VOOR OE VROUWEN mm r^eaJ-: J' ïi en dan weer aan de andere. Anders kon je je niet houwe. En dat met vliegend weer in atikdankere nacht. Maar we heb ben 'm vast gesjord, laat je dat gezegd idi En als we dan eerst zoo door het losse Ijs voeren, dan kwam je op 't laatst bij bet vaste. Eet ijs is nou net as bij ons het land. En daar heb je de zeehonden, en begint de jacht Dan ga je d' er zoo met sloepen op af: in elke sloep zóóveel man natuurlijk. Op die eene reis hebbe we d'er drie en dertig honderd honden gekregen, Al dat spek werd er dan afge sneden en dat gong in de vaten. En dan de vellen nog. Die werden zoo platgevouwen en dan tusschen de vaten gestouwd. Ja, jong, wét prachtig 1 't Wordt nooit hard, weet je? Zeehonden, meheer? die zitte d'r daar bij miljoenen. En dan had je d'er ook van die wal russen, met die vreeselijke lange slag tanden; dat benne me knape, hoor je. Daar wou ik ook wel d'ereis op af, want toen ter tijde had 'k overal „nieuwigheid in". Maar daar most de Commandeur niks niemendal van hebbe. Veels te gevaarlijk, zeit-ie. As die de sloep te pakke krijgen, dan ben je meteen voor de haaien. 'n Walvisch hebbe we ook nog gehad, maar 't was 'n dooie, 't Goeie spek werd er nog afgesneden. Ja, wat je zoo al beleeft op je reizen. Toen 'k nog op de Indiën voer, hebbe we toch in 15 maanden vijf orkanen be leefd; en die vijfde, die deugde. 'kZal't nooit vergete, al word ik honderd De ouwe, dat was 'n Amelander, een bevaren kerel, dat wil ik je wel vertellen. Dan hadde we nog 15 Amelanders aan boord en waren wij met z'n drieën van Schelllngers. „Laat maar ligge", zeit zoo'n Ame lander op 't laatst tegen me. ,,'t Geeft toch niks meer: alles slaat d'r af", 't Ware toen ter tijde natuurlijk allemaal zeil schepen, „Laat maar ligge", zei-le, „we benne toch weg I" Meheer, de ra's honge zoowat in 't water, zoo lei de schuit d'er bij. „Ik zeg om de d niet, zeg ik. Wèg?" en wij naar boven, 'k en rq'n beide maats. En daar hebben we de heele zaak weer vastgezet, dat 't tuig bleef behouden. En we kwamen er door. Wèl met merakel veel averij natuurlijk. Maar we wazze toch behouden. Toen komt de ouwe schipper naar ons toe en zei-ie: „De strandjut hebben 'em gered". De strandjut dat wazze wö; zoo noeme ze de Schellingers. En toen-ie dat vertelde, de ouwe Wever zat z'n kleinzoon, een gezonde Schel- linger boy, die óók naar zee wil, stil te luisteren, met open mond, naar grootvader, die toch zoo smaakvol kon vertellen. „Nou ben 'k al 19 jaar gepensionneerd, meheer, vanwege 't Rijk. 'k Ben later hier op Terschelling bij de „Betonning" ge komen en daar heb 'knou m'n pensioen van... Uwes weet toch wel wat dat is: de betonning? Dat benne al die bakens en teekens in de zee, om 't vaarwater aan te geven, waarlangs ze moete zeile en stoome. Dat zit mooi in mekaar. Maar mot je ook verstand van hebbe. Want soms met ijsgang, meheer, dan raakt alles soowat van z'n plaats en weg, en ken je maar weer beginne. Dat heele vaarwater 'mot hier zitte, meheer, en hij tikte eens wijsgeerig tegen zijn voorhoofd, de gezellige prater. Later kreeg 'k d'er ook de heele ad ministratie bij. Want daar moet van alles natuurlijk goed boek worden gehouden. En 'k had 'n bitter beetje „letters eten" in m'n jonge jaren, dat begrijp je. Als kwajonge natuurlijk niet te veel naar school. Je hadde toentertijd nog niet die Leerplichtwet, dat 'tmóst. Nou... dan wazze we weer niet naar school, maar in 't duin an 't eiere zoeken. Maar as vader d'er achter kwam, dan liet-ie me met de diender oppikke. Veel heb 'k later zelf leerden dat is me te pas gekomme. Want 'k had bij de betonning m'n zaakjes goed in orde, al zeg 'khet zelf. Anders houwe ze je zoo lang niet... 't Was laat geworden onderwijl. Moeder en d'er jongen moesten noodig naar „bedde". Wat de ouwe betrof, o, die had graag tot laat in den nacht willen dóór vertellen. Met een stevigen handdruk namen we afscheid van die hartelijke, goedige men- schen, in hun eenvoudige, keurig nette woning op 't mooie eiland. En... Wever ging mee tot de buiten deur... drukte nog eens m'n hand. „Nóu, meheer, as 'k de gróóte reis niet aanvaard, dan maar tot 't volgend jaar, zullen we maar zegge" Ja, ouwe zeerob, dan komen we weer en je bént d'er nog welje wacht i. wel op me. Even later liepen we langs de hoofd straat naar hotel Nap. 't Was rustig langs de Schellinger straten. Hier en daar brandde in een kleine woning nog 'n bleekvlammig nachtlampje maar overigens was het eiland gaan slapen. Daar buiten die hooge duinenrij bulderde de Noordzee en beukte het strand. On heilspellend gierde zoo door de dorps straten in donkere nacht de wind met steeds krachtiger stooten het voor spel van den storm. Maar aan der duinen voet rees weer machtig op de massale Brandaris, de grootsche lichtbaak, die maar rustig zijn enorme stralenbundels draaide over het duinige eiland Schelling en de zee, uren en uren ver in het rond. De „Wachter op het Duin" van wien de dichter zegt: „Op top van 't hooge duin Trotsch opwaarts rijzend, Blikt ver de wachter Over 't vlak der zee Den scheep'ling tegen, koersend Naar een veil'ge reA In zwarten nacht Den weg daarhenen wijzend. Hij houdt de wacht, Terwijl de meeuw rauw krijschend Zijn kruin omzwiert la buld'rand raast da zee. Hij houdt de wacht, Wanneer in kalme vreê De golfjes gaan langs 't strand, ln 't blauw weg dijzend. En immer flitst zijn licht, •t Zij dat in nacht Van stormgeweld het zeevlak ligt gehuld En 't loeiend lied des wind de lucht vervuld, 't Zij dat op 't rimp'lig vlak in tinten zacht De stille maan haar matte glanzen giet, Die teer vervloeien in het zwart verschiet". (Uit de Vacature) DV Vrouwelijke chauffeurs. Over t algemeen ziet men zelden vrou wen een auto besturen, maar als men daaruit de conclusie wil trekken, dat vrouwen dus weinig geschikt zfjn voor chauffeur, dan komt die conclusie in con flict met de uitspraak van een Parjjschen leermeester in de kunst van het auto- besturen. Een redacteur van de Figaro heeft aan iemand te Parijs, die zijn vak er van maakt onderricht te geven in chauf- feeren, ojn. gevraagd of de vrouwen goede auto-bestuurders zijn. De leermees ter heeft gezegd: Zij begrijpen spoedig en het duurt niet lang of zij besturen uitstekend, 't Is ver wonderlijk maar waar en het aantal vrou welijke chauffeurs neemt dagelijks toe. Zij weten wel, dat de auto, bijv. buiten, onafhankelijkheid verzekert. Het zijn uit stekende leerlingen; haar zachtheid en geduld zijn bewonderenswaardig. Over 't algemeen zijn haar handgrepen nauw keuriger en soepeler en blijkbaar werkt haar begrip dikwijls sneller dan bij den man. Ik ga zelfs verder: op de tien man nen komen ongeveer zeven slechte chauf feurs voor en misschien zijn er op de tien vrouwen wel zes of acht, die uitste kend besturen. Toen de leermeester zoover met zijn lofuiting gekomen was, reed er een klei ne, elegante auto voorbij, bestuurd door een kleine, elegante vrouw. Verteederd zag de leermeester naar het smakelijk ge heel: „Kijk die Bchat nu eens, doet ze het niet keurig?" vroeg hij. En hfj vervolgde: Die kalmte! die voorzichtigheid!! die be kwaamheid!!! Och, meneer, de menschen moesten het eens weten. Het zijn de man nen, die te hard rijden! Het komt hoogst zelden voor, dat een vrouw verantwoor delijk is voor een ernstig ongeluk. Met de auto bedoel ik.... BABBELUURTJE OVER MODE. Gecombineerde japonnen. Getrouw aan mijn belofte in het num mer van de vorige week, kom ik ditmaal onderdanig aandragen met nog eenige toiletten (althans de geteekende model len ervoor!), welke met eenig overleg en goeden smaak kunnen worden vervaardigd van kleinere of z-g. incourante lap pen stol En aangezien iedere lezeres nu gevoeg lijk wordt verondersteld te weten of schoon ik het hier nog eens zal herhalen dat het niet mijn bedoeling daarbij is om „tot eiken prjjs een japon eruit te krijgen" maar dat mijn bedoeling is uit de z.g. incourante maten stof juist zooveel voordeel te trekken door middel van keuze en conbinatie, dat er een even tueel zeer chique en moderne japon uit kan te voorschijn komen kan ik dadelijk tot het beschrijven ervan overgaan. Dit vriendelijk en fijn japonnetje is ge maakt van 90 aM. effen stof van 140 r-M. breed en daarnaast 1 Meter bedrukte stof van 70 c.M. breed. Het origineel was gemaakt van donker bruin Amazone laken. (Fjjne Serge is ook goed). Het middenstuk was van een zeer soe pele brocaatstof in de tinten verloopend van bruin tot oranje. Het onderstuk is 45 cM. hoog, plus - cM. voor den zoom en 2 cM. voor den aanzetnaad. De breedte wordt voor de wijdte geno men. Het schouderstuk is ongeveer 25 cM hoog en het middenstuk pLm. 45 «M, de opzet- en grenslijnen van de effen stof zijn afgewerkt mat een hxaadAn van divers gekleurde soutache. (De kleur- volgorde is: rood, schep-groen, lila, oranje en zwart). Verder spreekt de teekening voor zich zelf en zullen vaardige vingers het ge heel wel goed voor elkaar brengen. Het tweede modelletje la een sober, doch elegant japonnetje van zwarte en be drukte zijde. De benoodigde stof hiervoor is twee en 'n halve meter zwarte zijde van 100 cM. breed en 60 cM. bedrukte zijde van 70 cM. breed. Van de bedrukte zij wordt de breedte weer voor de lengte gebruikt, nadat men er echter eerst 25 cM. van heeft afge knipt om daaruit naast elkaar de onder- mouwtjes te knippen. De ruime volant aan den voorkant is 50 o.M. en de volle breedte van de zijde breed. Voor het opzetten wordt zij eerst eenige malen gefronsd en op de vereischte breedte ingehaald. Het achterstuk is gemaakt zonder na den uit een geheele breedte zijde en wordt geheel glad gehouden. Want het ceintuurtje loopt niet geheel rond, maar eindigt in de zij ook met eenige fronsjes. Overigens vertelt het teekeningetje het wel weer verder. zoo'n vrouw als ik gevonden heb is er geen tweede, en dan pas heeft het huwe lijk waarde!.... Krankzinnig. Onderzoekend geneesheer: En vertel me nu eens: Deden zich in uw*familie wel gevallen van krankzinnigheid voor?.. Verzekeringscliënt: Ja mijnheer.... Dokter: Je vader.... je moeder?.... Cliënt: Neen dokter, min zuster. Want die heeft 't vorig jaar een mijnheer met 20.000 gulden inkomen een blauwtje laten loopen! Baas boven baas. Twee wtjnreizigers bluffen tegen el kander op over de massa van „orders hunner respectievelijke firma's: Het is toch eigenlijk bedroevend, dat men zooveel orders krijgt, dat men ze niet half kan uitvoeren, hè? Bedroevend zegt de ander. Mijn firma heeft op kantoor vijf employé s die niet anders doen dan aan de teleur- gestelden troostbrieven schrijven. Vriendendienst Jansen: Zeg, amice, kun je me even twee rijksdaalders leenen, ik heb mijn portefeuille thuis laten liggen. Bremer: Neen dat kan ik niet maar hier heb je 'n dubbeltje voor de tram, dan kun je hem even halen! Dat zal wel.... Een dame tracht op een' kantoor met alle geweld den chef te spreken te krijgen. Bediende: Ik verzeker u, mevrouw, de chef heeft het zoo druk, dat hij geen twee woorden kan zeggen.... Dame: Dat is niemendal Laat mij maar binnen, dan zal ik de twee woorden wel zeggen. Wel Iets van aan! Professor: Wel, mijnheer de candidaat, vertel me eens: waar vindt men de meeste diamanten? Student: In de juwelierswinkels, pro fessor. Niets nleuwB. A.: Zeg, heb je gehoord, dat de man nen tegenwoordig hemden dragen, waar geen enkele knoop meer aan zit? B.: (Met een zijdelingschen blik op zijn vrouw): O, die draag ik al zoo lang.... De stembanden spelen geen rol bQ de voortbrenging van de stem. Prof. d'Arsonal heeft bij die Eransche Akademie van Wetenschappen een zeer be langwekkende verhandeling ingediend' van Henii Froesard, „préparateur" bij de Sor- bonne. De schrijver toont erin aan, dat het geluid volstrekt niet wordt voortgebracht door het trillen van de stembanden, zooals men tot dusver aannam, maar door het trillen van lucht in de holten die er vlak naast liggen. De stem zou dus niet veroorzaakt worden door een mechanisme dat te verge lijken is met de metalen plaatjes van een acoordéon, maar veeleer met een soort van occarino. Deze theorie is honderd jaar geleden door Savart, hoogleeraar aan het Collége de Franoe, verkondigd. In den laatsten tijd hebben Moure, Lié- baniet en Oonuyt verscheidene waarnemin gen gepubliceerd over patiënten hij wie de stembanden verdwenen waren door ver wonding of door een operatie. Wanneer de -bedoelde holten en de spieren en het kraak been van de larynx ongerept zijn, spreken zulke patiënten met heldere en duidelijke stam. Verbloemd. Is meneer thuis, meisje? Neen mijnheer maar mevrouw weL Wil ik die roepen? Nee dank je zooveel tijd heb ik niet! Het eerste meisje. Ben lk het eerste meisje, dat je ge vraagd hebt, John? John: Dat nu niet preciesMaar je bent wel het eerste meisje, dat „ja" tegen me heeft gezegd. Dat zweer lk je, lieve Ama- 11a.... De reden. Dame: Waarom zouden ze toch schepen zoo vaak den naam van vrouwen geven, kapitein? Weet u dat? Kapitein: Ik denk omdat de takelage zooveel kost, mevrouw! Niet uitgesproken. A.: Ik zeg je kerel neem een goeden raad van me aah en trouw nooit. Nooit, want ik verzeker je bij alles wat me hei lig is.... Vrouw (juist binnenkomend).... Wat waag je daar te vertellen?.... A.: Je laat me niet uitspreken, vrouw.. Ik wou zeggen: Bjj alias wat me heilig ia HOE KRULSTAART DE WERELD GING ZIEN. HL gaven elkaar een poot en dansten ln em grooten kring op hun aehteirootjee rond om Krulstaart heen, terwijl ze een wel- komstliedje zongen. v „Ik ben niet erg muzikaal, zei Krul staart na een poosje. „Ik wou liever loeien k°Diedkonöntjeê schaterden het uit en eenigen gingen onmiddellflk echter elkan- der kopje-duikelend den heuvel af. Krul staart stak zijn kop tusschen ten; wip, daar gingen zijn achterpooten omhoog en voor h« goed begreep wat er geeburde was Krulstaart al duikelend san den voet van den heuvel neergeploft, vis® bij ticc mannen, die juist uit het bosch kwamen loopen. Rrrt! weg waren de ko- "twel, dat Ujk wel een big," zei de eene man. „Ja, en net groot genoeg voor mijn /nk. Gauw Jacob, pak aan!" Maar Krulstaart voelde er niets voor, j om in een zak gevangen te zitten. Hij schoot tusschen Jacobs been door. Willem i viel tegen zijn vriend aan en een tel later, lagen beiden op den grond te rollen, ter wijl Krulstaart ln het bosoh verdween. „Ik ga naar huls," zei hij bij zichzelf. „Ik heb genoeg van de wereld gezien. Ner gens krijg ik zooveel eten als bij Moeder En Krulstaart liep, en liep, tot zijn kleine pootjes er pijn van deden. Hij kwam in een moestuin en legde zich te slapen en werd niet wakker, vóór de zon over de heg scheen en een luid gemiauw vlak l bij zijn ooren klonk. „Ik wil niet in een zak," gilde Krulstaart verschrikt ontwakend. Maar gelukkig zag hij niets dan een groote dikke kat, die hem heel brutaal aanstaarde en zeide: „Zeg eens, wie heeft je gevraagd hier te komen. Deze tuin Is van mij en van juf frouw Jobsen. Maak dat je weg komt!" „Ik heb nog geen zin," antwoordde Krulstaart „Dan moet je maar gauw zin maken, want ik ben ln een slecht humeur. Kijk eens hoe dik mijn staart wordt Kr-kr-kr!" „Je bent het leeltfkste, onbeleefdste beest dat ik nog ooit ontmoet heb, ant- 1 woordde Krulstaart „Au, nee, nee! Niet I krabben! Ik ga al" En hij maakte bee- nen, maar liep b}j ongeluk juist tegen een man aan, die voorbijfietste. De man viel, de kat holde weg en Krulstaart bleef ver baasd staan kijken, tot de man weer overeind gekrabbeld was. Toen dacht Krulstaart er pas aan, dat hij hard weg i wilde loopen, maar de man greep hem juist bij zijn staart en zei verwonderd: „Lieve help', dat lijkt onze Krulstaart wel! Jou rakker." Juist toen het tijd was voor het eerste morgenvoer, geschiedde het, dat Wil lem, want die had hein gevan gen hein in het hok bij zijn moeder zette. Moeder bleef kalm lig gen en zei: ,Jk dacht wel, dat je gauw genoeg van de wereld gezien zou hebben. Eet nu, want je zult wel honger hebben, maar kom niet aan Roosjes portier* Krulstaart antwoordde niet: hfj had het te druk met eten. Hy sprak nooit meer een woord tegen Fik en Fik trachtte ook niet, de vriendschap te hernieuwen. (Krulstaart was een klein, gulzig, ver waand varkentje, dat de wereld eens wou bekijken. De hond Fik helpt hem en wil zijn schotel eten met hem deelen, maar Krulstaart wil alles alleen opeten. Emmie jaagt hem weg. Krulstaart ontmoet een eekhoorn en tracht in een boom te klimmen, om ook eikels te eten, zooveel hij maar lust Het lukt hein op den ondersten tak te komen, maar deze breekt en de arme big valt op den grond.) Toen Krulstaart viel, sprong een klein konijntje verschrikt weg. Het had nieuws gierig uit het gras naar Krulstaarts klim partij gekeken, maar toen de tak zoo kra kend losliet, was konijntjes angst grootei dan zijn nieuwsgierigheid. Krulstaart stond gauw weer op zijn pootjes en ging op zoek naar een boom met een dikkeren tak om zijn kunststuk te herhalen. Plotseling stond hij stil Wat hoorde hfj daar? Hij snuffelde eens in de boschjes en daar zag hij het nieuwsgierige konijntje in een net gevangen. Het diertje snikte: „Och help me om los te komen, anders zal ik nooit mijn fa milie terugzien. Toe alsjeblieft beest met het vriendelijke gezicht, help me toch. Het konijntje had nog nooit een var ken gezien en wist dus niet, hoe het Krul staart moest noemen.) En de goedhartige Krulstaart begon te scheuren en te trekken en te bijten, tot het net heelemaal stuk jvas. Wip, sprong het konijntje eruit, snikkend van dank baarheid. „O, lief, mooi sterk dier!", riep het uit „Wat hou ik veel van je! Wat heb je een prachtige staart Kom mee naar mijn huis, dat mijn vrouwtje je ook bedanken kan. We zullen een feest geven, om jou te eerenl" Dat deed Krulstaart graag en het ko nijntje bracht hem op den top van een heuvel Lieve help wat zag hij daar iets grappigs! Bruine konijnen, witte konijnen, zwart- en witte konijnen waren allen uit hun holen in den heuvelrug gekomen, om samen te spelen. Alleen gingen ze kopje- oevr duikelend den heuvel af en dan ren den ze weer met groote sprongen naar boven. Het leek Krulstaart een heerlijk spel en hij riep opgewonden uit: „Dat wil ik ook probeeren!" Wat schrokken de konijntjes op het ge luid van zoo'n vreemde stem; ze holden weg, maar Krulstaarts vriendje maakte gauw een trompet van een groot blad en riep ze terug en vertelde ze luid roepend: »Jk heb een besten en dapperen vriend meegebracht, die mijn leven gered heeft Hij is een big en heet Krulstaart Is hij niet mooi? Ik heb beloofd, dat hij pleizier zou hebben. Helpen jullie me?" „Ja. Ja, ja," riepen alle konijntjes; u RA AUhki A Oplossing van het vorig raadsel Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: H. J. en b. A.; G. en W. A.; M. A.; N. A.; J. en b. v. A.; R. v. b.: M. en K. B.; R. en M. b.; D. b.; J. b.; L. b.; A. de b.; G- O. de b.; O. b.; M. O. b.; M. b.; T. b.; K. ter R; T. b.; W. b.; G. J. O.; 8. O.; H. J. O.; A. en H. D.; N. D.; T. D.; b. en A. v. D.; G. en J. D.; D. en V. D.; O. A. en M. A. D.; A. e.; c. E.; K. E.; o. v. d. E. M. F.; J. G.; B. en T. G.; N. G.; A. de G. A. v. G.; G. H.; T. M. H.; W. en J. H. O. de H.; O. H.; M. en A. H.; A. H.; M. H. J. H.; A. J.; M. J.; L de K.; W. H. K. M. K.; P. J. K.; W. K.; N. K.; W. K. A. en A. K.; H. J. v. d. K.; L. KJ; G. K. A. v. d. L.; H. L.; M. L.; P. L.; O. G. v. M. N. en M. M.; G. M.; H. M.; E. v. d. M. M M a v \,G'.1LLF' v- M-! O- en M. M.;.D. N.: M. O.; T. O.; J. P J P A. R.; M. R.; O. J. en J. R.; P. J R s. en A. S.; J. 8.; W. en J. S.* M. 8 8. T n' a Vt m v- W.; A. en O. de W.; A. IJ.; T. v. Z.; J. O. Z. Nieuwe Op de staande en op de liggende kruisjeslljn komt de naam van een VYW^vvw planeet. Op de le Ujn aAaaaXXXX een medeklinkerop de 2e een meisjesnaam; op de 8e een jongens naam op de 4e een lekkernij; op de 5e het gevraagde woordop de 6e iets, dat haast ieder leestop de 7e een dierop de 8e een familielidop de 9e een medeklinker. Welke vruchten staan hieronder? 1. ibdeara. 2. bo— baform. 8. o sabor1.t-, Beide raadsels ingezonden door Harry van Veawm. Mme Corry.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 12