicht kon blijven.
Laplace toonde aan dat een vaste ring in
deze omstandigheden nooit in- evenwicht kon
verkeeren, en evenmin is dit het geval' met
een vloeibare ring. Oassini had' reeds het ver
moeden geopperd, als zou de ring uit een
groote zwerm stofdeeltjes bestaan. Maxwel
heeft diit later wiskundig bewezen.
De z.g. spectraal analyse doet ons nu een
prachtig middel aan de handl om Maxwells
uitkomsten experimenteel te -bevestigen. Om
dit duidelijk te -maken, maken we even een
uitstapje naar het gebied' van het geluid.
Ieder heeft in den trein gezeten wél
opgemerkt, hoe de fluit van een passeerende
locomotief in toonhoogte schijnt -te dalen,
En hoewel ik eerst van plan was ons
Heldert je niet te verlaten, omdat ik ook
daar ruim voldoende gelegenheid weet
om voor mijn lust voor het zwerven in
de natuur voldoende -bevrediging te vin
den, ben ik toch niet onvoldaan nu ik
het Heldersche stof aan mijn fietsbanden
voor dat van andere vlekken in ons va
derland heb verwisseld.
Ik ben gegaan door het polderland van
Anna Paulowna en Wieringerwaard,
waar de velden reeds waren bedekt met
het afgemaaide koren, dat in stevige op
pers was opgetast of dat op klaverrulters
het stervingsproces ging voltooien; doch
ook waren er nog druk doende de rich
ters, tóet hun zwengelende zichten, die*
scherp als een scheermes, de rijkbeladen
garven -afsneden en zij zelf voetje voor
voetje met gekroonde ruggen voorwaarts
schreden.
En hoewel ik zelf zoo vaak den zegen
van den arbeid heb ondervonden, voel ik
toch ook, dat zoo'n dag lang gebukt voor
waarts gaan, voetje voor voetje, terwijl
eindeloos de zicht door het koren moet
worden geslagen, de menschen het mo
ment zal doen zegenen; dat die dagtaak
er weer opzit.
Want dat is nog een -groote fout in ons
geheele maatschappelijk bestel, dat er te
weinig waardeering is voor elkanders ar
beid en er daardoor een- te weinig begrij
pen is van elkanders verlangens en
rechten.
Doch ik dwaal af.
Volop stónd er ook nog het volrfjpe
graan. Tarwe, gerst, haver en klaver en
vlas en mosterd en -blauwmaanzaad. Als
in een caleidoscoop stonden de velden ge
kleurd in hun eigen natuurpakje; de wolk
gevaarten werden steeds minder en aan
een schier wolkloozen hemelkoepel stond
de zon daar in al haar kracht en deed
het al overgloeien in een zee van flon
kerend licht.
De mussohen' deden zich te goed aan
den rijkvoorzienen disch; de spreeuwen
hielden met hun jongen eet- en vliegde-
monstraties; de reigers bolwiekten met
ingetrokken' nek breed-uit over de vel
den; de zwaluwen scheerden en zwenk
ten in sneltreinvaart langs de wallekanten.
Ik hoorde een karakiet tusschen de wui
vende rietpluimen en een koekoek zag ik
oiikelkringend gaan door een hofboschje,
nagezeten door een aantal zwaluwen.
Het was al leven en zon en kleur en
bedrijvigheid in de natuur.
De wegen door het polderland waren
prachtig te befietseni, behalve daar waar
de dorpsdemocratie in vervlogen dagen
had gemeend door d-e dorpen straten te
moeten aanleggen, zoodat nu het fietsen
de nageslacht hobbelend daarover heeft
te gaan.
Ik -ben gegaan door dorpjes, die ik in
mijn prille jeugd wel eens op de kaart
had zien staan en die ik op de aardrijks
kundige les wel had moeten leeren, ter
wijl van dit of dat dorp dan een of andere
merkwaardigheid werd verteld.
En toen ik de handwijzers van den A.
N. W. B. had te bekijken om me te oriën-
teeren, kwam mij zoo'n vroeger geleerd
lesje toch weer in de herinnering en dan
ben ik afgestapt en heb gevraagd naar
hetgeen me indertijd als merkwaardigheid
van dat plaatsje werd meegedeeld.
Dan sloeg ik van den hoofdweg af en-
zoo kwam ik in Groot-Schermer en be
keek het stadhuis, waarin een 'gevelsteen
voorkomt, voorstellende een haringbuis,
die met uitgeworpen net en gestreken
mast bezig is met de vischvangst, welke
indertijd ons land tot een zeevarende
mogendheid van den eersten rang heefï
gemaakt
Daaronder stond het jaartal 1680 en
daarboven het wapen, voorstellende twee
haringen.
En als ge dan nu de landelijke omge
ving bekijkt, waarin dat dorpje is gele
gen, dan kun Je je niet voorstellen, dat
daar indertijd de pioniers hebben ge- a
woond van het volk,'dat we nu nog de zee
varende natie noemen.
Al fietsende langs de dorpjes, welke
geen schitterende woningen' hebben, doch
de woonplaatsen meer het voorkomen
toonen van halfverzakte houten noodwo
ningen, kwam ik plotseling voor een tol-
naarmate deze zich verder van ons verwijdert
Nu is het bekendi <Jat het geluid een ver
schijnsel van trilling Is, en ook diat een be
paalde toon stijgt, naarmate het trillingsge
tal di. het aantal trillingen per seconde,
toeneemt. Welnu: van een ons naderende ge
luidsbron zal ons oor meer trillingen per se
conde opvangen, dan van een stilstaande; en
zoo is dit verschijnsel, dat de natuurkundigen
het principe van Doppler hebben genoemd,
gemakkelijk te verklaren.
Een soortgelijke redeneering is -bij' het
licht dat immers óók een trifilngsver-
schfinsel- is toe te passen.
Het witte zonlicht -kan door middel van
een- prisma in een z.g. spectrum van ver
schillende kleuren gescheiden worden, Elk
van deze kleuren -heeft evenais de ver
schillende tonen een bepaald trillingsge
tal: voor rood bedraagt dit 480 billioen, voor
violet 800 billioen.
Nu is het duidelijk dat in het spectrum van
een met groote snelheid op ons toekomende
lichtbron elke kleur afzonderlijk den in
druk van- een grooter trillngstal zal teweeg
brengen; ma.w. de kleuren van het spec
trum verschuiven naar het violet toe.
Deze theorie Is experimenteel schitterend
bevestigd door Scheiner dóór middel van
waarnemingen van het Zonnespectrum,
waarbij- hij' gebruik maakte van het feit dat
de Zon om een as draalt.
Nu heeft men in een spectrum van den
ring Saturnus leen verschuiving ten opzichte
van het spectrum van de planeet zei1 waar
genomen-: uit de grootte van deze verschui
ving kon men de draailngs-snelheden aan
den binnenkant en aan den -buitenkant van
den ring berekenen en deze kwamen ge
heel overeen met de door Maxwell theore
tisch voorspelde snelheden van de stofdeel
tjes. Brenso.
't Juffertje
Niettegenstaande zijn zeer losbandige
levenswijze, had hij vele leerlingen onder
Brenaa.