HELDERSCHEC0D1ANT
DERDE EN LAATSTE BLAD.
GEMENGD NIEUWS
VAN ZATERDAG 21 FEBRUARI 1925.
AMSTERDAMSCHE BRIEVEN.
Het congres
Eén klein voorbeeld uit duizenden.
DE BEHANDELING DER GEMEENTE-
BEGROOTING IN EN BUITEN
DEN BAAD.
Behartiging der belangen van de
gemeente.
Verschil van oordeel. - Een nabetrachting.
Men schrijft ons
De laatstverloopen weken hebben wel
in bijzondere mate in het teeken van be
langstelling voor de financieele aange
legenheden der gemeente gestaan. Hetgeen
begrijpelijk is. Immers onze vroedschap
heeft goed en wel hare begrootingswerk-
zaamheden achter den rug, en nu weten
wij, dat telken jare, vanaf het tijdstip,
waarop de begrooting verschijnt, tot dat,
waarop zij wordt vastgesteld, zoowel de
21 uitverkorenen der burgerij, die speciaal
de gelofte afllegden, dat zij de belangen
der gemeente zullen behartigen, als vele
andere ingezetenen, die meenen aan die
behartiging ook te kunnen en te moeten
meêdoen, zich beijveren om hun oordeel
over het gemeente-beheer te zeggea of
te schrijven.
Natuurlijk heeft ieder zoo zijn opvatting
omtrent de wijze, waarop hij het zuiverst
het belang van de eene of andere zaak
ziet en ook omtrent de wijze, waarop hij
dat belang het best behartigt. En waar
dit vaststaat, is het, gegeven het verschil
In mentaliteit, niet te verwonderen, dat
de gevoelens van hen, die de gemeente-
begrooting en het gemeentebeheer „be
handelden" nogal uiteenloopen.
Echter heeft het ons gefrappeerd, dat
ditmaal, meer nog dan andere jaren, velen
van hen, die, hetzij qualitate qua, hetzij
als gewoon burger, voor de belangen der
gemeente opkwam®, hebben gemeend,
dat niet ander» te kunnen of te moeten
doen dan door het naar voren brengen
van allerlei sombere toestanden en pers
pectieven. Dat nu schijnt ons verkeerd,
temeer waar er, naar onze meening, geen
reden voor een zoodanig pessimisme be
staat.
Wij toch zijn van oordeel, dat men,
om de eene of andere zaak aantrekkelijk
te maken, haar niet onnoodig in een slecht
daglicht moet plaatsen. En dat doet men
wel, wanneer men enkel op nadeelen wijst,
terwijl men de voordeelen verzwijgt.
Onze gemeente nu is, voor ons, inge
zetenen van Helder, tot op zekere hoogte
met een zaak te vergelijken. Immers wij
willen haar gaarne een goeden naam be
zorgen, haar aantrekkelijk maken als woon
plaats en ook als tijdelijke verblijfplaats,
wij willen maken dat onze „zaak" bloeit 1
Om dat te bereiken spannen wij onze
kracHten in op velerlei wijze. Zoo hebben
we al sedert jaren een vereeniging ter
bevordering van het vreemdelingenverkeer,
een officieele, immers door het gemeente
bestuur ingestelde, commissie ter verbe
tering der economische belangen, een
naamlooze vennootschap „Zeebad Huis
duinen", enz., enz.( Zelfs zijn wij thans
bezig met het organiseeren van een ten
toonstelling in den a.s. zomer I
Is het dan, zoo rijst onwillekeurig de
vraag op, niet te mal, dat het eene deel
der burgerij alles doet om de gemeente
vooruit te brengen, terwijl het andere deel
juist andersom handelt Ja, sterker nog,
dat dezelfde menschen nu eens trachten
mee te helpen aan den opbouw, dan weder,
zij het dan ook niet opzettelijk, met kracht
het slooperswerk ter hand nemen
Want slooperswerk noemen wij het, dat
men, toen in de Heldersche Courant van
31 Januari j.1. eenige van „bevoegde zijde"
verstrekte gegevens werden opgenomen,
daarop afstormde, zoowel in den Raad
als in de pers, met allerlei, zonder eenig
behoorlijk argumentjgcstaafde, beweringen,
dat Helder in zooveel slechter conditie
verkeert dan andere, in die gegevens ge
noemde, gemeenten. Vooral, zoo beweerde
men, moest onze gemeente het tegen
Alkmaar afleggen, en het eenige argu
ment daarvoor het werd in den Raad
aangevoerd, want G., in de Heldersche
Courant van 5 Februari j.1., argumen
teerde niets, evenmin als de andere op
ponenten in dat blad van 3 Februari
kwam hierop neer, dat in Alkmaar d$
50 opcenten op de Vermogensbelasting
pl.m. f 26.000 opbrengen en in Helder
(Jezelfde Opcenten slechts pl.m. f 5000
zouden opleveren. (Dat daaruit zou volgen,
dat het vermogen van eiken Alkmaarschen
ingezetene pl.m. 6 maal zoo groot zou
zijn als dat van eiken Helderschen inge
zetene is natuurlijk niet waar, zooals
ook in den Rlad reeds is duidelijk gemaakt).
Maar laten we nu eens trachten om
duidelijk te maken, welke gevolgen ten
opzichte der draagkracht voor de be
lastingbetaling van de ingezetenen der
beide gemeenten in het algemeen uit de
evengenoemde gegevens wèl voortvloeien,
ook in verband met de structuur der
overige bronnen van inkomsten in beide
gemeenten.
Aan de hand van het wettelijk hef
fingstarief en in verband met bovenge
noemd belastingcijfer is volgens globale
•chatting het bedrag, der gezamenlijke
vermogens boven f 16.000 in Alkmaar te
stellen op ongeveer f 5 .000:000. Rekent
men nu, dat van die vermogens een z.g.
beleggingsrente wordt gemaakt van ge
middeld 6 °/0dan vormen ze te /amen een
jaarhjksch inkomen van pl.m. f 3.120.000.
Helder zou, naar dezelfde grondslagen,
en rekening houdende met het progres
sieve tarief aan gezamenlijke vermogens
boven f 16.000 een te schatten bedrag van
pl.m. f 15.000.000 hebben en deze zouden
te zamen een jaarlijksch zuiver inkomen
vormen van ongeveer f 900.000.
Waar nu, volgens de gegevens in de
H.sche Courant van 31 Jan., het ge
zamenlijk jaarl. inkomen van de Alk-
maarsche ingezetenen, die inkomstenbe
lasting betalen, pl.m. f 16.000.000 en dat
van de Heldersche ingezetenen pl.m.
f 17.000.000 bedraagt, zal het bedrag
der gezamenlijke inkomens uit vermogens
beneden f 16.000 en uit arbeid en bedrijf
(men kan gerust zeggen hoofdzakelijk uit
de laatste twee bronnen) te Alkmaar be
dragen pl.m. f 12.880.000 en te Helder
pl,m. f 16.400.000.
Het zal wel niet voor tegenspraak vat
baar zijn, dat van de evengenoemde be
dragen te Helder een veel grooter per
centage voortvloeit uit salarissen van
overheidspersoneel dan te Alkmaar.
Nu wordt, vooral door hen, die meenen,
dat het overheidspersoneel eigenlijk veel
te veel verdient, uit den treure betoogd,
dat dat personeel de andere ingezetenen
in doorsneê zooveel vooruit is, omdat het
steeds benijdenswaardig vast op zijn in
komen kan rekenen. Aannemende, dat
die stelling juist is en wij beamen dat
tot op zekere hoogte, n.1. voor zoover de
vastheid betreft dan is daarvan toch
ook het gevolg, dat Helder voor zijn ge
zamenlijk inkomen (zonder dat uit de
vermogens van meer dan f 16.000) veel
meer vastheid heeft dan Alkmaar voor
het zijne. En dat gezamenlijk inkomen is
voor Helder belangrijk grooter dan voor
Alkmaar I
Gegeven nu, dat het voor velen voor
geen betwisting vatbaar is, dat het niet
billijk is opcenten te heffen op de vermo
gensbelasting, omdat men daarmede zoo
veel kleine bezitters heeft, die in den te-
genwoordigen tijd toch al moeite hebben
met hun bescheiden inkomentje rond te
komen, en aannemende, dat er te Alkmaar
onder de aangeslagenen in de vermogens
belasting toch ook zeer veel van die kleine
bezitters zijn, kan men dan nog in ernst
beweren, dat voor de belastingheffing het
hebben van meer inkomens boven f 16.000
te Alkmaar is te prefereeren boven de
meerdere vastheid van het totaal grootere
inkomen te Helder f
Het valt niet te ontkennen, dat Helder,
door de verlaging der tractementen van
het Rijkspersoneel, een gevoeligen klap
in zijn totaal-inkomen heeft gehad, maar
laat men dan toch ook eens zijn blik
slaan naar zooveel andere gemeenten, die,
door het hebben van veel fabrieksnijver
heid, in dezen tijd van malaise veel meer
in hare financiën zijn getroffen.
Laat men dan toch, ter wille van onze
woonplaats, ophouden te jammeren over
onze minderwaardigheid, en lisver nog
eens ernstig vergelijkingen maken met
andere gemeenten de gegevens in de
„Heldersche Courant" van 31 Januari geven
daarvoor een goede handleiding om
daardoor te komen tot het beantwoorden
der vraag, waar het het goedkoopst leven
is, wanneer men alle factoren (belastingen,
huishuur, etc.) in aanmerking neemt.
Gelukkig o. i., dat ook onze Gemeente
raad, bij het behandelen der begrooting,
heeft ingezien, dat, hoewel een gepaste
zuinigheid is geboden, het aantasten van
sociale- en cultureele belangen en het
nalaten van voor het verkeer en het aan
zien der stad en voor het onderhoud van
verschillende gemeente-objecten noodza
kelijke werkzaamheden niet goed is.
Bij de eindstemming van de begrooting
hebben 7 leden tegengestemd. Naar wij
vermoeden heeft dat bij hen, die de de
batten, hetzij in de raadszaal hetzij in de
pers, hebben gevolgd, niet veel indruk
gemaakt, want geen der tegenstemmers
motiveerde zijn stem. Daardoor en in ver
band met hetgeen door de verschillende
opposanten bij de behandeling der begroo
ting werd aangevoerd, tast men in het
duister omtrent de motieven en krijgt men
den indruk, dat de een dit, de ander dat
anders had gewild. Maar dan vragen wij
ops toch af, of het waar kan zijn, dat de
heeren zich behoorlijk rekenschap van hun
stem hebben gegeven. Immers waar zou
het heen moeten,, wanneer elk der 21
raadsleden in het vervolg tegenstenjde als
hij bij de behandeling van de begrooting
of van een ander uit meerdere onderdeelen
bestaand onderwerp tegenstemde, indien
hij niet op alle punten volkomen zijn zin
kreeg? En dat vooral, waar het een on
derwerp betreft, zonder hetwelk de ge
meentelijke machine niet kan draaien, i. c.
de begrooting 1
Nu zal men te dien opzichte misschien
aanvoeren, dat de tegenstand, die er
heerschte, in het algemeen te definieeren
is met de leus„tegen belastingverhoo-
ging", maar deze definitie schijnt ons on
houdbaar en wel om de volgende reden.
Op de begrooting voor 1924 was de
Inkomstenbelasting geraamd op f 825.000,
terwijl ze voor 1925, door verschillende
bezuinigingen, door hoogere raming van
enkele inkomsten en door verdere ver
laging van de salarissen van het perso
neel (het heffen van pensioensbijdragen)
kon worden teruggebracht tot f 776.000.
(Waren de gas- en de electriciteitsprijzen
niet verlaagd dan zou de inkomstenbelas
ting nog pl.m. f 70.000 lager zijn te ramen
geweest). Er wordt dus in totaal f 49.000
minder belasting geheven, hetgeen toch
belastingverlaging is. Maar door een toe
vallige omstandigheid de Rijks-fiscuskon
veel vroeger dan vorige jaren gegevens ver
strekken kon reeds nu berekend wor
den, dat, ondanks de belastingverlaging,
vermoedelijk het heffingspercentage hoo-
ger zou moeten worden dan voor 1924
en daardoor wordt, vólgens sommigen, de
verlaging omgezet in een verhooging.
Gesteld nu, dat dit juist is, dan zou
het motief der tegenstemmers in theorie
juist kunnen genoemd worden, doch prac-
tisch geenszins, omdat er van. één lijn in
het vinden van een zoodanig bedrag, dat
het percentage niet verhoogd werd, geen
sprake was.
Hoe men de zaak ook beziet, het tegen
stemmen, zooals dat nu heeft plaats ge
had, had geen behoorlijken ondergrond
en daarom is het o. i. af te keuren, temeer
waar het ook abveer niet meewerkt om
den naam der gemeente naar buiten op
beter peil te brengen.
Werkt de* pennevrucht van G. In de
„Heldersche Courant" van 5 dezer om de
bovengenoemde reden niet mee om de
gemeente vooruit te brengen, al evenmin
doet ze dat om de volgende reden.
Omdat, volgens G.'s meening, de ge
meente haar ambtenaren- en werklieden
niet behoorlijk kan betalen, acht hij het
plicht hen maar in salaris te verlagen
totdat het, naar den maatstaf van zijn
troosteloozen kijk op den toestand, wèl
gaat. Nu vragen wij, of het verstandig
zou zijn aldus te handelen, waar het ge
volg daarvan noodwendig zou zijn niet
alleen een ontzaggelijke vermindering van
werklust bij het personeel (volgens G. zou
er zeker heel wat moeten gebeuren 1), doch
ook op den duur een zoodanige achter
uitgang in bekwaamheid en geschiktheid,
dat de gemeente daardoor, wanneer ze
werkelijk in het moeras zat, er nog dieper
in geraken zou. Wij gelooven. dat we in
beter gejelschap- zijn bij onzen Burge
meester, die meermalen, ook bij de behan
deling dezer begrooting, -als zijn oordeel
heeft doen uitkomen, dat de gemeente
verstandig doet haar personeel goed te
betalen, en wij prijzen èn de gemeente
Helder èn haar personeel gelukkig, dat
de overgroote meerderheid der raadsleden
er niet zoo over denkt als G.
De geweldpleging ln de Spulstraat
te Amsterdam.
Voor de 4e kamer der rechtbank heeft
Donderdag terecht gestaan de 48-jarige
caféhouder H. F. B., die onlangs door de
rechtbank wegens heling in de beruchte
zaak betreffende den diefstal van een
posttrommel tot l'/i jaar gevangenisstraf
was veroordeeld.
Hj] had zich te verantwoorden wegens
medeplichtigheid aan poging tot diefstal,
n.1. het geven van inlichtingen aan W.
de V. en P. A. v. d. G„ teneinde een
diefstal gemakkelijk te maken.
Men zal zich herinneren hoe eenigen
tijd geleden W. de V. en P. A. v. d. G.
tot 6 jaar gevangenisstraf werden veroor
deeld wegens poging tot diefstal met
geweldpleging in een perceel aan de
Spuistraat, waar zij de wed. J. J. S. met
een breekijzer op het hoofd sloegen.
Aan beklaagde werd nu ten laste gelegd,
dat hij in of omstreeks Februari en Maart
1924 opzettelijk aan W. de V. en P. A.
v. d. G. de volgende inlichtingen heeft
verschaft: Beklaagde sprak eerst de V.
en later ook v. d. G. over een eigenaardige,
angstige bejaarde dame met grijs haar,
die in de Spuistraat, tusschen Paleisstraat
en Raamsteeg alleen woonde boven een
leegstaand winkelhuis tegenover een ijzer-
magazjjn links van den Dam dat zij altijd
alleen was en twee verdiepingen bewoonde,
dat men boven aan de trap komende links
de deur van de voorkamer van de eerste
verdieping kreegdat zij in het bezit was
van drie geldtrommels waarin wel f 60.000
of f 80.000 aanwezig was en dat op den
grond in die voorkamer de drie trommels
stonden; dat op de tweede verdieping
een met r09d bekleede stoel was waarop
de dame veel zat en het mogelijk was,
dat daarin ook. geld zat; dat zij, om bin
nengelaten te worden, goede kleeren en
boord moesten aandoen en met een boekje
en potlood in de hand, in de houding
door hem, beklaagde, hen voorgedaan,
aldus daar moesten aanbellen en zich
voordoen als controleurs, die vanwege
de gemeente de lichtpunten kwamen con
troleeren. Beklaagde had gezegd, dat hij
dit alles had vernomen van een werkster,
die daar gewerkt had. Deze werkster was
beklaagde's vrouw.
Getuige P. A. v. d. G. verklaarde hierop
in Januari 1924 in het café van beklaagde
te zijn geweest. Beklaagde zei toen tot
hem: „Heb je 't gehoord van den post
trommel diefstal? De jongens zijn gepakt."
Even later zei beklaagde„Ik weet nog
een goeden slag te slag te slaan bij een
oud wijf."
Later, toen getuige in gezelschap was
van W. de V. is beklaagde herhaaldelijk
weer over deze zaak begonnen.
Eens vroeg hij: „Wanneer knap jullie
dat zaakje nu eens op
Ook zei hij eens„Dat dingetje is vast
goed 1"
Op den dag, dat beklaagden den diefstal
zouden plegen, en zij eerst nog even het
café bezochten, voegde beklaagde hun
toe: „Goed succes, ik wou, dat ik jullie
aanvoerder kon wezen."
Beklaagde ontkende ooit met v. d. G.
over geld van een juffrouw in de Spui
straat te hebben gesproken. Hij noemde
alles gelogen. Hij heeft alleen in yerband
met het verkoopen van een hond, de V.
inlichtingen gegeven over de juffrouw
in de Spuistraat.
Mevroow of Juffrouw? De komende zomermode.
van de 8. D. A. P. Gezond Amsterdam.
De Hoüandflche titulatuur is hoe de
mocratisch we ons dan ook, als 't zoo te
pas korilt, mogen vóordoen nog altijd een
geüefd „heilig huidje"; huisje met won
derlijke kronkelgangen, opkamertjes en.
valluiken.B(j de mannelijke helft on
zer zoo heftig op „fatsoen" en „stand" ge
stelde bevolking is 't ai erg genoeg en kan
de weglating van het„geboren" of
„Weledel" reeds tot de vreeselijkste cata-
stpophes aanleiding geven; maar krijgt
men te doen met de vrouwelijke helft, dan
komt men voor een volkomen onontwar
bare knoop te staan en kost de keuze tus
schen „vrouw", Juffrouw", en „mevrouw"
meer hoofdbrekens dan bij welke inge
wikkelde „kruiswoord-puzzle" ook.
Ik ben verscheidene ongetrouwde vrien
den rijk, dio „op kamers" wonen, al naar
gelang van de dikte hunner beurs in „def
tige" dan wel „mindw deftige" buurten.
En alhoewel zij allen, onder vier oogen,
van hun kost-dames als van „ploerterij"
gewagen en aldus deze fninder vleiende,
aan de studenten-taal' ontleende term met
een zekere onafhankelijke vrijmoedigheid
luchten, hechten zij er allen zonder uitzon
dering zéér aan, dat de bezoekende vriend
angstvallig de officieele titulatuur tegen
over de dame in kwestie handhaaft. Dit
zou een billijke, gemakkelijk na te komen
eisch-van-beleefdheid zijn, indien deze of
ficieele titulatuur een vaststaande groot
heid was en men rustig, aan welke kamer
verhuursters-deur men ook belde, b.v.
steeds het Juffrouw" kon uitspreken.
Maar dat is helaas niet zoo; hier wordt
men, op straffe van verkoeling der vriend
schap, gehouden „mevrouw", daar echter
weeT „juffrouw" te prevelen, zonder dat
dit onderscheid verband houdt met het al
of niet bestaan van een „echtelijken
staat". Resultaat is natuurlek, dat men
slechts iets stamelt dat op .oüw" ge
lijkt
De scala onderscheidingen, die van het
„vrouw", over het Juffrouw", tot aan het
.mevrouw" loopt-, is zoo subtiel onderver
deeld, dat. een normaal mensch, die ook
nog wel wat anders te doen heeft dan het
uitpluizen van „fatsoens-," „deftigheids-"
en soortgelijke kwesties, er nooit heele-
maal achter komt. In zooverre zou het dan
misschien inderdaad wel een echt „vrou
welijke" kwestie zijn: loeren de beste ken
ners op dit gebied ons, sinds overoude tij
den al niet dat je achter bet „verschijn
sel vrouw" oék noodt hëelemaal komt?
Hoe dit ook zij: een feit is, dat in geen
ander land ter,wereld deze vreemdsoortige
,,mevrouw-juffrouw'*-verdeeling der ge
trouwden bestaat. Overal elders is een
ongetrouwd „vrouws-persoon" een Juf
frouw" (miss, mademoiselle, enz.); en een
getrouwde dito: „mevrouw" (mistres,
(mrs.) madame, enz.).
Van zekere zijdie tracht men den laat-
sten tijd ons land in dezen te hervormen
en het „mevrouw" voor iedere getrouwde
vrouw ingang te do®n vinden. Een
goedbedoelde poging zeer zeker; maar,
mocht er al ooit succes behaald worden,
dan zad dat toch nog „wel eventjes du
ren" (een paar eeuwen minstens!) gezien
óók het vrouwelijk conserv atisme, in de
eerste plaats, wel natuurlijk van de hui
dige „mevrouwen".^
Het is gevaarlijk voor een man over
„vrouwelijke" onderwerpen te schrijven; je
bent er altijd „net naast". Daar schreef ik
b.v. zoo juist: „het vrouwelijk conserva
tisme", en toch als we aan „de mode"
denken, waarin dó hevigste, snel-verloo-
pendle revoluties elkander steeds maar
blijven opvolgen, dan kunnen we moeilijk
van oonservatisme gewagen, maar moeten
veeleer van uitermate vooruitstrevend
spreken. Weer: je komt er noodt heele-
maal achter.
De „nieuwe modellen" van de komende
zomermode zijn intusschen bij Hirsch en
onze andere mode-établissementen binnen
gekomen en vrouwelijk Amsterdam, me
vrouw of juffrouw, t is om 't even, zweeft
als een zwerm bijen om deze nieuwe
mode-heerlijkheden heen, teneinde er de
honing der ijdelhedd uit de puren. De
koers in de komende mode, heb ik me la
ten vertellen, is nog altijd naar het man-
Getuige J. J„ een der veroordeelden
ln de zaak betreffende den posttrommel-
diefstal zeide, dat getuige v. d. G. vol
komen onbetrouwbaar was. Hij noemde
hem een man met een laag karakter.
Getuige v. d. G. noemde op zijn beurt
den getuige W. de V. geheel onbetrpuw-
baar. Deze liegt volgens hem zoo erg,
zoo dikwijls, dat hij soms zelf niet eens
meer weet of hij liegt of waarheid spreekt.
Getuige v. d. G. verklaarde verder,
dat, toen hij en de V. na de mislukking
van den diefstal in het café van bekl.
kwamen, deze hun heeft toegevoegd
„Jullie hebt de zaak heelemaal verkeerd
aangepakt. Je had haar de pooteninden
mond moeten stoppen."
Getuige W. de V. zeide dat bekl. hem
verschillende aanwijzingen heeft gegeven.
Hij deelde verder mede, dat beklaagde
van de buit zou krijgen.
De officier meende, dat, niettegenstaan
de beklaagde's ontkenning, het wettig en
overtuigend bewijs is geleverd. Spr. vor
derde tegen beklaagde een gevangenis
straf van 5 jaren.
De verdediger betoogde, dat hier niet
van medeplichtigheid maar eerder' van
uitlokking sprake is.
PI. concludeerde tot ontslag van rechts
vervolging, subs. vrijspraak.
Maas en Waalsche Bank.
Tegen den directeur der in staat van
faillisement verkeerende Maas en Waal
sche Bank, den heer J. G. Jurgens, die we
gens malversaties is gearresteerd, heeft
de rechtbank te Arnhem rechtsingang
nelijke of liever jongensachtige toe, een
koers, die met het nog steeds aan popu
lariteit winnende page-kopje reeds duide
lijk gemarkeerd' was. Er komen man
telpakken met mannelijke oolbert-revers
en met zakken. Dat laatste is niet kwaad;
we raken dan missehen eindelijk eens ver
lost van bet „tasdhje", u weet wel, dat al
tijd op ongélegenste oogenblikken weg is
en waarnaar wij, dienende slaven, dan mo
gen helpen zoeken.Het zakken-revo-
Mietje wordt echter, naar het schijnt, weer
nipt vrouwelijke hartstocht bedreven.
Eerst heelemaal geen zakken; en nü ver-
toondle men reedis modellen met zès: aan
eiken kant drie boven elkaar.Wat ech
ter ook in de komende zomermaanden,
niet voor het mannelijke gaat, maar vol
komen vrouwelijk zal blijven, zijn de
vleeschkleurige kousen, de ooquette
schoentjes, die onbescheiden onder de
ternauwernood tot de knieën reikende
rokken uit zullen gluren.
Zooals d'e zomer dhn in de vrouwenwe
reld' zijn schaduw vooruit werpt in toon-
en paskamers onzer mode-paleizen, zoo
werpt zij in de mannenwereld politieke
schaduwen vooruit. De komiende zomer
toch zal er, met die Kamerverkiezingen,
een zijn van felnschijnende politieke zon.
En de diverse partijen zijn ijverig bezig
zich in de slagorde te stellen voor den
komenden verkiezingsstrijd. Zoo had
j.1 in het Concertgebouw bet Congres der
S. D. A. P. plaats, waar het veldtochtplan
in groote lijnen werd opgemaakt. Het
plan is eigenlijk voornamelijk „defensief";
het spreekt van een einde maken aan de
reactionaire politiek van het kabinet-
Ruys; van „verdiere afbraak voorkomen
van het onderwijs, van de sociale wetge
ving", enz., en brengt eigenlijk «als eenige
belangrijke verklaring, dó med'edeeling
dat men in principe bereid' is tot samen
werking met alle andere democratisohe
elementen, ook bij een kabinetsvorming.
Er lag of zagen wij verkeerd'?
over het oongres iets mats, niettegenstaan
de enkele gezongen „Internationalen" en
enkele krachtige applausjes. Ongetwijfeld
was dit mede een gevolg van het feit, dat
deze keer de krachtige, suggestieve en ge
liefde figuur van Troelstra ontbrak; een
figuur als die van den heer Albarda, die
men van zekere zijden wel als „de op
volger" voorstelt, hoe sympathiek men
haar ook moge vinden, kan hier nooit het
verlies goed' maken.
Maar behalve dit: ook de groote terug
gang in het ledental der partij stemde,
zooals vanzelf spreekt, het oongres niet
al te vroolüjk en waar de groote strijd
leuzen van weleer ontbraken was hét in
derdaad een moeilijke taak een wat meer
dan middelmatig enthousiasme te wekken.
Andere partijen zullen nu wel weldra
volgen met congressen, verkiezingsverga
deringen, enz., enz„ en de duizend-en-een
sprekers zullen ons, arm kiezersvolk, al
len trachten te overtuigen dat hun (poli
tieke) kleeding „toch 't voordeeligst is"l
Het zomer-vooruitzicht in dezen is niet
zoo héél aanlokkelijkl
V
Een onverdeeld aanlokkelijk vooruitzicht
daarentegen is de toekomstige gezond
heidstoestand van onze stad. Zooals uit
het onlangs bekend geworden jaarverslag
van de gezondheidscommissie bleek, ging
ook dit jaar ons hoofdstedelijk sterfte
cijfer weer met een flinke ruk naar bene
den, zooals het dit nu al (meerdere jaren
achtereen pleegt te doen. We staan nu op
8,76 (berekend op 1000 personen); vorig
jaar 9,12.
't Wordt werkelijk haast angstwekkend!
Waar moet dat heen? Zullen we steeds
meer ln dezen het „absolute nulpunt? na
der komen, zoodat we hier temidden van
onze mist en regen en bovenop onze
modder, zooiets als een eeuwig leven
zullen behouden? Of zal „het sterftecijfer"
nog .verder zakken, beneden de nul dalen
en dus de gestorven geslachten ln omge
keerde richting hun leven terug gaan
leven?
We weten 't niet; maar deze, steeds
maar doorgaande daling van „het cijfer"
opent inderdaad vreemdsoortige perspec
tieven.
verleend met last tot instructie zijner zaak.
Verduistering en oplichting van 6 mille.
Geruimen tijd geleden werd gemeld, dat
de „Bond' van Oud-onderofficieren b(j de
Zeemacht", ten einde zijn leden in de ge
legenheid' te stellen er wat geldi bij te ver
dienen, besloten had, een bowakingsmaat-
schappij op te richten. Dit besluit werd
uitgevoerd en zoo werd de Nationale
Nachtveiligbeidsd'ienst „Djaga" (een Ma»
leisch woord dat „wacht" beteekent) op
gericht. Deze werd gevestigd Heeren
gracht 406.
Natuurlijk was deze onderneming ern
stig bedoeld en alles zou misschien goed
gegaan zijn wanneer de keuze van een di-
racteur goed geweest ware. Nu is de zaak
voorloopig althans op een fiasco uitgeloo-
pen.
De directeur maakte miébruik van het
vertrouwen en deed allerlei dingen, die
niet door den beugel konden. Zoo lied hij
personeel, dat hij aannam, storten. Ook
spiegelde hij eenige personen de betrek
king van mede- en onderdirecteur voor
en ook hen liet hij geld' storten.
Het gebeurde liep in de gaten en het
bleek doorslaand dat dó man zich schuldig
had gemaakt aan oplichting c.q., verduis
tering van een bedrag, dat ruim zes mille
beloopt. De justitie deed met de Centrale
Recherche in het kantoor op de Heeren
gracht huiszoeking en nam dó correspon
dentie in beslag. Deze vertoont, naar we
vernemen, tal van duistere punten. De
directeur was er niet, doch toen hij. zijn
woning wilde betreden, werd hj) ge ar-