Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN VRIJEN EN TROUWEN. Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 20 SEPT. 1924. Nr. 140 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) UIT DE OUDE DOOS. Antieke Zeden en Gewoonten uit onze elf Provinciön. Eerst meende ik het over te slaan in mijn gedachte en er in deze opstellen maar niet a te uitvoerig over te praten, Maar bij nader overdenken ben ik tot de conclusie gekomen, dat het er bij hoort. Men kan niet fatsoenlijk over de zeden en ge woonten van het vrijen spreken, zonder een oogenblikje stil te staan hij een uiterst pijn lijke kant ervan. 't Blauwtje! Ja, 't is erg jammer, maar 't moet. 't Hoort wel niet bij t vrijen, maar 't is toch 'n ziekte, die juist hen, die vrijen willen, meestentijds overkomt. Tot mijn groote geruststelling weet overi gens een ieder, dat het geen puur uitvindsel van mijzelf kan zijn. Want het bestond al ver voor mijn tijd. Het Blauwtje dat is de meest, treurige tegenstelling tot het vrijen. Het is een ziekte, die de een makkelijker kreeg dan de ander. Want in vroeger dagen was men wel zoo uit geslapen om zooveel mogelijk eerst pools hoogte te laten nemen voor men tot bestor ming van de vesting over ging. Men zond verspieders uit, net als de Israëlieten vooj het beloofde land. Eh het waren dan- ook voornamelijk de eerlijksten en de brutaalston of de domsten, die t blauwtje liepen. De voorzicMgen bleven in den regel vriji Want die voorzichtiger^ die maakten geen werk van een meisje, ais ze niet tevoren verzekerd waren, dat 't meisje zooals ze dat noemden „geen avontuurtje gehad had". D. w. z. dat ze al niet reeds 'n andere vrijer had leeren kennen en aan hem de be lofte voor de toekomst gegeven had. En bo vendien was een voorzichtig vrijer wel zoo widus, dat hij geen openlijke verklaring deed alvorens hij wist, dat 't meisje hem werkelijk mocht lijden, Want deze jongeman was buitengewoon benauwd voor.„do zak met de banden" Als men tegenwoordig op het platteland •nog wel eens hoort praten van „de «ak krij gen" of „De zak met de banden aandoen", dan meent men in den regel te doen te heb ben met een banaal stopwoord, dat redelijke herkomst noch historie heeft. Maar dat is niet waar! Het is een historisch gezegde en zeker wel vier eeuwen oud. En het komt nergens anders vandaan dan van de vroegere gebruiken bij het vrijen. Het was de openlijke bespotting van den jonkman, van wien men aan de weet geko men was, dat hij een blauwtje geloopen hadi Laten we u het in de juiste volgorde ver tellen. Van 'n blauwe scheen weet ieder wat het beteekent. Maar waar kwam het vandaan? Nergens anders dan van de praktijk van het schoppen. Het was de meest natuurlijke uiting van verweer bij een meisje om een jongen uit haar nabijheid te houden. Gelukkig hebbenthet meerendeel van onze tegenwoordige meisjes geleerd hun mond te gebruiken, maar niettemin ziet men het nog bij kinderenHet eerste gebaar naar een einder kindi, waarmee het kibbelt, is.een schop naar de beenen. En in vroeger dagen gold bet voor een algemeen verdedigbare wet: Het eerste en eenigste wat een meisje heeft zegt een oud handboek als een jongen te brutaal wordt, dat is 't schoppen. Schopt zij, hem flink tegen de schenen hij zal t haar niet langer lastig maken en 'm andere deern zoeken. En zijn scheen zal hem spoedig bont en blauw kleuren. Zoo was het dan langzamerhand gewoonte geworden, dat de moeders en de grootmoe- ONUITROEIBAAR BIJGELOOF. Vrees voor het getal dertien. Iedereen weet dat ln onzen zooge naamd verlichten tijd het bijgeloof zich nog altijd in verschillende vormen open baart. Dit niet alleen bij onontwikkelden. imaar ook in de meest beschaafde kringen. Dat de dames die uit koffiedik of met behulp van een el de toekomst voorspel len zich noig altp in een drukke prak tijk mogen verheugen en haar klanten hot minst onder de „upper ten'8 tel- 18 algemeen hekend. Maar ieder huldigt het bijgeloof op zijn WJJ1Z0, Hot la ©en zonderling verschijnsel, nog door de ornstan- g**at men omtrent den oorsprong koert11 m668^ geheel in het duister ver- 'bijgeloof op oude her men uit r Germaansche staim- gen uit het verre Oosten meegebracht. mythenaan ie tiid <?^e ontleend of in later dikfwKlH 6_iPrvk>ed der Romeinen is "wtiwyis op te merken en vele handelingen1 ders van 't Kamper eiland en daar in de buurt de dochters als ze uit gingen den volgenden raad meegaven: ....Asse ou te nae komme die junges geef ze fiks 'n scbüp feur de schenen 'euri En dat deden de meisjes toen nog in let terlijken zin. Vandaar dat het blauwtje krijgen in Zee land voornamelijk in de buurten van Sluis genoemd werd: „Den schop krie- gen!" Maar daarmee was het leed niet geleden, Tegenwoordig kunnen de menschen je vader en moeder (als ze 't niet hegrijpen of als je ze 't niet vertelt!), je vrienden en de buurmeisjes niet aan je zien als je bij So- fietje, de vriendin van je zuster, 'n blauwtje geloopen hebt Er was niemand -bij en je zwijgt erover als een mof. Maar vroeger ging dat zoo glad niet iWant ca bet blauwtje volgde de openbare bespotting. En daar kwam nu „de zak" vandaan. Want aan de Zaankant kreeg dan een zoo danige patiënt waarvan uitgelekt was, dat 't „maissie 'm af'zaid 'ad" van zijn welmee- nende vrienden len vriendinnen een lihnen ding dn den vorm van een zak en met witte katoenen banden eraan present En of hij wou of niet deze zak moest hij 'n paar uur of 'n dag of tijdens In kermis of 'n feest over z'n kous heen aantrekken en er zich mee in 't openhaar Men zien. Dat was voor heling van de blessuur zeiden de „vrienden"! Soms deed men 't ook met 'n witte doek En op- andere plaatsen stuurde men een stroopop, die de zak met de banden om de beenen had. Dat werd al beter. En nog beter werd 't toen de tijd aanbrak, dat men zoo'n executie kon afkoopen door flink te trakteeren. Wat intusschen ook geen lolletje was, Want niemand trakteert z'n vrienden me 'n royaal gezicht, als hij 't meisje inplaats van wel, niet gekregen heeft. t Beste kwamen de jongens in de buurt van Axel eraf. Ais daar 'n jongen naar een meisje kwam vrijen, dan had hij een groote „zoete koek" bij zich. De jongen mocht bij 't meisje binnen komen en in 't schuurtje zaten ze uren lang. Telkens presenteerde verliefde vrijer aan z'n aangebedene 't stuk van de verleidelijke zoete koek. Nam ze ervan en at ze 't op, nou dan „stong" 't niet slecht. Ging de kanjer van 'n koek in 'n paar uur op, dan was 't „meer dan meui". Nam de vrijster bij 't heengaan 't laatste brok aan, nou dan kon de jongen gerust „neer de vaoder fan 't mieske geen".Nam ze den eersten avond niks.... Brrr.... dan was 't 'n dubbeltje op z'n kant.Maar de stout moedige jongen kon 't nog 's probeeren. Maar had1 hij tot op den vierden avond van zijn bezoek nog niemendal van de zoete koek gesleten, dan was „Ter gien land mit 't inies- ke te bezailen". Dan kon de jongen zoo heette dat: „mit de koek op zeen kop neer hois gaan"! En de buren wisten al gauw, dat Japik van den meulenaor mit de koek op zeen kop thois 'ekommen waas". En 't was mis geloopen met 't aanzoek! Het erschb, Wat is het verschil tusschen een dame, die een nieuwe hoed koopt en eten hoer, die hetzelfde doet? Nou dat zal wel gauw V uun of anderhalf wezen! kregen door de Christelijke kerk een godsdienstige tint, Algemeen is de vrees voor het getal dertien. Van dertien, aan één tafel geze ten personen, zal er binnen het jaar één sterven: hij die onder den spiegel zit, of die het eerst is opgestaan, komt voor dit droevig lot in aanmerking. „De dertiende man brengt den dood an", luidt het populaire spreekwoord. Een diner, waaraan dertien personen aan zitten, zal men niet geven, en slechts met tegenzin zal men wonen in een huis No. 13, loigeeren in een kamer No 13, rijden in een tramlijn No. 13 alles uit vrees dat er een ongeluk gebeuren zal. Evenmin staat de dertiende van de maand in een goed daglicht, en wanneer deze datum op een Vrijdag valt is het heelemaal mis, want de Vrijdag is een on geluksdag, evenals dertien het ongeluks getal. Men brengt dit geloof in verband met Mattheus XXIV: 2025, het verhaal van Christus laatste avondmaal, waar de Heer aanzat met zijn discipelen en wie van degene het eerst opstond Judas iet eerst stierf. Anderen brengen dit bijgeloof in ver band met een 'Noorsohe mythe, volgens welke van de 13 goden in Walhalla één Balder sterven moest. Dat Vrijdag is ongeluksdag is, zou :n verband staan met het sterven van Christus op een Vrijdag. Er «chter emmert dergelijke t>Uge- REISINDRUKKEN VAN EIGEN BODEM. Op 't ibreed-ruime perron van station Haarlem scholen ze nog even (bjji elkaar in den laten avond, de visscherslui, die van IJmuiden kwamen en nu naar hun haardstede te Katwijk terugkeerden. De leeren proviandzak, waarin hun heel© hebben en houden zoo naast zich, waren ze nog even vóór spoortijd bezig om een' pannetje met prachtig stukken blanke zeevisch te verdoelen. Van die schitterende tarbot. „O zoo meheer" nam één hunner het woord, toen ie zag, dat we belang stelden in zijn bezit,.o, zoo, meheer, laat een ander nu maar vleesch eten! Geef mij' dit dan maar. Maar 't m&g ook wel. U heeft zeker de laatste nachten lekkertjes thuis geslapenmaar wij zoo'n dag of twaalf met stormweer op de Noordzee omgezwor ven." En als je z'n grove verweerde trekken bezag en1 even aandacht schonk aan z'n groote, gespierde werkhanden, dan schoot me eensklaps te binnen dat teekenende trekje uit „Op hoop van zegdh" van Hey- termans, als ouwe Kobus zoo x langs z'n neus zegt: „Ja juffrouw.... de visch wordt duur betaald.'* Nu gingen ze huiswaarts, de bonkige zeelui, enkele uren geleden van den stoomtrawler gekomennaar moe der-de-vrouw en de kindertjes die wachtten op vader. Even later donderde de sneltrein vanaf Amsterdam het lange perron binnen. en ieder haastte zich in den avond1 een knus hoekje te bemachtigen. Als je zoo 's morgens tegen zevenen over de groote Maasbrug, machtig bouw werk, stapt naar 't tramstation aan de Ro zenstraat te Rotterdam, vanwaar de ver binding begint niet de Zuidhollandsche ei Zeeuwsche eilanden, dan voel je den pols-, slag van die reusachtige koopstad in 't bijzonder van het industriegebied dei havenplaats: het havengebied Feijenoord, Dan trekken ze vanuit de binnenstad over de groote, statige brug naar hun werkplaatsen, waar de zware machines stampen en ronken. De menschelijke werkpaarden, van die ruw-uitziende, stoe re, pezige kerels, met hun zwart brood zakje en keteltje of thermoflesch mei koffie. In gelederen gaan zein den vroe gen, kouden morgen, als de kille mist nog langs de Maas over de groote brug strijkt. Met onregelmatigen tred, met groote pas sen, toch vlug opschietend, gaan ze daar bij tientallen, neen bij honderden, die stoere, sterke kerels, aie maar weiken, werken1, èl den dag weer, en die den groo- ten onimisbaren schakel vormen in den bedrijfsketen. Werkers, stoere arbeiders in die enorme fabrieken en aan de grootsche havens de fundamenten' vormend, waarop tenslotte de maatschappij rust Koud kil koud is het in den mor gen. voor velen een beeld van hun leven, waarin zoo noodig wat meer zonne straaltjes moesten doordringen in den vorm van een goed menschwaardig be staan en een verzorgden ouden dag. Dan komen de fabrieksmeisjes en vrou wen', óók over de brug in de richting van -het drukke Feyenoord, waar alles gonst en bromt van de maar steeds draaiende radéren en wielen van fabrieken, rij. aan rij. 'Meiskes van allerlei slag. Studie-mate riaal. Bijkans kinderen nog, die er alle morgens al op uit trekken om mee te ver dienen, daar vader en moeder of vaak moeder alleen het zoo bitter arm heeft. Flinke, ferme deerntjes, met frissche ge zichten, wellicht door de kou in den morgen. Maar ook gaan er.de gevallen. van die reeds jong versleten en verfom faaide meiden wie 't is aan te zien, dat ze 's avonds „de baan op gaan" en nv zelfs op fijne schoentjes met hoog-smal hakje en rommelig gekapt, nog hall gekleed, noodgedwongen naar de fabriek trekken. En zoo gaat het maar door.wel een half uur.in aaneengesloten rijen. mannen, vrouwen, jongens en meiskes, bi; honderden, misschien bij duizenden ui de middenstad naar 't hamerende, dreu nende, deinende, Feyenoord, vanwaar ze in den namiddag tegen vijf uur weer te rugtrekken. Dan gaat de fluit als van 'n havenstoomhoot en tornt de tram voor, welke ons naar Zeeland zal brengen, Do krantenjongen tracht ook hier nog een paar centen teverdienenen als je hem voor een ochtendblad „Telegraaf' 'n dubbeltje geeft, dan houdt le zich zoo leuk onnoozel, en kijkt ietwat schuin, als wou 'hij je vragen: „Weet Uwes soms, da' ie een stuiver kost?" Met zoo'n nonchalan tikje an de klep van 'z'n C-oogaft-not zoek ie andere slachtoffers. Leuk jochie die vermoedelijk zijn weg wel vindt. loovigheden een andere verklaring moge lijk. Men had1 ©enige keeren opgemerkt dat van dertien personen, die samen aan tafel zaten, er kort na dien tijd één over leed. De gevallen, waarin dit niet gebeur de kende men niet of zag men over het hoofd. Op grond nu van opgedane er varingen nam men aan, dat er tusschen de twee verschijnselen verband bestond, en het bijgeloof was geboren. De wijsheid, in een menigte spreek woorden uitgedrukt, berust op eenzelfde achteloos waargenomen samengaan van twee verschijnselen; b.v.: Morgenrood irengt mooi weer aan boord, avondrood irenigt water in de sloot. Als dè haan kraait op 't nist, is 't regen of mist. Bij dergelijke stelregels speelt dikwijls de rijmzucht een grooter rol dan de waar neming. Zoo b.jv.: Melk op wijn, dat is venijn, maar wijn op melk, ls goed voor Een voorstelling van het laatste avond maal, nj. de bekende Bcbilderij van Leo- nardi da Vinei, zou mede aanleiding ge geven hebben tot het bijgeloof dat als er zout gemorst wordt, er Wist of ongeluk zal komen. Dit zou afkomstig zijn van het zoutvat op de genoemde schilderij, door Judas omgeworpen. Over de toovenkracht van hot zout zijn meer verhalen in omloop. Tot een kind zegt men: Wil Je vogeltjes vangen1, gooi zo dan maar wat zout op den staart, dan >lijven ze zitten. Waarschijnlijk is de hooge waarde die het zout vroeger had, oorzaak van de Nog evendaar rommelen we weg door de buitenwijken van de groote havenstad naar de Zuidhollandsche eilan den', waar de eindrit Numansdorp-haven zal .zijn. Zoo naderen we na *n vervelendén ri van ongeveer anderhalf uur de haven, waar aan den langen steiger de aardige veerboot ligt, welke ons zal voeren naar het dorpje Zijpe, het kleine plaatsje op het romantische Schouwen. Als we daar even aan de havenzijde staan liggen daar voor ons die groote Zuidhollandsche en Zeeuwsohe stroomen', welke men feitelijk moet zien om er zich een juiste voorstelling van te kunnen maken. Dan beklimt de stuurman - die ditmaa den kapitein vervangt, de brug een paar -krachtige stooten op de stoomfluit. en daar gaan we dwars het breed© Ha ringvliet over naar Ooltgensplaat, waar we passagiers en vrachtgoederen zullen opnemen. Als we tenminste aan den stei ger kunnen komen, want met lagen wa terstand is dit tengevolge van de groote breede platen en zandbanken onmogelijk. Hier naderen we zeer dicht de Noordbra- bantsche kust. 't Zoogenaamde „Volke- rak" de naam zegt het reeds is een nieuw vaarwater, echter uitstekend „be tond'*. En maar steeds vaart nu de boo tusschen de banken door, waar allerle. zwem- en waadvogels zich te goed doen aan de met het „vallend© water" achter gebleven schelpdiertjes. 't Schuwe trekwild maakt, dat het eer der weg komt. Ziet de boot Feeds van verre naderen. Koppels wilde eenden vluchten met verbazende snelheid dicht langs de opervlakte van het water, soms bijna 't riviervlak scheerend. Ooltgensplaat!.zoo duinig rijzen daar aan de kust de grasbegroeide oude forten omhoog; wel niet van de modern ste versterkingen: een deel van onze oude waterlinie. Rustig liggen ze er nu: de drukte uit de dagen der mobilisatie is verdwenen. Slechts een paar (passagiers van t land van Overflakkee wachten de boot met de postbus. Spoedig is alles geladen en wc varen verder de breede „Krammer" op in de richting van Schouwen. Groote trek ken van sleepbooten met van die gewel dige Rijnaken achter zioh, gaan stroomop Soms zes of acht van die groote kasten: diepgeladen, twee aan twee stevig ge sjord. Hoog op komen daar die majestu eus© leege tjalken, prachtige schepen on der völzeil, met hun sierlijke boeglijnen Hier zijn we op het grootscheepsvaar- water, 't verkeer gaat hier in alle richtin gen: vooral van.en naar Antwerpen. Enkele visschers van Bruinisse zijn nog bezig met de oester- en mosselvangst vooral voor den oorlog een winstgevend bedrijf, doordat vooral de oorlogvoerende landen de groote afnemers waren van dit Schelde-banket. Aardige boot: gerieflijk ingericht, ver velen ons geen oogeniblik bij dit tochtje van een paar uur, en vooral 's zomers lijkt ons zoo'n frissche vaart over de breede Zeeuwsche stroomen een heerlijke verkwikking. Zoo naderen we het dorpje Zijpe, het kleine dorpken op Duivelend, waar de tram gereed staat voor Zierikzee. 't Is nog wèl 'n antiek stoomtrammeke: nog voorzien van de walmende petroleum lampen den reizigers al hitter weinig oomfort biedend. Maar we komen er: langs Bruinisse, Oosterland, Nieuwerkerk (geweldige dorpstoren, waar'om de korte spits de kleuren der Nederlandsche vlag in breede banen zijn geschilderd) en Capelle ver eeibied, die het zich verwierf. Men heeft het als betaalmiddel gebruikt, waarop de woorden soldij en salaris nog zouden wijzen. En dan de talrijke hulsmiddeltjes! Wij willen er maar één noemen. Wratten ont staan volgens Indische dames, wanneer men kopjes en schoteltjes omwascht in water, waarin eieren gekookt zijn. Zij ver dwijnen wanneer ze hij een begrafenis gedurende het luiden der klokken bestre ken worden met een rotte appel, het bin nenste van een booneschil, een stroohalf, gerstekorrels of een ui„ welke voorwer pen na gemaakt gebruik in de schemering of bij maneschijn begraven worden onder den drup van het dak of onder den drem pel van het huis, in een goot of op een kruisweg. Hebt u nooit kiespijn gehad? Beroem u er niet op, constateer het feit zelfs niet, tenminste niet zonder af te kloppen, diefst op ongeverfd hout, hv. tegen den onder kant der tafel. Baat het niet het schaadt ook niet. Drijft er een steeltje op de thee, dan komt er visite: als het lenig buigt, dan kan men een dame verwachten, maar is het een stevig stekje, dan (komt er een heer. Wanneer er een driekante turf aan den haard gelegd ls, komt er een domrine. Dit is blijkbaar een herinnering aan den driekanten steek, dien de de predikanten vroeger droegen. (Het vinden van een hoefflzer ls een ge lukkig voorteeken. Dit is vermoedelijk rijst nu achter den polderdijk de reus achtige steenklomp van Zierikzeesoh to ren, de massale St. Lievemanstoren. Ongeveer één uur ln den namiddag zit ten we na een tochtje van 5 uur uit Rot terdam in de ouderwetsche gezellige kof fiekamer van hotel Van Oppen, da; reeds meer dan een eeuw zijn reizigers ont vangt op hartelijke, gezellige wijzn Hier zwaait de „ouwe Willem", die se dert tientallen jaren als „ober" aan de zaak verbonden ls, de vredelievende scep ter. Hij is de verzorger, de gedienstige geest, de vraagbaak, de gulle gastheer, de gezellige prater.de steun en hulp der reizigers, wien het verblijf op 't romanti sche Schouwen zoo prettig mogelijk wordt gemaakt D. (Wordt vervolgd.) BELOFTE MAAKT SCHULD. Zonder geluk vaart niemand weL De Hertog van New-Oastle was bekend door zijn gewoonte om veel te beloven en weinig te doen. Hij had als Minister in 't Parlement tegen een sterke oppositie te kampen, waardoor elke stem die te winnen was goud waard werd, en hij zag er niet tegen op, zoo'n stem het kostte wat wilde voor zich te bemachtigen... Zoo gebeurde 't eens, dat het bij een nieuwe verkiezing op één stem aankwam, en gelukkig wist de Hertog die stem, welke een zijner pachters toebehoorde, voor zijn partij te winnen. Hij beloofde bij die gelegenheid, die pachter, op diens verzoek, zijn zoon de plaats van tolbeambte te geven zoodra de tegenwoordige func tionaris, die zeer bejaard was, overleden zou zijn. Maar, zei de voorzichtige pachter gij groote heeren zijt hier op 't land wel heel beleefd, doch in de stad kan geen eenvoudige boer, zegt men, u genaken. Mijn beste vriend antwoordde de Hertog, hem op den schouder tikkende zoodra de oude tolbeambte het heeft afgelegd, komt ge dadelijk bij 'mij in Londen, bij dag of bij nacht, of ik slaap dan wakker, levend of dood ben, kom maar aap mijn huis, op welk uur ook; ik zal den portier vooruit zeggen je binnen te laten en bij. mij te brengen. Nog eens den boer vertrouwelijk op den schouder geklopt en diens hand gedrukt en de Hertog verwijderde zich. -o- De pachter wreef zich nog vergenoegd de hand, die door den Hertog aangeraakt was geworden toen de Minister den boer en de belofte reeds glad vergeten was. Qnze suppliant herhaalde dikwijls zijn gesprek met den Hertog voor zijn huisgenooten en toen hij op zekeren dag vernam, dat de oude tolbeambte zoo pas overleden was, ging hij onmiddellijk op een stevig paard zitten en reed wat hij rijden kon naar de wereldstad. 'tWas reeds middernacht, toen hij voor het huis den Minister aankwam. Nu trof het toevallig, dat tezelfder tijd ook de toenmalige Koning van Spanje op sterven lag. De Hertog wachtte toen juist elk oogenblik tijding uit Madrid. Door zijn werkzaamheden vermoeid, had hij zich tegen middernacht ter ruste be geven, na vooraf den portier gelast te hebben op te blijven, om den boodschapper, zoodra hij kwam, voor zijn bed te brengen, Zijne Hoogheid sliep zacht, zjjn kamer dienaar evenzoo, en ook de portier was ingedut, toen de krachtige hand van onzen Cornwallischen pachter den bronzen deurklopper vrij onzacht aansloeg. Hó riep hij den portier bij het opendoen toe, is de Hertog thuis? Jawel, en in bed. Hij heeft mij bevolen, dat je dadelijk binnen moest komen, in de slaapkamer. God zegene heml Hij is een braaf menschl riep de boer, wiens vrouw meermalen op het zwakke geheugen van groote heeren had gesmaald en die nu zeer opgelucht was, nu hij meende geen vergeefsche reis te hebben gemaakt. pen overblijfsel van don eerbied, dien onze beidensche voorouders (het paard toe droegen. Paardekoppen en paardehoeven werden teigen de muren1 [gespijkerd, om het huis tegen Ibooize invloeden te bescher men. Gunstig is bet schapen te ontmoeten, maar wie zwijnen tegenkomt, is niet wei- koon. Een haas dwars over het pad is een slecht teeken; een spin 's morgens izien beduidt verdriet, 's middags plezier en 's avonds verdriet. Hondengehuil, ravengekras en igetik in oude meubels (doodskloppertje) Voorspel len sterfgevallen; ook het breken van een spiegel, het knappen van een lampeglas, het springen van een vioolsnaar, het stil staan van een klok. Als twee menschen hetzelfde zeggen, hebben ze nog zeven jaar leven tegoed. „Dat is sympathie, nu moeten we pin ken" heet het dan en men steekt elkander een pink toe. Gevaarlijke sport, b.v. automobilisme en vliegkunst, geven nieuwe uitingen van bijgeloof: een meegevoerd speelgoedaapje of beertje vrijwaart tegen ongelukken. IZoo'n pop heet Mascotte, naar de opera van dien naam, waar Mascotte een boerin ls, die overal gelulk brengt, zoolang zij ongehuwd blijft. B. 't Juffertje Door CAREL BRENSA. „Naar *t romantische Schouwen."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 13