Populair Bijvoegsel varede
HELDERSCHE COURANT,
VAN VRIJEN~ËN TROUWEN.
van ZATERDAG 14 FEBRUAR11925
Nr. 162 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
wie bij deze gelegenheid een stuk van een
der linten te pakken kon krijgen, scheur
de dit af, bond het om zijn (of haar) arm
en was daardoor gerechtigd mee ter ver
dere feestviering te komen I
Het was een gratis toegangsbiljet. Rij
het binnenkomen van het bruidshuis, zag
de Meeksman de linten persoonlek na en
liet de gelukkigen, doorgaan....
Dan begon de pretl
UIT DE OUDE DOOS,
Antieke Zeden en Gewoonten uit onze elf Provinciën.
De dag van trouwen was door alle
••uwen heen een dag van belang, Gezwe
gen van de drukte en animeerende da
gen, welke eraan voorafgingen in het
bijzonder voor het maken en in orde
brengen van de kleeding, waarover we
het nader zullen hebben was de trouw
dag een dag van gewicht
Laten we beginnen met verschillende
ook in dit verband bestaande volksgebrui
ken te releveeren.
Een van de eigenaardigste volksgebrui
ken in vroeger dagen was wel: Het trou
wen op.... ZondagI De meeste huwelij
ken werden op den Zondag voltrokken.
En het was dan dat men het huwende
paar op het hoogste punt van luister en
aanzien zag. Want het paar werd dan
meestal in een open staatsiewagen door
het dorp of den omtrek gevoerd, waarbij
dan de deelnemende dorps- of stadgenoo-
ten luide hun groet brachten.
Meer in het bijzonder aan d9 Oostelijke
grenzen van ons land waren verschillen
de interessante gewoonten in zwang.
Zoo b.v. te Emmen of te Rooswinkel,
dorpen in Drenthe.
Daar 'reed op den morgen van het
huwelijk de bruidegom, vergezeld van
zijn nabestaanden en geëscorteerd door
den reeds vroeger genoemden Meeksman
en den Noodiger, naar het huis van de
bruid.
Als zij daar kwamen vonden ze alle
deuren gesloten en het huis als uitge
storven!
Wat was er aan de hand?
De bedoeling was, dat de bruigom zijn
bruid nog eens van voren af aan ging
zoeken en als hij haar gevonden had, in
optima forma ging..,, schaken!
De bruigom liet zich niet afschrikken.
De noodiger begon met luidruchtig een
■entimenteel-wijdsch liefdelied op te dreu
nen. Dan verzoekt hij dringend binnen
gelaten te worden. Men geeft geen ant
woord.
Korte, schijnbaar ernstige beraadsla
gingen volgen.... De bruigom lijkt boos
te worden.
De wagen, waarin zf) gekomen zijn,
wordt omgedraaid en met een stevigen
aanzet (het vehikel was er op geprepa
reerd!) rijdt hij achteruit gewoon de
groote deur van den deel stuk!
Ziezoo! Niet goedschiks, dan maar
kwaadschiks! De toegang is tenminste
open. De familie klapt in de handen, dat
de jonge man zich niet heeft laten koeje-
neeren.
Het gezelschap gaat naar binnen. Nie
mand aanwezig. W el staat er een stoel
een van de in de bruidsdagen gebruikte
stoelen, waarop nog de resten van de ver
siering zitten. Maar het is er maar één!
De bruid ontbreekt Ook is ze niet in
den omtrek te zien.
Ik zal haar zoeken en bij Joost ik
zal haar vinden ook roept de verbolgen
bruigom uit
En het heele gezelschap bereidt zich op
een pretje van losgelatenheid voor. Men
zoekt in alle hoeken. In kamers en keu
ken, in kasten en op den hooizolder of in
de schuur, of in den stal of overal, waar
zich maar iemand zal kunnen verber
gen....
Nergens!....
Dan nog maar verder! gebiedt de
bruigom. En men dringt door tot in de
meer intieme gedeelten van de woning.
Totdat de bruidegom haar ten slotte in
hoogst eigen persoon vindt....
In haar bed.
Kom eruit zegt de toekomstige
bezitter.... We gaan naar da kerk. Ik
wacht je over 'n uur....
En hij verlaat het vertrek teneinde de
jonge'bruid de gelegenheid te geven zich
behoorlijk te kleeden.
En aangezien het nog vroeg is, want
er werd op gerekend! verzamelden de
gasten zioh in een naburig vertrek en
doen zich te goed aan lekker krentebrood
en de rest
Na een uur is de bruid in haar spik
splinternieuwe bruidskleed gestoken en
komt onder gejuich voor den dag. De
bruigom kust haar, neemt haar bij de
handen en brengt haar eigenhandig naar
de klaar staande sjees.
De rest volgt vliegensvlug en in groote
staatsie rijdt het geheele gezelschap naar
de kerk. 4
De plechtigheden in de kerk zelf slaan
we voor het het oogenblik over, om die
bij nadere gelegenheid te releveeren.
Als het gezelschap uit de kerk terug
komt is het jonge paar dus getrouwd.
En aangezien in de meeste gevallen van
dien t]jd de z.g. burgerlijke inzegening
al in den loop van de week, zonder cere
monieel of feestelijke gastengroep had
plaats gehad, bleef nu alle verdere tijd
voor het feestvieren over.
Ook op die burgerlijke inzegening ten
stadhuize komen we nader terug.
Voor ditmaal slechts het slot van den
„tocht naar de kerk". Als de stoet naar
buiten kwam, zwaaide de Noodiger met
een lange staf, die vol van de linten zat,
over het hoofd van de jongehuwden. Dit
was het teeken dat men hen als getrouw
den beschouwde.
De wagen werd dan dicht omstuwd van
jongelingen en jonge meisjes, die zich op
dat moment gespitst hadden. Want....
DOOR DEN KIJKER.
Je staat op een hoog duin en je tuurt over
de zee.
Of je vaart op een schip %n je kijkt naar
de eindeloosheid van water naast je.
Of je zit in een boek te lozen, dat handelt
over het leven ter zee biologisch, tech
nisch of avontuurlijk, dat komt er niet op
aan en je begint ongemerkt te mijmeren
over dat machtige groote water, waar je
meermalen op was fen dat je zoo kent.
Of je bent ergens in een visscherahaven
en je ziet weer voor de zooveelste maai een
logger of een botter of een schokker of een
bom binnen komen met gevangen zeevisch.
En je verdiept je een moment in de onge
weten schoonheden en rijkdommen van dat
ondoorgrondelijke nat....
Zoo denk je heel vaak over de zee en over
de bekooripheid en de machtigheid en de
ondoorgrondelijkheid ervan....
Soms er aan herinnerd! door de visch
zelf denk je ook wel even aan het leven
ln de wateren.
Maar diep ga je er niet op in, tenzij het
je vak of je lievelingsstudie is.
Omdat het je zoo gewoon en zoo alle
daags voorkomt.
Wjj denken naar rato heel weinig aan dat
belangrijke ding: Vi»chvang»t.
Schetsen uit limulden,
door
CAREL J. BRENSA.
even bij stil te staan, vooral nu het biina
over de geheele werelden dus niet het
minst bfj ons, in de knel komt.
De plaats IJ muiden lijdt al tijden aan
veel te schrale vischvangst.
Vraagt men zich wel voldoende af wat de
oorzaken zijn en wat de middelen ter ver
betering?
De zee beslaat ten naaste bij twee derde
deel van de geheele aardoppervlakte.
Deze hoeveelheid is bij lange na niet alle
maal geschikt vischwater, maar „zoo langs
de kustjes" is er toch tamelijk voldoende
gelegenheid geweest altijd.
(Menschengeelachten gedurende wie weet
hoeveel series van eeuwen hebben zich bezig
gehouden met zoo langs de kustjes vooral
de visschen te vangen, die zich in de zee
bevonden.
Dat is goedgevonden door de natuur.
Want de schepping is zoo rijk en royaal
ook ten opzichte van de visschen dat het
aantal van millioenen soms geen verminde
ring doet zien.
Dit feit op zichzelf ln de eerste plaats
heeft het mogelijk gemaakt, dat de visch
vangst nog nimmer is opgehouden. In een
boek over de biologische wonderen las ik
eens, dat wanneer er in drie jaren tijde geen
enkele kabeljauw st'erf van het geschoten
de overdonderende massa van deze vis-
Toon Willem Jacobs voor het eerst
als jongeman naar kantoor ging, toen
peinsde hij:.... Nou hard werken en vlug
promotie maken en tot tevredenheid van
de superieuren de zaken behartigen, 'n
paar jaar voor de maatschappij naar In-
dië, dan procuratiehouder, aandeelhouder,
jongste directeur van de vennootschap..
Dan 'n aardig meisje, gauw getrouwd....
'n pracht van 'n automobieletje gekocht
en dan in de vacantie reizen.... reizen
met haar.... Smaakvolle kleeren voor
haar en voor mij.... gezellig leven
badgasten.... enfin: Het succes!....
....En toen hij na vijftien jaren hard
werken inderdaad voor het eerst met zijn
vrouw een snoepreisje over de grens ging
maken, toen zag het er zóó uit
HOE ZIET DE WERELD ER
TEGENWOORDIG UIT?
„Het kussen bij de portieren is van nu
aan verboden!"
Zoo luidt de allernieuwste ukase van
een der grootste spoorwegmaatschappijen
in het vrije Amerika. De Pennsylvania
Railway Oompany heeft den kruistocht
durVen ondernemen tegen het gebruike
lijke afsoheid nemen van geliefden en
familieleden op despoorwegperrons en
aan de portieren der rijtuigen. En het
lacht om de droeve klachten van de min-
schen zooiets als het Engelsche Kanaal zou
dempen.
iWe weten trouwens uit honderd' andere
voorbeelden, dat het overgroot© deel van wat
de natuur aan wezens schept, ontijdag weer
moet worden vernietigd döor dood of als
voedsel voor anderen. Omdat anders de over
daad te groot worden zou.
De vischvangst is dus als middel om vis
schen tot menschelijk voedsel te doen die
nen geheel in overeenstemming met den
opzet' van de Natuur zelf.
Als zoodanig is er niets bijzonders gebeurd.
De mensch vergeleken bij een ander natuur-
dier, zou moeten vischvangen zooveel hij
kon. Ving hij veel, dan had hij 't goed. Ving
hij niets, dan had hij 't slecht en moest maai
honger Hjden of wat anders vangen, net zoo
lang tot hij weer wat visschen verschalkte.
nenden, die zich in hun heiligste rechten
bekort achten.
Wij zullen d n >ok eei; scoitgelijk
bevel nimmer gevem
onder het Terschellinger „vuur".
(SLOT.)
„Volk in
riepen we wat luid
in den ruwen herfstavond zoo tegen 'n
uur of acht aan de deur van ouwe
Wever's woning.
Enwe troffen het.
Zijn dochter „kwam voor" en noodde
ons door het „hossie", 't kleine voor
portaal, in de gezellige, warme woon
kamer.
„Wel, dat vind ik nou toch allemachies
aardig van je, meheer, dat je de ouwe
Wever nog niet vergeten bent sinds
verleden jaar. Toen is Uwes d'er ook
het toeval het noodlot de tref
't geluk.
om deuze tijd geweest. Of 'k het nog
weet. Gaat d' er zitten, dan kunnen we
weer d' ereis wat prate. Jong, dat vind
'k nou toch asrdig."
De getrouwde dochter, vriendelijke,
eenvoudige vrouw, zat over hem, en naast
haar d'er eenigste jongen, leerling van
de Zeevaartschool „de Willem Barentz".
Dan mot je zoo knusjes 'n kopje koffie
meedrinken; de ouwe steekt 'n sigaartjen
op, dat vertelt gemakkelijker en
dan steekt ie van wal. Acht en tachtig
is ie maar nog flink voor z'n jaren.
„Als 't moet meheer, dan lees 'k de krant
zoo nog geheel zonder bril. Dat zulle
me wel niet veel nadoen, zeker!"
Ja weet Uwes wel; de vorige maal
dat 's nou 'n jaartje geleden heb
'k U nog al heel wat verteld van de
robben- en walvischvangst. Van de Groen
landsvaart. D,er benne d'er maar enkele
van in ons landje meer ovef. De meeste
zijn al lang „afgereisd"daar
ken je verzekerd van wezen. We voere
altijd van Harlingen uit en daar
hebben ze nou 't, vorige jaar nog 'n ten
toonstelling gehouden van alles wat op
de Groenlandsvaart betrekking had.
Maar 'k ben d'r niet Weze kijke.j...
Jonge ja, daar was je dan zoo met een
zestig man ongeveer aan boord, as je
naar 't hooge Noorden ging op de robben
jachtdat wasse de zeehonden, zooals
Uwes wel weet.
Maar dat was geheel anders dan bij
de vaart op de Indiën. Want daar heb
'k ook heel wat reisjes naar toe gedaan.
Ja, 'k ben bijna over de geheele wereld
geweest. Je kenne nou bijna geen land
streek opnoeme of Wever hebt d'r wel
't een en ander van gezien. Maar dat volk
zoo op de Indische schepe.gong d' er
altijd „rauw" naar toe.'t Was drinke
en vloeke en somtijds vechte. En dat
had je nou op de Groenlandsvaart nooit.
Zoo 's morgens aan boord las de comman
deur wat voor uit dén Bijbel en dan altijd
samen biddeEn 's avonds ook met
mekaar c°n psalm ringe. Want ieder bad
&t»a psaimbotkj*. Daar woest je nou mei
de Indiëvaart met om komme. Maar de
loone ware toon ter tijden heel wat minder
as tegenwoordig. We hadde twintig gul
den in de maand. Maar as we thuis kwame,
hadde we toch 'n goeie spaarpot. En
dan de wal op natuurlijk. Dat begrijp je.
Zoo d' ereis in de danshuizen kijke
tot het weer tijd werd voor 'n volgende
reis om je bij de baas te verhuren.
Dan was je portemonnaie al aardig kaler
gewordenEn de ouwe sloot z'n
rechteroog en pinkte eens wjjsgeerlg
tegen me„Dat waren dan soms
reisjes om de zeehonden machtig te wor
den, want dan moest je bij 't vaste ijs
weze. Zoo om en de bij Februari voere
we meestal uit van Harlingen en dan
hadden we ongeveer vijf maanden reis.
Maar ééns, meheer'k zal het nooit
vergeten toen hadden we met ruim
acht dagen 't ijs al te pakken. Toen zeilden
we'zoo tusschen Engeland en Noorwegen,
dat noeme ze de „trechter", 't Was vlie
gend weer en zoo lieten we de schuit vóór
de wind gaan. Maar toen kregen we mist
en daarop begon 't te vriezen, dat't knapte.
'tWas zoo wat om een uur of twaalf
's avonds, dat we de wacht kregen. Met
dezelfde „stuur"had ik vroeger jaren
op een Kof gevaren. Een beste kerel,
't Werd storm weer en t' was alles ijs aan
boord, door die mist. 't Touwwerk zoo
dik als je pols. En toen zeit de stuurman
d'r moet 'n „jomper" naar boven op de ra
uit. Een jomper, dat is zoo'n eind touw,
zal 'k maar zeggen. En dan moest je daar
boven in de ra de zaak vast zette.
Met ons beiden van Schellingers benne
we toen de touwen in naar boven
gegaande wollen waat in de eene hand
Stuurman.
't J uttert je
Door CAREL BRENSA.
De dag van tronwen.
Wat la eigenlijk de zeevtschvangst 1
En toch is het de moeite waard er eens
Driekwart van de aardoppervlakte
ts... zee.
POëZTE EN.... PROZA!
(Lustige Blfitter.)
Verboden te kussen of:
Het vrije Amerika!
Maar nu het visch vangen niet alleen
een natuurbezlgheld Is voor den mensoh
om zichzelf en eventueel zijn jongen van
voedsel te voorzien maar nu dit visch
vangen is geworden als tot een middel om
in het voedsel te voorzien ln de tweede
macht, d.wjz. nu het zoo Ingewikkeld is
geworden, dat de vangst van visschen is
gegroeid tot een middel van bestaan en
dus tot voedsel, niet alleen voor die ze
vangen, maar ook voor nog duizende an
deren, die op het vangen staan te wachten
en die in dat wachten en naar dat vangen
al hij voorbaat hun geheele leven en
levensregel hebben ingericht.
NU WORDT DE ZAAK HEEL ANDERS!
Nu zouden we rechtens verplicht wezen
om ons wat meer diepgaand en wat meer
wetenschappelijk en vooral wat meer
systematisch met de methoden om visch te
vangen bezig te houden.
Nu het vischvangen is geworden tot een
bestaansonderdeel van zeker belang in de
algemeene samenleving nu zou het al
lereerst noodig zijn deze bezigheid niet
meer te doen zijn een willekeurige, een
lukrake, maar een zooveel mogelijk vast
en vooruit berekende een „op produc
tie en capaciteit gecalouleerde" bezigheid.
Dit nu is niet het geval.
Juist met de vischvangst niet!
Nu is de zaak aoo, dst aan dan wal alles
Alle 'beambten, conducteurs en con
troleurs zoo luidt het voorschrift die
in Jersey Oity dienst hebben, zullen bij
aankomst en vertrek van treinen tusschen
beiden moeten komen om het kussen te
verhinderen. Dit bevel moet stipt worden
nagevolgd. Uitzonderingen zijn niet toe
gestaan.
Zoo luidt het wreede beveL Het kan
soms winst geven.
Het New Yorksohe blad „Sunday Puck"
had een spotprent daarop, waarbij op
het moment, dat een minnend paartje el
kaar een hartelijke afscheldnkjs vilde ge
ven een conducteur zoo irt'pt :sschen-
beide" kwam, dat de lieve miss hem par
does een zoen op zijn wang gaf.
Het is dienstvoorschrift, miss ver
ontschuldigde zich de conducteur.
In ieder geval is het verbod een feit
Zal het bedoeld zijn als gezondheids
maatregel? Neen!
Meent men werkelijk, dat de treinen
door de bekende „Sweet Partings" meer
dan noodig is worden opgehouden? Ook
niet
Men zoekt naar de werkelijke oorzaken.
Maar in ieder geval zoeken andere
maatschappijen uit het verbod munt te
slaan. Zij adverteeren in de groote bla
den hun luide protesten. „Wjj leven hier
niet in een land waar men de menschen
heelemaal den mond snoert!" roepen
ze uit En het zou niet te verwonderen
zijn als de menschen een haat gingen
koesteren tegen de anti-zoen-maatsohappij.
Mijn ervaring heeft mij geleerd
aldus de directeur van een concurreeren-
de maatschappij, dat het kussen op de
stations nog nimmer stoornis in het be
drijf heeft teweeg gebracht Want onze
treinen wachten niet totdat de vertrekken-
den uigekust zijn. Wij vertrekken op tijd.
Onze beambten houden den gang erin en
de H-toekfe* rokeren er zei* ap.
„Maakt dus gebruik van de treinen
van de Milwaukee hnd fc* Pauls-rallway
Oompany."
Wat! roept de derde spoorweg-
directeur in vervoering uit. Het kussen
verbieden? Nooit! Wij zullen er nog een
schepje opdoen! Bij ons mogen de liefheb
bers kussen zoolang en zooveel als ze
maar willen. Niemand zal 't beletten. Dat
geeft maar verdriet. En er is verdriet ge
noeg! Bovendien zijn onze machinisten
prima vaklui. Voor iedere twee minuten
kus-vertraging hoeft hij maar een schep
kolen op te gooien om het in te halen.
Rijdt dus met onze spoorwagens! Leve
de Victorian Railway Oompany.
Zoo is Amerika!
B.
REISINDRUKKEN.
in vasten vorm op het ontvangen en dis-
tribueeren van den gevangen visch is in
gesteld.
Maar buiten den vasten wal heerscht
En van dat alles is de vaste wal het
machtelooze en afhankelijke slachtoffer.
Want kijk de zaak zit zoo:
•Er zijn niet veel dingen meer, die vrij
zijn. Het land is niet vrij. 'Onswereld
deel is tot haast op iedere vierkante oen-
timeter in vast bezit Het is daarom ver
boden zoo maar op goed geluk ergens
wat te planten of te zaaien, nog veel min
der te oogsten.
De weg is niet overal vrij.
De duinen zijn ook niet vrij. Niet om er
konijnen ln te vangen, maar zelfs niet om
er te loepen.
Heel anders is het met de zee. De zee
is vrij. De zeeweg Is voor leder vrij be
houdens sommige momenten als in den
oorlog, waarin de sterke de zwakkere
tegenhoudt. Niemand verbiedt b.v. mij
om een schip te nemen en de zee op te
varen. Als het schip maar aan de bepa
lingen voldoet, dan is de weg vrij.
Zoo is ook het vischvangen vrij.
Ieder mensch, die daartoe de lust of de
capaciteit voelt, kan zonder voorafgaande
toestemming op zee gaan en daar probee
ren visch te vangen. Zelfs wat hij vangt
is zijn onbetwistbaar eigendom.
De bestaande bepalingen gelden ln
'hoofdzaak het schip en zijn zeewaardig
heid en veiligheid van de op het schip
aanwezigen.
Maar het vangen van visch is aan ieder
een toegestaan.
Dat is voordeelig en gemakelijk. Maar
het is tegelijk de kiem voor de tegenwoor
dige schaarste aan visch geweest.
Want deze vrijheid is geworden tot een
overigens niet kwaadaardige soort
losbandigheid, zonder regel, zonder me
thode, zonder systeem en zonder voorbe
dachte rade voor morgen en overmorgen.
Er loopt niet de minste lijn invde manier
van vischvangen ter zee.
Een boer, die wil gaan oogsten, zorgt
dat hij tevoren zaaitl
Eau boer, dia wil gaan maaien, zorgt
dat zijn gras gelegenheid krijgt tot groei
en. Hij bemest het land en hij houdt de
koeien er vandaan.
Een fabrikant, die zffn product wil ma
ken, zorgt dat hij de noodige ingrediën
ten krijgt en verzorgt de mogelijkheid öra
dit te laten voortduren.
Anders is het met de vischvan-gst. Nie
mand zorgt voor den dag van morgen.
Men maait en oogst en plukt en vangt
alleen. Men zaait, men ploegt, men bemest
of zorgt nooit.
Het zeevisch vangen is een hebzuchtig
halen, zonder geven. Het is een grabbelen
□aar buit, zonder op of omzien en zonder
nadenken.
En dat zou volstrekt zoo erg niet zijn,
als het vischvangen was bedoeld als de
boven omschreven bezigheid: als het azen
op voedsel voor dengeen alleen, die de vis
schen voor zich en zijn jongen ving.
Maar het is erg, omdat achter de zee
aan den wal langzamerhand een
groote maatschappij van menschen met
hun vrouwen en kinderen zich wel syste
matisch zijn gaan inrichten op het ontvan
gen van de visch.
En om deze reden zal het nog erger
worden.
Naar mijn bescheiden meening Is het
vangen van zeevisch in onze tijden hope
loos verouderd. Het is zonder systeem en
zonder lijn. Er is geen methode ln de wijze
van vangen. Het is geen bedrijf van rede
lijk zaaien en oogsten. Het is een wille
keurige bezigheid van graaiend goud zoe
ken. Net zoo lang als het duurt en zoolang
als de grond nog wat geeft. Het ls niet
gelijk aan het werk van een boer, die een
koe heeft en door deze langzamerhand
omhoog wil komen, zoodat hij zorgvuldig
voedt om de melk gift op peil te houden.
Het is meer gelijk aan het werk van een
man, die een koe heeft en nu denkt dat
hij niet anders heeft te doen dan maar te
melken.
Totdat hij op een oogenblik ervaart,
dat de koe uitgeput is en dat koe en melk
tot het verleden behoonen.
Zoo zal het met de zeevisch vangst van
onze streken ook gaan ofschoon de ree-
ders van IJmulden geweldig boos worden
als iemand sooiats zegt!