Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN HET BOEK EN DE LITERATUUR.
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 23 MEI 1925
NO. 176 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
UIT DE OUDE DOOS,
Niets Volmaakts op deze wereld.
Flatera in en over boeken.
Zonderlinge drukfouten.
Er ia niets volmaakt op onze wereld,
dat weten we.
Een soldaat in het leger van Generaal
Wellington was tot den, dood door den
kogel veroordeeld
Maar hij werd op het allerlaatste oogen-
iblik begenadigd.... omdat er van alle
zes der geweren, waarmee de soldaten het
vonnis zonden voltrekken, geen enkele
afging!
Zulk een buitengewoon toeval Is bij
onze hedendaagsche geweren wed niet
meer mogelijk maar toch: 'n geweer,
dat nooit weigert is nog niet uitgevonden.
Dat Is maar 'n voorbeeld.
Hier is 'n ander:
De Hertog van Suntherland bestelde
eens aan de Koninklijke Porseleinfabriek
in Worcester een beker, welke hij aan de
regeerende Koningin Victoria van Enge
land present wilde doen. Hij maakte op
de bestelling de voorwaarde, dat het hem
niet kon schelen wat de beker zou moeten
kosten, maar hij stond er op, dat hij ge
heel en al zonder fouten of gebreken zou
zijn!
De directeuren stelden alles wat zij
vermochten in het werk om deze moeilijke
opdracht uit te voeren. Men werkte een
vol jaar om een geheel foutloos exemplaar
van den bestelden beker te vervaardigen.
Maar nadat zij achtereenvolgens drie
honderd exemplaren gemaakt hadden van
het model, moesten de directeuren einde
lijk tot hun groot verdriet toegeven dat
het maken van een zilveren beker zonder
fouten of gebreken een totale onmogelijk
heid was.
Zoo is er niets op de wereld of er kleven
fouten aan. Soms zijin ze prettig soms
tragisch soms komen er ongelukken
van en soms kan inen er groot genoegen
van beleven.
Het aardigste ln deze soort zijn wel de
ontzaggelijke hoeveelheid uiteenloopende
fouten en flaters en mislukkingen ln boe
ken en schrifturen.
Al dadelijk hierom, dat ze duidelijker
zichtbaar zijn voor den leek. 'n Fout in *n
kostbare gedreven vaag, zal niet zoo op
vallen aan den eenvoudigen beschouwer,
als een opvallende flater in een boek, of
stuk schrift of regel of advertentie.
Vandaar dat deze fouten dankbaarder
zijn. I
We zullen er eens eenigen uit de oude
doos grabbelen.
De knecht van den beroemden schrijver
Eugene Sue, die overigens zijn meester
tamelijk lijden mocht en hem onberispe
lijk vond, beklaagde zich er alleen over,
dat zijn meester dag in dag uit zooveel
mooi wit papier bedierf en met inkt zat
te bezoedelen. Wanneer men nu nagaat,
hoewele menschen vooral in de latere
eeuwen ditzelfde gebrek bezeten heb
ben, dan zal rnien er zioh niet over ver
wonderen, dat er te midden van de vele
wetenswaardige zaken ook veel (dwaas
heden aan het papier worden toever
trouwd. En dat er veel zonderlinge flaters
door de drukpers aan het licht komen.
Schrijver dezes kreeg eens van zijn
vriend den journalist Brusse de oopy
terug van een stuk literatuur, met een
brief waarin om. stond: Er staan natuur
lijk fouten in je werk, maar maak je daar
niet ongerust over, want zooais je weet,
komen die zelfs voor in de officieele woor
denlijst van De Vries en Te WinkeL
En met den Jutter is het zoover geko
men, dat ik er van heb afgezien te recla
meeren. Het is den Moriaan gewasschen.
Neem het laatste (Bouwmeester) nummer.
En ibegin maar bij het begin: de kop van
het nummer. Volgens menisohelijke bere
kening en volgens mijn kalender belde,
had moeten verschijnen het 175e nummer.
Ten minste voor 'n 'half jaar geleden is
het 150e nummer versoheneni. En wat zegt
nu de kop van de krant in het feestrandje?
No76! Dat scheelt er maar
honderd!
Neem het voorgaande nummer: No. 174
Op de achterpagina, tweede kolom on
der het slot van „De Amsterdamsche Bo
termarkt" staat 'n grap „Veeleischend".
Het slot ontbreekt en met het Blot
de geheele clou, zoodat de lezer
zegt: van die mop 'begrijp ik niets.
Maar als di^ lazer nu maar trouw verder
leest, dan komt het in orde want het
slot van die grap en daarmee de clou
staat ergens 'n kolom verder in de rubriek
„Kwinkslagen".
Maar dat zijn nu niet 'bepaald flaters
en in het bijzonder over Interessante fla
ters en zonderlingbeden in de literatuur
wilde ik het eigenlijk hebben.
En daar zijn dan allereerst de flaters
van de „meeningen" en de „commentaren"
op wat al door anderen geschreven is.
Die flaters hebben meestal hun ontstaan
te danken aan de onkunde of de onacht
zaamheid van de schrijvers of vertalers.
Maar ook wel eens aan de waanwijsheid
van hen, die zioh 'geroepen achten om ten
dienste van de ongeletterde menigte boe
ken te schrijven over boeken.
En men zou een aanzienlijke rij bro
chures kunnen schrijven over de fouten,
die alleen gedebiteerd zijn over de mees
terwerken van Dante, Shakes^are, Goe-
the of anderen. Wat is er al met gedebi
teerd' over den „Hamlet", zijn oorsprong,
zijn wezen, zijn man of vrouw zijn, etc.
Wat niet over den „Koopman van Vene
tië" en over alle bekende meesterwerken.
Wat zegt men niet over Zola en wat niet
over Nietsche en Tolstoï.Wat niet
over MultatulL
legt men1 de verschillende meeningen
eens naast elkaar, dan moet men tot de
overtuiging komen, dat er maar één waar
of zoo ongeveer waar kan zijn. De rest
moet flater wezen. Flater van leugen of
flater van fantasie.
Multatuli schreef in Idee NI 894:.De
gedachte ls ln mij opgekomen wat el ver
keerde meeningen er zouden worden te
voorschijn gebracht over wat er voorviel
na het zooeven verhaalde, wanneer ik hier
op eenmaal m*n boek sloot.
Niettemin zullen we hierover op het
moment niet verder uitweiden.
Voor ons doel is meer geschikt een
klein overzicht van die flaters en fouten
in boeken en schrifturen, die *n min of
meer amusant tintje hebben.
Hierover dus de volgende week.
Corel JBrezaa.
EEN DWAZE WEDDENSCHAP.
Of: Zoo zijn de menschen.
In vroeger tijden was het doen van wed
denschappen onder elkaar een soort van
dagelijksch tijdverdrijf. Daarnaast was het
een school om zijn vernuft te spitsen. Het
was bovendien een soort broodwinning
en tegelijkertijd voor verschillende men
schen een hartstochtelijk spel.
Het was van alles.
Het wedden kwam voor in alle soorten
van vormen. In 't groot en in 't klein
een maal per dag en twintig maal per
dag.
Het wedden was geschikt om de men
schen te loeren kennen en om de men
schen van hun zwakke, zoowel als van
hun sterkere kant te leeren zien.
De hieronder volgende weddenschap
was in staat om evenals een fabel van
de la Fontaine den waren aard van de
menschen in het algemeen te beliohten.
Het kwam zoo:
Men zag op een goedqp dag op den
Pont Neuf te Parijs, te midden van aller
lei kooplieden en kwakzalvers, een def
tig gekleed heer bij een tafeltje staan. Op
het tafeltje lagen open en bloot stapels
klinkende en gloéd-nieuwe louls d'ore. Het
tafeltje lag er vol van.
Naast het tafeltje stond een lakei in
uniform en blies op een groote jachthoorn
om de menigte rond zich te verzamelen.
En de deftige heer riep: ....Welaan
een goudstuk voor tien stuivers....
wie wil er een hebben voor tien stuivers!
Allemaal echt kijk ze maar aan.. Tien
stuivers per stuk!
Maar niemand wilde er aan.
Wel werden er van alle kanten begee-
rige blikken op de stapels goudstukken
geworpen. En wel zag men haast van
verre, dat het werkelijk gloednieuwe
goudstukken waren....
Tenminste men zou er op gezworen
hebben, dat ze echt en zuiver en splin
ternieuw waren....
Maar niemand vertrouwde den zonder
lingen handel.... Tien stuivers voor 'n
echt goudstuk.... het was te gek.
En het publiek bleef eraf. Het weiger
de te koopen, hoe verlangend sommigen
ook waren....
Ten slotte beproefde de rijke heer een
ander middel. Hij wenkte een ouden boer,
DE EERSTE DER VIER GEORGEH.
Hoe een Hertog van Bronswijk
Koning van Engeland was.
De vorsten van Brunswijk zijn altijdi zeer
eerzuchtig geweest. Maar dlat nog eens een
lid van hun geslacht in de 18e eeuw den
Engelschen Troon zou beklimmen, dat heb
ben zij tevoren vermoedelijk nimmer durven
droomen. Toch gebeurde het
Het vorstendom van Brunswijk ls van
hoogen ouderdom. Het ontsondi reeds in de
10e eeuw en door aankoop, oorlog en huwe
lijk werd het gaandeweg grooter. Een groote
staat ls het echter nooit kunnen worden,
want zoodra er sprake was van de 'leiding
ln een hand te 'krijgen, bleek er, dat er een
te veel aan mannelijke nakomelingschap was.
Dit werd eqn groot bezwaar en men
trachtte er wat op te vinden.
In het begin van de 17e eeuw werd er een
bepaling gemaakt, dat slechts de oudste zoon
een wettig huwelijk zou mogen sluiten.
Daardoor werden natuurlijk de rechtmatige
pretendenten minder.
iMaar het aantal „linkerhand-huwelijken"
werd natuurlijk grooter, In geen vorstelijk
geslacht is het aantal huwelijken met de lin
kerhand ooit grooter geweest, dan bij de
Brunswjjkera.
Nu weid in 1700 ln Engeland een wet
aangenomen, waarbij de troonsopvolging
in geval de in aanmerking komende Prinses
Anna kinderloos stierf verzekerd werd
aan de keurvorstin Sophia van Hannover en
haar nageslacht. Sophia was een kleindochter
van Koning Jacobus I en de weduwe van
Ernst August, hertog van Brunswijk, die
ln 1898 overleden was.
Een schitterende deputatie bracht uit En-
geland de gewichtige acte T">*ir Hannover om
ze aan de toekomstige koningin te over
handigen.
En deze was er niet weinig mee ingeno
men.
„Misschien zullen op mijn graf de woor
den prijken zoo sprak de toen reedis ze
ventig-jarige vorstin vol trots Hier Mgt
Sophia, Koningin van Engeland!
Doch zij zou haar vurige wensch niet ver
vuld zien.
Zij stierf twee weken vóór Prinses Anna
op den lOen Juni 1714
En zoo was het den len Augustus van
hetzelfde jaar, dlat haar zoon, George van
Brunswijk ais de eerst in aanmerking ko
mende Koning van Engeland werd.
IGeoige had er niet veel zin ln. Hij had het
goed in Hannover. Hij was gezien bij zijn
onderhoorigen, ofschoon hij niet veel voor
hen deed. Dus waarschijnlijk omdat hij niet
veel om hen bekommerde en ben met rust
het.
HU leefde erg naar rfju zin. Begreep zijn
eigen genoegen en eigen belang opperbest
en was niet veel meer dan een stil en zelf
zuchtig potentaat
Toen werd hem de kroon van Engeland
aangeboden. Hij was 54 jaar. En hij zag er
erg tegenop om Hannover en zijn. gezellig
heid' te verlaten.
Hij haastte zich dlan ook volstrekt niet om
zijn nieuw rijk in bezit te nemen. Hij scheid-
de toen hij op 14 September 1714 zijn land
verliet.
18 September stapte hij te Greenwich aan
wal en werd met de gebruikelijke ceremoniën
kort daarna in de West Minster Abbay ge
kroond
Nooit zou hij zich thuis voelen in dat
vreemde land, en zoo dikwijls mogelijk zou
hH naar zijn geliefd! Hannover terug koeren.
Want daar voelde hij zich op zijn gemak,
daar kon hij zijn genoegens, zijn lusten en
luimen botvieren, zonder zich om Iemand te
bekommeren. Daar was het veel vrijer en
gemoedelijker dan in dat stijve Engeland
met het nog stijvere hof.
Thackeray zei van het Brunswijksche hof:
.Stel u voor Versallles met lompe stand
beelden, leeljjke waterwerken, spek, soep en
leverkoeken - stel u voor hoe de Fransche
die al sinds 'n uur begeerig 'bij heit ta
feltje stond. En hij overreedde dezen een
goudstuk van hem te koopen voor den
prijs van tien stuivers onder voor
waarde, dat de boer het goudstuk mocht
meenemen en het den eersten den besten
goudsmid toornen en pas de tien stuivers
hoefde te betalen als deze goudsmid het
goudstuk eoht bevonden had....
Na lang aarzelen ging de wantrouwen
de boer op dezen koop ln. Hij nam een
goudstuk en hoewel hU zelf vast over
tuigd meende te wezen van de echtheid
op het eerste gezicht, hield hg toch wij
selijk zijn tien stuivers in den zak, maar
begaf zich op weg naar den eersten den
besten goudsmid.
Nu volgde heel de stoet van begeerïge
toeschouwers hem. Daar wilde men meer
van weten. Als t toch eens *n echt goud
stuk was.... Wat zouden ze dan 'n spijt
hebben
Ze waren bultengewoqn geïnteresseerd.
En de koopman bleef met zijn lakei en
zijn tafeltje goedkoope waar alleen.
Deze twee maakten van de .gelegenheid
gebruik om al de goudstukken, die er la
gen op te bergen en er een gelijke hoe
veelheid anderen neer te leggen.
Toen kwamen uit de verte hollend de
menschen terug.... De een zocht den
ander voor te wezen. De goudsmid had de
getoonde louis d'or van het zuiverste wa
ter bevonden! Hij kwam zelf mee om er
ook 'n stuk of wat te koopen voor tien
stuivers het stuk....
Men vocht voor het tafeltje.Men
verdrong elkaar en stootte elkaar als wil
de dieren op zij.... Niemand hoefde
meer aangemoedigd te worden. Ze waren
door hun hebzucht en de opheffing van
hun wantrouwen genoeg aangemoedigd
Wel meenden verschillenden t— als ze
goed keken, dat de goudstukken er niet
zoo schitterend meer uitzagen als tevoren.
Men zou zelfs zeggen dat er verschillen
de valschen doorheen liepen....
Maar niemand gunde zich den tijd. Stel
je voor, dat de voorraad uitverkocht was.
Van alle kanten zocht men stuivers..
Al maar stuivers om daar goudstukken
voor te kunnen meenemen.. Men nam er
tien Men nam er twintig....
In tien minuten was de vreemde koop
man totaal uitverkooht!
Algemeen was na eenlge uren de diepe
verontwaardiging der menigte. De goud
stukken waren toch valsch! Men zocht den
verkooper, maar deze had zich ijlings uit
de voeten gemaakt
Men wachtte hem den volgenden dag
op dezelfde plek. Nu wilde men de goud
stukken niet meer hebben, waar men zoo
om gevochten had....
Op de plek van gister vond men nu
alleen den lakei, die daar weer met een
tafeltje stond en aan ieder, die bij hem
kwam met een van de gekochte goudstuk
ken aanbood deze terug te nemen voor
de betaalde tien stuivers....
De bedrogen koopers haastten zich
hiervan gebruik te maken en de lakei
kreeg al zijn valsche goudstukken weer
terugl
En wat was nu het geval?
De vreemde koopman van gister was
een rijk edelman, die met een vriend ge
wed had dat hij twee uur lang midden
op den Pont Neuf goudstukken van pri
ma kwaliteit te koop zou aanbieden voor
de kleinigheid van tien stuivers en dat
hij er geen een zou kunnen kwijt raken.
En dat hij een uur later grof vervalsch-
te goudstukken dus koperstukken
zou aanbieden voor denzelfden prijs en
dat hij binnen tien minuten uitverkocht
zou zijn.
En de edelman had zijn weddenschap
schitterend gewonnen.
Brenso.
liederen daar gezongen worden met een af
schuwelijk Duitsch aooent....
En zoo was het. Men was wel in Hanno
ver, maar men 'bootste graag Vereailles na.
Men voerde wel oorlog tegen Lodewijk
XTV, maar men volgt zijn zeden en ge
woonten zoo getrouw mogelijk na. Zijn
hofgebruiken worden in gebruik gesteld,
maar dan doorvlochten met de gemakzuc"
tige gebruiken en de vrijpostigheden van het
Hannoversche hof zelf.
In een van haar brieven van 1716, waarin
zij over de hoffeesten van Hannover schrijft,
vertelt Lady Mary Wortley Motagnu:
Ik leef hier in de sfeer der schoonheden. Alle
vrouwen hebben rooskleurige wangen,
sneeuwwitte voorhoofden, gitzwarte wenk
brauwen en gitzwart haar. Én die volmaakt
heden behouden ze tot hun dood toe. Bjj
kaarslicht staat het heel goed. Alleen zou
ik graag willen, dat er eens wat meer afwis
seling in de schoonheid was. Bovendien loopt
deze schoonheid altijd groot gevaar van te
smelten als ze te dicht bjj het vuur komt.
George's huwelijk met Sophia Dorothea,
de dochter van den toetsten Hertog van
Zelle en uit welk huwelijk de tweede
George van Engeland en Sophia, de moeder
van Frederik dien Groote, geboren werden
was zeer ongelukkig.
Hij leidde een zeer loszinnig leven, zooals
veel vorsten uit dien tijdi En daar zijn vrouw
hem in den regel bjj zijn uitspattingen hin
derde, wist. hij haar totwüet minder dan.
levenslange opsluiting te doen veroordeelen.
'En van zijn familie vergezelde hem op
zjjn reis naar Engeland dius alleen zijn zoon.
Behalve deze kwamen er twee van de drie
meest bekende gunstelingen des hertogs
mee. Het eerste kwam de Baronnesse Van
KielmannZegge. Haar schuldeischers had
den haar wel niet vergund tegelijk met Geor-
ges Hannover te verlaten, maar zij kwam
er toch wel uit. Zij ontvluchtte verkleed en
vermomd en voegde zich bij haar vorstelij-
ken vriend in Den Haag.
Toen de tweede vriendin, Gravin Van
Sohuienberg, dit hoorde, werd ze natuurlijk
hoogst kwaad en reisde op haar beurt het
gezelschap achterna. Zij spoedde zich naar
Engeland in gezelschap van haar &g. twee
nichtjes, waarvan er in ieder geval een
een meisje van 11 jaar geen nichtje, maur
een kind van haar en den hertog was.
Dit zonderlinge gevolg van den nieuwen
koning van Engeland gaf natuurlijk aller
wege en aigemeene ergernis. Heel het volk
spotte er mee. Men uitte zioh in een stort
vloed van pamfletten, caricaturen en sati
ren. De Ollphaat-Klelmann-zegge werd om
haar corpulentie zoo genoemd en de „Ko-
kangemast" een eerenaam voor de magere
Gravin van Sohuienberg werden afschu
welijk bespot
(Doch het deerde den nieuwen koning met
Trouwens: Om heel Engeland! en om al de
Engelschen bekommerde de Koning zioh zoo
goed als niet In Hannover was hij een des
poot die willekeurig zijn zin kreeg of nam.
In Engeland durfde hij' dat niet onmiddellijk
en werd dus wat men noemde: Een gematigc
heerscher. D. w.z. iemand, die de zaken op
haar beloop liet en zich nergens wat van
aantrok.
Hij het de zaken ««n de ministers over
en begreep, dat hij in Engeland weinig an
ders kon doen dan zich maar zoo stil mogelijk
houden en inmiddels zijn Duitsche gunste
lingen bevoordeelen.
Hun hebzucht ging dan' ook langzamer
hand alle perken te buiten. En George vont
dat niets erg. Toen eens een Duitsche hof
meester zijn ontslag vroeg en naar zijn va
derland wilde terug koeren, vroeg George
hem naar de reden van zijp vertrek.
Sire was het antwoord men steel'
hier zoo, dat ik het üiet langer kan aanzien.
Domkop! zei de koning.het is toch
alles van En^fctech geld? Geneer je niet.
Steel als de anderen en doe 't goed!
Hij kende zoo goed als geen Engelsch,
zoodat hij met Robert Walpole, den eersten
minister, die geen woord Duitsch of Fransoh
verstond', niet kon spreken.
Het eenige wat ze beidien kenden, was
'n hanje vol.Latijn-
- Ik warmde m'n ouwe latijn weer 's 'n
beetje op vertelde later Walpole en
wij regeerden tezamen Engeland ln keuken
latijn!.,..
In 's Koning» naaste omgeving was dan
ook geen een Engolsohman Hij verstond ze
LIEDJE VAN DE WEEK.
Amsterdam Wereldstad.
De drukke Zaterdagen.
Als we over drukte praten,
Heeft de goede Amstelstad,
Wat ie noemt de laatste wekenj
Eens 'n goeie beurt gehad.
Eerst de kcmst van de drie vliegen,
Die voor geen gevaar beducht
t Groote waagstuk ondernamen,
Van de Holland—Indië-vluchl
Och, wat gaf hun wederkeeren
Toch 'n drukte ln de stad.
Er scheen niemand ln de fioofdst&d,
Die dien dag te werken had..
NanwHiJks was de dag verstreken
Of er brak 'n andere nans
Nu zou onze A. W. V. eens
Aan het jubileéren slaan
AmsteFs winkeliers, die gaven
Ons een first class feest te zien,
Zooals winkeliers van Londen.
Het misschien niet kunnen biên.
Toen kwam Tom Mix ons verrassen,
Die Tc persoonlijk heb gekend!
'k Trachtte hem nog eens te spreken.
Maarhij was alweer absent
Toch: HIJ heeft hier veel vereerder»,
In de groote Amstelstad.
Nooit zag ik nog zooveel lachjes,
Zooveel lonkjes in de stad.
En toen kwam het droef verscheiden
Van den man, door elk betreurd.
Eerst nog dagen lang van Ujden....
Toen opeens was het gebeurd.
Bouwmeester was uit zUn lUden;
HU, die ons zoo heel veel gaf,
Werd door Amsterdam nu weggedragen,
Naar zUn laatste plaats: het graf.
Tusschendoor kwam nog de wedstrijd,
Waar ons dapp're elftal won
(Dat we zouden winnen bleek al
Toen de wedstrijd pas begon)..
Henny Porten kwam eens kijken
De eerste möoie dag kwam aan....
En die zag ons ook in drommen
Weer eens langs de straten gaan!
En het laatste van de druktens,
Die de Amstelstad vervuld'
Waardoor we in autostof en
voetgeschuifel zUn gehuld....
Was de komst van Wilhelmina
Neerland's lieve Koningin
Met haar kwamen man en dochter,
Mooi weer en Oranje-zin.
t' Was 't laatste, maar 't beste,
't Wast 't mooiste! Amsterdam,
heeft zich op z'n best getoond weer,
Toen de Koningin hier kwam....!
Nu is alles afgeloopen,
Maar het kwam ons wel van pas.
Daar er van die zesmaal drukte
VUf maal een van vreugde was.
En waar drukte is is leven.
Want daar wordt dan wat verdiend
Door den winkelier, die anders
(en niet zonder reden)., gr... klaagt.
Joh. R.
A. W. V. Amsterdamsche Wlnke-
liersvereeniging.
toch niet. Het waren allen Duitschers. En
te midden van ben zocht George troost voor
de' verveling, die hem in bet vreemde land
kwelde..,.
Na dien dood van zUn gemalin, die 82 jaar
in gevangenschap had geleefd, 'bewees de
koning aan Engeland de eer om aan zijn
Duitsche vriendinnen een Engelsche toe te
voegen.
Deze Mina Bret kon echter slechts
weinige maanden in het KoninklUk verblUf
haar woning behouden- Want ook die dagen
van George zelf waren geteld- HU overleefde
zijn echtgenoote slechts acht maanden-.
Den len Juni 1727 verliet hij Engeland
om nog weer eens naar zUn geliefd1 Hannover
te gaan- Mn«r hU zou er niet levend meer
komen.
Als gewoonlijk deed hU de reis over Hol
land de kortste route. Nadat hU eenige
dagen 'later in het Overijsselsche dorpje
Delden had overnacht, reed hU naar Bent-
heim. Daar werd hU ernstig ongesteld. Maar
hU wilde van geen geneeskundige hulp
weten-
smachtte er naar om OsnabrQck te
:en, maar werd voordat men bet
naaste station het stadje Ipenburen in
Westfalen, bereikte door een beroerte
getroffen. Toen de stoet in den nacht van
21 op 22 Juni de stad Hannover binnentrok,
was George dood.
Volgens de overlevering zou zUn gemalin
op haar sterfbed den koning binnen een jaar
voor Gods rechterstoel gedaagd hebben. De
brief, waarin deze mededeeling stond, had
men hem in Engeland niet durven geven.
HU was hem pas onderweg, in de buurt van
Bentheim, overhandigd.
De koning opende den brief in zijn post
wagen en zoodra hij haar gelezen had!, kreeg
hU last van zenuwtrekkingen» die in een
beroerte eindigden.
Volgens anderen zou zUn dood te w$en
zijn geweest aan het overmatig gebruik van
meloenen-
Maar het volk in Engeland geloofde vast,
dat de Duivel hem hoogst eigenhandig den
hals had omgedraaid.
't Juttertje