waar voor Uw geld.
HERMAN NYPELS
NIEUWSBLAD VOOR
HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
HELDER - SCHAGEN
Eerste Blad.
BUITENLAND.
Het geheim van de
Verpleegster
Heeren- en Kinder-
Kleedingmagazijnen
DONDERDAG 14 MEI 1925.
Mei
ENGELAND.
Lord Mllner. f
FEUILLETON.
Zorgt vóór alles
dat ge koopt In solide zaken,
zaken, waarvan ge zéker zijt te
zullen ontvangen:
Beter raad kan niemand U geven.
ITALIË.
DUITSCHLAND.
De eedsaflegging van president
Hindenburg.
HELDERSCHE COURANT
ABONNEMENT PER 8 MAANDEN BIJ VOORUITBETALING-
Heldenche Courant f 1.50; fr. p. p. binnenland f 2_ n
Indlël 0 BOfOro'fOTO landen f 42°-
4rykL"!°'
reep,
Verschijnt Dinsdag, Donderdag, en Zaterdagmiddag
Redacteur-UitgeverO. DE BOER Jr„ HELDER
Bureau: Koningstraat 29 Telefoon: 60 en 412
Post-Girorakonlos No. 16066.
Licht op
voor auto's en fietsen
Oonderdag 14
Vrijdag 16
8.18 uur.
8.16
Londen, 18 Mei. Burggraaf Milner is 70
jaar oud overleden.
De N. R. Ct teekent hierbij aan:
Lord Milner had in de rechten gestu
deerd en was onder Stead's régime als
medewerker bij de Pall Mali Gazette ge
komen. Na drie jaar dienst te hebben ge
daan als financieel secretaris in Egypte
en vijf als voorzitter van den Board of
Inland Revenne, werd hij hooge commis
saris in Zuid-Afrika en gouverneur van
de Kaapkolonie. (1897) Dit was na den in
val van Jameson en de opdracht die hij
meekreeg was, een beleid te ontwerpen
waarbij de Britsche belangen beschermd
zouden worden en aan de Boeren-repu-
bllek recht zou gedaan worden. In hoever
hij dit tweede deel van zijn taak volbracht
heeft, willen wij thans in het midden la
ten. Hij kwam tot de slotsom, dat „cr
geen hoop op vrede en vooruitgang in
Zuid-Afrika kon zijn zoolang in een van
de republieken de Engplschen aan de
Hollanders onderworpya bleven".. Uit die
opvatting van hem moest een onverzoen-
lijko tegenstelling tusschen zijn politiek
en die van president Kruger voortkomen.
Do diplomatieke gedachtenwisseling word
steeds vinniger, tot in Octobor 1899 de
oorlog uitbrak. Nog voor den ongelukki-
gen afloop ervan voor de Boeren, werd
Milner in Februari 1901 met het bestuur
belast over de twee bij voorbaat inge
lijfde republieken.
Tot erkenning van zijn verdiensten
voor het Britsche rijk werd hij op 15 Juli
tot burggraaf verheven. De vroegere re
publieken waren een kroonkolonie ge
worden. Einde 1904 en 1905 begon Milner
pas een stelsel van „verantwoordelijke re
geering" uit .te werken. In Maart 1905
werd het nieuwe stelsel ingevoerd. Toep
nam hij ontslag als hooge commissaris en
dat maakte den weg vrij voor een nieu
wen koers in Zuid-Afrika.
Toen de wereldoorlog uitbrak, kwam
Milner opnieuw naar voren. In December
1916 sloot hij zich bij Lloyd George's coa
litie-ministerie aan. In Februari 1917 ging
hij met een bijzondere opdracht naar
Rusland, om de samenwerking tusschen
Rusland en de Westersche geallieerden te
bevorderen. In het oorlogskabinet werkte
hij hard. In April 1918 volgde hij Lord
Derby op als minister van oorlog, toen de
zaken voor de geallieerden er het hache-
lijkst voor stonden. Vooral aan zijn ver
stand was het te danken dat generaal
Foch met het opperbevel over de geal
lieerde strijdkrachten belast werd. En hij
zelf presideerde den legerraad geduren
de de volgende maanden van het jaar,
die met de overwinning eindigden.
Het laatste belangrijke werk, verrichtte
Milner als voorzitter van de commissie,
die Egypte bezocht, om een nieuwen sta
tus van dit protectoraat voor te bereiden.
Een goede week geleden weri hij door
inneemsche slaapziekte aangetast, die
vandaag een noodlottig einde heeft geno
men.
Hef vraagstuk van de veiligheid.
Het geheime Engelsche
memorandum.
De „Daily Express" bevat een lang uit
treksel uit het door de „New-York World"
gepubliceerd© geheime Engelsche memoran
dum, (zie Held. Courant van Dinsdag jJ.),
dat in laatstgenoemd blad1 drie kolom druks
beslaat. Daar men uit de wijze, waarop
Chamberlain op dé desbetreffende vragen,
hem gesteld, heeft geantwoord, mag beslui
ten, dat het document authentiek is en der
halve "historische waarde heeft, geven wij
hieronder de voornaamste gedeelten, in ver
taling weer.
Het memorandum begint met Rusland
„(Je meest dreigende van onze onzekerheden"
te noemen en zegt van de rest van Europa:
„De eene helft is gevaarlijk nijdig, de an
dere helft gevaarlijk bevreesd". Het gaat dan
als volgt voort: „De kleinere ex-vijanden
Oostenrijk, Hongarije en Bulgarije zijn
zoo volkomen ingesloten en overmand door
hun buren, dat wraak door hen een somber,
subjectief gevoel is geworden eerder dan
een objectieve politieke hoop".
Over Duitschland' zegt het memorandum
het#volgende: „Ofschoon Duitschland1 op het
oogenblik volkomen buiten machte is aan
vallend op te treden, is het zeker, dlat het
met zijn groote militaire chemische poten-
tialiteit vroeg of laat opnieuw een machtigè
militaire factor zal worden. Voor het oogen
blik is zeer wel aannemelijk, dat de meer
verstandige Duitschers den vrede wenschen.
Zij zien in, dat Duitschland' eerst zijn econo
mische en financieele positie moet her
stellen. Zij beseffen, dat het diit alleen kan
in omstandigheden van betrekkelijke stabili
teit, die in het algemeen de uitvoering ver-
eischen van het plan-Dawes en zelfs van het
Verdrag van Versailles.
„Anderzijds zijn zij er zich van bewust
dat Duitschland1 opnieuw sterk zal worden
Er zijn slechts weinig Duitschers, die ern
stig hopen deze kracht, zoo noodig, tegen
het Britsche Rijk aan te wenden. Het mag
zelfs worden betwijfeld, of de meerderheid
der Duitschers thans een oorlog of een
wraakneming tegen Frankrijk wenscht.
Doch met zekerheid1 kan worden beweerd,
dat zoodra Duitschland zich herstelt, er een
duurzame beweging zal ontstaan tot herstel
van wat voor Duitschland de twee aanstoo-
telijke bepalingen zijn van d'e vredesregeling,
n.1. de Poolsche corridor en dte afscheiding
van Silezië."
Het memorandum gaat vervolgens de po
sitie van Frank rijks veiligheid1 na, stelt vast
dat de positie van Polen en Roemenië met
beitrekking tot Duitschland en Rusland pre
cair is, en de Kleine Entente, bedoeld als
een omsingeling van Duitschland, voor
Frankrijk niet voldoende betrouwbaar is,
„het besef waarvan de 'Fransche regeering
vermoedelijk inspireerde om er bij den Vol
kenbond op aan te dringen het protocol voor
een vredelievende regeling van internationale
geschillen te aanvaarden."
In verband met de onwaarschijnlijkheid,
dat het Britsche Rijk het protocol van Ge-
nève zou aanvaarden, zegt het memoran
dum: „Er zijn teekenen, die er op wijzen,
dat de Fransche publieke meening thans
terugkomt op Fochs oorspronkelijk stand-
ADVERTENTIEN:
20 ct p. regel (g&ljerd) Ingeu. steded. (kolombreedte ala redaction.
tekst) dnbbel tarief. Kleine advert. (gevraagd, te koop, te huur)v. 1 t/m 9
regels 40 ct, elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adree: Bnroau
v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijsno. 4 ct
door
MURRAY HERBERT.
21)
Maar er kwam geen antwoord meer op
Dane's geroep. Zoo spoedig dit bericht
door hem gehoord werd, legde Sir Stanton
den hoorn weder neer met eene hand die
sidderde en een kreet van de uiterste ont
zetting ontsnapte hem, terwijl hij. zich om
wendde, onherstelbaar getroffen als
een gebroken man.
Er volgde eene langdurige stilte, in
welke Sir Stanton zichtbaar streed om
zijne krachten te behouden. Hierin slaag
de hij ten laatste; de sidderende handen
kwamen tot rust, het witte gelaat scheen
versteend.
Sir Stanton had de waarheid in een oog
wenk begrepen. Had hij dit niet gedaan,
dan zouden Philip's gezioht en Philip's
oogen oogen, waarin een oneindige
angst te lezen stond hem deze onthuld
hebben. Het fleschje uit zijn zak halende
en voor zich op tafel plaatsende, sprak hij,
Firnlim geheel veronaohtzamend, alsof hij
met Philip alleen in het vertrek was.
„Wij moeten nu dat onderhoud hebben,
Philip," zei hij, „hoewel het anders zal
zijn, dan ik mij eerst had voorgenomen.
De vloeistof in deze flesch Is een onfeil
baar en doodelijlk vergift, dat geen sporen
nalaat Het lr, maar op éene plaats ver
krijgbaar In Engeland, aoover ik weet
Ingezonden MededeeUng.
punt, zoodat het hoe langer hoe moeilijker
zal zijn vóór een Fransche regeering het
Rijnland te ontruimen, tenzij en totdfct zij
een compensatiewaarborg voor Frankrijke
toekomstige veiligheid' krijgt."
Het memorandum constateert verdér, dat
op het oogenblik in zulke vitale quaesties
van den Volkenbond geen veiligheid te ver
wachten is en zegt dan: „In een toestand
van zulke onzekerheid is het eenige ge
zonde standpunt vtta Britsche politiek het
pad der Britsche belangen. De weg is te
donker voor eenig altruïsme of afdwaling.
Het is onze eenige veiligheid, die de eenige
overweging moet blijven." Deze veiligheid
bestaat, zegt het memorandum verder: lo.
in de verdediging van de Individheele Do
minions; 2o. in de verdediging van de ver
bindingen ter zee tusschen Groot-Brittan-
nië en de Individueel© Dominions; 3o. in dé
verdediging van Groot-Brittannië zelf als
het hart. van het Rijk.
Het memorandum zegt vervolgens, dat de
verdediging van Groot-Brittannië het nood
zakelijk maakt, dat geen enkele mogendheid
in staat is, de Kanaal- en Noorcüzee-havens
te bezetten of te domineeren; dat de vijan
digheid van Frankrijk en België en, meer
incidenteel, Nederland, Duitschland en De
nemarken, of van een combinatie van deze
landen, wordt vermeden; dat geen enkele
mogendheid met België of Frankrijk in oor
log, toegestaan wordlt, deze landen binnen te
vallen, waardoor dé status quo van de Ka
naalhavens zou worden bedreigd!, of Groot-
Brittannië aan aanvallen uit de lucht worden
blootgesteld1; dat'het dientengevolge voor dé
Britsche, en diaarom voor de rijksverdediging
noodig is, een of andére overeenkomst met
Frankrijk en België te sluiten, die van on
zen kant een waarborg inhoudt, dat déze
gebiedén niét in andére handen vallen.
Ben manifest van dien Koning.
Volgens ©en telegram uit Rome zal de
Koning, ter gelegenheid van den 26sten
verjaardag van zijn troonsbestijging, een
manifest tot het volk richten. Dit is bijna
zonder precedént en men hecht ©r groote
beteekenis aan. Hij zou daarin een beroep
doen op de eendracht en een vrij ruime
dat is in mijn laboratorium in Harley
Street. Ontken je, dat je er daar wat van
weggenomen hebt en dat hebt neergezet
naast het bed van Geoffrey in St. Gaul?"
Philip keek naar zijn vaders verschrik
kelijk gelaat
„Neen," antwoordde hij. zeer zwakjes,
„ik ontken niet. Het is waar."
„Ik weet, dat je zooiets ln den zin bad,
van het eerste 'begin af. Ik had alles wil
len opofferen, oon je te kunnen weerhou
den. Ik heb alles gedaan, wat in mijn ver
mogen was. Deze laatste week heb ik alle
nachten aan de speeltafels doorgebraoht.
Ik hoopte als een oude dwaas, geld voor
jou te zullen winnen om je schulden te
voldoen en je leven weer vrij: te maken
als voorheen. Maar Ik vergiste mij1; ik ver
loor alles; mijne schulden zijn zoo groot,
dat ik ze niet meer onder de oogen durf
zien. Het huis in Harley Street is nog
mijn eigendom, maar behalve dat ben ik
er precies eender aan toe als de bedelaars
op straat. Dat was het, wat ik je vanavond
had willen zeggen."
„Vader," riep Philip, „ik.ik....
nooit gedacht
„Er is niets, wat je kunt zeggen, dat ook
maar in het minst 'kan helpen." Sir Stan
ton verzamelde nieuwe kracht, terwijl hij
voortging. Zijne stem, helder als een klok,
was koud en hard. Het was alsof alles, wat
meneohelijk was, uit hem was verdwenen.
Firnim zat bewegingloos, niet ln staat
zijne oogen van dit beklagenswaardige
gelaat af te wenden.
„Jij waart voo% mij alles, Philip. Jij
waart alles wat ik ln de wereld had. Ik
ben vermoeid; ik ben geheel op. Als Ik
ooit in 61 Gaul terugkwam, sou ik Dane
moeoen Mggsn, vat ik west Hij
reeds, dat het vergift alleen van mij af
komstig kan zijn. Maar ik zal nooit terug
gaan naar St. Gaul."
„Wat bedoelt u?" riep Philip met een
nieuwen1 schrik in zijn hart en zag daarbij,
terwijl zijne handen slap neervielen, zijn
vader met half gesloten oogen aan.
„Dane zal Jou niet behoeven te verden
ken. Ik zal Je nogmaals redden. Ik zal je
weer een goede kans geven de laatste.
Het leven is voor mij niets meer waard. Be
schonk jou het leven, Philip; zie wat je er
van 'kunt maken. Vaarwel." Sir Stanton
ontkurkte het fleschje. Maurice Firnim,
die ten laatste zijne bedoeling begreep,
sprong voorwaarts, doch het was reeds te
laat. Sir Stanton had het hoofd achterover
geworpen en hield de flesch reeds aan
de lippen. Zij viel en brak aan scherven,
toen Firnim woest en hopeloos den arm
uitstrekte. Sir Stanton was een weinig
voorover gezakt en zijne oogen staarden
in de verte. Daarop, slechts eene seconde
later, scheen het alsof zijn hoofd en romp
op de tafel neergesmakt werden. Maurioe
Firnim zag, dat hij dood was. Naar Philip
opziende, 'bemerkte hij, dat deze bewuste
loos was. Hij besteedde geen aandacht aan
het lichaam van zijn ouden vriend en
cliënt, dat half over de tafel uitgestrekt
lag, hoewel de stoel van den overledene
vlak naast den zijnen stond. Maurice Fir-
nlm's geest was tot het uiterste gespannen
en hij was zeer helder wakker. Behalve
dien eersten blik schonk hij aan Philip
evenmin eenige aandacht, die in elkander
gedoken een eindje verder zat. Als hij' bij
kwam, zou de noodzakelijkheid om dade
lijk iets te doen, hem wel opwekken tot
het vormen van nieuwe plannen en het
nemen van nieuwe besluiten. Het geld van
amnestie verkondigen. Dit manifest zou
samenvallen met het verlaten, door Mus-
solini, van de sterke regeerwijze en zelfs
een voorspel ziju voor het Intreden van
niet-fascisten in het ministerie.
Berlijn, 12 Mei. De eigenlijke plechtig
heid1 van de eedsaflegging van Hindenburg
ging zeer eenvoudig in zijn werk. De estra
des in de groote zaal van den Rijksdag wa
ren overtrokken met de zwart-rood-gouden
vlag en aan beide zijden versierd met he
melsblauwe hortensias. De stoel van den
president was weggenomen, daarentegen
was de achterwand versierd met een stan
daard van den rijkspresident. De volte was
ongetwijfeld een bezienswaardigheid. Meer
dan 2000 menschen waren in de zaal en op
de tribunes aanwezig. Alle partijen waren,
met inbegrip van dé communisten, haast
voltallig tegenwoordig.
De meeste afgevaardigden zijn in het
zwart. Bij de volkschen ziet men Luden-
dorff.
.Even over twaalf komt Loebe door de
deur rechts en gelijktijdig Hindenburg dóór
dé deur links de zaal binnen. Alle aanwezi
gen verheffen zich van hun zetel. De com
munisten met roode rozen in hun knoopsgat
roepen: „Wég met de monarchie! leve dé
radenrepubliek I" Daarop verlaten ze de zaal.
Hierop spreekt de rijksdagpresident de
volgende verwelkoming uit.
Veldmaarschalk: „Het Duitsche volk
heeft u op 26 April tot president van het
rijk gekozen en u daarmede op de hoogste
plaats van de republiek geroepen". Loebe
verzoekt daarop Hindenburg in overeenstem
ming met art. 42 van de grondwet den voor
geschreven eed af te leggen.
Hindenburg leest daarop de eedsformule
uit een leeren mappe, voorzien met een
gouden adelaar, voor, en voegt er aan toe,
„zoo waarlijk helpe mij God".
President Loebe houdt daarop een korte
toespraak van den volgenden inhoud'.
Mijnheer de rijkspresident:
Door het afleggen van dén eed1 zijt ge
jegens het Duitsche volk gebonden. Ik be
groet u uit naam van de volksvertegenwoor
diging en geef uiting aan de hoop, dat bet
in het tijdperk van uw bewind moge geluk
ken, den onder uw voorganger rijkspresi
dent Ebert in de laatste jaren begonnen
economischen bloei van ons land1 voort te
zetten, de met succes ingeleide toenadering
tot het buitenland te bestendigen en aldüs
de vreeselijke nawerking van den oorlog,
waaronder nog heden ontelbaren van onze
landélieden lijden, langzamerhand uit den
weg te ruimen.
Verschillende economische verwachtingen
worden gelijk u bekend1 is vastgeknoopt aan
iedere wisseling van hooge bewindsmannen.
Moge het aan de samenwerking van dé daar
toe geroepen personen en lichamen geluk
ken de vervulbare wenschen nader tot een
verwezenlijking te brengen en ook naar
buiten het Duitsche rijk als gelijkgerechtigd
lid in de Európeesche volksfamilie te doen
opnemen. Aanvaardt met deze wenschen,
mijnheer de rijkspresident, uw hooge ambtl
Hindenburg neemt dlaarop een papier en
begint een kort antwoord met schorre, maar
toch niet onduidelijke stem voor te lezen.
In den aanhef vergist hij zich en zegt
abusievelijk tot Loebe: ,)Mynheer de Rijks
president! Aanvaard mijn harteiyken dank
voor de welkomstwoorden, die ge zooeven
in naam van de 'Duitsche volksvertegen
woordiging hebt gesproken, nadat ik over
eenkomstig dé republikeinsche grondwet van
11 Augustus 1919 dén eed als rijkspresident
heb afgelegd. Rijksdag en rijkspresident be-
hooren tezamen, want ze zijn beidé uit dé
verkiezing van het Duitsche volk voortge
komen. Alleen aan dezen gemeenschappe-
lijken grondslag ontleenen zij hun macht.
Beide tezamen vormen ze de belichaming
van de volkssouvereiniteit, die den grond
slag vormt van ons heele tegenwoordige
constitutioneel© leven. Dat is d'e diepe be
teekenis van de grondwet, waarop ik zoo
even door mijn woord' van eer plechtig heb
gezworen. Terwijl de Rijksdag de plaats is,
waar de tegenstellingen dér wereldbeschou
wingen en de politieke overtuigingen met
elkaar worstelen, moet dé rijkspresident zich
ln dienst stellen van een onpartijdige con-
oentratie van alle krachten van ons volk, die
willen werken en herbouwen.
„Ook te dezer plaatse verklaar ik dén ook
nog eens uitdrukkelijk, dat ik met bijzondere
toewijding mij op déze taak van vereeniging
van ons land' wil toeleggen". (Toejuichingen
aan de rechterzijde).
„Deze groote taak zal aanmerkelijk wor
den verlicht indien ook ln het parlement dé
strijd der partijen niet om voordeelen gaat
van een partij of stand, maar met het meeste
succes ons zwaar beproefdé volk dient.
„Ik hoop en vertrouw, dat de edele wed1-
strijd om de plichtsvervuiling de veilige
grondslag zal zijn, waarop wij na den strijd
der meeningen ons tot gemeenschappelijken
arbeid zullen vereenigen."
President Loebe roept daarop: „Leve het
Duitsche rijk en het in de Duitsche repu
bliek vereenigd© Duitsche volk!"
De rijksdag stemt ln met een driewerf
hoog en de zaal stroomt leeg.
Een manifest aan het Duitsche volk.
Rijkspresident Hindenburg heeft een
manifest tot het Duitsche volk gericht,
waarin hij verklaart, al zijn krachten te
zullen wijden aan het heil van het volk,
aan de waarborging van de grondwet en
wetgeving en gerechtigheid te zullen be
trachten tegenover een ieder. Vervolgens
doet hij een beroep op het geheele Duit
sche volk om samen te werken.
„Mijn arbeid en mijn streven", aldus
verklaart de rijkspresident, „behooren
niet een enkeling, niet één stam of één
godsdienst, niet één partij, maar het ge
heel van het Duitsche volk. Ik vertrouw
op den bijstand van den eeuwigen God,
die ons ook door den zwaren tijd van el
lende genadiglijk heeft heengeleid. Ik
vertrouw op de onsterfelijke levenskracht
van het Duitsche volk, welke zich in een
lang en roemrijk verleden heeft doen
kennen. Ik vertrouw op de offervaardig
heid en den wil om te leven van het Duit
sche volk, die juist in de moeilijkste tij
den gebleken zijn. Ik vertrouw ten slotte
op de groote idee van de rechtvaardig
heid, waarvan de met alle kracht na te
streven overwinning ook het Duitsche
volk weer een hem waardige plaats in de
wereld verschaffen zal."
„Wij willen ook verder", zoo vervolgt
het manifest, „gemeenschappelijk er naar
streven door eerlijken en vredelievenden
arbeid ons een gerechtvaardigde aan
spraak op achting en waardeering bij de
andere volken te verwerven en den Duit-
schen naam te bevrijden van den onge-
oom Anthony was toch niet zoo gemakke
lijk te krijgen als hij' eerst gedacht had.
Nu begon Philip May zich traag te be
wegen, keek eerst een paar maal naar het
licht, voor hij vaag een blik om zich heen
wierp. Hij zag Firnim aan met een soort
verwondering, voordat, zijn dwalende blik
op zijn vader kwam te rusten, die daar
zoo bewegingloos en wonderlijk bleef zit
ten. Een akelig, ongearticuleerd geluid
'kwam van zijne gescheiden lippen en de
spieren van zijn gelaat vertrokken zioh
op eene bespottelijke manier.
„Er moet les gedaan worden," merkte
Firnim op. „Wij hebben nog maar drie
uren voor de dag aanbreekt."
Hij ging met opzet voor Philip staan,
zoodoende den aanblik op het lichaam van
Sir Stanton voor hem verbergend en met
de hand achterwaarts in die richting wij
zende, zeide hij: „En voor het aanbreken
van den dag moeten jij' en ik je vader er
gens heenbrengen en hem zoo verzorgen,
dat er geen achterdocht kan ontstaan en
dat geen enkele schakel hem aan deze
kamer verbindt."
Philip stamelde een verwarde vraag.
„Denk na, man, denk na," stootte Fir
nim uit. „Je zult dadelijk wel 'bijkomen.
Let opi Neem eens aan, dat Je van dit alles
niets afwist." Firnim stond daar met de
uitdrukking van een vos, welke hij1 altijd
aannam, als de groote momenten kwamen.
„Je 'bent nog niet in staat, om de zaken
koel te bekijken. Maar neem nu aan, dat
je hiervan niets afwist," weer die snelle
achterwaartsche beweging van zijne hand
„en dat je zoo juist van de straat hier
binnenkwam.
Philip slaakte op dit gezegde uit het
diepst van zijne angstige ellende een kreet
als van een gemartelde.
„Veronderstel, dat je binnenkwam en
zou zien1, wat hier nu ln deze kamer is,
wat zouden wij dan wel voor een verhaal
tje kunnen vertellen, dat je ook maar een
oogenblik zoudt gelooven? Geen enkel,
dat steekhoudend zou zijn. Waarom zou Sir
Stanton hier komen om zelfmoord te ple
gen? Je vader wist niet meer wat hij deed
na dat ongelukkige telefoongesprek en
wij moeten ons best doen hier zoo goed
mogelijk ons uit te redden. O, ik meen dit
alles zeer ernstig!" voegde hij er bij, toen
Philip eene stuipachtige beweging maak
te. „Heb je mij. niet verteld, dat je thuis
herhaaldelijk met hem getwist hebt, se
dert Geoffrey's komst ln St. Gaul"? Mau
rice Firnim stond daar met onveranderlijk
gelaat. Met eene bepaalde bedoeling, den
man tegenover hem volkomen doorgron
dende, bleef hij op hetzelfde aanbeeld ha
meren.
„Wij zouden geen verhaal ln elkander
kunnen zetten, dat den toedracht op be
vredigende wijze zou verklaren, Philip 1"
Hy hield even op. „Tenzy wy de waarheid
vertelden tenzy wy alles, van het eerste
tot het laatste vertelden. Maar dat zou jou
er achter brengen' en een vonnis van een
jaar of vyftien beteekenen wegens moord
aanslag. Die dweil van een zuster Anna
met haar liefeiyke kiekje o, getuigen
voor de waarheid zouden we genoeg kun
nen krygen'1"
Maurice Firnim zweeg en wierp een on
derzoekenden blik op het armzalige gelaat
van den huiverenden man tegenover hem.
(Wordt vervolgd).
t