i
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 28 MAART 1925
de haringtrekkers.
zilveren vischjes. Inmiddels wachtten de
later komenden hun beurt af.
Hier liggen ze, de riemen ingenomen,
terwijl de bemanning van een andere
vlet een trek maakt in afwachting dat
ook zij straks de beurt zullen krijgen.
Onze teekenaar Pinkhof heeft in eenlge
teekenlngen enkele momenten uit dit be
drijf in beeld gebracht, waarvan deze tee-
kening de eerste is, die wij onzen lezers
aanbieden.
HET JAARGETIJ VAN DE MALARIA.
Let op de anophele&tnug!
In een heel oud, aan Virgillus toege
schreven gedicht, bekend onder den
naam „Oulex" wordt de lof gezongen van
de mug. Een herder, met zijn kudde op
pad gegaan, valt bij een bron in een
boschrijk dal in slaap. Een groote
en gevaarlijke slang gewoon om
zich op die plek in de koelte van den dag
te komen verkwikken, komt aansluipen
en ziet den herder. Zij bereidt zich voor
den herder aan te vallen.
Maar dit wordt gezien door een een
voudige mug, van de Culex-soort, die daar
rond gonst. De mug vliegt toe en steekt
den herder in een van de oogholten. De
herder Jontwaakt van den schrik, voelt
den steek, geeft de mug een klap, dat
deze vermorzeld ter aarde valk Maar te
gelijk ziet de man het dreigend gevaar,
waarin hij verkeert en heeft nog net de
tijd de slang met zijn staf dood te slaan.
Den volgenden nacht verschijnt aan
den herder de schim van de mug in den
slaap. ZIJ verwijt hem zijn levensredder te
hebben godood. De herder erkent het,
richt een grafheuvel op voor de mug, ver
siert deze met bloepien en vruohten en
van een opschrift: „Kleine mug, een
herder der kudde wijdt u dit graf als
eerbewijs, omdat .gij zijn leven redde."
Dit geschiedde in de dagen van den
ouden Virgilius, die 70 Jaren voor Chris
tus geboren werd.
Tegenwoordig ls het heel anders. Te
genwoordig redden de muggen geen
menschenlevens meer, maar verwoesten er
nu en dan een.
Vandaar dat men omgekeerd tegen
woordig geen grafheuvels meer opricht
voor muggen, maar veel lievervan
muggenI Men organiseert een systemati-
schen strijd tegen de mug, in het bijzon
der tegen een bepaalde soort. Omdat men
tot dd ervaring is gekomen, dat dit kleine
ongedierte heel veel kwaad stichten kan.
De bepaald gezochte mugsoort noemt
men de „Malaria-mug".
Do malaria komt tegenwoordig meer
voor, dan menigeen denkt Zelfs meer dan
de geneesheeren denken. Omdat er veel
menschen zijn, die bij onprettigheid van
een bepaalde soort zich zelf cureeren door
chlnlne in een of anderen vorm.
En door dat zelf helpen wordt de zaak
dikwijls nog uitgebreid. Want al onder
vindt men niet direct de onpleizierige ge-
L.P"*cK*^-r-
waarwording meer van de malaria de
organismen, de plaamodlën, zijn lang niet
altijd uit het lichaam verdwenen, zoodat
de ziekte telkens weer terugkomt en.
een bron van gevaar blijft voor anderen.
Want de muggen, die van dit bloed inzui
gen, besmetten allicht weer anderen.
Daarom is het in dit geval beter de
ziekte te voorkomen, dan te genezen. En
dit doet men het allerbest door het uit
roeien van de directe oorzaken: de mug!
Uit dezen hoofde wordt er vooral in
ïoHand boven bet ij hevig strijd gevoerd
tegen de malaria-mug. Er bestaat een
commissie voor, welke samenwerkt met
de plaatselijke af deelingen van het „Witte
iruis", teneinde de bevolking op de
ïoogte te brengen en aan te sporen tot
let mee voeren van den strijd.
Dit kan ieder doen. De beste bestrijding
vindt plaats door de muggen te zoeken in
huizen, stallen, schuren en waar ze meer
verblijf houden. De beste tijd is in het
vroege voorjaar. Want de mannetjes ster
ven meestal in het najaar, maar de be
vruchte wijfjes zoeken een winterverblijf
op de boven vermelde plaatsen)en begin
nen van hier uit in het voorjaar hun
kwaad te verspreiden.
Hoe meer nesten er dus worden opge
ruimd, hoe grooter de kans dat de kwaal
vermindert.
Vindt men geen nesten meer dan kan
men de verdelging voortzetten op stil
staande plassen en slooten, waarop de
muggeeieren zich in het voorjaar ontwik
kelen.
Het kan geen kwaad nog eens op dit
euvel te wijzen en ieder er van te door
dringen dat het een heilzaam werk is
voor zichzelf en voor anderen, medewer
king te verleenen bij de 'bestrijding van
muggen.
Het gevaarlijke diertje dat hier be
doeld wordt, behoort niet tot de soort
waarvoor de oude herder een grafmo
nument oprichtte.
Afgaande op den naam van het gedicht,
was dit een exemplaar van de „Culex-
soort". De z.g. „Steekmug".
De z.g. malaria-mug behoort tot de fa
milie van de Anopheles. Zij is vrij gemak
kelijk te herkennen van de steekmug.
Deze laatste is wel hoogst onaange
naam, maar lang niet zoo schadelijk als
de Anopheles. De malaria-mug is donker
der van kleur, dan de steekmug. Als
men dit niet kan opmerken, dan is een
beter herkenningsmiddel het feit, dat de
malaria-mug een zonderlinge houding
heeft. Als ze staat, dan staat ze meestal
als met den neus op den grond en het
achterlijf vreemd omhoog. Zooiets als 'n
schuin stokje.
En hangt ze ergens aan of tegen op,
Schetsen uit IJmulden,
door
CAREL J. BRENSA.
Door den kijker.
Wie in IJmuiden woont of daar om een
of andere reden dikwijls was, heeft zoo
in de wandeling heel vaak hooren praten
van: „Meneer Polderman". Dat kwam zoo
in de praat te pas, omdat meneer Polder
man een van de notabele mensohen uit
IJmuiden was, die er groote zaken deed
en met veel menschen te maken had en
met wien ook veel menschen omgekeerd
te maken hadden.
Ter nadere aanduiding sprak men in
den regel van: „Meneer Polderman van
de Hera". En als men heel gemoedelijk
wilde zijn of hem uitdrukkelijk van ande
ren wilde onderscheiden, dan sprak men
wel eens van: „Meneer Polderman met
den baard"!
Deze meneer Polderman met den baard
den Ir. W. Polderman, was directeur
van de N.V. Industrieele Maatschappij
H.EJR.A. een Scheepsbouw- en Repara
tie-inrichting te IJmuiden. Zooals er an
dere mannen zijn, die óp hun beurt direc
teur zijn van een van de andere belang
rijke industrie-bedrijven van IJmuiden
en die men uit dezen hoofde ook ieder
uur van den dag hoort noemen als „Me
neer die en die".
Het is ook niet hierover dat ik spre
ken wil.
Deze man stierf de vorige week vrij
plotseling en zelfs dat zou voor mij 1
die niet het genoegen heeft gehad hem
van heel dicht bij te kennen geen aan
leiding kunnen zijn om over hem op deit
plaats een feuilleton te schrijven. Mis
schien is er geen inwoner van Helder die
ooit van hem gehoord heeft.
Neen het is niet het voldoen aan een
journalistieken of een redactioneelen
plicht, die vordert dat men aan een ver
dienstelijk stadgenoot of landgenoot een
necrologie wijdt in de krant
Het is een persoonlijke zucht van mij,
dat ik dit schrijf.
Het is omdat deze meneer Polderman
mij een schok gegeven heeft.
Het is, omdat deze zelfde heer die
nu de vorige week plotseling stierf op
een gegeven oogenbiik bij mij een ge
dachte wakker riep, die mij onttrok aan
het dagelijks sleurgebeuren. Hij hief mij
op en bracht mij tot beseffing door
zijn leven en door zijn dood beiden.
De reden dat ik hier schrijf, is dat deze
man en vooral de dood van dezen man
weer eens bewees, hoe er onder ons on
gemerkt groote zielen leven en menschen
dood gaan, die een zeldzame schoonheid
van karakter en nobelén aard in zich
dragen.
Och wat zijn wij in den grond stum
perige wezens, in onze haastige manier
van doen voor ons bestaan en vpor ons
vermeend goed recht. En wat zien we
wonderbaar mooie dingen achteloos over
het hoofd.
Deze mensch was mooi.
En ik wil er op deze plaats een pftar
regels over schrijven, omdat zijn inner
lijke pracht zoo zwaar uitstraalde, dat ze
mij trof in een simpel half uur het
eenige half uur, dat ik ooit in zijn tegen
woordigheid doorbraakt
Alle dagen bterven er menschen en
ook verdienstelijke en karakteriijke men
schen. We hebben haast geen tijd meer
om er op te letten. Totdat er een komt
die in zijn grootheid om onze aandacht
dwingt
Zoo een was deze.
Ik ontmoette den heer Wouter Polder
man slechts een keer, nog maar luttel
weken geleden en de Bituatie was niet
alleraangenaamst We moesten elkaar
tegemoet treden zoo ongeveer in de hou
ding van twee schenpers klaar om te
pareeren. Maar er was geen sprake van
pareeren.
Ik zag tegenover mij een m»n met een
eertijds zwarte, sluike sikbaard, waarin
nu vlekken van grijs gekomen waren.
Over zijn lip was een dikke snor en hij
droeg een bril van groote glazen, die
dicht voor zijn oogen stonden.
En uit die oogen. vooral kwam het:
Eerlijkheid en trouw I
En zijn houding vulde het onontkoom
baar aan; Een mensoh, rijk van geest en
rijp van ervaring geteekend doortrek
ken van doorleefd leed en gekroond door
een opvallend wezen van berusting. In
zijn zwarte hoed en jas was haast een
symbool van eerlijk bekennen het be
kennen, dat hij ondanks zich zelf en
tegen zijn bedoeling veel was geslingerd
over de zee van het leven dat hij zich
meermalen in de koers vergist had en
dat hij wist dat hij zich vergist had. Maar
dat die slingeringen over de levenszee
hem niet hadden doen stranden, maar
hem integendeel hoogere levenswijsheid
en inniger inzichten, vrij van persoon
lijke heerszucht of dwingzucht, hadden
gegeven.
Voor mij zag ik een man, die veel had
ervaren en daardoor van een heerlijke
timiditeit geworden was. Zijn woorden
waren voorzichtig zonder hardheid en zijn
oogen streelden als bang om te bezeeren.
Ik voelde mij tot hem aangetrokken om
zjjjn grootheid van geest.
En op mijn kamer 's avonds, zei ik tot
mezelf: ..Die meneer Polderman.. Wat
'n fijn mensch.. 'n Gevoelige droomna-
tuur, die door de onnaspeurlijke beschik
kingen van de natuur in het leven staat
als Ingenieur directeur van een tech
nische maatschappij, zakenman, die ge
noodzaakt is met scherpe wapens te vech
ten ln het leven van aïle dag.
En lk mam een heerlijke herinnering
mee aan den heer Polderman.
Ik zag telkens zijn manier van doen
terug. Ik herdacht weer telkens hoe zijn
diepere aard zoo ^evoelig en zoo eerlijk
was, dat hij ieder oogenbiik onder hen
spreken meer zei, dan de politiek van het
moment gedoogde. Dat hij telkens zich
als 't ware in zijn innerlijke gevoelens
verried.
Dat bleef me bij en dat deed een groote
waardeering voor hem bij mij groeien.
Daarom heeft zijn dood den doot
van hem, dien ik slechts kort kende en
sleohts eens ontmoette diepen indruk
op mij gemaakt
Ik hoop hem te mogen blijven geden
ken als een hoogstaand man.
Ik kan me voorstellen hoe hij een steun
en een geluk is geweest voor hen, die in
zijn onmiddellijke omgeving leefden en
naast en met hem moesten werken.
Voor eenige weken sprak ik hier van
het heerlijke genot journalist te zijn. En
ik zei, dat een van de heerlijkheden van
een journalist ook zijn moet, dat hl
schrijft Ja hij schrijft ook.
Maar nu door de kennismaking en
door den dood van dezen Wouter Polder
man, ben ik het mij opnieuw bewust:
Een van de meest gelukkigs temmende ge
waarwordingen van den journalist is, dat
hij door zijn gelukkig gesternte, door
oefening en door gaven van den hemel
een gevoelig klankbord geworden is,
waarop de muziek van het leven en van
groote karakters door kan trillen.
Als een journalist dankbaar mag we
zen voor één ding, dan is het hiervoor,
dat hij niet ondergaat in het rumoer van
het luide leven, maar dat hij ontvanke
lijk ls voor al het mooi, dat daaronder
klinkt
Hiervoor mag de Journalist en me i
hem alles wat gevoel en verbeeldings
kracht gekregen heeft dankbaar zijn
en waken tegelijk, dat hij niet afstompt
door het passeeren van allerlei menschen.
Maar dat hij aandachtig wordt en he i
gevoel van de waardeering door zich heen
voelt stroomen, zoodra er een man ver
schijnt, die belangrijk is ook al staan
dan niet alle dagen portretafdruksels van
hem in de krant of in de tijdschriften en
al schatert er geen opzienbarende reclame
en geen publiek boeiende aandacht uit
zijn naam.
Niet altijd zijn zij de grooten ln het le
ven, die de maehtigete bekendheid onder
duizenden hebben of van heele volken
bewierookt worden. Niet altijd is hij een
koning, die het hermelijn draagt of is hij
een hoogepriester, die met het uiterlijk
purper bekleed is.
Zielegrootheid en karakter-adel is een
persoonlijk goed. En ook op kleine plek
ken in de wereld, slechts van honderden,
misschien maar van tientallen gekend,
leven ongemerkt de mannen, die het
toonbeeld konden zijn voor onze levens
houding.
Deze waarheid leerde mij opnieuw
Wouter Polderman. En het is hierop, dat
ik trotsoh zal blijven.
Deze man was een Christen. En hij
moet een waarachtig Christen geweest
zijn, omdat hij de waarheid daarvan aan
niemand opdrong. Zijn uiterlijk kon ook
dat geweest zijn van een droomend dich
ter of van een schrijver van fijn door
voelde boeken.
Niet minder kon hij er uit gezien heb
ben ais een soort geestelijk revolutionair,
een voeler van de sociale nooden van den
mensch. Maar evengoed kon hij naar het
uiterlijk zijn geweest een soort theoretisch
vrijdenker of 'n professor hj oude talen
of een godloochenaar.
Het doet eT niet toe. Zijn grootheid stak
in hem zelf en niet in de plaats, welke
hij in de samenleving innam.
Het doet er ook niet toe, dat hij direc
teur van een groote maatschappij en
lid van velerlei oommissies en vereeni-
gingen in de plaats zijner inwoning. Ook
niet, dat hij deel nam aan het publieke
leven, dat hij raadslid was en zelfs kor
ten tijd wethouder zijner gemeente.
Zijn beteekenis stak in hem zelf al
ware hij niet meer geweest dan stuurman
van de reddingboot van IJmuiden, of
vletterman of wachter op het semaphoor-
gebouw.
Zijn maatschappelijke positie doet er
niet toe en wat men hem eventueel voor
tekortkomingen aan wrijft.
Het doet er allemaal niets toe.
Hij was een eerlijk, groot, gevoelig,
liefdevol man. Een die ons de diepere en
schoonere en hoogere zijdè van het leven
zelfs bij een allereerste ontmoeting in de
herinnering bracht
Althans: zoo is den Indruk, dien ik van
hem gekregen heb.
Oarel Brenea.
't Juttertje
Nf. 1®® (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Telken Jare om dezen tijd kan men ze
aan onB strand vinden, de haringtrekkers,
waar zij hun typisch en Interessant bedrijf
uitoefenen. Met hun vletten varen ze uit
en wie het eerst aan de plaats waar ge-
trokken ?al worden Is gekomen, werpt
het lange net uit, dat tot ver In zee uit
gezet wordt en straks, als het geheel is
uitgegooid, imet wijden boog weer worflt
ingehaald, met den buit van spartelende
.t -ft.*.** AA,*..**..t.ft i,$
i
-
Meneer Polderman.
i, 1, ui I1É1I ril