VAN VRIJEN EN TROUWEN.
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 18 OCT. 1924.
Nr. 145 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
DE NAMEN VAN ONZE MAANDEN.
Onze Romelnsche afkomst.
Volgens de overlevering zou het de
Romein Romulus zijn geweest die de
Jaarverdeeling uitdacht. Het jaar, dat met
1 Maart aanving, telde dan oorspronkelijk
tien maanden of 304 dagen. Numa Pom-
pilius voegde er echter twee maanden
aan toe en bracht het jaar daarmee o^
854 dagen, zijnde een M aan -jaar, waarbij
om de twee jaar een maand van 22 dagen
moest worden ingeschoven welke inter-
callatle door den pontifex Maximus ge
regeld werd. Door verzuim was ten
tijde van Caesar de tijdrekening evenwel
zoo schromelijk in de war geraakt, dat
door hem een hernieuwde regeling beslist
noodzakelijk werd geacht.
En het jaar werd nu Ao. 46 v. Chr.
geregeld naar de zon en op 365 dagen
gebracht met „intercallatio" van één dag
om de vier jaren. De namen der Romein-
sche maanden waren dezelfde als die welke
wij nu nog gebruiken. Deze namen waren
vroeger: Martius, Aprillis, Majus, Junius,
Quintilus, Sextilus, September, October,
November, December. De naam Quintillus
werd later door Keizer Augustus naar
Caesar Julius genoemd. En de maand
Sextilus naar zijn eigen naam in Augustus
herdoopt. Januarius en Februarius, welke
door Numa Pompilius toegevoegd werden,
waren oudtijds de twee laatste maanden
van het jaar. Op het feit, dat het jaar
vropger met Maart begon, wijzen de namen
September, October, November, en De
cember, want deze namen beteekenen:
zevende, achtste, negende en tiende
De Juliaansche Tijdrekening aldus
naar Julius Caesar genoemd is in 1582
door Paus Gregorius, naar wien de tegen
woordige Tijdrekening heet, verbeterd.
Paus Innocentius XII bracht daarna in
1691 het begin van het kalenderjaar'van
25 December over op 1 Januari. Deze
Nieuwjaarsdag der Heidenen ondervond
aanvankelijk heel wat tegenkanting.
De naam van. de maand Januari is ont
leend aan de oude godheid der Romeinen,
die volgens de Sage de eerste koning van
Italië was. Hij-gaf wijze wetten»aan zijn
volk en onderrichtte het in den akker
bouw. Hij was zoo weldadig en regeerde
zoo humaan, dat het tijdperk van zijn
bestuur als de Goudpn eeuw geboekstaafd
is.
Romulus bouwde te-zijner eere den ver
maarden tempel te Rome. Numa Pompilius
bepaalde, dat deze bij het uitbreken van
den oorlog geopend en eerst weer gesloten
moest worden als de vrede geteekend was.
Merkwaardig genoeg blijkt deze tempel
gedurende een periode van zevenhon
derd jaren slechts drie maal gesloten te
zijn geweest.
Februari ontleent zijn naam aan dc
Fabruatio of te wel „Reinigingsoffers",
door de Romeinen gebracht tot verzoening
der schuld van de levenden en tot be
vordering der zielerust der dooden.
Met de Hollandsche benaming „Sprok
kelmaand" in onze taal voor deze maand
zijn de geleerden het niet geheel eens,
evenmin als met de benaming „Louw
maand" voor de vorige maand. In de
vroegere talen zijn er daarbij nog wel
tientallen namen gevoegd en zoo goed
mogelijk verklaard. Maar met geen enkele
is men het eens geworden, zoodat de
Romeinsche naam voor deze maanden het
maar op den duur is blijven winnen.
Q emakkelijker maakt het ons de maand
Maart, in welke men onmiddelijk den
krijgsgod Mars terugvindt, terwijl ook de
hollandsche naam „Lentemaand" wel voor
zich zelf spreekt.
April ontleent zijn naam aan het La-
tijnsche aperire, d.w.z. openen, omdat in
dezen tijd de aarde /ich als het ware
opent ter voortbrenging van allerlei ge
was. Dit is een naam die nu niet van het
Romeinsch oorspronkelijk afgeleid is.
De Hollandsche benaming voor deze
maand is zooals bekend grasmaand, en
ook daarover hoeft niet veel verschil van
meening te bestaan.
Betreffende Mei bestaat dit verschil van
gevoelen evenwel meer dan ooit.
De een verklaart die maand in verband
met de Majores of z.g. Ouderen. An
deren denken aan „Maja", de weldoenster
der Menschheid in de oude Mythologie.
Wij noemen deze maand Bloeimaand.
In tegenstelling met Mei, die dan aan
de Majores of ouderen zou zijn gewijd,
heette Juni naar de Junioris oftewel
Jongeren. Beter echter lijkt het den oor
sprong van dezen maandnaam bij de godin
Juno te zoeken.
De aanleiding voor de namen Sep
tember etc. verklaarden we reeds uit
zevende, achtste, «nzoovoort.
De duro hospita!
Heb je gehoord dat Vreeswijk gaat
trouwen met z'n hospita. 1
Daar boft die dame bij.... Vrees
wijk had 't altijd nogal warmpjes....
Welnee.... vroeger had hij geld,
maar tegenwoordig niks meer....
En waarom gaat hij dan nu juist
trouwen?
Ik denk dat hij wil zien om op deze
wijze z'n geld terug te krijgen;
UBT PE OUDE DOOS,
Antieke Zeden en Gewoonten uit onze elf Provinciën.
Het nachtbezoek.
De vorige week heb iik u al in ver
band met de eerste schuchtere samen
komsten van twee jonge gelieven, een
klein voorproefje kunnen geven van de
eigenaardige en min of meer vrijpostige
zeden en gewoonten, welke in vroeger
dagen foij onze landgenooten werden in
praktijk gebracht en toelaatbaar gevon
den.
Maar het was in werkelijkheid nog nie
mendal vergeleken bij wat er verder
volgde.
Hoe langer de jonge man in vorige ge
slachten met het meisje van zijn keuze
omging hoe meer vrijheid hem gelaten
werd en hoe'meer het goed vertrouwen
in zijn handelingen 'groeide.
En déze vrijheid 'en goede'trouw spra
ken zioh in het bijzonder uit in «Ie toe
stemming en de mogelijkheid voor den
jongen man om zijn vrijen tijd in dc
slaapvertrekken van zijn meisje door te
brengen. Tegenwooridge jongelingen
mochten er misschien al eens aan denken
om heel goed waard te wezen in de
slaapkamer van zijn meisje te komen
al was het dan voor een eerlijken kerel
alleen maar om te toonen dat hij even
tueel goed vertrouwen ten volle waard
•zou zijn.De tegenwoordige vaders en
taioeders zouden1 er in de verste verte
niet aan denken om de vrijpostigheden te
sanctioneeren al was de jongen „zoo
zuiver als goud!"
Ze zouden op de gebruikelijke manier
van spreken zeggen: 't Is niet om 't een
v- an^'ere maar 't hoort niet!
Nietwaar? Zoo verstaan wij dat
tegenwoordig, 't Hoort niet!
in onze dagen wordt bij eenigszins
„,t„n 'nnige families hemel en aarde bij
«rv.nge1roe'Pen, wanneer het vreeselijke
m ui a-in Sleurt, dat een vrijer en zijn
wn r onder één dak doorbrei
J-V; l'JJ familieleden of in vacantie-
jAon logeert dan ook de een onder
kelderruimte.11 d® *nder de YOchti«e
Het is eenvoudig niet „oomme il faut"
en in fatsoenlijke families komt het niet
voor.
Als we de zaken van dien kant bekij
ken zou je haast denken, dat de wereld
zoo diep verdorven tegenwoordig niet is,
als we ze in gedachten afschilderen.
Hoe het zij. De ouders in vroeger da
gen keken niet zoo nauw. Er was toen
geen immoraliteit als tegenwoordig in
alle mogelijke publieke opzichten, maar 'n
ouderwetsch vader en dito moeder gaven
er niet om of de vrijer van hun dochter
den nacht in hun huis doorbracht. Ja
het was iets zeer gewoons en een alge
meen gebruik, dat hij den nacht zoo nu
en dan 'bij haar in het vertrek kwam
slijten.
En vreemd genoeg was het hoofdzake
lijk in die streken en plaatsen langs onze
kusten, waar van oudsher een geest van
strehge vroomheid en van puur Calvinis
me heerschtel Daar waar 't best aan het
Concilium van Dordt werd vastgehouden
daar was ook de verdraagzaamheid en
het goed vertrouwen het grootst.
Of van dat goed vertrouwen niet eens
ongeweten misbruik zal zijn gem'aakt?
Wie zal het nu nog zeggen?
Maar zeker is, dat in die di^jen schande
en verachting het deel zou zijn geworden
van den jongeling, door wien zulk een
nachtbezoek een kwaden keer zou hebben
genomen. Wee hem, die het vertrouwen
schond!
En zeker is ook, dat nu het nacht
bezoek in onze beschaving niet meer be
staat er toch zoo nu en dan blijkt mis
stappen t« zijn begaan en men zoo al niet
in 't eigen huis dan toch ergens anders
nachtbezoek houdt!
In ieder geval: Al was het dan beel
gewoon, er werd toch ook door verschil
lenden tegen gesputterd. Zooals ik u later
vertellen zal.
Maar evengoed meenen verschillende
geleerden van later tijd toen het nacht
bezoeken eindelijk afgeschaft was dat
de zedelijkheid onder de jonge mannen
en vrouwen er niet op was vooruitgegaan
integendeel!
De Postdienst op de Indische Eilanden.
Mali van boord op het
eiland Roti
Vooral de Nieuwedieper, die van zijn leven
als marineman on^e Oost bezocht en er
een deel van zijn leven doorbracht, zal
nog herinneringen hebben aan de eilanden
uit den Indischen Archipel. En mogelijk
is er dan wel een van dezen, die met eigen
oogen heeft gezien hoe moeilijk soms bij
onstuimig weer communicatie van het
paketschip met den wal verkregen wordt.
Mij persoonlijk is dit enkel bekend van
de woeste kusten van Zuid-Amerika b.v.
waar op de reede van Pernambuco de
passagiers staande naast elkaar in mans-
hooge Spaansch rieten manden worden
geladen en met de winch aan een kabel
over boord worden geheschen op een
platten tender, die daarnaast te deinen
ligt. 0
Maar onlangs las ik een brief van een
dame, die vertelde hoe het postontladen
op het eiland Roti toegaat, wanneer de
zee te hoog is om aan den wal te komen.
Al dagen lang wordt op die post door
de weinige bewoners gewacht en gehoopt.
Dan eindelijk verschijnt in de verte de
paketboot. Maar de zee is hoog en woest.
De wind wil niet gaan liggen enhooger
en hooger worden de golven opgezweept,
zoodat ze zelfs slaan tegen de achter
kanten van de huisjes der Chineezen.
En hoe hard het ook zij, de stormvlag
zal op het eiland worden geheschen, ten
teeken, dat van den wal uit geen poging
zal worden gedaan om verbinding te
krijgen en in de eerste plaats zoo begeerde
poststukken te bemachtigen!
En het angstig wachten en hopen is
dan gericht op wat de boot zelf doen zal.
Totdat het schijnt te willen lukken. De
boot is al verder gekomen dan haar ge
wone ligplaats is. Ze komt tot IJ K.M.
uit de kust en laat haar ankers vallen.
Vanaf het eiland turen de wachtende
menschen door den kijker of er eenige
beweging valt te bespeuren. Ja - beweging
is er genoeg. Het schip danst en deinst
en springt en helt.
Maar behalve dat gebeurt er ook wat
anders. Er wordt waarlijk een boot ge
streken. De menschen op den wal roepen
het elkaar toe. En met de golven kampend
stoot de kleine boot af en gaat de tocht
ondernemen. Ze zullen het wel dadelijk
opgeven. Hun pogen zal wel vergeefs
blijken. NeenZe komen al verder
van het schip af. Zij glijden weg in het
vervaarlijke dal van een hooge golf. De
vrouw van den postdirecteur op het eiland,
die met een deken van haar bed om de
schouders geslagen staat toe te zien, geeft
een gil van schrik. Ze meent dat de sloep
omgeslagen is. Maar reeds heeft een
volgende golf de sloep opgenomen en
omhoog gevoerd. Het wordt een lange
strijd en na een vol uur is de sloep nog
maar halverwege den afstand gekomen.
Nog een uur later landt zij achter een
kleine landtong. De druipende mannen
worden verwarmd met heete dranken en
het doel van den tochthet overgeven van
de voor het eiland bestemde post is
bereikt.
Zoo spoedig mogelijk wil de offléier,
Laten we tot de zaak zelf terugkeeren.
Het nachtbezoek werd „Kweesten" ge
noemd en er bestaat een bijzonder uitge
breide literatuur uit vorige eeuwen over
het kweesten. Het kwam in verschillende
landen onder gewijzigde vormen voor.
Ook in ons land was het niet overal
hetzelfde.
In verschillende streken van Zuid-Hol
land ging de jongen, wanneer hij b.v. op
een feestje of op de kermis met een meisje
had kennis gemaakt en daarmee zocht te
vrijen, den eerstvolgenden Zondagavond
naar het huis van haar. Was de familie
hem goed gezind dan bood men hem een
pijp tabak aan.
Wilde het meisje zelf wel iets van hem
weten, dan zag men haar spoedig opstaan
en naar buiten verdwijnen. De adspirant-
vrijer volgde haar kwiek, want hij wist
nu hoe de vork in de steel zat en waar
hij haar in stilte kon vinden. Was 't vol
gende praatje naar wensc-h uitgevallen,
dan zag men de beiden na een uurtje
terugkeeren in de woning en daar blijven
zitten.
En de jongen blééf nu zitten ook als
de rest van bezoekers en familie ver
dwenen.
En werd het tenslotte voor vader en
moeder -oOk tijd om te gaan slapen, dan
werd de wijze raad achtergelaten om voor
al goed op 't licht en op 't vuur te passen.
Nu, dat lieten de twee zich niet herha
len, want ze waren zoo zuinig op 't licht,
dat ze 't in den regel heel gauw uitbliezen!
Echter niet overal en ook niet altijd.
Soms bleven de gelieven niet thuis
maar stapten ze op om samen wat uurtjes
in den maneschijn rond te dolen. Het was
niet zoozeer om zich van anderen af te
zonderen, aan wel om den beschikbaren
tijd zooveel mogelijk in eikaars uitsluiten
de gezelschap door te brengen.
In ieder geval was het tegenoverge
steld aan verschillende tegenwoordige ge
bruiken, waarbij den jongen en het meisje
zooveel mogelijk plichtplegingen worden
opgelegd van visite zitten en visite maken
en deelnemen aan het algemeen gesprek
van de huisgenooten etc. Ieder, die zich
in onze dagen wel eens heeft bezigge
houden met het vak van vrijen (misschien
is er een enkele je 'kunt nooit weten!)
die zal de ervaring hebben opgedaan, dat
er weinig meer gelegenheden om eens
echt persoonlijk te spreken over blijven.
Als je wat wil meedeelen, dat uitsluitend
jezelf of uitsluitend je meisje betreft, dan
moet je dat doen in don wekelijkschen (of
die het bevel voert, terug keeren, want
anders zal hij voor donker niet bij het
schip terug wezen.
En de even moeilijke terugtocht wordt
aanvaard.
En niet voordat het geheel donker ge
worden is op de bewoners van het eiland
uit de duisternis de drie stooten uit de
stoomfluit van het schip hoorden ten
teeken, dat de sloep terug is en de reis
vervolgd wordt, durven de ontvangers
van de post zich veilig over te geven aan
de pas ontvangen tijdschriften en brieven.
HOF-GEDAOHTEN!
Hieronder 'geven wij nog eens een ont
boezeming van den reeds vroeger ge
noemden dichter der Haagsche Hofge
dachten. Het gaat dezen keer over „den
mangel aan meiden" en wat daaruit voort
komt.
Daar ik laatstmaal kwam treden door 't
oude Sorngvllet,
Zag ik een huisjesslak, die wist van gen
verdriet,
Die liep zijn pad daarhenen, al door het
groene kruid
Ik zei: Let eens terdege Let op deez'
looze guit!
Ik zei: Dit arme beestje is kaal gelijk
een luis.
Dit diertje kent geen rijkdom en.
heeft zijn eigen huis.
Een zelf gebouwde woning, te klein niet
of te groot,
En daarin leeft het rustig en heeft geen
woningnood!
Maar gaf men hem te dragen een wonder
fraai kasteel,
Gebouwd van sterke muren, met zalen
hoog en veel,
Hij zou zich niet vermaken bij zulk een
zwaar 'gewicht!
Omdat geen slakkenruggen daarop zijn
ingericht!
Dit zei ik aan een echtpaar, gekomen uit
de Oost,
Dat kwam in Duinoord zoeken1 zijn vreug
de en zijn troost.
Dat kwam in Duinoord zoeken de rust
van 't Vaderland,
Dat kwam in Duinoord zoeken een huis
op netten stand!
Ze hadden in de rimboe een huis van
bamboeriet,
Waarin je 's middags onder een luchtig
'klamboe schiet,
Daar aten ze uit blikjes 't 'groen, dat in
Holland teelt,
En van een grammofoonplaat, wat Holland
zingt en kweelt.
Daar hadden zij een baboe, een kokkie,
een kebon,
Daar was het leven rustig daar scheen
gestaag de zon!
dagelijkschen) minnebrief of je moet je
kans waarnemen op het stille oogenblik
van afscheid nemen. Als je per ongeluk
eens iets liefs zou willen zeggen tot je
uitverkorene, dan moet je met alle macht
Opletten of de huisgenooten niet eens op
'n onbewaakt oogenblik allemaal tegelijk
de kamer uit zijn. Het is in dat opzicht
met ons gesteld als in het oude rijmpje
stond:
Wel genegenheid, v
Maar geen gelegenheid!
Onze voorouders waren goedgeefsoher.
Vrijenden moet je den tijd en de gelegen
heid laten, meenden ze. Ze kwamen niet
voor niemendal. Ze mosten mekaar kun
nen „anpraten", zooals het heette.
En dus waren er verscheidene manie
ren om de eenzaamheid te zoeken. Op het
land zochten de jongens en meiden vaak
den hooiberg op om daar al liggende te
keuvelen tot de dag aanbrak of het mel-
kenrtijd werd.
Fn men geraakte daarbij tot het be
kende liedje van Hooft, dat het gesprek
voorstelt van twee gelieven in den aan-
brekenden morgen en waarbij tegelijk
blijkt, dat het meisje het volstrekt niet
tegen' haar zin deed:
Hij:
Galathea ziet, de dag komt aan,
Laas de dag en wil niet ly-en
't Langer vry-en.
Zij:
Neen mijn lief, wil nog wat marren,
't Zijn de starren'.
Neen mijn lief, wil nog wat marren,
't Is de maan.
Mr. P. N. de Neyn, een bekend publi
cist uit de zeventiende eeuw, geeft in zijn
„Lusthof der Huwelijken" een eenvoudig
en onopgesmukt verhaal van het eigen
lijke Kweesten.
Hij vertelt het volgende:
„Toen ik in de jaren 1666 en 1667 als
volontair of vrijwilliger in den Engel-
schen oorlog diende op Texel, toen maak
te ik met eigen oogen het kweesten mee.
In geen der dorpen op dat eiland was in
die dagen een- huis of er was op eenige
plek in de nabijheid van de deur een
stuk gestooten ruit of een open tuimel
raam of desnoods een openstaand luikje.
Dit ruitje of luikje diende nergens
Maar desniettegenstaande en desnietalte-
inln.
Zij leefden in de rimboe met Holland in
hun zin.
Want wat een mensch kan hebben, dat is
hem niet veel weerd,
Maar wat hij niet kan hebben, dat wordt
van hem begeerd!
Ze wilden naar 't Haagje, naar de gezel
ligheid!
Waar het mondaine leven langs 't blin
kend asfalt glijdt.
Daar doen de dames shopping, waar men
dan thee bij schinkt;
Daar drinkt mijnheer z'n glaasje, alwaar
de vedel klinkt.
Daar eet je de spinazie versch van den
a kouwen grond,
Daar hoor je Urlus zingen, versch uit
z'n eigen mond!
Daar heb je staag concerten, daar speelt
men op 't tooneel.
Wat je in de Oost moet missen, dat heb
je daar teveel!
t
Zij kochten toen in Duinoord een huis
voor zwaren prijs,
Dat zijn ze in gaan richten naar d' aller-
laatsten eisch.
Een huis met negen kamers en met een
ruimen hal,
Een tuin van voor en achter en met een
autostal!
En toen ze daarin zaten, zei tot de man
de vrouw:
Als dat hij voor 'n Kokkie nou advertee-
ren zou.
De man toog aan het schrijven en daarna
naar de stad
En met een1 advertentie naar 't Predik
beurtenblad!
Een meid voor heele dagen en nog een
keukenmeid,
En driemaal 's weeks 'n werkster zoo
had de vrouw gezeid!
Maar wat de man moog schrijven, en wat
de vrouw ook zeg*
En wat zij adverteerden: De meiden
bleven wegl
Zoo dikwijls als een briefje weer naar ae
krant toeging,
Kwam op de advertentie alleen de
rekening!
En in de negen kamers bij 't Predik
beurtenblad
Daar zaten ze te kijken als een verdwaal
de kat!
Meneer slaapt met 'n wekker, dat hij zich
niet verlaat
En zet vroeg in den morgen de vuilnisbak
op straat!
En hij ziet in de kamer hoe dat de kachel
rookt,
En hoe dat in de keuken de mellek over
kookt!
Mevrouw die doet de bedden, mevrouw
kruipt langs den vloer,
Zij handelt met den bakker en met den
mellekboer.
En wordt het tijd van eten, dan houden
zij de wacht,
Totdat een keukenwagen een bus met
schotels bracht
Meneer vindt 't niet lekker mevrouw
die heeft geen trek,
Zij eten in 't Haagje nu toch weer uit 'n
blek!
En op den killen avond, dan hebben zij
geen tierj
ander toe dan om den bestaanden of toe-
komstigen vrijer- de gelegenheid te geven
zijn meisje te bezoeken. Was er een doch
ter in huis en had deze kennisschap loo-
pen aan een jonkman, dan wist een ieder
dat hij in den nacht zoo nu en dan eens
op bezoek kwam bij zijn uitverkorene.
Tot dit doel had hij vrijheid om zijn
arm te steken door het luikje of het open
raam, waar hij een touw vond hangen om
den 'grendel van.de deur te trekken of
waardoor hij regelrecht bij de klinken
van het venster kon komen. Was er geen
deur, maar enkel een venster, dan maakte
de vrijer dit op deze wijze open en klom
er door.
En zijn doel was geen ander dan d'e
slaapkamer van zijn meisje, die meestal
op den zolder gelegen was.
Hier gekomen ging hij op het bed lig
gen, waarop ook de vrijster lag, met dien
verstande, dat het gebruikelijk was voor
den vrijer, dat hij boven op de deken
liggen bleef, terwijl zij daaronder lag.
En zoo hielden zij dan een praatje en
zetten de vrijage voort tot ongeveer een
uur voordat de dag begon.
Op dit tijdstip moest de vrijer vertrek
ken zonder gerucht te maken en het
venster weer sluitende!
Nooit zoo vertelt De Neyn verder
werd er in den omtrek iets vernomen van
eeni'g ongemak of onbeschoftheid, de
dochter aangedaan. En dat liet zich be
grijpen. Want de vrijer, die zich met mis
baar zou hebben aangesteld, zou groot
gevaar geloopen hebben. Want dan werd
er op den ketel geslagen de buren lie-
pen bij elkaar en het kon slecht afloopen
met den jonkman die was komen kweesten
en zioh onbehoorlijk had aangesteld.
Om eventueele pogingen in dit opzicht
te voorkomen1, werden daarom ook in
hoofdzaak bekende jongens eh vooral
jongelingen van gelijken stand tot kwees
ten toegelaten.
Wat de militairen uit die dagen be
treft, die veelal vreemdelingen waren1
voor hen waren de meisjes van Texel
zeer bang en er was heel wat noodig om
als zoodanig bij' een Texelsch meisje op
nachtelijk bezoek te worden toegelaten."
En de oudere schrijvers verzekeren al-
getneen, dat deze nachtpraatjes in alle eer
en deugd voorvielen.
Ofschoon er ook tegenstanders genoeg
waren!
Daarover een volgenden keer.
't Juffertje
B.
Door CAREL BRENSA.
T
Bé
Invallen bi] gelegenheid of op
't gezicht van allerhande zaken
verwekt op Sorgvltet of Daar
omtrent I
-»