Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT DE „GOENA-GOENA" OF DE „STILLE KRACHT"! van ZATERDAG 4 APRIL 1925 Nr. 169 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) APRIL. Als de malsche regenbuitjes in April willen komen, dan regent het gras en kievit eieren, zooals men vroeger placht te zeggen. Thans bedient men zich niet meer van al dergelijke „ouderwetsche" gezegden. En toch erkent men wel, dat er ook in dat ge zegde een grondi van waarheid aanwezig was en is. Gras en kieviteieren I Reeds weer de eer ste overloopers van overvloed en weldaad1. Hoe kan men reeds nu naar al die krach tige natuurontnfooiing verlangen. Hoe snakken we weer allen naar de koestering der zon, die ons nieuwe kracht in de knoken zal brengen en onze levenssappen zai ver sterken en ons als met nieuwen drang zal bezielen. Inderdaad schijnt het of heel ons wezen verband houdt met de gedragingen der na tuur. Zon brengt vreugde en levensdrift; grauwheid brengt slapte en somberheid1. Maar straks ais de hoornen prijken in de teergroene tinten van het pas ontplooide blad; als de velden vol zijtn van het sappige grasgroen, doorspikkelend met de ontelbare madeliefjes^ en de gele paardenbloemen, dan welt er in ons ook een gevoel van heerlijke bekoring en omvaamt ons de moed om blij en opgewekt voorwaarts te gaan, ondanks de zorgen en teleurstellingen, die het leven, schier als een noodwendigheid, met zich brengt. En al zijn we wat misdeeld hier met de zegeningen der natuur, die men elders wel aantreft, toch zijn ook hier plekjes aan te wijzen, die voor een zoekend, niet altijd critiseerend, individu de moeite van het aan dachtig beschouwen waard zijn. Ze alle aan te wijzen, die plekjes, zal wel niet noodig zijn. Ieder kent ze weL En als hij dan niet in de stemming is van Lauriilard's vriend, die, wandelend in een prachtige streek van het land, niets anders wist te zeggen, dan dat de fondsen- zoo rezen en daalden, ja dan is voor hem ook het wei nige prachtige, wat we hier hebben, van geen beteekenis. En zoo $én is dan geneigd te beamen, dat Helder een gat is. Maar stop zoo iemand in de buurt van Bloemendaal, of in. Zuid-Lim burg of op de Veluwe en hij zal zich ver velen zoo er niet op elk kwartier gaans een gelegenheid is om een potje bier naar bin nen te slaan of als hij niet tweemaal in de minuut de kans heeft van door een auto mobiel of een motorfiets te worden onder steboven gereden. Doch let in April op de boomenrijen rond de werf en bekijk onze prachtige Prins Hendriklaan, dan kan men aan dat weinige zich reeds een schoonfaeidsroes drinken. Het is er mee als met een prachtige vaas of een mooi schilderij in een sober gestoffeerd vertrek. Dat schoone imponeert ons en houdt onze aandacht gespannen en roept een stuk gevoel van bekoring in ons^op. Komt ge daarentegen in een kamer vol gepropt met ailerlèi op zichzelf prachtige dingen, dan kan dat niet zoo imponeeren, omdat onze zinnen, die op die schoonheids- impressies moeten zijn ingesteld, niet intens kunnen worden bekoord door één bepaald thing of'beauty. onfl dus tevreden zijn met wat we hebben en laten we het aan April voorioopig overlaten of hij dat weinige zal brengen in de bruiloftstooi, de bruiloft, die een voor zegging is van volheid en rijpheid, een ge weldige ontplooiing van schoonheid en diepe levensvreugde en diepe levensernst. Het genot van de stilte. Daar zijn oogenblikken in ons leven, waarin het dagelijksch rumoer voor ons verstomt en we ons bevinden te midden van stilte en eenzaamheid. Wel ons, zoo we die oogenblikken zelve zoeken; maar we zijn nog niet altijd van hun weldadiger* invloed overtuigdi en meenen ze niet aan onze drukke bezig heden te mogen ontrooven. Toch komen ze ongezocht tot ons in da gen van smart of dan, als we aan het ziek bed- gekluisterd zijn. Naarmate zich dan de uitwendige we reld afsluit, gaat de inwendige voor ons open en in ons rijst het besef van haar grondelooze ruimte en oneindigheid. We krijgen deeelfde gewaarwording, als wanneer we in een windstillen zomer nacht opzien naar den zich boven ons welvenden hemel. In het eerst schijnt alles nog effen en befloerst; maar van liever lede duikt er een ster uit de duisternis op, en, naarmate ons oog zich gewent, zien we ook een tweede, een derde, totdat ein delijk van alle zijden ons de tintelende staroogen tegenblinken. De eene herinnering voor, de andere na wordt in ons gewekt: dingen, die we ge heel vergeten waanden, komen uit ver borgen schuilhoeken te voorschijn, beel den verrijzen voor onzen geest, geluiden worden wakker. En nu doet zich het wonderlijke ver schijnsel voor, dat het niet alleen de in grijpende gebeurtenissen van het leven zijn, die als vaste sterren ons het eerst ln het oog vallen. Het zijn juist de kleinere, onbeduidend geachte djngen, die thans in ons bewust zijn wederkeeren, en andere te voorschijn roepen, die met hen in onmiddellijk ver band hebben gestaan, zoodat ze, als sterre- beelden zich saamvoegend, tot volkomen duidelijke herinneringen aangroeien. Er behoeft geen twijfel aan te ontstaan: daar binnen is alles 'bewaard gebleven, ook datgene, waarover wij opgehouden hadden ons zeiven te 'bekommeren. Stelselmatig hebben zich alle Indruk ken van ons leven aan elkander gerijd. Rustig blijven ze sluimeren, zoolang zich de stroom van het uitwendige leven over hen heen beweegt; maar een voor een Geachte lezer, het lag in mijn werk plan vast nm binnenkort ter afwisseling van de verschillende rubrieken op deze plaats eens een serie korte verhalen te geven van schijnbaar wonderlijke gebeur tenissen. We leven in den tijd van de suggestie van de auto-euggestie van de massa- suggestie van de zelf-gen.ezing van Ooué en van den telepaat. We leven ln den tijd van de propaganda en bevordering van 'n meer gezond en evenwichtig leven door middel van eigen geestkracht-ontwikkeling. We leven in den tijd van de moraal: wat de krachtige en eerlijke mensch wil, dat kan hij. De geest is het, die 't al regeert. De menschelij'ke geest, de wilskracht van de hersena Dat is een vermogen, waarvan wij b}j benadering de ontzaggelijke 'kracht niet weten. In dien tijd leven we. Er zijn natuurgenezers, die respect af dwingen. Er zijn telepaten en menschen, die door wilskracht zich zelf tot enorme prestaties opvoeren. En nu spreek ik niet van de theater voorstellingen al geef Ik toe, dat men soms voor het propageeren van een on geloofwaardig ding vaak de groote trom te baat moet nemen. Maar ik bedoel de ernstige, serieuze gevallen van geest kracht en wilskracht. Wat ik ln het bijzonder bedoel, dat is het zeer verheugende verschijnsel, dat wij allen in massa door een goeden en groot en geest van wilskracht bezield wor- den, waardoor we ln staat zjjn tot betere prestaties dan b.v. het vorige geslacht Neeim het ziekte- en sterftecijfer. De mensch van tegenwoordig beheerscht zich en geeft zich moeite. Hij oefent en traint z'n gedachten. We dwingen ons tot sport, tot loopen, tot dieper ademhalen tot het vroeg opstaan om (en dat denken we er juist bij) onze physieke gesteldheid te vesbeteMA- We deakea vrijer rui mer we zoeken de ruimte, kampeeren, baden, roeien en zwemmen. Als we iets heel graag willen dan den ken we er zoo intens aan, dat het als naar ons toe komen moetl En ten slotte: We gelooven in den grond van ons hart, dat het allemaal waar is! En het is waar. Ik geloof stellig dat het waar is veel meer waar dan we tot heden op ons zelf toepassen en dan we zelf geloovep. En daarom was ik voornemens een serie korte verhalen te schrijven van schijnbare wonderen. Geen fantasie geen theatervertoo- ning. Geen spot! Pure ernst Verhalen van feiten, die ik met eigen oogen heb aanschouwd en waar aan ik daadwerkelijk deel had. En geen opzienbarende staaltjes van een of ander telepaat in 'n automobiel. Neen staaltjes van bewonderenswaar dige, haast bovennatuurlijke geestkracht door een allereenvoudigst, onbekend boe renman 'n oude stille werkman, zeer geloovig en zonder de minste bluf. Dat was m'n plan. En ik werd er opeens aan herinnerd, toen mij de vorige week door een oud-Indisch gast 'n verhaal werd gedaan van de z.g. „Goena-Goena" of zooals men dat in Indië noemt: „De stille kracht"! Ieder die in Indië is geweest heeft niet alleen gehoord, maar weet vermoedelijk ook wel staaltjes van de bekende stille kracht Ieder weet, dat wijlen Couperus over dit mysterleuse onderwerp 'n boek ln twee deelen geschreven heeft, eveneens ge naamd: „De Stille Kracht". Het verhaaltje dat ik de vorige week hoorde, had niet veel om 't lijf. Strikt ge nomen was het heelemaal geen geval van de echte Goena-Goena. Want onder de Goe*A~$oe*A nntiu we die totpassi*- ':wl T-T- 1 t DE HARINGTREKKERS II. - AAN DEN TREK. zijn ze voor terugroeping vatbaar, indien slechts de organen, die er voor bestemd zijn, ongerept zijn gebleven en ongehin derd hun werk kunnen doen. Aan deze waarneming, die we in de stilte doen, is een groot voordeel verbon den: zij ontneemt ons de vrees, dat een nieuwe indruk ooit ln staat zou zijn een oude geheel uit te wisschen of van zijn plaats te verdrijven. En werkelijk wordt deze overtuiging telkenmale door persoonlijke ervaring gestaafd. Niet zelden gebeurd het, dat we op veel lateren leeftijd in de gelegenheid worden gesteld de omgeving terug te zien, waarin zich de tooneelen onzer kindsheid hebben afgespeeld; we deinzen daarvoor terug, omdat we vreezen dat, door de wijzigingen, die ze ln den loop des tijds hebben ondergaan, een nieuw beeld zich zou Inprenten, dat de oude dierbare herinnering zou vertroebelen. Geen nood, we kunnen rustig daarheen gaan, de veranderingen aanschouwen en ze met het eertijds bestaande vergelijken. Want zie pas zijn ze van ons bezoek teruggekeerd en hebben het nieuwe beeld uit het gezicht verloren, of we zijn in staat het oude ongerept en ongeschonden te doen herrijzen. De beide indrukken doen elkaar geen afbreuk en Mijven naast elkander voort bestaan. Zoo behoeven we ook niet te vreezen, dat het aanschouwen van geliefde dooden de herinnering, die we van hen als leven den hebben, zal doen verbleeken. Nu zullen wij ze zien in de volle bedrij vigheid van hun doelbewust leven, toen vriendschap ons uit hun oogen tegen- straalde of medegevoel op hun trekken te lezen was; dan weder zullen we ze zien zoo als ze rustten op hun laatste legerstede, gen van sterke geestkracht, waarbij den betrokkene eigenlijk nadeel wordt gedaan. Het oefenen van wraak b.v. of het toebren gen van schade op haast onbegrijpelijke, angst aanjagende manier. De Goena-Goena is de geestkracht, die ten kwade wordt aangewend. En wat ik in het bijzonder wilde behan delen was de geestkracht, die ten goede van het Individu kan worden aangewend. Een goede geestkracht, die tot heden nog maar wordt gezien ln sommige enkelin gen, zij het dan voor een natuurgenees- methode of voor theatervertooningen of voor godsdienstige belangen. Maar die en dat ls waar ik heen wil eigenlijk latent in ieder individu leeft en ons nog veel verder brengen kan bij serieuze ontwikkeling, op den weg naar een goede gezondheid, kalmte, angstloos heid voor toekomst en alles wat onzen geest hindert. Het verhaaltje, dat Ik hoorde, kwam hierop neer: Het gebeurde op een dag dat een ge huwde man zijn woning verliet, na met zijn vrouw een hevige woordenwisseling te hebben gehad. Hij bleef eenige dagen en nachten weg. Toen de man 'n week weg was, kreeg de vrouw hevig berouw. Zij bende in de eerste plaats het onverantwoordelijk ka rakter van haar man en ze kreeg spijt over de ruzie en verlangen naar haar man. enfin: Ze wou dat hij weer terug was. Ze wachtte nog twee dagen in spanning en ten slotte radeloos van angst en ver driet. Ze vreesde het ergste. En waar het hart vol van is, loopt de mond van over ze kon niet nalaten om haar gemoed te luchten aan een kennis. En deze kennis was een geloovige in de geestkracht van den mensch erger nog: z}j geloofde in de mogelijkheid van de z.g. „zwarte kunst" van „Goena- Goena" en wat dies meer zij. Zij, deze kennis 'n vrouw stelde voor de hulp ln te roepen van 'n man, dien zij kende en aan wiens kracht ze ge loof schonk. De vrouw weigerde eerst. Zij geloof de niet De ander wachtte nog in vertrouwen af.Er verging wssr 'n dag. De ver slet Sa toen de strijd was uitgestreden en alles was stil geworden, omdat de adel het lichaam was ontvloden en ons niets dan het omhulsel was overgebleven. We zullen het eene zoowel als het an dere zien als momenten van de eeuwige reis, waarvan nooh het eene het begin, noch het andere het eindpunt is. En we zullen het uur van stilte zegenen, dat, evenals de wondervolle sterrenhemel daarboven, ons een trilling deed gevoelen van den wiekslag der oneindigheid. Zou T?. Onderwijzeres: Kan een van jullie me ook zeggen wat het gevaarlijkste deel van een auto ls? Een klein meisje stak dadelijk haar vin- ber op. Ja, juffrouw.De chauffeur! de angst en de radeloosheid, wat het ge zond! verstand tot dusver geweigerd had: De vrouw gaf zich gewonnen en verklaar de zich bereid om naar den zwarte-kunste- naar te gaan. Samen togen de twee vrouwen naar den veel besproken man en meldden zich bij hem. Zij traden zijn eenvoudige woning binnen, waar slechts 'n klein lampje brandde. Plaats genomen moest de vrouw alleen het geval aan den man vertellen en terwijl ze nog maar half uitgesproken was, vroeg hif slechts dit eene: Hoe noemt u uw man in den regel, ik bedoel intiem. Bert, zei de vrouw. Dan weet Ik genoeg zei de geheim zinnige man.U zult uw man terug heb ben binnen 'n week als u dat wilt. Als ik wil? vroeg de echtgenoote. Hoe moet ik dat willen? Door ernstig mee te werken aan zijn terugkeer.Ga nu naar huls en leg uw ongerustheid afVoor ge van avond slapen gaat, begeeft ge u in de stilte van uw slaapkamer en ge doet uw handen aan uw hoofd en zegt: Bert, kom bij mi) terug. Dit herhaalt ge eenige keeren, maar ernstig, vast willend en vertrouwend dat Bert dan terugkomen zal. Meer heb ik u niet te zeggen. En de vrouwen gingen heen. De verlaten vrouw was vreemd tegen over deze situatie. Ze wou het wel geloo ven, maar ze kon het niet. Niettemin deed ze des avonds wat haar gezegd was. Maar niet stevig, doch snikkend zei ze de for mule op, half twijfelend aan het succes. Den volgenden avond herhaalde ze het, doch lachte zich zelf ai haast uit Voor zoover ze nog lachen kon.Den derden avond besloot ze het nog maar een keer te zeggen, want ze begon zich voor haar zonderling avontuur te schamen.Haar man zou toch niet meer terugkomen. Het is bedrog van dien toovenaar.om aan geld! te kamen Toch zei ze het vreemde gebed nog eenmaal dien avond. Den volgenden dag wanhoopte ze meer dan ooit Het werd zes uur, het werd' ze ven, het werd duister.Niets en nie mandJuist wilde ze het licht ontste- toea ar zacht gebeld werd. De wouw schrok. De postlooper was juist voorbij ze verwachtte niemand, behalve dan. En ze Hep naar de deur. Het bloed steeg naar haar hoofd. Zou hij het kunnen zijn?. Met 'n huivering deed ze de deur open en zag ln den schemering 'n mannen figuur. Ben.ben jij het, Bert?.waag de ze te vragen. Ja zei de man buiten.Ik ben het.Wil je me binnen laten? En ze liet hem binnen en had haar man haar Bert hiermee terug. Door de stille kracht beter gezegd: door de eigen, diepere geestkracht van den eenen mensch over den andere was er een schijnbaar wonder geschied. Het meest belangrijke van dit verhaal tje is niet dat de man werkelijk terug kwam. Want dit voorval geeft voor den ongeloovige terecht aanleiding om te zeg gen: Nou ja, maar die man zou uit z'n eigen ook wel terug gekomen zijn, geloof dat maar. En misschien ls het wel zoo. Maar de eigenaardigheid hierbij steekt weer in de nobele houding van den zwartekunst-man. Want niet de vrouw in haar wankelmoedigheid en haar on geloof was het die den man terugbracht. (Stel1 dat hij door middel van deze sug gestie terugkwam.).Zoomin als het de twijfelmoedigheid van Petrus was, die hem op de zee loopen liet.Dat was de goddelijk vaste wil en het onkreukbaar vertrouwen van Jezus zelf. Zoo was het hier. Niet de vrouw door middel van de formule, maar de man had het gedaan. Terwijl hij niettemin voorgaf uit be scheidenheid en wars van alle eer, dat het de vrouw zelf was die het zou kunnen. Daarmede gaf hij haar bovendien een paedagoglsch lesje in zelfvertrouwen, als om haar op te kweeken voor de gedachte: Als ik het maar ernstig en vast wil. dan kan het ook! Maar er zijn Intusschen staaltjes be kend, waarbij het niet zoo gemakkelijk ls te zeggen: Nou dat zou vanzelf ook wel gebeurd zijn. En hiervan hoop ik er u bij tijd en wijlt etniga te verteUtn. f 't Jutte rtje Robtnaon. Bestaat er een bijna wonderlijk lijkende Qeeatkraoht, die goede en kwade vermogena bezit en van den een op den ander kan worden toegepaat ••y». *- _jr - r- v' r— B. Cartl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 7