Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN HET BOEK EN DE LITERATUUR. Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 23 MEI 1925 NO. 176 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) UIT DE OUDE DOOS, Niets Volmaakts op deze wereld. Flatera in en over boeken. Zonderlinge drukfouten. Er ia niets volmaakt op onze wereld, dat weten we. Een soldaat in het leger van Generaal Wellington was tot den, dood door den kogel veroordeeld Maar hij werd op het allerlaatste oogen- iblik begenadigd.... omdat er van alle zes der geweren, waarmee de soldaten het vonnis zonden voltrekken, geen enkele afging! Zulk een buitengewoon toeval Is bij onze hedendaagsche geweren wed niet meer mogelijk maar toch: 'n geweer, dat nooit weigert is nog niet uitgevonden. Dat Is maar 'n voorbeeld. Hier is 'n ander: De Hertog van Suntherland bestelde eens aan de Koninklijke Porseleinfabriek in Worcester een beker, welke hij aan de regeerende Koningin Victoria van Enge land present wilde doen. Hij maakte op de bestelling de voorwaarde, dat het hem niet kon schelen wat de beker zou moeten kosten, maar hij stond er op, dat hij ge heel en al zonder fouten of gebreken zou zijn! De directeuren stelden alles wat zij vermochten in het werk om deze moeilijke opdracht uit te voeren. Men werkte een vol jaar om een geheel foutloos exemplaar van den bestelden beker te vervaardigen. Maar nadat zij achtereenvolgens drie honderd exemplaren gemaakt hadden van het model, moesten de directeuren einde lijk tot hun groot verdriet toegeven dat het maken van een zilveren beker zonder fouten of gebreken een totale onmogelijk heid was. Zoo is er niets op de wereld of er kleven fouten aan. Soms zijin ze prettig soms tragisch soms komen er ongelukken van en soms kan inen er groot genoegen van beleven. Het aardigste ln deze soort zijn wel de ontzaggelijke hoeveelheid uiteenloopende fouten en flaters en mislukkingen ln boe ken en schrifturen. Al dadelijk hierom, dat ze duidelijker zichtbaar zijn voor den leek. 'n Fout in *n kostbare gedreven vaag, zal niet zoo op vallen aan den eenvoudigen beschouwer, als een opvallende flater in een boek, of stuk schrift of regel of advertentie. Vandaar dat deze fouten dankbaarder zijn. I We zullen er eens eenigen uit de oude doos grabbelen. De knecht van den beroemden schrijver Eugene Sue, die overigens zijn meester tamelijk lijden mocht en hem onberispe lijk vond, beklaagde zich er alleen over, dat zijn meester dag in dag uit zooveel mooi wit papier bedierf en met inkt zat te bezoedelen. Wanneer men nu nagaat, hoewele menschen vooral in de latere eeuwen ditzelfde gebrek bezeten heb ben, dan zal rnien er zioh niet over ver wonderen, dat er te midden van de vele wetenswaardige zaken ook veel (dwaas heden aan het papier worden toever trouwd. En dat er veel zonderlinge flaters door de drukpers aan het licht komen. Schrijver dezes kreeg eens van zijn vriend den journalist Brusse de oopy terug van een stuk literatuur, met een brief waarin om. stond: Er staan natuur lijk fouten in je werk, maar maak je daar niet ongerust over, want zooais je weet, komen die zelfs voor in de officieele woor denlijst van De Vries en Te WinkeL En met den Jutter is het zoover geko men, dat ik er van heb afgezien te recla meeren. Het is den Moriaan gewasschen. Neem het laatste (Bouwmeester) nummer. En ibegin maar bij het begin: de kop van het nummer. Volgens menisohelijke bere kening en volgens mijn kalender belde, had moeten verschijnen het 175e nummer. Ten minste voor 'n 'half jaar geleden is het 150e nummer versoheneni. En wat zegt nu de kop van de krant in het feestrandje? No76! Dat scheelt er maar honderd! Neem het voorgaande nummer: No. 174 Op de achterpagina, tweede kolom on der het slot van „De Amsterdamsche Bo termarkt" staat 'n grap „Veeleischend". Het slot ontbreekt en met het Blot de geheele clou, zoodat de lezer zegt: van die mop 'begrijp ik niets. Maar als di^ lazer nu maar trouw verder leest, dan komt het in orde want het slot van die grap en daarmee de clou staat ergens 'n kolom verder in de rubriek „Kwinkslagen". Maar dat zijn nu niet 'bepaald flaters en in het bijzonder over Interessante fla ters en zonderlingbeden in de literatuur wilde ik het eigenlijk hebben. En daar zijn dan allereerst de flaters van de „meeningen" en de „commentaren" op wat al door anderen geschreven is. Die flaters hebben meestal hun ontstaan te danken aan de onkunde of de onacht zaamheid van de schrijvers of vertalers. Maar ook wel eens aan de waanwijsheid van hen, die zioh 'geroepen achten om ten dienste van de ongeletterde menigte boe ken te schrijven over boeken. En men zou een aanzienlijke rij bro chures kunnen schrijven over de fouten, die alleen gedebiteerd zijn over de mees terwerken van Dante, Shakes^are, Goe- the of anderen. Wat is er al met gedebi teerd' over den „Hamlet", zijn oorsprong, zijn wezen, zijn man of vrouw zijn, etc. Wat niet over den „Koopman van Vene tië" en over alle bekende meesterwerken. Wat zegt men niet over Zola en wat niet over Nietsche en Tolstoï.Wat niet over MultatulL legt men1 de verschillende meeningen eens naast elkaar, dan moet men tot de overtuiging komen, dat er maar één waar of zoo ongeveer waar kan zijn. De rest moet flater wezen. Flater van leugen of flater van fantasie. Multatuli schreef in Idee NI 894:.De gedachte ls ln mij opgekomen wat el ver keerde meeningen er zouden worden te voorschijn gebracht over wat er voorviel na het zooeven verhaalde, wanneer ik hier op eenmaal m*n boek sloot. Niettemin zullen we hierover op het moment niet verder uitweiden. Voor ons doel is meer geschikt een klein overzicht van die flaters en fouten in boeken en schrifturen, die *n min of meer amusant tintje hebben. Hierover dus de volgende week. Corel JBrezaa. EEN DWAZE WEDDENSCHAP. Of: Zoo zijn de menschen. In vroeger tijden was het doen van wed denschappen onder elkaar een soort van dagelijksch tijdverdrijf. Daarnaast was het een school om zijn vernuft te spitsen. Het was bovendien een soort broodwinning en tegelijkertijd voor verschillende men schen een hartstochtelijk spel. Het was van alles. Het wedden kwam voor in alle soorten van vormen. In 't groot en in 't klein een maal per dag en twintig maal per dag. Het wedden was geschikt om de men schen te loeren kennen en om de men schen van hun zwakke, zoowel als van hun sterkere kant te leeren zien. De hieronder volgende weddenschap was in staat om evenals een fabel van de la Fontaine den waren aard van de menschen in het algemeen te beliohten. Het kwam zoo: Men zag op een goedqp dag op den Pont Neuf te Parijs, te midden van aller lei kooplieden en kwakzalvers, een def tig gekleed heer bij een tafeltje staan. Op het tafeltje lagen open en bloot stapels klinkende en gloéd-nieuwe louls d'ore. Het tafeltje lag er vol van. Naast het tafeltje stond een lakei in uniform en blies op een groote jachthoorn om de menigte rond zich te verzamelen. En de deftige heer riep: ....Welaan een goudstuk voor tien stuivers.... wie wil er een hebben voor tien stuivers! Allemaal echt kijk ze maar aan.. Tien stuivers per stuk! Maar niemand wilde er aan. Wel werden er van alle kanten begee- rige blikken op de stapels goudstukken geworpen. En wel zag men haast van verre, dat het werkelijk gloednieuwe goudstukken waren.... Tenminste men zou er op gezworen hebben, dat ze echt en zuiver en splin ternieuw waren.... Maar niemand vertrouwde den zonder lingen handel.... Tien stuivers voor 'n echt goudstuk.... het was te gek. En het publiek bleef eraf. Het weiger de te koopen, hoe verlangend sommigen ook waren.... Ten slotte beproefde de rijke heer een ander middel. Hij wenkte een ouden boer, DE EERSTE DER VIER GEORGEH. Hoe een Hertog van Bronswijk Koning van Engeland was. De vorsten van Brunswijk zijn altijdi zeer eerzuchtig geweest. Maar dlat nog eens een lid van hun geslacht in de 18e eeuw den Engelschen Troon zou beklimmen, dat heb ben zij tevoren vermoedelijk nimmer durven droomen. Toch gebeurde het Het vorstendom van Brunswijk ls van hoogen ouderdom. Het ontsondi reeds in de 10e eeuw en door aankoop, oorlog en huwe lijk werd het gaandeweg grooter. Een groote staat ls het echter nooit kunnen worden, want zoodra er sprake was van de 'leiding ln een hand te 'krijgen, bleek er, dat er een te veel aan mannelijke nakomelingschap was. Dit werd eqn groot bezwaar en men trachtte er wat op te vinden. In het begin van de 17e eeuw werd er een bepaling gemaakt, dat slechts de oudste zoon een wettig huwelijk zou mogen sluiten. Daardoor werden natuurlijk de rechtmatige pretendenten minder. iMaar het aantal „linkerhand-huwelijken" werd natuurlijk grooter, In geen vorstelijk geslacht is het aantal huwelijken met de lin kerhand ooit grooter geweest, dan bij de Brunswjjkera. Nu weid in 1700 ln Engeland een wet aangenomen, waarbij de troonsopvolging in geval de in aanmerking komende Prinses Anna kinderloos stierf verzekerd werd aan de keurvorstin Sophia van Hannover en haar nageslacht. Sophia was een kleindochter van Koning Jacobus I en de weduwe van Ernst August, hertog van Brunswijk, die ln 1898 overleden was. Een schitterende deputatie bracht uit En- geland de gewichtige acte T">*ir Hannover om ze aan de toekomstige koningin te over handigen. En deze was er niet weinig mee ingeno men. „Misschien zullen op mijn graf de woor den prijken zoo sprak de toen reedis ze ventig-jarige vorstin vol trots Hier Mgt Sophia, Koningin van Engeland! Doch zij zou haar vurige wensch niet ver vuld zien. Zij stierf twee weken vóór Prinses Anna op den lOen Juni 1714 En zoo was het den len Augustus van hetzelfde jaar, dlat haar zoon, George van Brunswijk ais de eerst in aanmerking ko mende Koning van Engeland werd. IGeoige had er niet veel zin ln. Hij had het goed in Hannover. Hij was gezien bij zijn onderhoorigen, ofschoon hij niet veel voor hen deed. Dus waarschijnlijk omdat hij niet veel om hen bekommerde en ben met rust het. HU leefde erg naar rfju zin. Begreep zijn eigen genoegen en eigen belang opperbest en was niet veel meer dan een stil en zelf zuchtig potentaat Toen werd hem de kroon van Engeland aangeboden. Hij was 54 jaar. En hij zag er erg tegenop om Hannover en zijn. gezellig heid' te verlaten. Hij haastte zich dlan ook volstrekt niet om zijn nieuw rijk in bezit te nemen. Hij scheid- de toen hij op 14 September 1714 zijn land verliet. 18 September stapte hij te Greenwich aan wal en werd met de gebruikelijke ceremoniën kort daarna in de West Minster Abbay ge kroond Nooit zou hij zich thuis voelen in dat vreemde land, en zoo dikwijls mogelijk zou hH naar zijn geliefd! Hannover terug koeren. Want daar voelde hij zich op zijn gemak, daar kon hij zijn genoegens, zijn lusten en luimen botvieren, zonder zich om Iemand te bekommeren. Daar was het veel vrijer en gemoedelijker dan in dat stijve Engeland met het nog stijvere hof. Thackeray zei van het Brunswijksche hof: .Stel u voor Versallles met lompe stand beelden, leeljjke waterwerken, spek, soep en leverkoeken - stel u voor hoe de Fransche die al sinds 'n uur begeerig 'bij heit ta feltje stond. En hij overreedde dezen een goudstuk van hem te koopen voor den prijs van tien stuivers onder voor waarde, dat de boer het goudstuk mocht meenemen en het den eersten den besten goudsmid toornen en pas de tien stuivers hoefde te betalen als deze goudsmid het goudstuk eoht bevonden had.... Na lang aarzelen ging de wantrouwen de boer op dezen koop ln. Hij nam een goudstuk en hoewel hU zelf vast over tuigd meende te wezen van de echtheid op het eerste gezicht, hield hg toch wij selijk zijn tien stuivers in den zak, maar begaf zich op weg naar den eersten den besten goudsmid. Nu volgde heel de stoet van begeerïge toeschouwers hem. Daar wilde men meer van weten. Als t toch eens *n echt goud stuk was.... Wat zouden ze dan 'n spijt hebben Ze waren bultengewoqn geïnteresseerd. En de koopman bleef met zijn lakei en zijn tafeltje goedkoope waar alleen. Deze twee maakten van de .gelegenheid gebruik om al de goudstukken, die er la gen op te bergen en er een gelijke hoe veelheid anderen neer te leggen. Toen kwamen uit de verte hollend de menschen terug.... De een zocht den ander voor te wezen. De goudsmid had de getoonde louis d'or van het zuiverste wa ter bevonden! Hij kwam zelf mee om er ook 'n stuk of wat te koopen voor tien stuivers het stuk.... Men vocht voor het tafeltje.Men verdrong elkaar en stootte elkaar als wil de dieren op zij.... Niemand hoefde meer aangemoedigd te worden. Ze waren door hun hebzucht en de opheffing van hun wantrouwen genoeg aangemoedigd Wel meenden verschillenden t— als ze goed keken, dat de goudstukken er niet zoo schitterend meer uitzagen als tevoren. Men zou zelfs zeggen dat er verschillen de valschen doorheen liepen.... Maar niemand gunde zich den tijd. Stel je voor, dat de voorraad uitverkocht was. Van alle kanten zocht men stuivers.. Al maar stuivers om daar goudstukken voor te kunnen meenemen.. Men nam er tien Men nam er twintig.... In tien minuten was de vreemde koop man totaal uitverkooht! Algemeen was na eenlge uren de diepe verontwaardiging der menigte. De goud stukken waren toch valsch! Men zocht den verkooper, maar deze had zich ijlings uit de voeten gemaakt Men wachtte hem den volgenden dag op dezelfde plek. Nu wilde men de goud stukken niet meer hebben, waar men zoo om gevochten had.... Op de plek van gister vond men nu alleen den lakei, die daar weer met een tafeltje stond en aan ieder, die bij hem kwam met een van de gekochte goudstuk ken aanbood deze terug te nemen voor de betaalde tien stuivers.... De bedrogen koopers haastten zich hiervan gebruik te maken en de lakei kreeg al zijn valsche goudstukken weer terugl En wat was nu het geval? De vreemde koopman van gister was een rijk edelman, die met een vriend ge wed had dat hij twee uur lang midden op den Pont Neuf goudstukken van pri ma kwaliteit te koop zou aanbieden voor de kleinigheid van tien stuivers en dat hij er geen een zou kunnen kwijt raken. En dat hij een uur later grof vervalsch- te goudstukken dus koperstukken zou aanbieden voor denzelfden prijs en dat hij binnen tien minuten uitverkocht zou zijn. En de edelman had zijn weddenschap schitterend gewonnen. Brenso. liederen daar gezongen worden met een af schuwelijk Duitsch aooent.... En zoo was het. Men was wel in Hanno ver, maar men 'bootste graag Vereailles na. Men voerde wel oorlog tegen Lodewijk XTV, maar men volgt zijn zeden en ge woonten zoo getrouw mogelijk na. Zijn hofgebruiken worden in gebruik gesteld, maar dan doorvlochten met de gemakzuc" tige gebruiken en de vrijpostigheden van het Hannoversche hof zelf. In een van haar brieven van 1716, waarin zij over de hoffeesten van Hannover schrijft, vertelt Lady Mary Wortley Motagnu: Ik leef hier in de sfeer der schoonheden. Alle vrouwen hebben rooskleurige wangen, sneeuwwitte voorhoofden, gitzwarte wenk brauwen en gitzwart haar. Én die volmaakt heden behouden ze tot hun dood toe. Bjj kaarslicht staat het heel goed. Alleen zou ik graag willen, dat er eens wat meer afwis seling in de schoonheid was. Bovendien loopt deze schoonheid altijd groot gevaar van te smelten als ze te dicht bjj het vuur komt. George's huwelijk met Sophia Dorothea, de dochter van den toetsten Hertog van Zelle en uit welk huwelijk de tweede George van Engeland en Sophia, de moeder van Frederik dien Groote, geboren werden was zeer ongelukkig. Hij leidde een zeer loszinnig leven, zooals veel vorsten uit dien tijdi En daar zijn vrouw hem in den regel bjj zijn uitspattingen hin derde, wist. hij haar totwüet minder dan. levenslange opsluiting te doen veroordeelen. 'En van zijn familie vergezelde hem op zjjn reis naar Engeland dius alleen zijn zoon. Behalve deze kwamen er twee van de drie meest bekende gunstelingen des hertogs mee. Het eerste kwam de Baronnesse Van KielmannZegge. Haar schuldeischers had den haar wel niet vergund tegelijk met Geor- ges Hannover te verlaten, maar zij kwam er toch wel uit. Zij ontvluchtte verkleed en vermomd en voegde zich bij haar vorstelij- ken vriend in Den Haag. Toen de tweede vriendin, Gravin Van Sohuienberg, dit hoorde, werd ze natuurlijk hoogst kwaad en reisde op haar beurt het gezelschap achterna. Zij spoedde zich naar Engeland in gezelschap van haar &g. twee nichtjes, waarvan er in ieder geval een een meisje van 11 jaar geen nichtje, maur een kind van haar en den hertog was. Dit zonderlinge gevolg van den nieuwen koning van Engeland gaf natuurlijk aller wege en aigemeene ergernis. Heel het volk spotte er mee. Men uitte zioh in een stort vloed van pamfletten, caricaturen en sati ren. De Ollphaat-Klelmann-zegge werd om haar corpulentie zoo genoemd en de „Ko- kangemast" een eerenaam voor de magere Gravin van Sohuienberg werden afschu welijk bespot (Doch het deerde den nieuwen koning met Trouwens: Om heel Engeland! en om al de Engelschen bekommerde de Koning zioh zoo goed als niet In Hannover was hij een des poot die willekeurig zijn zin kreeg of nam. In Engeland durfde hij' dat niet onmiddellijk en werd dus wat men noemde: Een gematigc heerscher. D. w.z. iemand, die de zaken op haar beloop liet en zich nergens wat van aantrok. Hij het de zaken ««n de ministers over en begreep, dat hij in Engeland weinig an ders kon doen dan zich maar zoo stil mogelijk houden en inmiddels zijn Duitsche gunste lingen bevoordeelen. Hun hebzucht ging dan' ook langzamer hand alle perken te buiten. En George vont dat niets erg. Toen eens een Duitsche hof meester zijn ontslag vroeg en naar zijn va derland wilde terug koeren, vroeg George hem naar de reden van zijp vertrek. Sire was het antwoord men steel' hier zoo, dat ik het üiet langer kan aanzien. Domkop! zei de koning.het is toch alles van En^fctech geld? Geneer je niet. Steel als de anderen en doe 't goed! Hij kende zoo goed als geen Engelsch, zoodat hij met Robert Walpole, den eersten minister, die geen woord Duitsch of Fransoh verstond', niet kon spreken. Het eenige wat ze beidien kenden, was 'n hanje vol.Latijn- - Ik warmde m'n ouwe latijn weer 's 'n beetje op vertelde later Walpole en wij regeerden tezamen Engeland ln keuken latijn!.,.. In 's Koning» naaste omgeving was dan ook geen een Engolsohman Hij verstond ze LIEDJE VAN DE WEEK. Amsterdam Wereldstad. De drukke Zaterdagen. Als we over drukte praten, Heeft de goede Amstelstad, Wat ie noemt de laatste wekenj Eens 'n goeie beurt gehad. Eerst de kcmst van de drie vliegen, Die voor geen gevaar beducht t Groote waagstuk ondernamen, Van de Holland—Indië-vluchl Och, wat gaf hun wederkeeren Toch 'n drukte ln de stad. Er scheen niemand ln de fioofdst&d, Die dien dag te werken had.. NanwHiJks was de dag verstreken Of er brak 'n andere nans Nu zou onze A. W. V. eens Aan het jubileéren slaan AmsteFs winkeliers, die gaven Ons een first class feest te zien, Zooals winkeliers van Londen. Het misschien niet kunnen biên. Toen kwam Tom Mix ons verrassen, Die Tc persoonlijk heb gekend! 'k Trachtte hem nog eens te spreken. Maarhij was alweer absent Toch: HIJ heeft hier veel vereerder», In de groote Amstelstad. Nooit zag ik nog zooveel lachjes, Zooveel lonkjes in de stad. En toen kwam het droef verscheiden Van den man, door elk betreurd. Eerst nog dagen lang van Ujden.... Toen opeens was het gebeurd. Bouwmeester was uit zUn lUden; HU, die ons zoo heel veel gaf, Werd door Amsterdam nu weggedragen, Naar zUn laatste plaats: het graf. Tusschendoor kwam nog de wedstrijd, Waar ons dapp're elftal won (Dat we zouden winnen bleek al Toen de wedstrijd pas begon).. Henny Porten kwam eens kijken De eerste möoie dag kwam aan.... En die zag ons ook in drommen Weer eens langs de straten gaan! En het laatste van de druktens, Die de Amstelstad vervuld' Waardoor we in autostof en voetgeschuifel zUn gehuld.... Was de komst van Wilhelmina Neerland's lieve Koningin Met haar kwamen man en dochter, Mooi weer en Oranje-zin. t' Was 't laatste, maar 't beste, 't Wast 't mooiste! Amsterdam, heeft zich op z'n best getoond weer, Toen de Koningin hier kwam....! Nu is alles afgeloopen, Maar het kwam ons wel van pas. Daar er van die zesmaal drukte VUf maal een van vreugde was. En waar drukte is is leven. Want daar wordt dan wat verdiend Door den winkelier, die anders (en niet zonder reden)., gr... klaagt. Joh. R. A. W. V. Amsterdamsche Wlnke- liersvereeniging. toch niet. Het waren allen Duitschers. En te midden van ben zocht George troost voor de' verveling, die hem in bet vreemde land kwelde..,. Na dien dood van zUn gemalin, die 82 jaar in gevangenschap had geleefd, 'bewees de koning aan Engeland de eer om aan zijn Duitsche vriendinnen een Engelsche toe te voegen. Deze Mina Bret kon echter slechts weinige maanden in het KoninklUk verblUf haar woning behouden- Want ook die dagen van George zelf waren geteld- HU overleefde zijn echtgenoote slechts acht maanden-. Den len Juni 1727 verliet hij Engeland om nog weer eens naar zUn geliefd1 Hannover te gaan- Mn«r hU zou er niet levend meer komen. Als gewoonlijk deed hU de reis over Hol land de kortste route. Nadat hU eenige dagen 'later in het Overijsselsche dorpje Delden had overnacht, reed hU naar Bent- heim. Daar werd hU ernstig ongesteld. Maar hU wilde van geen geneeskundige hulp weten- smachtte er naar om OsnabrQck te :en, maar werd voordat men bet naaste station het stadje Ipenburen in Westfalen, bereikte door een beroerte getroffen. Toen de stoet in den nacht van 21 op 22 Juni de stad Hannover binnentrok, was George dood. Volgens de overlevering zou zUn gemalin op haar sterfbed den koning binnen een jaar voor Gods rechterstoel gedaagd hebben. De brief, waarin deze mededeeling stond, had men hem in Engeland niet durven geven. HU was hem pas onderweg, in de buurt van Bentheim, overhandigd. De koning opende den brief in zijn post wagen en zoodra hij haar gelezen had!, kreeg hU last van zenuwtrekkingen» die in een beroerte eindigden. Volgens anderen zou zUn dood te w$en zijn geweest aan het overmatig gebruik van meloenen- Maar het volk in Engeland geloofde vast, dat de Duivel hem hoogst eigenhandig den hals had omgedraaid. 't Juttertje

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 3