HELDERSCHEC0D1ANT DERDE EN LAATSTE BLAD. GEMENGD NIEUWS VAN ZATERDAG 21 FEBRUARI 1925. AMSTERDAMSCHE BRIEVEN. Het congres Eén klein voorbeeld uit duizenden. DE BEHANDELING DER GEMEENTE- BEGROOTING IN EN BUITEN DEN BAAD. Behartiging der belangen van de gemeente. Verschil van oordeel. - Een nabetrachting. Men schrijft ons De laatstverloopen weken hebben wel in bijzondere mate in het teeken van be langstelling voor de financieele aange legenheden der gemeente gestaan. Hetgeen begrijpelijk is. Immers onze vroedschap heeft goed en wel hare begrootingswerk- zaamheden achter den rug, en nu weten wij, dat telken jare, vanaf het tijdstip, waarop de begrooting verschijnt, tot dat, waarop zij wordt vastgesteld, zoowel de 21 uitverkorenen der burgerij, die speciaal de gelofte afllegden, dat zij de belangen der gemeente zullen behartigen, als vele andere ingezetenen, die meenen aan die behartiging ook te kunnen en te moeten meêdoen, zich beijveren om hun oordeel over het gemeente-beheer te zeggea of te schrijven. Natuurlijk heeft ieder zoo zijn opvatting omtrent de wijze, waarop hij het zuiverst het belang van de eene of andere zaak ziet en ook omtrent de wijze, waarop hij dat belang het best behartigt. En waar dit vaststaat, is het, gegeven het verschil In mentaliteit, niet te verwonderen, dat de gevoelens van hen, die de gemeente- begrooting en het gemeentebeheer „be handelden" nogal uiteenloopen. Echter heeft het ons gefrappeerd, dat ditmaal, meer nog dan andere jaren, velen van hen, die, hetzij qualitate qua, hetzij als gewoon burger, voor de belangen der gemeente opkwam®, hebben gemeend, dat niet ander» te kunnen of te moeten doen dan door het naar voren brengen van allerlei sombere toestanden en pers pectieven. Dat nu schijnt ons verkeerd, temeer waar er, naar onze meening, geen reden voor een zoodanig pessimisme be staat. Wij toch zijn van oordeel, dat men, om de eene of andere zaak aantrekkelijk te maken, haar niet onnoodig in een slecht daglicht moet plaatsen. En dat doet men wel, wanneer men enkel op nadeelen wijst, terwijl men de voordeelen verzwijgt. Onze gemeente nu is, voor ons, inge zetenen van Helder, tot op zekere hoogte met een zaak te vergelijken. Immers wij willen haar gaarne een goeden naam be zorgen, haar aantrekkelijk maken als woon plaats en ook als tijdelijke verblijfplaats, wij willen maken dat onze „zaak" bloeit 1 Om dat te bereiken spannen wij onze kracHten in op velerlei wijze. Zoo hebben we al sedert jaren een vereeniging ter bevordering van het vreemdelingenverkeer, een officieele, immers door het gemeente bestuur ingestelde, commissie ter verbe tering der economische belangen, een naamlooze vennootschap „Zeebad Huis duinen", enz., enz.( Zelfs zijn wij thans bezig met het organiseeren van een ten toonstelling in den a.s. zomer I Is het dan, zoo rijst onwillekeurig de vraag op, niet te mal, dat het eene deel der burgerij alles doet om de gemeente vooruit te brengen, terwijl het andere deel juist andersom handelt Ja, sterker nog, dat dezelfde menschen nu eens trachten mee te helpen aan den opbouw, dan weder, zij het dan ook niet opzettelijk, met kracht het slooperswerk ter hand nemen Want slooperswerk noemen wij het, dat men, toen in de Heldersche Courant van 31 Januari j.1. eenige van „bevoegde zijde" verstrekte gegevens werden opgenomen, daarop afstormde, zoowel in den Raad als in de pers, met allerlei, zonder eenig behoorlijk argumentjgcstaafde, beweringen, dat Helder in zooveel slechter conditie verkeert dan andere, in die gegevens ge noemde, gemeenten. Vooral, zoo beweerde men, moest onze gemeente het tegen Alkmaar afleggen, en het eenige argu ment daarvoor het werd in den Raad aangevoerd, want G., in de Heldersche Courant van 5 Februari j.1., argumen teerde niets, evenmin als de andere op ponenten in dat blad van 3 Februari kwam hierop neer, dat in Alkmaar d$ 50 opcenten op de Vermogensbelasting pl.m. f 26.000 opbrengen en in Helder (Jezelfde Opcenten slechts pl.m. f 5000 zouden opleveren. (Dat daaruit zou volgen, dat het vermogen van eiken Alkmaarschen ingezetene pl.m. 6 maal zoo groot zou zijn als dat van eiken Helderschen inge zetene is natuurlijk niet waar, zooals ook in den Rlad reeds is duidelijk gemaakt). Maar laten we nu eens trachten om duidelijk te maken, welke gevolgen ten opzichte der draagkracht voor de be lastingbetaling van de ingezetenen der beide gemeenten in het algemeen uit de evengenoemde gegevens wèl voortvloeien, ook in verband met de structuur der overige bronnen van inkomsten in beide gemeenten. Aan de hand van het wettelijk hef fingstarief en in verband met bovenge noemd belastingcijfer is volgens globale •chatting het bedrag, der gezamenlijke vermogens boven f 16.000 in Alkmaar te stellen op ongeveer f 5 .000:000. Rekent men nu, dat van die vermogens een z.g. beleggingsrente wordt gemaakt van ge middeld 6 °/0dan vormen ze te /amen een jaarhjksch inkomen van pl.m. f 3.120.000. Helder zou, naar dezelfde grondslagen, en rekening houdende met het progres sieve tarief aan gezamenlijke vermogens boven f 16.000 een te schatten bedrag van pl.m. f 15.000.000 hebben en deze zouden te zamen een jaarlijksch zuiver inkomen vormen van ongeveer f 900.000. Waar nu, volgens de gegevens in de H.sche Courant van 31 Jan., het ge zamenlijk jaarl. inkomen van de Alk- maarsche ingezetenen, die inkomstenbe lasting betalen, pl.m. f 16.000.000 en dat van de Heldersche ingezetenen pl.m. f 17.000.000 bedraagt, zal het bedrag der gezamenlijke inkomens uit vermogens beneden f 16.000 en uit arbeid en bedrijf (men kan gerust zeggen hoofdzakelijk uit de laatste twee bronnen) te Alkmaar be dragen pl.m. f 12.880.000 en te Helder pl,m. f 16.400.000. Het zal wel niet voor tegenspraak vat baar zijn, dat van de evengenoemde be dragen te Helder een veel grooter per centage voortvloeit uit salarissen van overheidspersoneel dan te Alkmaar. Nu wordt, vooral door hen, die meenen, dat het overheidspersoneel eigenlijk veel te veel verdient, uit den treure betoogd, dat dat personeel de andere ingezetenen in doorsneê zooveel vooruit is, omdat het steeds benijdenswaardig vast op zijn in komen kan rekenen. Aannemende, dat die stelling juist is en wij beamen dat tot op zekere hoogte, n.1. voor zoover de vastheid betreft dan is daarvan toch ook het gevolg, dat Helder voor zijn ge zamenlijk inkomen (zonder dat uit de vermogens van meer dan f 16.000) veel meer vastheid heeft dan Alkmaar voor het zijne. En dat gezamenlijk inkomen is voor Helder belangrijk grooter dan voor Alkmaar I Gegeven nu, dat het voor velen voor geen betwisting vatbaar is, dat het niet billijk is opcenten te heffen op de vermo gensbelasting, omdat men daarmede zoo veel kleine bezitters heeft, die in den te- genwoordigen tijd toch al moeite hebben met hun bescheiden inkomentje rond te komen, en aannemende, dat er te Alkmaar onder de aangeslagenen in de vermogens belasting toch ook zeer veel van die kleine bezitters zijn, kan men dan nog in ernst beweren, dat voor de belastingheffing het hebben van meer inkomens boven f 16.000 te Alkmaar is te prefereeren boven de meerdere vastheid van het totaal grootere inkomen te Helder f Het valt niet te ontkennen, dat Helder, door de verlaging der tractementen van het Rijkspersoneel, een gevoeligen klap in zijn totaal-inkomen heeft gehad, maar laat men dan toch ook eens zijn blik slaan naar zooveel andere gemeenten, die, door het hebben van veel fabrieksnijver heid, in dezen tijd van malaise veel meer in hare financiën zijn getroffen. Laat men dan toch, ter wille van onze woonplaats, ophouden te jammeren over onze minderwaardigheid, en lisver nog eens ernstig vergelijkingen maken met andere gemeenten de gegevens in de „Heldersche Courant" van 31 Januari geven daarvoor een goede handleiding om daardoor te komen tot het beantwoorden der vraag, waar het het goedkoopst leven is, wanneer men alle factoren (belastingen, huishuur, etc.) in aanmerking neemt. Gelukkig o. i., dat ook onze Gemeente raad, bij het behandelen der begrooting, heeft ingezien, dat, hoewel een gepaste zuinigheid is geboden, het aantasten van sociale- en cultureele belangen en het nalaten van voor het verkeer en het aan zien der stad en voor het onderhoud van verschillende gemeente-objecten noodza kelijke werkzaamheden niet goed is. Bij de eindstemming van de begrooting hebben 7 leden tegengestemd. Naar wij vermoeden heeft dat bij hen, die de de batten, hetzij in de raadszaal hetzij in de pers, hebben gevolgd, niet veel indruk gemaakt, want geen der tegenstemmers motiveerde zijn stem. Daardoor en in ver band met hetgeen door de verschillende opposanten bij de behandeling der begroo ting werd aangevoerd, tast men in het duister omtrent de motieven en krijgt men den indruk, dat de een dit, de ander dat anders had gewild. Maar dan vragen wij ops toch af, of het waar kan zijn, dat de heeren zich behoorlijk rekenschap van hun stem hebben gegeven. Immers waar zou het heen moeten,, wanneer elk der 21 raadsleden in het vervolg tegenstenjde als hij bij de behandeling van de begrooting of van een ander uit meerdere onderdeelen bestaand onderwerp tegenstemde, indien hij niet op alle punten volkomen zijn zin kreeg? En dat vooral, waar het een on derwerp betreft, zonder hetwelk de ge meentelijke machine niet kan draaien, i. c. de begrooting 1 Nu zal men te dien opzichte misschien aanvoeren, dat de tegenstand, die er heerschte, in het algemeen te definieeren is met de leus„tegen belastingverhoo- ging", maar deze definitie schijnt ons on houdbaar en wel om de volgende reden. Op de begrooting voor 1924 was de Inkomstenbelasting geraamd op f 825.000, terwijl ze voor 1925, door verschillende bezuinigingen, door hoogere raming van enkele inkomsten en door verdere ver laging van de salarissen van het perso neel (het heffen van pensioensbijdragen) kon worden teruggebracht tot f 776.000. (Waren de gas- en de electriciteitsprijzen niet verlaagd dan zou de inkomstenbelas ting nog pl.m. f 70.000 lager zijn te ramen geweest). Er wordt dus in totaal f 49.000 minder belasting geheven, hetgeen toch belastingverlaging is. Maar door een toe vallige omstandigheid de Rijks-fiscuskon veel vroeger dan vorige jaren gegevens ver strekken kon reeds nu berekend wor den, dat, ondanks de belastingverlaging, vermoedelijk het heffingspercentage hoo- ger zou moeten worden dan voor 1924 en daardoor wordt, vólgens sommigen, de verlaging omgezet in een verhooging. Gesteld nu, dat dit juist is, dan zou het motief der tegenstemmers in theorie juist kunnen genoemd worden, doch prac- tisch geenszins, omdat er van. één lijn in het vinden van een zoodanig bedrag, dat het percentage niet verhoogd werd, geen sprake was. Hoe men de zaak ook beziet, het tegen stemmen, zooals dat nu heeft plaats ge had, had geen behoorlijken ondergrond en daarom is het o. i. af te keuren, temeer waar het ook abveer niet meewerkt om den naam der gemeente naar buiten op beter peil te brengen. Werkt de* pennevrucht van G. In de „Heldersche Courant" van 5 dezer om de bovengenoemde reden niet mee om de gemeente vooruit te brengen, al evenmin doet ze dat om de volgende reden. Omdat, volgens G.'s meening, de ge meente haar ambtenaren- en werklieden niet behoorlijk kan betalen, acht hij het plicht hen maar in salaris te verlagen totdat het, naar den maatstaf van zijn troosteloozen kijk op den toestand, wèl gaat. Nu vragen wij, of het verstandig zou zijn aldus te handelen, waar het ge volg daarvan noodwendig zou zijn niet alleen een ontzaggelijke vermindering van werklust bij het personeel (volgens G. zou er zeker heel wat moeten gebeuren 1), doch ook op den duur een zoodanige achter uitgang in bekwaamheid en geschiktheid, dat de gemeente daardoor, wanneer ze werkelijk in het moeras zat, er nog dieper in geraken zou. Wij gelooven. dat we in beter gejelschap- zijn bij onzen Burge meester, die meermalen, ook bij de behan deling dezer begrooting, -als zijn oordeel heeft doen uitkomen, dat de gemeente verstandig doet haar personeel goed te betalen, en wij prijzen èn de gemeente Helder èn haar personeel gelukkig, dat de overgroote meerderheid der raadsleden er niet zoo over denkt als G. De geweldpleging ln de Spulstraat te Amsterdam. Voor de 4e kamer der rechtbank heeft Donderdag terecht gestaan de 48-jarige caféhouder H. F. B., die onlangs door de rechtbank wegens heling in de beruchte zaak betreffende den diefstal van een posttrommel tot l'/i jaar gevangenisstraf was veroordeeld. Hj] had zich te verantwoorden wegens medeplichtigheid aan poging tot diefstal, n.1. het geven van inlichtingen aan W. de V. en P. A. v. d. G„ teneinde een diefstal gemakkelijk te maken. Men zal zich herinneren hoe eenigen tijd geleden W. de V. en P. A. v. d. G. tot 6 jaar gevangenisstraf werden veroor deeld wegens poging tot diefstal met geweldpleging in een perceel aan de Spuistraat, waar zij de wed. J. J. S. met een breekijzer op het hoofd sloegen. Aan beklaagde werd nu ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks Februari en Maart 1924 opzettelijk aan W. de V. en P. A. v. d. G. de volgende inlichtingen heeft verschaft: Beklaagde sprak eerst de V. en later ook v. d. G. over een eigenaardige, angstige bejaarde dame met grijs haar, die in de Spuistraat, tusschen Paleisstraat en Raamsteeg alleen woonde boven een leegstaand winkelhuis tegenover een ijzer- magazjjn links van den Dam dat zij altijd alleen was en twee verdiepingen bewoonde, dat men boven aan de trap komende links de deur van de voorkamer van de eerste verdieping kreegdat zij in het bezit was van drie geldtrommels waarin wel f 60.000 of f 80.000 aanwezig was en dat op den grond in die voorkamer de drie trommels stonden; dat op de tweede verdieping een met r09d bekleede stoel was waarop de dame veel zat en het mogelijk was, dat daarin ook. geld zat; dat zij, om bin nengelaten te worden, goede kleeren en boord moesten aandoen en met een boekje en potlood in de hand, in de houding door hem, beklaagde, hen voorgedaan, aldus daar moesten aanbellen en zich voordoen als controleurs, die vanwege de gemeente de lichtpunten kwamen con troleeren. Beklaagde had gezegd, dat hij dit alles had vernomen van een werkster, die daar gewerkt had. Deze werkster was beklaagde's vrouw. Getuige P. A. v. d. G. verklaarde hierop in Januari 1924 in het café van beklaagde te zijn geweest. Beklaagde zei toen tot hem: „Heb je 't gehoord van den post trommel diefstal? De jongens zijn gepakt." Even later zei beklaagde„Ik weet nog een goeden slag te slag te slaan bij een oud wijf." Later, toen getuige in gezelschap was van W. de V. is beklaagde herhaaldelijk weer over deze zaak begonnen. Eens vroeg hij: „Wanneer knap jullie dat zaakje nu eens op Ook zei hij eens„Dat dingetje is vast goed 1" Op den dag, dat beklaagden den diefstal zouden plegen, en zij eerst nog even het café bezochten, voegde beklaagde hun toe: „Goed succes, ik wou, dat ik jullie aanvoerder kon wezen." Beklaagde ontkende ooit met v. d. G. over geld van een juffrouw in de Spui straat te hebben gesproken. Hij noemde alles gelogen. Hij heeft alleen in yerband met het verkoopen van een hond, de V. inlichtingen gegeven over de juffrouw in de Spuistraat. Mevroow of Juffrouw? De komende zomermode. van de 8. D. A. P. Gezond Amsterdam. De Hoüandflche titulatuur is hoe de mocratisch we ons dan ook, als 't zoo te pas korilt, mogen vóordoen nog altijd een geüefd „heilig huidje"; huisje met won derlijke kronkelgangen, opkamertjes en. valluiken.B(j de mannelijke helft on zer zoo heftig op „fatsoen" en „stand" ge stelde bevolking is 't ai erg genoeg en kan de weglating van het„geboren" of „Weledel" reeds tot de vreeselijkste cata- stpophes aanleiding geven; maar krijgt men te doen met de vrouwelijke helft, dan komt men voor een volkomen onontwar bare knoop te staan en kost de keuze tus schen „vrouw", Juffrouw", en „mevrouw" meer hoofdbrekens dan bij welke inge wikkelde „kruiswoord-puzzle" ook. Ik ben verscheidene ongetrouwde vrien den rijk, dio „op kamers" wonen, al naar gelang van de dikte hunner beurs in „def tige" dan wel „mindw deftige" buurten. En alhoewel zij allen, onder vier oogen, van hun kost-dames als van „ploerterij" gewagen en aldus deze fninder vleiende, aan de studenten-taal' ontleende term met een zekere onafhankelijke vrijmoedigheid luchten, hechten zij er allen zonder uitzon dering zéér aan, dat de bezoekende vriend angstvallig de officieele titulatuur tegen over de dame in kwestie handhaaft. Dit zou een billijke, gemakkelijk na te komen eisch-van-beleefdheid zijn, indien deze of ficieele titulatuur een vaststaande groot heid was en men rustig, aan welke kamer verhuursters-deur men ook belde, b.v. steeds het Juffrouw" kon uitspreken. Maar dat is helaas niet zoo; hier wordt men, op straffe van verkoeling der vriend schap, gehouden „mevrouw", daar echter weeT „juffrouw" te prevelen, zonder dat dit onderscheid verband houdt met het al of niet bestaan van een „echtelijken staat". Resultaat is natuurlek, dat men slechts iets stamelt dat op .oüw" ge lijkt De scala onderscheidingen, die van het „vrouw", over het Juffrouw", tot aan het .mevrouw" loopt-, is zoo subtiel onderver deeld, dat. een normaal mensch, die ook nog wel wat anders te doen heeft dan het uitpluizen van „fatsoens-," „deftigheids-" en soortgelijke kwesties, er nooit heele- maal achter komt. In zooverre zou het dan misschien inderdaad wel een echt „vrou welijke" kwestie zijn: loeren de beste ken ners op dit gebied ons, sinds overoude tij den al niet dat je achter bet „verschijn sel vrouw" oék noodt hëelemaal komt? Hoe dit ook zij: een feit is, dat in geen ander land ter,wereld deze vreemdsoortige ,,mevrouw-juffrouw'*-verdeeling der ge trouwden bestaat. Overal elders is een ongetrouwd „vrouws-persoon" een Juf frouw" (miss, mademoiselle, enz.); en een getrouwde dito: „mevrouw" (mistres, (mrs.) madame, enz.). Van zekere zijdie tracht men den laat- sten tijd ons land in dezen te hervormen en het „mevrouw" voor iedere getrouwde vrouw ingang te do®n vinden. Een goedbedoelde poging zeer zeker; maar, mocht er al ooit succes behaald worden, dan zad dat toch nog „wel eventjes du ren" (een paar eeuwen minstens!) gezien óók het vrouwelijk conserv atisme, in de eerste plaats, wel natuurlijk van de hui dige „mevrouwen".^ Het is gevaarlijk voor een man over „vrouwelijke" onderwerpen te schrijven; je bent er altijd „net naast". Daar schreef ik b.v. zoo juist: „het vrouwelijk conserva tisme", en toch als we aan „de mode" denken, waarin dó hevigste, snel-verloo- pendle revoluties elkander steeds maar blijven opvolgen, dan kunnen we moeilijk van oonservatisme gewagen, maar moeten veeleer van uitermate vooruitstrevend spreken. Weer: je komt er noodt heele- maal achter. De „nieuwe modellen" van de komende zomermode zijn intusschen bij Hirsch en onze andere mode-établissementen binnen gekomen en vrouwelijk Amsterdam, me vrouw of juffrouw, t is om 't even, zweeft als een zwerm bijen om deze nieuwe mode-heerlijkheden heen, teneinde er de honing der ijdelhedd uit de puren. De koers in de komende mode, heb ik me la ten vertellen, is nog altijd naar het man- Getuige J. J„ een der veroordeelden ln de zaak betreffende den posttrommel- diefstal zeide, dat getuige v. d. G. vol komen onbetrouwbaar was. Hij noemde hem een man met een laag karakter. Getuige v. d. G. noemde op zijn beurt den getuige W. de V. geheel onbetrpuw- baar. Deze liegt volgens hem zoo erg, zoo dikwijls, dat hij soms zelf niet eens meer weet of hij liegt of waarheid spreekt. Getuige v. d. G. verklaarde verder, dat, toen hij en de V. na de mislukking van den diefstal in het café van bekl. kwamen, deze hun heeft toegevoegd „Jullie hebt de zaak heelemaal verkeerd aangepakt. Je had haar de pooteninden mond moeten stoppen." Getuige W. de V. zeide dat bekl. hem verschillende aanwijzingen heeft gegeven. Hij deelde verder mede, dat beklaagde van de buit zou krijgen. De officier meende, dat, niettegenstaan de beklaagde's ontkenning, het wettig en overtuigend bewijs is geleverd. Spr. vor derde tegen beklaagde een gevangenis straf van 5 jaren. De verdediger betoogde, dat hier niet van medeplichtigheid maar eerder' van uitlokking sprake is. PI. concludeerde tot ontslag van rechts vervolging, subs. vrijspraak. Maas en Waalsche Bank. Tegen den directeur der in staat van faillisement verkeerende Maas en Waal sche Bank, den heer J. G. Jurgens, die we gens malversaties is gearresteerd, heeft de rechtbank te Arnhem rechtsingang nelijke of liever jongensachtige toe, een koers, die met het nog steeds aan popu lariteit winnende page-kopje reeds duide lijk gemarkeerd' was. Er komen man telpakken met mannelijke oolbert-revers en met zakken. Dat laatste is niet kwaad; we raken dan missehen eindelijk eens ver lost van bet „tasdhje", u weet wel, dat al tijd op ongélegenste oogenblikken weg is en waarnaar wij, dienende slaven, dan mo gen helpen zoeken.Het zakken-revo- Mietje wordt echter, naar het schijnt, weer nipt vrouwelijke hartstocht bedreven. Eerst heelemaal geen zakken; en nü ver- toondle men reedis modellen met zès: aan eiken kant drie boven elkaar.Wat ech ter ook in de komende zomermaanden, niet voor het mannelijke gaat, maar vol komen vrouwelijk zal blijven, zijn de vleeschkleurige kousen, de ooquette schoentjes, die onbescheiden onder de ternauwernood tot de knieën reikende rokken uit zullen gluren. Zooals d'e zomer dhn in de vrouwenwe reld' zijn schaduw vooruit werpt in toon- en paskamers onzer mode-paleizen, zoo werpt zij in de mannenwereld politieke schaduwen vooruit. De komiende zomer toch zal er, met die Kamerverkiezingen, een zijn van felnschijnende politieke zon. En de diverse partijen zijn ijverig bezig zich in de slagorde te stellen voor den komenden verkiezingsstrijd. Zoo had j.1 in het Concertgebouw bet Congres der S. D. A. P. plaats, waar het veldtochtplan in groote lijnen werd opgemaakt. Het plan is eigenlijk voornamelijk „defensief"; het spreekt van een einde maken aan de reactionaire politiek van het kabinet- Ruys; van „verdiere afbraak voorkomen van het onderwijs, van de sociale wetge ving", enz., en brengt eigenlijk «als eenige belangrijke verklaring, dó med'edeeling dat men in principe bereid' is tot samen werking met alle andere democratisohe elementen, ook bij een kabinetsvorming. Er lag of zagen wij verkeerd'? over het oongres iets mats, niettegenstaan de enkele gezongen „Internationalen" en enkele krachtige applausjes. Ongetwijfeld was dit mede een gevolg van het feit, dat deze keer de krachtige, suggestieve en ge liefde figuur van Troelstra ontbrak; een figuur als die van den heer Albarda, die men van zekere zijden wel als „de op volger" voorstelt, hoe sympathiek men haar ook moge vinden, kan hier nooit het verlies goed' maken. Maar behalve dit: ook de groote terug gang in het ledental der partij stemde, zooals vanzelf spreekt, het oongres niet al te vroolüjk en waar de groote strijd leuzen van weleer ontbraken was hét in derdaad een moeilijke taak een wat meer dan middelmatig enthousiasme te wekken. Andere partijen zullen nu wel weldra volgen met congressen, verkiezingsverga deringen, enz., enz„ en de duizend-en-een sprekers zullen ons, arm kiezersvolk, al len trachten te overtuigen dat hun (poli tieke) kleeding „toch 't voordeeligst is"l Het zomer-vooruitzicht in dezen is niet zoo héél aanlokkelijkl V Een onverdeeld aanlokkelijk vooruitzicht daarentegen is de toekomstige gezond heidstoestand van onze stad. Zooals uit het onlangs bekend geworden jaarverslag van de gezondheidscommissie bleek, ging ook dit jaar ons hoofdstedelijk sterfte cijfer weer met een flinke ruk naar bene den, zooals het dit nu al (meerdere jaren achtereen pleegt te doen. We staan nu op 8,76 (berekend op 1000 personen); vorig jaar 9,12. 't Wordt werkelijk haast angstwekkend! Waar moet dat heen? Zullen we steeds meer ln dezen het „absolute nulpunt? na der komen, zoodat we hier temidden van onze mist en regen en bovenop onze modder, zooiets als een eeuwig leven zullen behouden? Of zal „het sterftecijfer" nog .verder zakken, beneden de nul dalen en dus de gestorven geslachten ln omge keerde richting hun leven terug gaan leven? We weten 't niet; maar deze, steeds maar doorgaande daling van „het cijfer" opent inderdaad vreemdsoortige perspec tieven. verleend met last tot instructie zijner zaak. Verduistering en oplichting van 6 mille. Geruimen tijd geleden werd gemeld, dat de „Bond' van Oud-onderofficieren b(j de Zeemacht", ten einde zijn leden in de ge legenheid' te stellen er wat geldi bij te ver dienen, besloten had, een bowakingsmaat- schappij op te richten. Dit besluit werd uitgevoerd en zoo werd de Nationale Nachtveiligbeidsd'ienst „Djaga" (een Ma» leisch woord dat „wacht" beteekent) op gericht. Deze werd gevestigd Heeren gracht 406. Natuurlijk was deze onderneming ern stig bedoeld en alles zou misschien goed gegaan zijn wanneer de keuze van een di- racteur goed geweest ware. Nu is de zaak voorloopig althans op een fiasco uitgeloo- pen. De directeur maakte miébruik van het vertrouwen en deed allerlei dingen, die niet door den beugel konden. Zoo lied hij personeel, dat hij aannam, storten. Ook spiegelde hij eenige personen de betrek king van mede- en onderdirecteur voor en ook hen liet hij geld' storten. Het gebeurde liep in de gaten en het bleek doorslaand dat dó man zich schuldig had gemaakt aan oplichting c.q., verduis tering van een bedrag, dat ruim zes mille beloopt. De justitie deed met de Centrale Recherche in het kantoor op de Heeren gracht huiszoeking en nam dó correspon dentie in beslag. Deze vertoont, naar we vernemen, tal van duistere punten. De directeur was er niet, doch toen hij. zijn woning wilde betreden, werd hj) ge ar-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 9