Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, UIT DE OUDE DOOS VAN HELDER. NAAR DE TENTOONSTELLING. van ZATERDAG 6 JUNI 1925 NO. 178 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) VAN DE JOURNALISTIEK EN DE KRANT. Het is niet mijn bedoeling breedvoerig in gaan op de zoo wijd verbreide revolution- n*lre journalistiek zelfs niet op die van °ns eigen landi. HET HUWELIJKSAANZOEK. Bram 'i Jutterte redden, en op Texel aan -wal te brengen. Het gejuich der genen, die de hunnen behouden zagen, gaat alle beschrijving te boven; doch even min kan inen den jam mer schetsen dier ongelukkige vrouw, die, de eenige van alle, de tijding ontving, dat haar man, de vader harer zes kinderen* niet onder de geredden gevonden werd. Oud Verhaal van een zwaren storm en moeilijke redding op de Reede van Texel in het Jaar 1815. Oude Heldersche namen I Heel ouden van dagen1 in Helder weten nog wel van den tijd, dat de reede van Texel nog in volle Deur was van oude zeilschepen, van schoeners en barken en klippers en galjasschepen. Zelfs Ik, als kind van latere geslachten, heb nog bij verschillende oude teekenin- gen en afbeeldingen, met daarbij de noo- dige oude verbalen van herinnering, ge hoord en gezien. De reede en de haven van Texel was eenmaal over de wereld bekend. En bij die bekendheid hoorde als van zelf sprekend het hoofdstuk van zeeram pen, van stormen en van strandingen van moed en van wonderlijke reddingen. Zoo beroemd als de reed© was voor de schepen, zoo beroemd waren oudtijds de Inwoners om hun moed en hun volharding bij zeegevaren. En niet alleen in de laatste jaren. Hieronder druk ik af een verhaal, voor komende in de oude „Amsterdamsche Courant" van 16 Januari 1816, over een zwaren storm en een moeilijke redding op den 80en December daaraan voorafgaande en hoe hetzelfde schip adht dagen later opnieuw redding noodig had, waarbij toen de kapitein van het schip omkwam. Het is aardig deze dingen eens over te lezen, al was het alleen maar om de oude namen, die er bij te pas kooien en welke namen vandaag den dag nog voorkomen en een goede klank hebben bij alle Texelaars on Heldersohen. Men leze het stuk er maar eens op na en zie of men geen ouden bekenden naam tegenkomt Brenaa. TKiXiMi^ den 16den Januarij. Het is sedert lang bekend hoe Neêrlands Strand bewoners, en die van ons Eiland in het bijzonder, manmoedig en volijverig toe anellen waar Zeegevaren hunne hulp ver- eischeni Onlangs heeft men hiervan weder een tweevoudig voorbeeld gezien. In den geweldigen storm van den BOsten December 1L werden verscheidene op de Reede liggende Schepen van de Ankers geslagen en op den Zuidwal geworpen, alwaar vele ongelukkige Schepelingen het leven moesten laten. Dit zou ook onge twijfeld het lot zjjn geweest der manschap, aan boord van het Pruisische Galjassohlp ^Assistentie", zoo niet een aantal brave Texelaren hun eigen Schip en leven ge waagd hadden, om dat der Schipbreuke lingen te redden. Jan Hassing namelijk, Beurtschipper op Amsterdam, verzeld door zijnen Behuwd-Broeder Klaas Hoek stra, benevens Willem Buisen, A. Buisen, Aldert Dijker, Lammert Baas, D. Kok, Willem de Wijn, Lourens Pronk, Kornelis Ehners en Kornelis Janssen Smit verlie ten in des eerstgenoemden Beurtschip de Haven van Texel, trotseerden het woeden van Stormwind en Zee, en hadden het onbeschrijvelijk genoegen, om den Pruls- sischen Kapitein, deszelfs Vrouw en Dochter en der verdere Equipagie te red den op een tijdstip van zoo dringend doods gevaar, dat reeds de Kapitein zelf bewus teloos geworden was. Behouden kwamen de redders en gered den op Texel aan, maar hiermede was het onheil dat dit zelfde Galjasschip veroor zaken moest, nog niet ten einde: nogmaals moesten op het zelve mensohen met doods gevaar bedreigd worden, en nogmaals moest het onzen Texelaren gelegenheid geven om trouw en moed in de hoogste mate aan den dag te leggen. Op gAède mannen zeggen, was Schip on lading aan genomen om gedost on afgewerkt te wor den. Tot dat einde waren, in don naoht tusschen den Tden en den 8sten Januarij* negentien menschen aan 'boord gebleven om, zoo mogelijk, hot water uit het Schip te pompen. Dezo menschen werden in dien nacht door een hevlgen storm overvallen; er ging oen geweldig hooge Zee, waar door het Schip, dat reeds gedeeltelijk op zijde lag, nu over de eene dan over de andere zijde geworpen werd. Elk zag een genoegzaam wissen dood voor oogen. Men klom het want, een laatste, maar hoogst onveilige wijOrplaats. Een der ongelukki- gen had reeds het leven verloren, en allen dachten hem weldra te volgen Reeds deze toestand gaf onder hen zeiven gelegenheid tot een eerbiedwaardig blijk van edelmoe- moedigheid. Zekere Jan Vlas, verliet de reeds bereikte standplaats in het want, om meer gevorderden in jaren, die zeiven zich niet redden konden te helpen, en voorts alles aan te wenden, wat nog tot mogelijk Lijfsbehoud van allen beproefd kon worden. Doch deze ijver zou vrucnl loos geweest zijn, zoo niet de moed hunner mede-dorpelingen, ondanks het gevaar, de 011 gelukkigen bij gesprongen was. Aan gedaan op het geziigt der Vrouwen, Kin deren en Ouders van de aan 'boord zijnde manschap, die jammerend langs de Dijken liepen, en aangespoord door den Heer Burgemeester des Eilands en door don Heer T. ('hristiaan, Consulair Agent van onderscheidene idogendheden, waagde Jan Buikema, vergezeld door Jan Snooij, Hendrik Blom, L.S. Former, J. R. Huls man, Gijs Bakker, Louwrensf Pronk, Jan Kolder, Pieter de Graaf en Johannee Brands, zich buiten de Haven, trotseeren- de evenals Hassing wind en golven, be reikte het Schip, lag hetzelve op zijde (eene zeer gevaarlijke onderneming) en had het geluk alle achttien menschen te „Nou buur, hei je ook zoo'n boekie kocht van zoo'n juffie uit die auto?" „Boekie? Ik hew gien boekie zien, nog veul minder een auto en een juffie heel- kendal niet, hoor. Was 't maar zoo. Nou wat was dat voor een boekie?" „NÏou man, er mot zoo'n merakel groot feist in Nuwediep komimen met Pinkster. Van „de stad Helder" noemen ze het. Nou jou, Nuwediep of Helder, da's 'bai main krek gelaik, Nou, een tentoonstelling 6k en van Alkmaar kommen ze met de boot en as ik het goed begreipen hew, dan komt er zoo veul as een heele vloot van Langedaik, een Broeker vloot. En wil je wel gelauven buur, dat ik verleigen en ver- leigen veul senieighaid hew om deer naor toe te gaan. Ik docht, as wai nou èaomen op het wiel gongen?" „Nou, main best. Wanneer is het, zeg je? Met Pinkster?" „Jao met Pinkster drie. Dan voer je op het land toch niks nul Want het is maar iena in 't jaor Pinkster drie." „Nou, buur (den volgenden dag). Heb jai er al met Je waif over sproken?" „Man, zwaig stlL Die lalt me nou an main kop te zeuren, dat zal ook mei wil. Ik zeg, mensch, zeg ik, hoe mot je er kommen? Maar jawel. „Met z'n vieren huren we, zal main waif, de auto van Slem van Teun." „HG jal spie," zal ik, Je heit ten minste lef genog." „Nou ja, welt ik veul, de vroege eerappels stingen zoo best en nag meer vieren en vaifjes en aflrs had een mensch ook niks." „Nou man, wat zeg jau er van?" „Main goed, hoor, as moeder de vrouw zich er mei vereinigen ken, dan gaon we as branie-hoeren uut." Ka Pinksterdrie kwasn. I „Nou buur, dat ken een beste dag weer wofren, vandaag. Jai bint ook al vroeg op." „O jao Plet, as een 'boer op rais zei, Is er eerst nag zooveul te doen. Da's wat aors met die stosluL Die kleide zioh van bed of in 't beste pak en ze goan weg. Maar bai ons, hè?" „Om tien uur stappen we op, niet? Slem van Teun nilende, dat hal met z'n auto „voorkommen most". „Bin je gek," zal ik, „wai kammen wel bai jou, hoor!" 's Jonge, 's jonge, dat was me een tocht. Siem van Teun, je raide niet te hard, hoor. We moeten op ons gemak kennen zien, *hoe het gewas overal staot. Nou, dat wou Siem vanzelf ook graag. „Nou, vrouw, hoe hew je het nou bai ime?" t Waif zai niet veul. Aars gaat de waffel altaid en nou was ze zoo stil. Bin je bangig?" vroeg ik nag. „Kerel, verrek," zai ze. Nou toen begreep Ik genog. „Deer hed je ze, deer hel je .ze," hoor ik in iena „Wat, weer?" Deer in kanaol en vliegmesiens in de lucht." Nou wera- ohies, mensch, dat was eerst mooi. Dat ken wat warren buur. Sauffeur, stoom nou een bitje gelaik met die booten. Den kommen we gelaik An." „Bestig." We waren zoo in de vroolijkheid. Want op de booten was volop meztek en jool. Main waif was de bangighaid glad ver- gaiten en begon al mei te galmen, „Hou, hou, wat hoor, zai ik, houw je fesoen; we kammen aans in de stad en da's wat aars as bai ons in 't 'boerenland." Maar Griet Revolutionaire en Socialis tische kranten. Over het algemeen begrijpt leder, die er over nadenkt, dat alles zij 11 eigen tijd heeft. Eerst komt het zaad en daaruit het plantje. Ala de jonge boom zioh .ontwikkelt, dan komt telkens stuk voor stuk 'n beetje hoo- ger een nieuwe tak eruit, die zich op haar beurt weer ontwikkelt en tot iets zelfstan digs wordt. Als we nu die journalistiek of mis schien juister gezegd: het bestaan van de „Krant" nemen als een afzonderlijk en op een bepaalden tijd ontstane en zich ont wikkelenden jongen boom, dan staat het ook vast, dat aan dezen boom suocessieve- Sk takken gegroeid zijn, welke weer tot elne boomen op zichzelf ontwlkk M zijn. 1 Ais de Krant een boom is, die tegenwoor dig in de beschaafde wereld groeit, dan is de Revolutionnaire en Socialistische krant 'n tak van latere Jaren, maar die op heden al 'n heel aardig boompje op zichzelf is. Met revolutionnaire en socialistische be doel ik persoonlijk hier dit: de eerste tak, die schoorvoetend uit den stam van het ding krant te voorschijn kwam, was een revolutionnaire pers. Het was nog niet dade lijk 'n socialistische pers, zooals socialisti sche mensohen het zouden noemen. Het was meer algemeen revolutiomnair. En iéder, die wel eens kennis gemaakt heeft met het machtige standaardwerk van wijlen Prof. Quack: „De Socialisten", heeft kunnen opletten hoe ontzaggelijk veei bron nen deze schrijver reeds aanhaalt en hoe ontzaggelijk veel revolutionnaire blaadjes* geschriftje», boekjes, brochures, eto. deze reeds noemt vanuit de tachtiger jaren en nog daarvoor. Uit heel deze revolutionnaire beweging is langzaam de socialistische beweging ge groeid. En uit de journalistiek van de revolutie is voortgekomen de gezamenlijke socialistische Pers. Zooais wij die nu kennen. Ook in ons land alleen bestaat er een takjo van. Allsen wilde ik slechts even de aandacht vestigen op dat kleine takje socialistische pers, dat ook in ons land groeit. En laten zien hoe groot dat takje eigen lijk al geworden is en uit hoeveel elementen het inderdaad Is samengegroeid. Ik doe dit aan de hand! van een goed kenner. Kort geleden heeft het socialistische dag blad „Het Volk" zijn vijf-en-twintig-jarig bestaan herdacht. Ter gelegenheid daarvan is een feest nummer uitgekomen. En in dit feestnummer komt o. in. voor een artikel van de hand van den heer Vlie gen en deze geeft hierin een overzicht van zoo goed als alle blaadjes en kranten, welke van de beginperiode van het socialisme in ons land af zijn ontstaan, hebben bestaan en weer zjjn onder gegaan. Het lijkt mij een aardig overzicht voor met-socialistische belangstellenden in de ontwikkeling van het krantenwezen. En ons vooor hen, die om een of andere reden het feestnummer van „Het Volk" niet onder de oogen hebben gehad. De heer Vliegen vertelt het volgende: Evenmin als men zioh mo©t voorstallon, dat de socialistische beweging op den een of anderen dag begonnen is, omdat op zoo n bepaalden dag een of andere socialistische organisatie is gesticht, moet men zioh voor stellen. dat de socialistische pers haar ge- booortedatum kan aanwijzen. In ons land zijn in 1848 of daaromtrent al heel wat geschriften verschenen met een revolutionnaire strekking. En niet zelden klonk daarin een toon, dien we ook heden nog socialistisch zouden noemen. Bymholt deelt In zijn boek over de ge schiedenis der arbeidersbeweging mede een blad te hebben gezien, dat in 1849 te Nij megen verscheen, „De star der hoop" ge titeld, waarin zekere E. Meetor socialistisch revolutionnaire gedachten uitte. Tusschen 1860 en 1860 gaf zekere E. A. Hartman in Amsterdam herhaaldelijk min 'of meer periodieke blaadjes uit, meestal „Ter bestrijding van de armoede". In 1868 verscheen als periodiek blaadje „De Werk mand. De uitgever was N. Wollring, de vader van onzen Amsterdamschen vriend. tn den tijd van de Eerste Internationale verscheen te Gent „De Toekomst", die in Nederland werd gecolporteerd en gelezen zal: „ik bin uut en dan ken 't me niks niemendal schelen." Wat een menschen, je kon over de hoofden loupen. „Ik wist niet, zai Train, dat er zooveul menschen in Nuwediep weunden." „Och, Trainbuur, 1 binnen alle maal vreemden. Begraip je dat niet?" De sauffeur stopte. „Vrind," vroeg ie, ..gaon we zoo goed naar de tentoonstel ling?" „Ken je leizen," zei de vrind (bai was zeker met z'n verkeerde bien het bed uutstapt). „Den mot Je naar de pailen kal ken". „Och, jao, Siem van Teun, je kon niet mis." Maar toen, wetachtig, wees in ies een pail aarsexm. Wat non, weerom? nog eres vragen. „Recht uut, recht An." „Bedankt!" Jawel, mensohen, vlaggen* boni, we waoren er. „Stem, bring jai je peerd op stal en den kom je bai ons terug. Je (bont zooveul as onze gast vandaag." Odlj, menschen, wat was deer veul te fcaik. Griet sloeg de handen in mekaar. En wat was die kemiasie of hoe ze bieten, ge willig. Alles wier ons verteld. Nou van zelf, zooveul begreipen wai er niet van, want wai hebben meer verstand van een nloeg en een eg, maar prachtig was het. En Piet zai, en dat was waar ók, Kees zal die, „dat hewwe die heeren mooi in me- kaor draait. Deer imot je gien 'boer voor wezen, want alles is zoo prachtig gerei- geld. M'n petje 6f hoor voor de heeren- c emissie." En Train en Griet wassen het er mee lens. „Gaon jollle ök met de boottocht mei?" 100 ren we een stem achter ons. „Boot tocht, boottocht, ik welt van gien boot tocht. We kommen van buutea" „O, van half drie tot half 6 is er boottocht op het Marsdiep." Nou, deer voelden ik en Plet en Train en Griet den 'balster veul voor Dat was erels wat aArs as achter de peer- den. Maar jao, je most er een kaart voor hewwen en hoe kwammen we deer an? Plet wist raad. Hij stepte (Train hield er hart vast) met z'n nuwe strooien hoedje in de hand naar een kemissielid1 met een hoog© hoed op en zai dat wai met z'n vaiven, zoo as we deer bai mekaar aton- den, met de bootrals meewouwea We kwammen van buiten en of die imeheir nou raod' wist om nag an een kaort te kommen voor ons. Jao, deer kon die me- heir niet veul An doen, maor Hai zou ereis kaiken. Hai weg. Nou, het duurde wel een goed kwartier eer hal weerom was, maor, jawel, hai had kaorten en wai gongen vaoren. Train kneep me werachtig van hlaidsohip ln de armen, da'k er nog blauwe plekken van heb. Nou veruut met de gait. Op de Eylers de Haan. „Dat treft," riep Griet ai, „der is 6k een fan farekorps op." Jewel, hoor. Ook een bof. „Dag, dag," hoorden we in iena „Zou dat teugen ons wezen," zai Griet. „Nou, ook gi ndag. Deer hè je main neef Gert uut de Zijp ook. Kom bij ons zitten, zeg. Bin jollie er ök? „Met peerd en kar." „Wai met de auto, wat zeg je deer van." De muziek begon al een deuntje te spelen en Griet zong al weer mee en werachtig, ik kon m'n mond ook niet houwen. „Vent, je zingt valsoh," zai Train. „Ken me niks, niemendal schelen. Ik ben uut en dan mag alles." Griet begon een pooske laoter stil te worren en ze wier zoo bleik om d'r neua „Stil blaiven zitten. Zeeriekte." „Was ik maar thuua" zai ze. Niks An te doen. Nou er woei gien wind en Griet er zeeziekte zette niet deur. Halfzes kwam men we an wal. „Ik vergao van den hon ger." „Nou en wai ók, hoor. Maar waar kraigen we wat te bikken." Het eerste, het beste restrant gaon we binnen. Oofa, och, wat deftig. Griet, die Aars een bek as een hooischuur het, praatte nü ,over Te Antwerpen gaf Philip Coenen „De Wer ker" uit die in Nederland overal abonnees had. In Rotterdam verscheen „DeRotter damsehe1 Lantaarn" 'n vrijdenkers- blaadje met socialistische tendenz. In 1870 werd ook in Nederland 'n biaadj» opgericht, dat als naam „De Toekomst" droeg. In 1871 'n ander, „De Vrijheid" ge- heeten. Al deze bladen, die, behalve „De Werk man", die eenige jaren bestond, meestal na korten tijd weer te niet gingen, konden socialistisch genoemd worden, althans so- ciaal-revolutionmair. Zoo verscheen de „Vrijheid" b.v. in rouwrand, toen de Oom' mune van Parijs was neer geslagen. 'n Blad, dat zich wel democratisch, doch niet socialistisch noemde, was „Het vrije Volk", dat te Amsterdam uitkwam. Ook te Utrecht verscheen korten tijd 'n blaadje „De Lantaarn", dat de Internationale verdedigde. „De Werkman" werd later opgevolgd feitelijk vervangen door de „Werkmans bode", het orgaan van het Algemeen Neder- landsch Werklieden-Verbond, dat beslist anti-socialistisch was. In 1879 verscheen op 1 Maart het eerste nummer van „Recht voor Allen" uitge geven bij Liebers en onder redactie van F. Domela Nieuwenhuis, waarmede het zoo'n beetje uit was met die telkens weer ver schijnende en spoedig weer te niet gaande arbeidersblaadjes. Het laatste was geweest de „Amstélbode", die in 1878 'n korten tijd bestond. „Recht voor Alen" had spoedig lezers genoeg om zijn bestadn verzekerd te zieni en dit werd nog beter, toen bet langzamerhand1 de orga nisatie van den Sociaal-Democratischen Bond achter zich kreeg, die nu begon te komen. In Leeuwarden verscheen In 1882 bij Rommers 'n nieuiw blad: „De.Vrije Pers", dat wel voor algemeen kiesrecht zich ver klaarde, doch niet bepaald socialistisch was. Het bestond niet lang. In het algemeen was juist bet tot stant komen van de organisatie een beletsel tot het oprichten van telkens weer nieuwe blaadjes, wijl daardoor schade werd' gedaan aan „Recht voor AUenr. Maar buiten de Partij staande poogden sommigen toch nog wel eens iets van (Hen aard. Zoo verscheen te Groningen het .Gro ninger Weekblad1" en te Amsterdam „V oor- stil. Maar het eten, mensch, wat was dat lekker, „Waif," zai ik, „maar as Jai zoo lekker koken kon, hieuw ik nog veul meer van Je." „Dan at Jai me te veul," zai Griet Toen de stad ia De vrouwlui wouwen een nuw bloesie hewwen. Koopziek zain die wai ven altaid. „Mensch, je 'bint zoo ók lief," zai ik nog, maar ze moeten in den winkel en wai mosten mei, om te schok ken, begreip ik weL „Bloeates droegen ze niet meer," zai het winkéljuffia. „Het va ren nou kozakkea" Allemaohtes, ik docht met main domme verstand, dat dat sol- daofcen waren uit Rusland, met zoo'n rare muts op. Maor nee, hoor. De waiftes krei- gen elk zoo'n kozakkie An en het ouwe bloesie most in een pakkie met een touwjte er om. „Mensch," zai ik nag, je loopt zoo metien van groosighaid het kanaaltje ia" „Nou nag wat meenetenen voor de jongens. Dat hewwen we beloofd.* Jao, vanzelf, dat tuug mocht er niet bij te kort. kammen. Train nam suikearbeesies, maor main waif most Juist noga met een aopie. JHei Je nou genog kocht, den maor weer naor de tentoonstelling." Wat kwajn er nou nog? Toen het donker was, wier het in iena zoo raar licht JDe vuurtoren," riep het waif. „Jai bint gek. Da's zoeklicht O,, kaik die vliegmesiens er deur. Ooh, och, wat mooi." De Broekervloot ging nou metten weg. Die hadden er genog vaa En ik zai, „Teun," zai Ik, „we mosten ook zachte» an Inspannen. Het zei toch al haost melkerstaid wezen, voor we thuis zain." En zoo gebeurde het „Nou, aai Piet, buur ik hew gien spait had, dat ik met je meegaon bin en wal ók niet, rie pen de vrouwtjes met herur kozakkiea An en de sulkere-beesdes en noga met t epie in heur tassoliie. H. N. T.—B. waarts", beide niet-uitgesproken socialis tisch, maar toch wei socialistisch van strek king. Beide haddeni een staf van socialisti sche en burgerlijk democratische medewer kers. Het „Groninger Weekhlad" werd later jn 'n radicaal weekblad herdoopt In 1888 verscheen in Den Haag „De Anarchist", orgaan van goddeloozen, haven- loozen en regeeringsloozen. Verder „Mut- tatuli", ook 'n blaadje van anarchistische strekking. En iets later JDe Vrije Pers" ook anarchistisch. 'Al deze bladen werden opgericht en ge schreven door menschen, die lid waren van den Sociaal-Democratischen Bond en wer den door Domela Nieuwenhuis fel bestre den. In Zeeland' verscheen in hetzelfde jaar „De Volksstem" onder redactie van Oor- nellssen. We vermoeden, dat Wibaut aan de verschijning niet geheel onschuldig was, maar zijn naam stond er niet op. 'In Schoterlandi verscheen „De Kok" onder redaotie van Van der Zwaag. In 1890 richtte ik zelf de „Volkstribuun" te Maas tricht op. De aanleiding was, dat wij bij de colportage van het Zaterdagsche nummer van Hecht voor Allen", waarin dan steeds artikelen van Pieters en van mij stonden, zulk 'n succes hadden, dat ik had berekend, wanneer we het blad zelf konden drukken, dat we dan over de geheele ruimte konden beschikken en denkelijk nog meer zouden verkoopea We kregen een dorukkerijtje van den „Sociaal Democratischer]. Bond", waarvan de totaal rekening 614 bedroeg. Van het kapitaal had Van Kol 200 gefourneerd; waarvan hij vermoedelijk de rente niet ge regeld ontvangen heeft. Toen 'n socialistisch weekblad bleek te kunnen bestaan in Maastricht, 'begon men allerwege ons na te doen. „Recht voor Allen" was in dien tijd een dagblad en hoewel de abonnementsprijs slechts ƒ1.20 per kwartaal was, heette dat toch een bezwaar. Men wilde overigens bla den hebben met 'n locale kleur. En Hecht voor Allen" werd trouwens heel slecht ge redigeerd. Luitjes richtte in Groningen „De Arbei der" op, in Twenthe verscheen .Hecht door Zee" in Middelburg „Licht, en Waar heid", later vervangen door „De Toekomst", onder redactie van Van der Veer. Te Zaandijk verscheen „Het Volksblad", te Zwolle irtvain „De Volksvriend" tot stand. De vrouw met de twee namen. Anny Karsen was alleen tn het salon van haar moeders huls toen haar vriend Ru Derksen kwam. Het was vier uur in den middag. Anny deed zeer verbaasd. Ik heb zooeven je moeder gaspro ken begon Ru. Zoo? vroeg Anny waar? In 'n lunchroom. We hebben er sa men thee gedronken. Ja? Zoo vroeg al.Wie was er bij haar? Ik alleea We hebben over een ern stige aangelegenheid gepraat Ach. Hebben jullie 't heelemaal niet over mij gehad? Ja, dat is te zeggen.Nou, zie je. een van de voornaamste redenen, waarom ik hier ben, is eigenlijk. Wat eigenlijk? Dat ik met jou wilde praten.na dat gesprek met je moeder. Och, wat interessant En verder? Niet alles tegelijk.Ik wilde wer kelijk eens ernstig met je spreken. Dat zal moeilijk gaaa Je weet wel, dat ik twee namen heb.Twee voorn meif: Anny Oomelia. Ja, en wat zou dat? Nou.Anny, dat is een speelsch Toen Luitjes met zijn „Arbeider" naar Hoogezand-Sappeméer verhuisde, verscheen te Groningen „De Wachter", onder redactie van Schaper. In Rotterdam werd „De Vrijheid" opge richt redactie Beladingen, terwijl in Arn hem van Emmenes JDe Voorwaarts" uit kwam. In 1892 werd „De Sneeker Courant" door het redacteurschap van Troelstra bij de so cialistische pers ingelijfd. Kort daarop ver huisde dit blad naar Amsterdam, waar het verder verscheen onder den naam van „De Nieuwe Tijd". Toen Troelstra naar Utrecht verhuisde om daar de „Baanbreker" te stichten, werden Van der Goes en H. Polak de redacteuren van JDe Nieuwe Tijd". ,J)e Volksvriend". Nu zijn we tot den tijd van de stichting der 8.D.AP. genaderd, welke stichting, of liever de scheuring waaruit ze voortkwam, heel wat te weeg bracht op het terrein van de pers. De „Vrijheid", „De Wachter", „De Volkstribuun" kozen de partij der S.D.A.P. Mhar de drie eersten gingen spoedig, de laatste drie jaar later ten gronde. „De Baanbreker", die natuurlijk ook de zijde der SJD.A.P. koos, werd in 1896 om gedoopt in „De Sociaal-Democraat" en ver scheen nufin Rotterdam^waar hij dn 1897 twee- en in 1898 driemaal per week ging verschijnea Om op 1 April 1900 op de meest eervolle wijze te verdwflnea Namelijk doordien hjj vervangen werd door ,H»t Volk". Tot zoover de héér Vliegen ln het feest nummer van ,Het Volk". Diegene onder de lezers van de „Jutter", die wat meer op dé hoogte zijn, zullen we ten, dat voor de latere jaren hierbij verder niet meer wordt gesproken van de verder als zuiver anarchistisch bedoelde pers. Dit werd van nu af aan tot op dit oogenblik toe weer een afzonderlijk takje aan den hierboven bedoelden boom.... En dit takje groeit nu naast de zuiver socialistische tak.... En wordt misschien op den duur ook weer even groot om op haar beurt weer nieuwe takken uit te bottea Zoo groeit de machtige boom van de pers in onze dagea

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 13