waar voor Uw geld. HERMAN NYPELS NIEUWSBLAD VOOR HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA HELDER - SCHAGEN Eerste Blad. BUITENLAND. Het geheim van de Verpleegster Heeren- en Kinder- Kleedingmagazijnen DONDERDAG 14 MEI 1925. Mei ENGELAND. Lord Mllner. f FEUILLETON. Zorgt vóór alles dat ge koopt In solide zaken, zaken, waarvan ge zéker zijt te zullen ontvangen: Beter raad kan niemand U geven. ITALIË. DUITSCHLAND. De eedsaflegging van president Hindenburg. HELDERSCHE COURANT ABONNEMENT PER 8 MAANDEN BIJ VOORUITBETALING- Heldenche Courant f 1.50; fr. p. p. binnenland f 2_ n Indlël 0 BOfOro'fOTO landen f 42°- 4rykL"!°' reep, Verschijnt Dinsdag, Donderdag, en Zaterdagmiddag Redacteur-UitgeverO. DE BOER Jr„ HELDER Bureau: Koningstraat 29 Telefoon: 60 en 412 Post-Girorakonlos No. 16066. Licht op voor auto's en fietsen Oonderdag 14 Vrijdag 16 8.18 uur. 8.16 Londen, 18 Mei. Burggraaf Milner is 70 jaar oud overleden. De N. R. Ct teekent hierbij aan: Lord Milner had in de rechten gestu deerd en was onder Stead's régime als medewerker bij de Pall Mali Gazette ge komen. Na drie jaar dienst te hebben ge daan als financieel secretaris in Egypte en vijf als voorzitter van den Board of Inland Revenne, werd hij hooge commis saris in Zuid-Afrika en gouverneur van de Kaapkolonie. (1897) Dit was na den in val van Jameson en de opdracht die hij meekreeg was, een beleid te ontwerpen waarbij de Britsche belangen beschermd zouden worden en aan de Boeren-repu- bllek recht zou gedaan worden. In hoever hij dit tweede deel van zijn taak volbracht heeft, willen wij thans in het midden la ten. Hij kwam tot de slotsom, dat „cr geen hoop op vrede en vooruitgang in Zuid-Afrika kon zijn zoolang in een van de republieken de Engplschen aan de Hollanders onderworpya bleven".. Uit die opvatting van hem moest een onverzoen- lijko tegenstelling tusschen zijn politiek en die van president Kruger voortkomen. Do diplomatieke gedachtenwisseling word steeds vinniger, tot in Octobor 1899 de oorlog uitbrak. Nog voor den ongelukki- gen afloop ervan voor de Boeren, werd Milner in Februari 1901 met het bestuur belast over de twee bij voorbaat inge lijfde republieken. Tot erkenning van zijn verdiensten voor het Britsche rijk werd hij op 15 Juli tot burggraaf verheven. De vroegere re publieken waren een kroonkolonie ge worden. Einde 1904 en 1905 begon Milner pas een stelsel van „verantwoordelijke re geering" uit .te werken. In Maart 1905 werd het nieuwe stelsel ingevoerd. Toep nam hij ontslag als hooge commissaris en dat maakte den weg vrij voor een nieu wen koers in Zuid-Afrika. Toen de wereldoorlog uitbrak, kwam Milner opnieuw naar voren. In December 1916 sloot hij zich bij Lloyd George's coa litie-ministerie aan. In Februari 1917 ging hij met een bijzondere opdracht naar Rusland, om de samenwerking tusschen Rusland en de Westersche geallieerden te bevorderen. In het oorlogskabinet werkte hij hard. In April 1918 volgde hij Lord Derby op als minister van oorlog, toen de zaken voor de geallieerden er het hache- lijkst voor stonden. Vooral aan zijn ver stand was het te danken dat generaal Foch met het opperbevel over de geal lieerde strijdkrachten belast werd. En hij zelf presideerde den legerraad geduren de de volgende maanden van het jaar, die met de overwinning eindigden. Het laatste belangrijke werk, verrichtte Milner als voorzitter van de commissie, die Egypte bezocht, om een nieuwen sta tus van dit protectoraat voor te bereiden. Een goede week geleden weri hij door inneemsche slaapziekte aangetast, die vandaag een noodlottig einde heeft geno men. Hef vraagstuk van de veiligheid. Het geheime Engelsche memorandum. De „Daily Express" bevat een lang uit treksel uit het door de „New-York World" gepubliceerd© geheime Engelsche memoran dum, (zie Held. Courant van Dinsdag jJ.), dat in laatstgenoemd blad1 drie kolom druks beslaat. Daar men uit de wijze, waarop Chamberlain op dé desbetreffende vragen, hem gesteld, heeft geantwoord, mag beslui ten, dat het document authentiek is en der halve "historische waarde heeft, geven wij hieronder de voornaamste gedeelten, in ver taling weer. Het memorandum begint met Rusland „(Je meest dreigende van onze onzekerheden" te noemen en zegt van de rest van Europa: „De eene helft is gevaarlijk nijdig, de an dere helft gevaarlijk bevreesd". Het gaat dan als volgt voort: „De kleinere ex-vijanden Oostenrijk, Hongarije en Bulgarije zijn zoo volkomen ingesloten en overmand door hun buren, dat wraak door hen een somber, subjectief gevoel is geworden eerder dan een objectieve politieke hoop". Over Duitschland' zegt het memorandum het#volgende: „Ofschoon Duitschland1 op het oogenblik volkomen buiten machte is aan vallend op te treden, is het zeker, dlat het met zijn groote militaire chemische poten- tialiteit vroeg of laat opnieuw een machtigè militaire factor zal worden. Voor het oogen blik is zeer wel aannemelijk, dat de meer verstandige Duitschers den vrede wenschen. Zij zien in, dat Duitschland' eerst zijn econo mische en financieele positie moet her stellen. Zij beseffen, dat het diit alleen kan in omstandigheden van betrekkelijke stabili teit, die in het algemeen de uitvoering ver- eischen van het plan-Dawes en zelfs van het Verdrag van Versailles. „Anderzijds zijn zij er zich van bewust dat Duitschland1 opnieuw sterk zal worden Er zijn slechts weinig Duitschers, die ern stig hopen deze kracht, zoo noodig, tegen het Britsche Rijk aan te wenden. Het mag zelfs worden betwijfeld, of de meerderheid der Duitschers thans een oorlog of een wraakneming tegen Frankrijk wenscht. Doch met zekerheid1 kan worden beweerd, dat zoodra Duitschland zich herstelt, er een duurzame beweging zal ontstaan tot herstel van wat voor Duitschland de twee aanstoo- telijke bepalingen zijn van d'e vredesregeling, n.1. de Poolsche corridor en dte afscheiding van Silezië." Het memorandum gaat vervolgens de po sitie van Frank rijks veiligheid1 na, stelt vast dat de positie van Polen en Roemenië met beitrekking tot Duitschland en Rusland pre cair is, en de Kleine Entente, bedoeld als een omsingeling van Duitschland, voor Frankrijk niet voldoende betrouwbaar is, „het besef waarvan de 'Fransche regeering vermoedelijk inspireerde om er bij den Vol kenbond op aan te dringen het protocol voor een vredelievende regeling van internationale geschillen te aanvaarden." In verband met de onwaarschijnlijkheid, dat het Britsche Rijk het protocol van Ge- nève zou aanvaarden, zegt het memoran dum: „Er zijn teekenen, die er op wijzen, dat de Fransche publieke meening thans terugkomt op Fochs oorspronkelijk stand- ADVERTENTIEN: 20 ct p. regel (g&ljerd) Ingeu. steded. (kolombreedte ala redaction. tekst) dnbbel tarief. Kleine advert. (gevraagd, te koop, te huur)v. 1 t/m 9 regels 40 ct, elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adree: Bnroau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijsno. 4 ct door MURRAY HERBERT. 21) Maar er kwam geen antwoord meer op Dane's geroep. Zoo spoedig dit bericht door hem gehoord werd, legde Sir Stanton den hoorn weder neer met eene hand die sidderde en een kreet van de uiterste ont zetting ontsnapte hem, terwijl hij. zich om wendde, onherstelbaar getroffen als een gebroken man. Er volgde eene langdurige stilte, in welke Sir Stanton zichtbaar streed om zijne krachten te behouden. Hierin slaag de hij ten laatste; de sidderende handen kwamen tot rust, het witte gelaat scheen versteend. Sir Stanton had de waarheid in een oog wenk begrepen. Had hij dit niet gedaan, dan zouden Philip's gezioht en Philip's oogen oogen, waarin een oneindige angst te lezen stond hem deze onthuld hebben. Het fleschje uit zijn zak halende en voor zich op tafel plaatsende, sprak hij, Firnlim geheel veronaohtzamend, alsof hij met Philip alleen in het vertrek was. „Wij moeten nu dat onderhoud hebben, Philip," zei hij, „hoewel het anders zal zijn, dan ik mij eerst had voorgenomen. De vloeistof in deze flesch Is een onfeil baar en doodelijlk vergift, dat geen sporen nalaat Het lr, maar op éene plaats ver krijgbaar In Engeland, aoover ik weet Ingezonden MededeeUng. punt, zoodat het hoe langer hoe moeilijker zal zijn vóór een Fransche regeering het Rijnland te ontruimen, tenzij en totdfct zij een compensatiewaarborg voor Frankrijke toekomstige veiligheid' krijgt." Het memorandum constateert verdér, dat op het oogenblik in zulke vitale quaesties van den Volkenbond geen veiligheid te ver wachten is en zegt dan: „In een toestand van zulke onzekerheid is het eenige ge zonde standpunt vtta Britsche politiek het pad der Britsche belangen. De weg is te donker voor eenig altruïsme of afdwaling. Het is onze eenige veiligheid, die de eenige overweging moet blijven." Deze veiligheid bestaat, zegt het memorandum verder: lo. in de verdediging van de Individheele Do minions; 2o. in de verdediging van de ver bindingen ter zee tusschen Groot-Brittan- nië en de Individueel© Dominions; 3o. in dé verdediging van Groot-Brittannië zelf als het hart. van het Rijk. Het memorandum zegt vervolgens, dat de verdediging van Groot-Brittannië het nood zakelijk maakt, dat geen enkele mogendheid in staat is, de Kanaal- en Noorcüzee-havens te bezetten of te domineeren; dat de vijan digheid van Frankrijk en België en, meer incidenteel, Nederland, Duitschland en De nemarken, of van een combinatie van deze landen, wordt vermeden; dat geen enkele mogendheid met België of Frankrijk in oor log, toegestaan wordlt, deze landen binnen te vallen, waardoor dé status quo van de Ka naalhavens zou worden bedreigd!, of Groot- Brittannië aan aanvallen uit de lucht worden blootgesteld1; dat'het dientengevolge voor dé Britsche, en diaarom voor de rijksverdediging noodig is, een of andére overeenkomst met Frankrijk en België te sluiten, die van on zen kant een waarborg inhoudt, dat déze gebiedén niét in andére handen vallen. Ben manifest van dien Koning. Volgens ©en telegram uit Rome zal de Koning, ter gelegenheid van den 26sten verjaardag van zijn troonsbestijging, een manifest tot het volk richten. Dit is bijna zonder precedént en men hecht ©r groote beteekenis aan. Hij zou daarin een beroep doen op de eendracht en een vrij ruime dat is in mijn laboratorium in Harley Street. Ontken je, dat je er daar wat van weggenomen hebt en dat hebt neergezet naast het bed van Geoffrey in St. Gaul?" Philip keek naar zijn vaders verschrik kelijk gelaat „Neen," antwoordde hij. zeer zwakjes, „ik ontken niet. Het is waar." „Ik weet, dat je zooiets ln den zin bad, van het eerste 'begin af. Ik had alles wil len opofferen, oon je te kunnen weerhou den. Ik heb alles gedaan, wat in mijn ver mogen was. Deze laatste week heb ik alle nachten aan de speeltafels doorgebraoht. Ik hoopte als een oude dwaas, geld voor jou te zullen winnen om je schulden te voldoen en je leven weer vrij: te maken als voorheen. Maar Ik vergiste mij1; ik ver loor alles; mijne schulden zijn zoo groot, dat ik ze niet meer onder de oogen durf zien. Het huis in Harley Street is nog mijn eigendom, maar behalve dat ben ik er precies eender aan toe als de bedelaars op straat. Dat was het, wat ik je vanavond had willen zeggen." „Vader," riep Philip, „ik.ik.... nooit gedacht „Er is niets, wat je kunt zeggen, dat ook maar in het minst 'kan helpen." Sir Stan ton verzamelde nieuwe kracht, terwijl hij voortging. Zijne stem, helder als een klok, was koud en hard. Het was alsof alles, wat meneohelijk was, uit hem was verdwenen. Firnim zat bewegingloos, niet ln staat zijne oogen van dit beklagenswaardige gelaat af te wenden. „Jij waart voo% mij alles, Philip. Jij waart alles wat ik ln de wereld had. Ik ben vermoeid; ik ben geheel op. Als Ik ooit in 61 Gaul terugkwam, sou ik Dane moeoen Mggsn, vat ik west Hij reeds, dat het vergift alleen van mij af komstig kan zijn. Maar ik zal nooit terug gaan naar St. Gaul." „Wat bedoelt u?" riep Philip met een nieuwen1 schrik in zijn hart en zag daarbij, terwijl zijne handen slap neervielen, zijn vader met half gesloten oogen aan. „Dane zal Jou niet behoeven te verden ken. Ik zal Je nogmaals redden. Ik zal je weer een goede kans geven de laatste. Het leven is voor mij niets meer waard. Be schonk jou het leven, Philip; zie wat je er van 'kunt maken. Vaarwel." Sir Stanton ontkurkte het fleschje. Maurice Firnim, die ten laatste zijne bedoeling begreep, sprong voorwaarts, doch het was reeds te laat. Sir Stanton had het hoofd achterover geworpen en hield de flesch reeds aan de lippen. Zij viel en brak aan scherven, toen Firnim woest en hopeloos den arm uitstrekte. Sir Stanton was een weinig voorover gezakt en zijne oogen staarden in de verte. Daarop, slechts eene seconde later, scheen het alsof zijn hoofd en romp op de tafel neergesmakt werden. Maurioe Firnim zag, dat hij dood was. Naar Philip opziende, 'bemerkte hij, dat deze bewuste loos was. Hij besteedde geen aandacht aan het lichaam van zijn ouden vriend en cliënt, dat half over de tafel uitgestrekt lag, hoewel de stoel van den overledene vlak naast den zijnen stond. Maurice Fir- nlm's geest was tot het uiterste gespannen en hij was zeer helder wakker. Behalve dien eersten blik schonk hij aan Philip evenmin eenige aandacht, die in elkander gedoken een eindje verder zat. Als hij' bij kwam, zou de noodzakelijkheid om dade lijk iets te doen, hem wel opwekken tot het vormen van nieuwe plannen en het nemen van nieuwe besluiten. Het geld van amnestie verkondigen. Dit manifest zou samenvallen met het verlaten, door Mus- solini, van de sterke regeerwijze en zelfs een voorspel ziju voor het Intreden van niet-fascisten in het ministerie. Berlijn, 12 Mei. De eigenlijke plechtig heid1 van de eedsaflegging van Hindenburg ging zeer eenvoudig in zijn werk. De estra des in de groote zaal van den Rijksdag wa ren overtrokken met de zwart-rood-gouden vlag en aan beide zijden versierd met he melsblauwe hortensias. De stoel van den president was weggenomen, daarentegen was de achterwand versierd met een stan daard van den rijkspresident. De volte was ongetwijfeld een bezienswaardigheid. Meer dan 2000 menschen waren in de zaal en op de tribunes aanwezig. Alle partijen waren, met inbegrip van dé communisten, haast voltallig tegenwoordig. De meeste afgevaardigden zijn in het zwart. Bij de volkschen ziet men Luden- dorff. .Even over twaalf komt Loebe door de deur rechts en gelijktijdig Hindenburg dóór dé deur links de zaal binnen. Alle aanwezi gen verheffen zich van hun zetel. De com munisten met roode rozen in hun knoopsgat roepen: „Wég met de monarchie! leve dé radenrepubliek I" Daarop verlaten ze de zaal. Hierop spreekt de rijksdagpresident de volgende verwelkoming uit. Veldmaarschalk: „Het Duitsche volk heeft u op 26 April tot president van het rijk gekozen en u daarmede op de hoogste plaats van de republiek geroepen". Loebe verzoekt daarop Hindenburg in overeenstem ming met art. 42 van de grondwet den voor geschreven eed af te leggen. Hindenburg leest daarop de eedsformule uit een leeren mappe, voorzien met een gouden adelaar, voor, en voegt er aan toe, „zoo waarlijk helpe mij God". President Loebe houdt daarop een korte toespraak van den volgenden inhoud'. Mijnheer de rijkspresident: Door het afleggen van dén eed1 zijt ge jegens het Duitsche volk gebonden. Ik be groet u uit naam van de volksvertegenwoor diging en geef uiting aan de hoop, dat bet in het tijdperk van uw bewind moge geluk ken, den onder uw voorganger rijkspresi dent Ebert in de laatste jaren begonnen economischen bloei van ons land1 voort te zetten, de met succes ingeleide toenadering tot het buitenland te bestendigen en aldüs de vreeselijke nawerking van den oorlog, waaronder nog heden ontelbaren van onze landélieden lijden, langzamerhand uit den weg te ruimen. Verschillende economische verwachtingen worden gelijk u bekend1 is vastgeknoopt aan iedere wisseling van hooge bewindsmannen. Moge het aan de samenwerking van dé daar toe geroepen personen en lichamen geluk ken de vervulbare wenschen nader tot een verwezenlijking te brengen en ook naar buiten het Duitsche rijk als gelijkgerechtigd lid in de Európeesche volksfamilie te doen opnemen. Aanvaardt met deze wenschen, mijnheer de rijkspresident, uw hooge ambtl Hindenburg neemt dlaarop een papier en begint een kort antwoord met schorre, maar toch niet onduidelijke stem voor te lezen. In den aanhef vergist hij zich en zegt abusievelijk tot Loebe: ,)Mynheer de Rijks president! Aanvaard mijn harteiyken dank voor de welkomstwoorden, die ge zooeven in naam van de 'Duitsche volksvertegen woordiging hebt gesproken, nadat ik over eenkomstig dé republikeinsche grondwet van 11 Augustus 1919 dén eed als rijkspresident heb afgelegd. Rijksdag en rijkspresident be- hooren tezamen, want ze zijn beidé uit dé verkiezing van het Duitsche volk voortge komen. Alleen aan dezen gemeenschappe- lijken grondslag ontleenen zij hun macht. Beide tezamen vormen ze de belichaming van de volkssouvereiniteit, die den grond slag vormt van ons heele tegenwoordige constitutioneel© leven. Dat is d'e diepe be teekenis van de grondwet, waarop ik zoo even door mijn woord' van eer plechtig heb gezworen. Terwijl de Rijksdag de plaats is, waar de tegenstellingen dér wereldbeschou wingen en de politieke overtuigingen met elkaar worstelen, moet dé rijkspresident zich ln dienst stellen van een onpartijdige con- oentratie van alle krachten van ons volk, die willen werken en herbouwen. „Ook te dezer plaatse verklaar ik dén ook nog eens uitdrukkelijk, dat ik met bijzondere toewijding mij op déze taak van vereeniging van ons land' wil toeleggen". (Toejuichingen aan de rechterzijde). „Deze groote taak zal aanmerkelijk wor den verlicht indien ook ln het parlement dé strijd der partijen niet om voordeelen gaat van een partij of stand, maar met het meeste succes ons zwaar beproefdé volk dient. „Ik hoop en vertrouw, dat de edele wed1- strijd om de plichtsvervuiling de veilige grondslag zal zijn, waarop wij na den strijd der meeningen ons tot gemeenschappelijken arbeid zullen vereenigen." President Loebe roept daarop: „Leve het Duitsche rijk en het in de Duitsche repu bliek vereenigd© Duitsche volk!" De rijksdag stemt ln met een driewerf hoog en de zaal stroomt leeg. Een manifest aan het Duitsche volk. Rijkspresident Hindenburg heeft een manifest tot het Duitsche volk gericht, waarin hij verklaart, al zijn krachten te zullen wijden aan het heil van het volk, aan de waarborging van de grondwet en wetgeving en gerechtigheid te zullen be trachten tegenover een ieder. Vervolgens doet hij een beroep op het geheele Duit sche volk om samen te werken. „Mijn arbeid en mijn streven", aldus verklaart de rijkspresident, „behooren niet een enkeling, niet één stam of één godsdienst, niet één partij, maar het ge heel van het Duitsche volk. Ik vertrouw op den bijstand van den eeuwigen God, die ons ook door den zwaren tijd van el lende genadiglijk heeft heengeleid. Ik vertrouw op de onsterfelijke levenskracht van het Duitsche volk, welke zich in een lang en roemrijk verleden heeft doen kennen. Ik vertrouw op de offervaardig heid en den wil om te leven van het Duit sche volk, die juist in de moeilijkste tij den gebleken zijn. Ik vertrouw ten slotte op de groote idee van de rechtvaardig heid, waarvan de met alle kracht na te streven overwinning ook het Duitsche volk weer een hem waardige plaats in de wereld verschaffen zal." „Wij willen ook verder", zoo vervolgt het manifest, „gemeenschappelijk er naar streven door eerlijken en vredelievenden arbeid ons een gerechtvaardigde aan spraak op achting en waardeering bij de andere volken te verwerven en den Duit- schen naam te bevrijden van den onge- oom Anthony was toch niet zoo gemakke lijk te krijgen als hij' eerst gedacht had. Nu begon Philip May zich traag te be wegen, keek eerst een paar maal naar het licht, voor hij vaag een blik om zich heen wierp. Hij zag Firnim aan met een soort verwondering, voordat, zijn dwalende blik op zijn vader kwam te rusten, die daar zoo bewegingloos en wonderlijk bleef zit ten. Een akelig, ongearticuleerd geluid 'kwam van zijne gescheiden lippen en de spieren van zijn gelaat vertrokken zioh op eene bespottelijke manier. „Er moet les gedaan worden," merkte Firnim op. „Wij hebben nog maar drie uren voor de dag aanbreekt." Hij ging met opzet voor Philip staan, zoodoende den aanblik op het lichaam van Sir Stanton voor hem verbergend en met de hand achterwaarts in die richting wij zende, zeide hij: „En voor het aanbreken van den dag moeten jij' en ik je vader er gens heenbrengen en hem zoo verzorgen, dat er geen achterdocht kan ontstaan en dat geen enkele schakel hem aan deze kamer verbindt." Philip stamelde een verwarde vraag. „Denk na, man, denk na," stootte Fir nim uit. „Je zult dadelijk wel 'bijkomen. Let opi Neem eens aan, dat Je van dit alles niets afwist." Firnim stond daar met de uitdrukking van een vos, welke hij1 altijd aannam, als de groote momenten kwamen. „Je 'bent nog niet in staat, om de zaken koel te bekijken. Maar neem nu aan, dat je hiervan niets afwist," weer die snelle achterwaartsche beweging van zijne hand „en dat je zoo juist van de straat hier binnenkwam. Philip slaakte op dit gezegde uit het diepst van zijne angstige ellende een kreet als van een gemartelde. „Veronderstel, dat je binnenkwam en zou zien1, wat hier nu ln deze kamer is, wat zouden wij dan wel voor een verhaal tje kunnen vertellen, dat je ook maar een oogenblik zoudt gelooven? Geen enkel, dat steekhoudend zou zijn. Waarom zou Sir Stanton hier komen om zelfmoord te ple gen? Je vader wist niet meer wat hij deed na dat ongelukkige telefoongesprek en wij moeten ons best doen hier zoo goed mogelijk ons uit te redden. O, ik meen dit alles zeer ernstig!" voegde hij er bij, toen Philip eene stuipachtige beweging maak te. „Heb je mij. niet verteld, dat je thuis herhaaldelijk met hem getwist hebt, se dert Geoffrey's komst ln St. Gaul"? Mau rice Firnim stond daar met onveranderlijk gelaat. Met eene bepaalde bedoeling, den man tegenover hem volkomen doorgron dende, bleef hij op hetzelfde aanbeeld ha meren. „Wij zouden geen verhaal ln elkander kunnen zetten, dat den toedracht op be vredigende wijze zou verklaren, Philip 1" Hy hield even op. „Tenzy wy de waarheid vertelden tenzy wy alles, van het eerste tot het laatste vertelden. Maar dat zou jou er achter brengen' en een vonnis van een jaar of vyftien beteekenen wegens moord aanslag. Die dweil van een zuster Anna met haar liefeiyke kiekje o, getuigen voor de waarheid zouden we genoeg kun nen krygen'1" Maurice Firnim zweeg en wierp een on derzoekenden blik op het armzalige gelaat van den huiverenden man tegenover hem. (Wordt vervolgd). t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 1