Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN VRIJEN EN TROUWEN.
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 20 SEPT. 1924.
Nr. 140 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
UIT DE OUDE DOOS.
Antieke Zeden en Gewoonten uit onze elf Provinciön.
Eerst meende ik het over te slaan in mijn
gedachte en er in deze opstellen maar niet a
te uitvoerig over te praten,
Maar bij nader overdenken ben ik tot de
conclusie gekomen, dat het er bij hoort. Men
kan niet fatsoenlijk over de zeden en ge
woonten van het vrijen spreken, zonder een
oogenblikje stil te staan hij een uiterst pijn
lijke kant ervan.
't Blauwtje!
Ja, 't is erg jammer, maar 't moet. 't Hoort
wel niet bij t vrijen, maar 't is toch 'n ziekte,
die juist hen, die vrijen willen, meestentijds
overkomt.
Tot mijn groote geruststelling weet overi
gens een ieder, dat het geen puur uitvindsel
van mijzelf kan zijn. Want het bestond al
ver voor mijn tijd.
Het Blauwtje dat is de meest, treurige
tegenstelling tot het vrijen. Het is een ziekte,
die de een makkelijker kreeg dan de ander.
Want in vroeger dagen was men wel zoo uit
geslapen om zooveel mogelijk eerst pools
hoogte te laten nemen voor men tot bestor
ming van de vesting over ging. Men zond
verspieders uit, net als de Israëlieten vooj
het beloofde land. Eh het waren dan- ook
voornamelijk de eerlijksten en de brutaalston
of de domsten, die t blauwtje liepen.
De voorzicMgen bleven in den regel vriji
Want die voorzichtiger^ die maakten geen
werk van een meisje, ais ze niet tevoren
verzekerd waren, dat 't meisje zooals ze
dat noemden „geen avontuurtje gehad
had". D. w. z. dat ze al niet reeds 'n andere
vrijer had leeren kennen en aan hem de be
lofte voor de toekomst gegeven had. En bo
vendien was een voorzichtig vrijer wel zoo
widus, dat hij geen openlijke verklaring deed
alvorens hij wist, dat 't meisje hem werkelijk
mocht lijden,
Want deze jongeman was buitengewoon
benauwd voor.„do zak met de banden"
Als men tegenwoordig op het platteland
•nog wel eens hoort praten van „de «ak krij
gen" of „De zak met de banden aandoen",
dan meent men in den regel te doen te heb
ben met een banaal stopwoord, dat redelijke
herkomst noch historie heeft.
Maar dat is niet waar!
Het is een historisch gezegde en zeker wel
vier eeuwen oud.
En het komt nergens anders vandaan dan
van de vroegere gebruiken bij het vrijen.
Het was de openlijke bespotting van den
jonkman, van wien men aan de weet geko
men was, dat hij een blauwtje geloopen hadi
Laten we u het in de juiste volgorde ver
tellen.
Van 'n blauwe scheen weet ieder wat het
beteekent. Maar waar kwam het vandaan?
Nergens anders dan van de praktijk van het
schoppen. Het was de meest natuurlijke
uiting van verweer bij een meisje om een
jongen uit haar nabijheid te houden.
Gelukkig hebbenthet meerendeel van onze
tegenwoordige meisjes geleerd hun mond te
gebruiken, maar niettemin ziet men het nog
bij kinderenHet eerste gebaar naar een
einder kindi, waarmee het kibbelt, is.een
schop naar de beenen.
En in vroeger dagen gold bet voor een
algemeen verdedigbare wet: Het eerste en
eenigste wat een meisje heeft zegt een
oud handboek als een jongen te brutaal
wordt, dat is 't schoppen.
Schopt zij, hem flink tegen de schenen
hij zal t haar niet langer lastig maken en
'm andere deern zoeken. En zijn scheen zal
hem spoedig bont en blauw kleuren.
Zoo was het dan langzamerhand gewoonte
geworden, dat de moeders en de grootmoe-
ONUITROEIBAAR BIJGELOOF.
Vrees voor het getal dertien.
Iedereen weet dat ln onzen zooge
naamd verlichten tijd het bijgeloof zich
nog altijd in verschillende vormen open
baart. Dit niet alleen bij onontwikkelden.
imaar ook in de meest beschaafde kringen.
Dat de dames die uit koffiedik of met
behulp van een el de toekomst voorspel
len zich noig altp in een drukke prak
tijk mogen verheugen en haar klanten
hot minst onder de „upper ten'8 tel-
18 algemeen hekend.
Maar ieder huldigt het bijgeloof op zijn
WJJ1Z0,
Hot la ©en zonderling verschijnsel,
nog door de ornstan-
g**at men omtrent den oorsprong
koert11 m668^ geheel in het duister ver-
'bijgeloof op oude her
men uit r Germaansche staim-
gen uit het verre Oosten meegebracht.
mythenaan ie
tiid <?^e ontleend of in later
dikfwKlH 6_iPrvk>ed der Romeinen is
"wtiwyis op te merken en vele handelingen1
ders van 't Kamper eiland en daar in de buurt
de dochters als ze uit gingen den volgenden
raad meegaven: ....Asse ou te nae komme
die junges geef ze fiks 'n scbüp feur
de schenen 'euri
En dat deden de meisjes toen nog in let
terlijken zin.
Vandaar dat het blauwtje krijgen in Zee
land voornamelijk in de buurten van
Sluis genoemd werd: „Den schop krie-
gen!"
Maar daarmee was het leed niet geleden,
Tegenwoordig kunnen de menschen je
vader en moeder (als ze 't niet hegrijpen of
als je ze 't niet vertelt!), je vrienden en de
buurmeisjes niet aan je zien als je bij So-
fietje, de vriendin van je zuster, 'n blauwtje
geloopen hebt Er was niemand -bij en je
zwijgt erover als een mof.
Maar vroeger ging dat zoo glad niet
iWant ca bet blauwtje volgde de openbare
bespotting.
En daar kwam nu „de zak" vandaan.
Want aan de Zaankant kreeg dan een zoo
danige patiënt waarvan uitgelekt was, dat
't „maissie 'm af'zaid 'ad" van zijn welmee-
nende vrienden len vriendinnen een lihnen
ding dn den vorm van een zak en met witte
katoenen banden eraan present En of hij
wou of niet deze zak moest hij 'n paar uur
of 'n dag of tijdens In kermis of 'n feest over
z'n kous heen aantrekken en er zich mee in
't openhaar Men zien.
Dat was voor heling van de blessuur
zeiden de „vrienden"!
Soms deed men 't ook met 'n witte doek
En op- andere plaatsen stuurde men een
stroopop, die de zak met de banden om de
beenen had.
Dat werd al beter.
En nog beter werd 't toen de tijd aanbrak,
dat men zoo'n executie kon afkoopen door
flink te trakteeren.
Wat intusschen ook geen lolletje was,
Want niemand trakteert z'n vrienden me
'n royaal gezicht, als hij 't meisje inplaats
van wel, niet gekregen heeft.
t Beste kwamen de jongens in de buurt
van Axel eraf. Ais daar 'n jongen naar een
meisje kwam vrijen, dan had hij een groote
„zoete koek" bij zich. De jongen mocht bij
't meisje binnen komen en in 't schuurtje
zaten ze uren lang. Telkens presenteerde
verliefde vrijer aan z'n aangebedene 't stuk
van de verleidelijke zoete koek. Nam ze ervan
en at ze 't op, nou dan „stong" 't niet
slecht. Ging de kanjer van 'n koek in 'n paar
uur op, dan was 't „meer dan meui". Nam de
vrijster bij 't heengaan 't laatste brok aan,
nou dan kon de jongen gerust „neer de
vaoder fan 't mieske geen".Nam ze den
eersten avond niks.... Brrr.... dan was
't 'n dubbeltje op z'n kant.Maar de stout
moedige jongen kon 't nog 's probeeren.
Maar had1 hij tot op den vierden avond van
zijn bezoek nog niemendal van de zoete koek
gesleten, dan was „Ter gien land mit 't inies-
ke te bezailen".
Dan kon de jongen zoo heette dat: „mit
de koek op zeen kop neer hois gaan"!
En de buren wisten al gauw, dat Japik
van den meulenaor mit de koek op zeen kop
thois 'ekommen waas".
En 't was mis geloopen met 't aanzoek!
Het erschb,
Wat is het verschil tusschen een
dame, die een nieuwe hoed koopt en eten
hoer, die hetzelfde doet?
Nou dat zal wel gauw V uun of
anderhalf wezen!
kregen door de Christelijke kerk een
godsdienstige tint,
Algemeen is de vrees voor het getal
dertien. Van dertien, aan één tafel geze
ten personen, zal er binnen het jaar één
sterven: hij die onder den spiegel zit, of
die het eerst is opgestaan, komt voor dit
droevig lot in aanmerking.
„De dertiende man brengt den dood
an", luidt het populaire spreekwoord.
Een diner, waaraan dertien personen aan
zitten, zal men niet geven, en slechts met
tegenzin zal men wonen in een huis No.
13, loigeeren in een kamer No 13, rijden
in een tramlijn No. 13 alles uit vrees dat
er een ongeluk gebeuren zal.
Evenmin staat de dertiende van de
maand in een goed daglicht, en wanneer
deze datum op een Vrijdag valt is het
heelemaal mis, want de Vrijdag is een on
geluksdag, evenals dertien het ongeluks
getal.
Men brengt dit geloof in verband met
Mattheus XXIV: 2025, het verhaal van
Christus laatste avondmaal, waar de Heer
aanzat met zijn discipelen en wie van
degene het eerst opstond Judas
iet eerst stierf.
Anderen brengen dit bijgeloof in ver
band met een 'Noorsohe mythe, volgens
welke van de 13 goden in Walhalla één
Balder sterven moest.
Dat Vrijdag is ongeluksdag is, zou
:n verband staan met het sterven van
Christus op een Vrijdag.
Er «chter emmert dergelijke t>Uge-
REISINDRUKKEN VAN EIGEN
BODEM.
Op 't ibreed-ruime perron van station
Haarlem scholen ze nog even (bjji elkaar
in den laten avond, de visscherslui, die
van IJmuiden kwamen en nu naar hun
haardstede te Katwijk terugkeerden.
De leeren proviandzak, waarin hun
heel© hebben en houden zoo naast zich,
waren ze nog even vóór spoortijd bezig
om een' pannetje met prachtig stukken
blanke zeevisch te verdoelen. Van die
schitterende tarbot.
„O zoo meheer" nam één hunner het
woord, toen ie zag, dat we belang stelden
in zijn bezit,.o, zoo, meheer, laat een
ander nu maar vleesch eten! Geef mij' dit
dan maar. Maar 't m&g ook wel. U heeft
zeker de laatste nachten lekkertjes thuis
geslapenmaar wij zoo'n dag of twaalf
met stormweer op de Noordzee omgezwor
ven."
En als je z'n grove verweerde trekken
bezag en1 even aandacht schonk aan z'n
groote, gespierde werkhanden, dan schoot
me eensklaps te binnen dat teekenende
trekje uit „Op hoop van zegdh" van Hey-
termans, als ouwe Kobus zoo x langs
z'n neus zegt: „Ja juffrouw.... de
visch wordt duur betaald.'*
Nu gingen ze huiswaarts, de bonkige
zeelui, enkele uren geleden van den
stoomtrawler gekomennaar moe
der-de-vrouw en de kindertjes die
wachtten op vader.
Even later donderde de sneltrein vanaf
Amsterdam het lange perron binnen.
en ieder haastte zich in den avond1 een
knus hoekje te bemachtigen.
Als je zoo 's morgens tegen zevenen
over de groote Maasbrug, machtig bouw
werk, stapt naar 't tramstation aan de Ro
zenstraat te Rotterdam, vanwaar de ver
binding begint niet de Zuidhollandsche ei
Zeeuwsche eilanden, dan voel je den pols-,
slag van die reusachtige koopstad in 't
bijzonder van het industriegebied dei
havenplaats: het havengebied Feijenoord,
Dan trekken ze vanuit de binnenstad
over de groote, statige brug naar hun
werkplaatsen, waar de zware machines
stampen en ronken. De menschelijke
werkpaarden, van die ruw-uitziende, stoe
re, pezige kerels, met hun zwart brood
zakje en keteltje of thermoflesch mei
koffie.
In gelederen gaan zein den vroe
gen, kouden morgen, als de kille mist nog
langs de Maas over de groote brug strijkt.
Met onregelmatigen tred, met groote pas
sen, toch vlug opschietend, gaan ze daar
bij tientallen, neen bij honderden, die
stoere, sterke kerels, aie maar weiken,
werken1, èl den dag weer, en die den groo-
ten onimisbaren schakel vormen in den
bedrijfsketen.
Werkers, stoere arbeiders in die enorme
fabrieken en aan de grootsche havens de
fundamenten' vormend, waarop tenslotte
de maatschappij rust
Koud kil koud is het in den mor
gen. voor velen een beeld van hun
leven, waarin zoo noodig wat meer zonne
straaltjes moesten doordringen in den
vorm van een goed menschwaardig be
staan en een verzorgden ouden dag.
Dan komen de fabrieksmeisjes en vrou
wen', óók over de brug in de richting van
-het drukke Feyenoord, waar alles gonst
en bromt van de maar steeds draaiende
radéren en wielen van fabrieken, rij. aan
rij.
'Meiskes van allerlei slag. Studie-mate
riaal. Bijkans kinderen nog, die er alle
morgens al op uit trekken om mee te ver
dienen, daar vader en moeder of vaak
moeder alleen het zoo bitter arm heeft.
Flinke, ferme deerntjes, met frissche ge
zichten, wellicht door de kou in den
morgen.
Maar ook gaan er.de gevallen.
van die reeds jong versleten en verfom
faaide meiden wie 't is aan te zien, dat
ze 's avonds „de baan op gaan" en nv
zelfs op fijne schoentjes met hoog-smal
hakje en rommelig gekapt, nog hall
gekleed, noodgedwongen naar de fabriek
trekken.
En zoo gaat het maar door.wel een
half uur.in aaneengesloten rijen.
mannen, vrouwen, jongens en meiskes, bi;
honderden, misschien bij duizenden ui
de middenstad naar 't hamerende, dreu
nende, deinende, Feyenoord, vanwaar ze
in den namiddag tegen vijf uur weer te
rugtrekken. Dan gaat de fluit als
van 'n havenstoomhoot en tornt de tram
voor, welke ons naar Zeeland zal brengen,
Do krantenjongen tracht ook hier nog
een paar centen teverdienenen als
je hem voor een ochtendblad „Telegraaf'
'n dubbeltje geeft, dan houdt le zich zoo
leuk onnoozel, en kijkt ietwat schuin, als
wou 'hij je vragen: „Weet Uwes soms, da'
ie een stuiver kost?" Met zoo'n nonchalan
tikje an de klep van 'z'n C-oogaft-not zoek
ie andere slachtoffers. Leuk jochie die
vermoedelijk zijn weg wel vindt.
loovigheden een andere verklaring moge
lijk. Men had1 ©enige keeren opgemerkt
dat van dertien personen, die samen aan
tafel zaten, er kort na dien tijd één over
leed. De gevallen, waarin dit niet gebeur
de kende men niet of zag men over het
hoofd. Op grond nu van opgedane er
varingen nam men aan, dat er tusschen
de twee verschijnselen verband bestond,
en het bijgeloof was geboren.
De wijsheid, in een menigte spreek
woorden uitgedrukt, berust op eenzelfde
achteloos waargenomen samengaan van
twee verschijnselen; b.v.: Morgenrood
irengt mooi weer aan boord, avondrood
irenigt water in de sloot. Als dè haan
kraait op 't nist, is 't regen of mist.
Bij dergelijke stelregels speelt dikwijls
de rijmzucht een grooter rol dan de waar
neming. Zoo b.jv.: Melk op wijn, dat is
venijn, maar wijn op melk, ls goed voor
Een voorstelling van het laatste avond
maal, nj. de bekende Bcbilderij van Leo-
nardi da Vinei, zou mede aanleiding ge
geven hebben tot het bijgeloof dat als er
zout gemorst wordt, er Wist of ongeluk
zal komen. Dit zou afkomstig zijn van
het zoutvat op de genoemde schilderij,
door Judas omgeworpen.
Over de toovenkracht van hot zout zijn
meer verhalen in omloop. Tot een kind
zegt men: Wil Je vogeltjes vangen1, gooi
zo dan maar wat zout op den staart, dan
>lijven ze zitten.
Waarschijnlijk is de hooge waarde die
het zout vroeger had, oorzaak van de
Nog evendaar rommelen we weg
door de buitenwijken van de groote
havenstad naar de Zuidhollandsche eilan
den', waar de eindrit Numansdorp-haven
zal .zijn.
Zoo naderen we na *n vervelendén ri
van ongeveer anderhalf uur de haven,
waar aan den langen steiger de aardige
veerboot ligt, welke ons zal voeren naar
het dorpje Zijpe, het kleine plaatsje op
het romantische Schouwen.
Als we daar even aan de havenzijde
staan liggen daar voor ons die groote
Zuidhollandsche en Zeeuwsohe stroomen',
welke men feitelijk moet zien om er zich
een juiste voorstelling van te kunnen
maken.
Dan beklimt de stuurman - die ditmaa
den kapitein vervangt, de brug een
paar -krachtige stooten op de stoomfluit.
en daar gaan we dwars het breed© Ha
ringvliet over naar Ooltgensplaat, waar
we passagiers en vrachtgoederen zullen
opnemen. Als we tenminste aan den stei
ger kunnen komen, want met lagen wa
terstand is dit tengevolge van de groote
breede platen en zandbanken onmogelijk.
Hier naderen we zeer dicht de Noordbra-
bantsche kust. 't Zoogenaamde „Volke-
rak" de naam zegt het reeds is een
nieuw vaarwater, echter uitstekend „be
tond'*. En maar steeds vaart nu de boo
tusschen de banken door, waar allerle.
zwem- en waadvogels zich te goed doen
aan de met het „vallend© water" achter
gebleven schelpdiertjes.
't Schuwe trekwild maakt, dat het eer
der weg komt. Ziet de boot Feeds van
verre naderen. Koppels wilde eenden
vluchten met verbazende snelheid dicht
langs de opervlakte van het water, soms
bijna 't riviervlak scheerend.
Ooltgensplaat!.zoo duinig rijzen
daar aan de kust de grasbegroeide oude
forten omhoog; wel niet van de modern
ste versterkingen: een deel van onze oude
waterlinie. Rustig liggen ze er nu: de
drukte uit de dagen der mobilisatie is
verdwenen.
Slechts een paar (passagiers van t land
van Overflakkee wachten de boot met de
postbus. Spoedig is alles geladen en wc
varen verder de breede „Krammer" op in
de richting van Schouwen. Groote trek
ken van sleepbooten met van die gewel
dige Rijnaken achter zioh, gaan stroomop
Soms zes of acht van die groote kasten:
diepgeladen, twee aan twee stevig ge
sjord. Hoog op komen daar die majestu
eus© leege tjalken, prachtige schepen on
der völzeil, met hun sierlijke boeglijnen
Hier zijn we op het grootscheepsvaar-
water, 't verkeer gaat hier in alle richtin
gen: vooral van.en naar Antwerpen.
Enkele visschers van Bruinisse zijn
nog bezig met de oester- en mosselvangst
vooral voor den oorlog een winstgevend
bedrijf, doordat vooral de oorlogvoerende
landen de groote afnemers waren van dit
Schelde-banket.
Aardige boot: gerieflijk ingericht, ver
velen ons geen oogeniblik bij dit tochtje
van een paar uur, en vooral 's zomers
lijkt ons zoo'n frissche vaart over de
breede Zeeuwsche stroomen een heerlijke
verkwikking.
Zoo naderen we het dorpje Zijpe, het
kleine dorpken op Duivelend, waar de
tram gereed staat voor Zierikzee.
't Is nog wèl 'n antiek stoomtrammeke:
nog voorzien van de walmende petroleum
lampen den reizigers al hitter weinig
oomfort biedend.
Maar we komen er: langs Bruinisse,
Oosterland, Nieuwerkerk (geweldige
dorpstoren, waar'om de korte spits de
kleuren der Nederlandsche vlag in breede
banen zijn geschilderd) en Capelle ver
eeibied, die het zich verwierf. Men heeft
het als betaalmiddel gebruikt, waarop de
woorden soldij en salaris nog zouden
wijzen.
En dan de talrijke hulsmiddeltjes! Wij
willen er maar één noemen. Wratten ont
staan volgens Indische dames, wanneer
men kopjes en schoteltjes omwascht in
water, waarin eieren gekookt zijn. Zij ver
dwijnen wanneer ze hij een begrafenis
gedurende het luiden der klokken bestre
ken worden met een rotte appel, het bin
nenste van een booneschil, een stroohalf,
gerstekorrels of een ui„ welke voorwer
pen na gemaakt gebruik in de schemering
of bij maneschijn begraven worden onder
den drup van het dak of onder den drem
pel van het huis, in een goot of op een
kruisweg.
Hebt u nooit kiespijn gehad? Beroem u
er niet op, constateer het feit zelfs niet,
tenminste niet zonder af te kloppen, diefst
op ongeverfd hout, hv. tegen den onder
kant der tafel. Baat het niet het schaadt
ook niet.
Drijft er een steeltje op de thee, dan
komt er visite: als het lenig buigt, dan
kan men een dame verwachten, maar is
het een stevig stekje, dan (komt er een
heer. Wanneer er een driekante turf aan
den haard gelegd ls, komt er een domrine.
Dit is blijkbaar een herinnering aan den
driekanten steek, dien de de predikanten
vroeger droegen.
(Het vinden van een hoefflzer ls een ge
lukkig voorteeken. Dit is vermoedelijk
rijst nu achter den polderdijk de reus
achtige steenklomp van Zierikzeesoh to
ren, de massale St. Lievemanstoren.
Ongeveer één uur ln den namiddag zit
ten we na een tochtje van 5 uur uit Rot
terdam in de ouderwetsche gezellige kof
fiekamer van hotel Van Oppen, da; reeds
meer dan een eeuw zijn reizigers ont
vangt op hartelijke, gezellige wijzn
Hier zwaait de „ouwe Willem", die se
dert tientallen jaren als „ober" aan de
zaak verbonden ls, de vredelievende scep
ter. Hij is de verzorger, de gedienstige
geest, de vraagbaak, de gulle gastheer, de
gezellige prater.de steun en hulp der
reizigers, wien het verblijf op 't romanti
sche Schouwen zoo prettig mogelijk wordt
gemaakt D.
(Wordt vervolgd.)
BELOFTE MAAKT SCHULD.
Zonder geluk vaart
niemand weL
De Hertog van New-Oastle was bekend
door zijn gewoonte om veel te beloven
en weinig te doen. Hij had als Minister
in 't Parlement tegen een sterke oppositie
te kampen, waardoor elke stem die te
winnen was goud waard werd, en hij zag
er niet tegen op, zoo'n stem het kostte
wat wilde voor zich te bemachtigen...
Zoo gebeurde 't eens, dat het bij een
nieuwe verkiezing op één stem aankwam,
en gelukkig wist de Hertog die stem,
welke een zijner pachters toebehoorde,
voor zijn partij te winnen. Hij beloofde
bij die gelegenheid, die pachter, op diens
verzoek, zijn zoon de plaats van tolbeambte
te geven zoodra de tegenwoordige func
tionaris, die zeer bejaard was, overleden
zou zijn.
Maar, zei de voorzichtige pachter
gij groote heeren zijt hier op 't land wel
heel beleefd, doch in de stad kan geen
eenvoudige boer, zegt men, u genaken.
Mijn beste vriend antwoordde de
Hertog, hem op den schouder tikkende
zoodra de oude tolbeambte het heeft
afgelegd, komt ge dadelijk bij 'mij in
Londen, bij dag of bij nacht, of ik slaap
dan wakker, levend of dood ben, kom
maar aap mijn huis, op welk uur ook;
ik zal den portier vooruit zeggen je
binnen te laten en bij. mij te brengen.
Nog eens den boer vertrouwelijk op
den schouder geklopt en diens hand
gedrukt en de Hertog verwijderde zich.
-o-
De pachter wreef zich nog vergenoegd
de hand, die door den Hertog aangeraakt
was geworden toen de Minister den
boer en de belofte reeds glad vergeten
was. Qnze suppliant herhaalde dikwijls
zijn gesprek met den Hertog voor zijn
huisgenooten en toen hij op zekeren dag
vernam, dat de oude tolbeambte zoo pas
overleden was, ging hij onmiddellijk op
een stevig paard zitten en reed wat hij
rijden kon naar de wereldstad. 'tWas
reeds middernacht, toen hij voor het huis
den Minister aankwam.
Nu trof het toevallig, dat tezelfder
tijd ook de toenmalige Koning van Spanje
op sterven lag. De Hertog wachtte toen
juist elk oogenblik tijding uit Madrid.
Door zijn werkzaamheden vermoeid, had
hij zich tegen middernacht ter ruste be
geven, na vooraf den portier gelast te
hebben op te blijven, om den boodschapper,
zoodra hij kwam, voor zijn bed te brengen,
Zijne Hoogheid sliep zacht, zjjn kamer
dienaar evenzoo, en ook de portier was
ingedut, toen de krachtige hand van
onzen Cornwallischen pachter den bronzen
deurklopper vrij onzacht aansloeg.
Hó riep hij den portier bij het
opendoen toe, is de Hertog thuis?
Jawel, en in bed. Hij heeft mij bevolen,
dat je dadelijk binnen moest komen, in
de slaapkamer.
God zegene heml Hij is een braaf
menschl riep de boer, wiens vrouw
meermalen op het zwakke geheugen van
groote heeren had gesmaald en die nu
zeer opgelucht was, nu hij meende geen
vergeefsche reis te hebben gemaakt.
pen overblijfsel van don eerbied, dien
onze beidensche voorouders (het paard toe
droegen. Paardekoppen en paardehoeven
werden teigen de muren1 [gespijkerd, om
het huis tegen Ibooize invloeden te bescher
men. Gunstig is bet schapen te ontmoeten,
maar wie zwijnen tegenkomt, is niet wei-
koon. Een haas dwars over het pad is een
slecht teeken; een spin 's morgens izien
beduidt verdriet, 's middags plezier en 's
avonds verdriet.
Hondengehuil, ravengekras en igetik in
oude meubels (doodskloppertje) Voorspel
len sterfgevallen; ook het breken van een
spiegel, het knappen van een lampeglas,
het springen van een vioolsnaar, het stil
staan van een klok.
Als twee menschen hetzelfde zeggen,
hebben ze nog zeven jaar leven tegoed.
„Dat is sympathie, nu moeten we pin
ken" heet het dan en men steekt elkander
een pink toe.
Gevaarlijke sport, b.v. automobilisme en
vliegkunst, geven nieuwe uitingen van
bijgeloof: een meegevoerd speelgoedaapje
of beertje vrijwaart tegen ongelukken.
IZoo'n pop heet Mascotte, naar de opera
van dien naam, waar Mascotte een boerin
ls, die overal gelulk brengt, zoolang zij
ongehuwd blijft. B.
't Juffertje
Door CAREL BRENSA.
„Naar *t romantische Schouwen."