EEN TREIN OP HOL.
was en door duizenden werd bijgewoond.
De taptoe begon, naar oud gebruik, met
den roffel der tamboers, waarna volgden
een marsch door tamboers en pijpers, ge
bed door pijpers, wederom een marsch van
beide groepen en ten slotte een triomf-
marsch met dankgebed door he? orkest.
De tamboers en piipers, die zich voor
de muziektent hadden opgesteld en aldaar
de verschillende gedeelten hadden uitge
voerd, werden daverend door hot publiek
toegejuicht.
En nog lang daarna dreunde door de
stad het rumoer van het feest.
INGEZONDEN.
Onze Gomeenteretnlglng en de eventueel©
verpachting daarvan aan ondergeteekende.
Geachte Redactie.
't Is u en den lezers van uw blad wel
licht nog wel bekend, dat ondergeteeken
de in een der begrootingsvergaderingen
In den Raad aangeboden heeft, onze ge
meentereiniging voor den tijd van 5 jaren
te willen pachten voor de som van 75000
per jaar. 't Is juist daarom, dat zij dan
ook dienen te weten, in hoeverre deze
belangrijke kwestie is behandeld gewor
den en het resultaat daarvan. Vandaar
dan ook mijn beleefd verzoek de corres
pondentie tusschen het College van B.
en W. en ondergeteekende in uw blad te
willen opnemen, opdat een elk onbevoor
oordeeld lezer zijn conclusie daaruit trekt.
Ik zal dat hierbij niet doem, omdat het
imijn voornemen ls bij de eerstvolgende
begrooting deze zaak opnieuw aan de
orde te stellen. Ik verzoek daarom den
aandachtigen lezer wederzijdsche corres
pondentie goed met elkander te verge
lijken. Welnu, dato 26 Maart 1925 ont
ving ik van B. en W. het navolgend
schrijven:
„In een der begrootingsvergaderingen
is door u verklaart, dat gij bereid zijt
met ingang van 1926 de reiniging dezer
gemeente te willen pachten (uit te voe
ren) voor den tijd van 5 jaren en voor de
som van 75000.— per jaar. Naar aanlei
ding van deze verklaring verzoeken wij
u beleefd ons gedetailleerd op te geven
onder welke voorwaarden u de uitvoering
van het bedoeld werk kunt verrichten en
welke zekerheidsstelling u 'bij een even-
tueele opdracht zult kunnen stellen,"
Daarop zond ik den 24sten April 1925
mijn voorwaarden, n.m.:
„De voorwaarden, waarop door mij de
uitvoering van de Geaneentereiniginig, ge
durende vijf achtereenvolgende jaren,
aanvaart kan worden, zijn:
le. Dat de geheele regeling der werk
zaamheden door mij zelf wordt vastge
legd en uitgevoerd.
2e. Dat er bij mij niet het minste be
zwaar bestaat, dat er van Gem.wege aan
die uitvoering bepalingen vastgelegd
worden, mits, toegankelijk en blijk ge
vende van de billijkheid en samenwer
king.
3e. Dat de vigeerende wijze van wer
ken bij de Gem.reiniging door mij direct
uitgeschakeld zal worden en mijne
nieuwe wijze van uitvoering zal bestaan,
vooral wat betreft het transport, door
benzine electrlsche wagens, met een laad
vermogen van 5 M.', waardoor dus paart
en wagen vervalt.
4e. Dat ik mij voorstel een personeel
benoodigd te hebben van pl.m. 17 20
man, met één onderbaas, welk personeel
ik wensch over te nemen uit het bestaan
de gemeentepersoneel, tegen èen salaris
•van 1820 per jaar en1 dat van den onder-
baas op 2o00 per jaar, met toepassing
van den 8-urigen werkdag en Engelsohen
Zaterdagmiddag van 5 werkuren, dus 45-
urige werkweek. (De roode lap voor den
stier. J. J. Sch. Dit vermeldde ik er niet
bij, lezer.)
6e. Dat op een door mij aangegeven
punt toestemming wordt verleend tot het
maken van een overdekte stortplaats.
6e. Dat het Gemeentebeltterrein tegen
een overeen te kamen vergoeding, dage
lijks voor mijn werkkring disponibel
blijve en ais zoodanig gebruik gemaakt
mag worden van de eventueel benoodigde
gemeentelijke gereedschappen, tegen 6
rente van den factuurprijs. Verder dat de
toestemming, thans aan het Gemeente
bestuur verleend, om het vuil naar buiten
te kunnen brengen, mede aan onderge
teekende wordt verleend.
7e. Dat bij uitbreiding der gemeente
prooentsgewijze van de totale aanneming
som vergoeding wordt verleend' voor de
meerdere werkzaamheden, ontstaan door
die eventueel© uitbreiding.
8e. Dat aan ondergeteekende wekelijks
uitbetaald zal worden hetV»* deel van de
aannemingsam, vermindert met 10
van dat wekelijksch deel, als waarborg
som, hetwelk uitbetaald zal worden bij
het einde van het jaar.
9e. Dat ondergeteekende zorg zal dTa-
gen voor een oorrecte uitvoering tot volle
tevredenheid zoowel van Gemeentebe-
stuu r als van de Ingezetenen, hetwelk is
vast te leggen in een nader amsohreven
overeenkomst (zie punt 2e).
10e. Dat bij het einde der overeenkomst
de door mij aangeschafte werkmaterialen,
zooals motoren, enz. enz., door de Ge
meente overgenomen worden legen T/«
van den factuurprijs.
11e. Dat het door mjj overgenomen Ge
meentepersoneel bij het einde van het
oontract, overgenomen wordt door de
Gemeente, en dat de jaren, in dienst van
ondergeteekende, als gemeneentedienst-
jaren gelden.
12. Wat de zekerheidstelling (door u
aan mij gevraagd) betreft, kan ik u mede-
deelen, dat deze eerst dan door mij ge
steld zal worden, wanneer ik zie, dat het
van uw College ernst is om over te gaan
tot verpachting. Reeds kan ik u mede-
deelen dat door mij die zekerheidstelling
elk moment kan worden verstrekt, maar,
rij die zich daartoe bereid hebben ver
klaart, het met mij beter aohten, deze be
kend te maken, eerst dan, wanneer Juist
op dat punt na de overige bepalingen van
beide zijden ztfn overeengekomen. De
wensch hier nog even aan toe te voegen,
dat waar ik spreek van ernst, u mij dit
niet ten kwade moet duiden, daar er voor
deze uitdrukking motieven aanwezig zijn.
Ten slotte verklaart ondergeteekende
het pachten der Gemeentereiniging te
Helder te willen uitvoeren op nader om
schreven voorwaarden, voor de som van
vijfenzeventig duizend gulden \>er jaar.
Zegge 75000.
P.S. Gaarne binnen 2 maanden bericht."
Daarop kreeg ik van B. en W. op 26
Mei 1925 het navolgend antwoord:
„Met het door u gedane voorstel tot het
pachten van de Gemeentereiniging voor
den tijd van vijf achtereenvolgende jareh,
ons medegedeeld bij het nevenvermeld
schrijven, bunnen wij ons zonder meer
niet vereenigen. Het voorstel in zijn ge
heel lijkt ons niet voldoende gedetailleerd,
terwijl het ons overigens aanleiding
heeft gegeven tot het maken van verschil
lende, hierna volgende, opmerkingen:
le. Met de voorwaarden betreffende de
regeling der werkzaamheden kunnen wij
ons vereenigen; op de uitvoering dier
werkzaamheden achten wij een voortdu
rend toezicht van ons College gewensoht.
De wijze van toezicht uitoefenen kan, in
overleg met u, op verschillende manleren
worten geregeld.
2a Het komt ons twijfelachtig voor of
u met een personeel van 17 ft 20 ment-
schen den dienst behoorlijk kunt laten
functionneeren. Bij ons rijst dan ook de
vraag of u zich wel voldoende hebt inge
dacht in de „bijkomende werkzaamheden"
der reiniging, als daar zijn het ruimen
van sneeuw, het besproeien der wegen en
straten enz.
Gaarne zullen wij van u te dezen op
zichte een nadere uiteenzetting ontvan
gen, wel meer speciaal met betrekking tot
het verrichten van werkzaamheden in
overwerk.
3e. Wij kunnen er ons niet mede ver
eenigen, dat de plaats voor het maken
van een stortplaats van vuil door u worm
aangewezen. Wij aohten het om verschil
lende redenen noodzakelijk, dat de aan
wijzing daarvan door ons in overleg met
u geschiedt.
4e. Tegen het verhuren van de terrei
nen der reiniging met de daarbij behoo-
rende opstallen bestaat bij ons geen
enkel herwaar, mits deze objecten voort
durend behoorlijk door u worten onder
houden. Het in gebruik geven van de ma
terialen der Gemeente tegen een vergoe
ding van 6 van de factuurprijs bunnen
wij niet toestaan. Het komt ons gewenscht
voor, dat deze materialen door u worten
overgenomen tegen taxatieprijs. De rege
ling der taxatie zou in overleg met u
kunnen worten vastgesteld. Na beëindi
ging der overeenkomst zal dan het mate
riaal, weder op taxatieprijs, door de Ge
meente worten overgenomen.
Ten aanzien van het storten van vuil in
zee kunnen wij u nog niet positief Inlich
ten, aangezien de uitkomsten der proe
ven, die hiermede zijn genomen, nog niet
bekend zijn.
5e. Wij kunnen er ons mede ver
eenigen, dat de aannemingsom van
75000 per jaar wordt verhoogd bij even-
tueple uitbreiding der gemeente. Als
maatstaf daartoe zouden wij willen nemen
de vermeerdering van het zielenaantal en
niet de aanleg van nieuwe straten en het
bijbouwen van wbningen. In verband
hiermede aohten wij het billijk, dat bij
achteruitgang van het zielenaantal de
aannemingsam wordt verlaagd. De rege
ling van dit punt is nader overeen te
komen.
6e. Tegen uitbetaling van gedeelte
der aannemingsam per week, vermindert
met 10 daarvan, hebben wij geen be
zwaar. Wij aohten echter een waarborg
som van 10 der aannemingsom ten
©enenmale onvoldoende. In ieder geval
achten wij' een waarborgstelling bij een
bank of soortgelijke inrichting noodzake
lijk.
7e. De verplichting dat de gemeente, na
het beëindigen der overeemkamst, de
door u aangeschafte materialen moet
overnemen tegen van den factuurprijs,
kunnen wij niet aooepteeren. Wel zullen
wij 'bereid zijn d e materialen, die de ge
meente eventueel kan gebruiken, tegen
taxatieprijs over te nomen.
8e. Met de door u aangegeven wijze,
waarop het personeel der Gemeentereini
ging door u zal worden gebruikt, kunnen
wij ons niet vereendgen, omdat de belan
gen van dat personeel daardoor ernstig
geschaad zouden worden. (De tegen
overgestelde roode lap. J. J. 8.)
'De hierna volgende regeling zouden wij
toegepast willen zien. Het door u benoo
digde personeel wordt door u van de ge
meente „geleend", zoodat dat personeel
in dienstverband bij de gemeente blijft,
zulks met het oog op pensioneering enz.
(Precies hetgeen ik voorstelde. J. J. 8.) De
door de gemeente te betalen arbeidsloo-
nien, pensioenbijdragen enz. worten door
u gerestitueerd.
Gaarne zullen wij van u vernemen, of
u zich met onze opmerkingen kunt ver
eenigen en zullen wij, waar noodig, een
nadere uiteenzetting van uw voorstel ont
vangen."
Daarop antwoordde ik 29 Mei 1928:
Wat punt 1 betreft daar kan ik mij
mede vereenigen.
Punt 2. Dat het u twijfelachtig voor
komt, dat ondergeteekende den dienst be
hoorlijk zou kunnen laten functloneeren
met een personeel van 17 ft 20 mqnschen,
is juist het object, waardoor onze Ge
meentereiniging zooveel geld kost. Daar
bij vermeen ik, dat het tenslott e uw Col
lege heel weinig aangaat, met hoeveel
imenschen ik bij de eventueel© opdracht
de werkzaamheden uitvoer. Dit vraagt u
ook niet bij de aanbesteding van eenig
ander gemeentewerk. U spreekt daarbij
ook nog of ik mij wel voldoende Inge
dacht heb In de „bijkomstige werkzaamhe
den", b.v. sneeuwruimen en besproeiing
der wegen en straten. Wat het laatste
betreft, ja, ai geschiedt dit ook niet al te
vaak door de vigeerende uitvoering.
Maar wat de sneeuwopruiming betreft,
neen! daarover verbaasde ik mij zeer. Ik
dacht dat dit reeds tot de werkverschaf
fing behoorde.
Punt 8. Ga ik mede aoooort, mits een
centraal punt daarvoor in aanmerking
komt.
Punt 4. Ga ik in zooverre mede aoooort,
uitgezonderd het overnemen tegen taxa
tieprijs der materialen.
Punt 5. Ga ik mede aoooort.
Punt. 8. Ga ik mede aoooort.
Punt 7. Hieruit blijkt, dat uw College
deze zaak uit een oogpunt beziet, dat mij
bij een eventueel© opdracht, de winst bij
duizenden zullen toevloeien. U hebt wer
kelijk hierbij niet nagedacht en dit zal lk
u duidelijk maken. Ik heb noodig aan ben
zine electrowagens 63800; dan het ma
ken van een opslagplaats enz. enz., zoo
dat lk veilig aannemen kan, een kapitaal
van 75000 benoodigd te hebben. Nu zal
dat na 6 jaar getaxeerd worten, waarbij
de eerste vraag gesteld mag worten, wie
kan zulks taxeeren? Doch laten wij aan
nemen, dat er zoo Iemand te vinden is,
dan toch staat het vast, dat die taxatie
niet meer zal bedragen dan de halve
waarde van den kostprijs, zoodat ik daar
bij een verlies zou lijden van zeg 30000
ft 35000 of per jaar 6000 a 7000. Ik zou
dus alleen op mijn materiaal 6000 ft
7000 per jaar verspelen en dat .op een
bedrag van 75000 als pachtsom, waar
van de risico zoo groot üs, dat u geen
tweede in Helder zult aantreffen, die het
u aanbieden zal. Daarbij zij er op gewe
zen, dat bovengenoemde electrowagens
15 jaren (als minimum tijd) bruikbaar
zijn, vandaar dat (mijn voorstel zeer aan
nemelijk is.
Punt 8. Wat dit punt betreft, daarin
spreekt u over het schaden der belangen
van het personeel. Dit is in strijd met de
werkelijkheid. Het tegendeel is zelfs
waar Ten eerste pas ik de 45-urige werk
week met een satarlsverhooglng van
104 per jaar toe, althans voor een groot
deel en bepaal zelf in punt 11, dat het
door mij overgenomen gemeenteperso
neel bij het einde van het oontract weer in
Gemeentedienst komt en de jaren, bij
mij in dienst doorgebracht, voor Gemeen
tedienst jaren gelden. Precies datgene,
wat u verlangt
Resumeerende kom ik tot de conclusie,
dat de zaak door u niet al te concreet is
bestudeert en u bij het vaststellen uwer
voorwaarden geen oogenblik hebt ge
dacht aan de groote vorschillen der bedra
gen, die de reiniging thans kost en mijn
aanbieding. Hoe het zij, alsnog blijf ik
mijn bod gestand, tot en met 15 Juli a.s.,
doch dan zal uwerzijds meer medewer
king 'betracht dienen te worten en wel In
het belang der gemeentenaren."
Hierop volgde 22 Juli 1926:
„Wij hebben de eer u uit te noodigen tot
een vergadering inzake de verpachting
van de gemeentereiniging op Vrijdag 81
Juli a.a, des voonmiddags 10 uur, ten
Raadhuize."
In die vergadering viel de beslissing tot
niet verpachting aan ondergeteekende.
Hoogachtend,
J. J. SCHOEFFELENBEGER.
Helder, 12 September 1925.
door John G. Rowe.
(Nadruk verboden).
Het was tien minuten voor eenen in den
vroegen morren van den 28en Februari
1920, toen de goederentrein van de Lan-
cashire en Yorkshire spoorweg uit Rose
Greve tusschen Burnley en Wakefield ver
trok in de richting van de westelijke hel
ling van de bekende heuvelrijen, ,die de
scheidingslijn vormen tusschen de twee
graafschappen, waarnaar de spoorweg zijn
naam draagt.
De trein werd gereden door William
Smith; hij had al twintig dienstjaren, waar
van hij er al een tiental machinist was ge
weest. Zijn maat, de stoker, heette Joseph
Lockwood, en de remmer op de goederen
wagen achteraan heette William Savern.
De trein bestond liit drie-en-vijftig wagens
en een tientons goederenwagen met rem
men. Van de goederenwagens waren er
twee-en-twintig geladen en een-en-dertig
ledig. Het gewicht was ongeveer drie hon
derd zes-en-tachtig ton, een gewoon gewicht
voor een goederentrein.
Op een gegeven oogenblik begon de trein
de heuvels op te. klimmen; een extra ma
chine hielp tot de zwaarste helling naar
Copy Pit bereikt was. Smith bracht zijn
trein langzaam over den heuvel en liet hem
stoppen Dij het begin van de daling om de
extra machine af te koppelen en van enkele
wagens de remmen aan te zetten. De man
nen zetten vier remmen aan achter de ma
chine en Severn, de remmer, zette de rem
men van vijf wagens vast voor zijn goede
renwagen, vier remmen met blokken op
twee wielen, en een met een blok op één
wiel. Dit was het gebruikelijke getal voor
een trein van dat gewicht op deze helling.
Juist op den top bij Copy Pit staat een bord
waarop: „Goederentreinen moeten stoppen
om de remmen aan te zetten"; en er zijn
strenge regels betreffende het afrijden van
hellingen, die echter alle opgevolgd waren.
Toen de remmen aangezet waren en alles
gereed was om verder te gaan, gaf de rem
mer het signaal voor vertrekken en de ma
chinist begon heel voorzichtig, zonder foom
te rijden, en zei den stoker de handremmen
op den tender los te zetten.
De heuvel,, die ze juist waren opgeklom
men, was een op zeven en zestig over een
afstand van een goede mijl, en ze waren nu
de steile helling aan 't afrijden.
Het wa» een stikdonkere nacht en boven
dien mistig.
Geen van de drie mannen op den trein
merkte iets bijzonders tot ze dicht bij
Portsmouth (Lancashire) waren. Toen
stootte Lockwood, de stoker, den machinist
tegen dén arm en wees met een verschrikt
gezicht naar achteren. „Ik ben bang, dat er
iets niet in orde is", riep hij uit. „Ik kan de
lichten van den goederenwagen niet zien
„Wat! kan je de lichten van den goede
renwagen niet zien?" zei Smith, ontsteld.
Hij draaide zich om en staarde in den don
keren nacht. De stoker had gelijk; geen lich
ten volgden hen. „Wat zou er zijn.' vroeg
de machinist zich af, en keek angstig zijn
metgezel aan.
„Wij zijn van den trein losgeraakt, dat
er" zei deze. „Wij moeten fuïï speed niden,
kerel. Die wagons zijn in een oogenblik bij
ons; en op dezen heuvel.
Hij eindigde zijn zin niet, dat hoefde ook
niet, want de stoker zag het dreigend onheil
nu, evengoed als hijzelf.
Zij waren op een ononderbroken-afloo-
pende helling van zes mijl lengte. De zware
goederentrein achter hen, aie nu nog maar
langzaam achter hen aankwam, zou door
zijn gewicht en de helling steeds meer zijn
vaart versnellen en hun achterna razen en
jagen als een expresstrein.
De stoker, in ontzettende angst, zette tot
razende vaart aan, en de locomotief vloog
over den weg totdal het verwijderde signaal
voor Stansfield Hall zichtbaar werd.
Tot onuitsprekelijke angst van de mannen
op de machine stond het signaal veilig. Toen
hij het signaal voorbijreed met verminderde
vaart, viel het juist en hij vermeerderde zijn
vaart weer.
De duisternis was intens. De machinist,
noch de stoker, al spanden ze ook hun oogen
nog zoo in, konden zien hoeveel wagens nog
aan de machine zaten. Inderdaad, zij hadden
geen andere aanduiding dat er iets niet in
den haak wasdat nun trein was losge
brokendan dat zij de lichten niet kon
den zien.
Toen de machine het lichtsignaal bij
Stansfield Hall passeerde, zag Smith den
man van het seinhuis uit het venster han
gen, die een groen licht zwaaide.
„Jelui zijn losgebroken!" brulde de man.
„Rijd door! De goederenwagens komen al
aan De machine vloog voorbij, de machi
nist zette de machine weer op volle kracht.
Toen hij achter zich keek, in doodsangst,
omdat hij vreesde, dat de lichten uit den
mist zouden komen opdagen, zag de stoker
Lockwood, dat de man het signaal op onvei
lig had gezet en een rood lient buiten hing.
Wat gebeurde er nu achter op de wagens?
Hoe zou het met den remmer Willian# Se
vern gaan? Toen zij uit Copy Pit waren
weggereden, was hij gaan zitten om zijn
boterham op te eten. Hij merkte niets bij
zonders, en de trein reed ongeveer vijftien a
twintig mijl per uur toen hij bij Portsmouth,
zooals altijd, zijn hoofd naar buiten stak.
Tot zijn ontzetting zag hij een rood licht,
het onveilig signaal.... uit het blokhuis.
„Jelui zijn losgebroken", waren de vreese-
lijke woorden, die de man hem toeschreeuw
de. De wisselwachter had gemerkt, toen de
machine het blokhuis voorbijreed, dat er
maar drie wagens aan vastzatenten
minste niet meer dan vier", zooals hii later
zei. Hij kon de rest van den trein niet zien,
daarom gaf hij onmiddellijk het „trein los
gebroken signaal aan het volgende blokhuis#
in Stansfield Hall. Hij ging naar de telefoon
en gaf het bericht aan de blokhuizen Tod-
morden No. 3 en 4 en hij zette ook eenige
mistsignalen uit. Toen hoorde hij, dat de
losse wagens kwamen aanrollen.
Hij zwaaide een rood licht, dat de rem
mer in den achtersten wagen opmefkte. De
baanwachter schreeuwde hem daarop het
bovenstaande toe.
Er was een tusschenpoos van nauwelijks
een minuut tusschen het passeeren van net
eerste en van het tweede gedeelte van den
trein voorbij het blokhuis. Schijnbaar werk
ten de remmen niet; de mist maakte de rails
glibberig.
De remmer besefte hef gevaar, waarin hij
verkeerde, net zoo goed als de stoker en de
machinist. Hij behield echter zijn tegen
woordigheid van geest, was rustig en kalm,
direct toen hij zich van den kritieken toe
stand bewust werd. Hij zette zijn rem aan
tot hij haar met geen mogelijkheid verder
kon krijgen, maar zonder resultaat.
Hij wist niet hoever de machine hem
voor was; hij kon er niets van zien. De eene
hand had hij aan de rem en met de andere
hand hield hij een groen licht omhoog, in
de hoop dat de machinist dat zien zou. Hij
keek maar steeds uit en hield het licht voort
durend omhoog. De wagens raasden met
steeds woester vaart voort tusschen de sta
tions van Cornholm en Stansfield. Nog
steeds hield Severn zijn hand op de remmen
maar de helling liep vrij steil naar beneden
en de vier-en-veertig wagens zonder rem
men voor hem deden zijn pogingen op niets
uitloopen.
Toen de man in het blokhuis in Stansfield
Hall den stoker Smith gewaarschuwd
had, dat hij afgekoppeld was en het roode
licht uitgehangen had, vloog hij naar buiten
en zette drie mistsignalen op de rails op on
geveer vijftien meter afstand van het blok
huis. Voor hij weer binnen was, donderde
het tweede deel van den trein voorbij en de
mistsignalen ontploften. Hij berekende, dat
het tweede gedeelte van den trein ongeveer
een halve minuut achter het eerste was, en
een vaart had van ongeveer vijftig mijlen
per uur. Vonken vlogen uit den wagen waar
de remmer op was en waarvan de wielen
werden geremd.
Het was een vreeselijke toer op leven en
dood tusschen de machine en het achterste
gedeelte van den trein. Maar de remmer
aacht maar aan den kapitein van een schip
die op zijn post bleef, wat er ook gebeurde
Hij was al vijf-en-twintig jaar rertimer ge-
weest, maar Hijhaci zoo iets vreeselijks nog
npoit beleefd. Hij stond als een waanzinnige
met zijn lamp te zwaaien, alsof hij den sto
ker tot meer spoed wilde aanzetten. Hij wist
met waar de machine was, en 't was hem
beklemmend duidehjk.dat niets een ongeluk
kon verhoeden. Het was pikdonker en het
was hem alsof hij door een grooten afgrond
vloog. De remmer alleen op dien. wilden
trein met zijn dolle vaart, die iedere seconde
sneller en sneller reed zonder dat er eenige
kans was om die te verminderen of om te
stoppen, had hef ontzettende vooruitzicht
ieder oogenblik met zijn wagens op het ge
deelte voor hem te pletter te kunnen loopen.
Zelfs als 't de mannen op den locomotief
zou gelukken om er af te komen, wat zou
er met hem gebeuren? Met onafwendbare
zekerheid zouden de voortrazende goederen
wagens uit de rails vliegen en op en onder
elkaar donderen. In een kort helder vreese-
lijk oogenblik realiseerde hij zich dit alles.
Hij kwam in de verleiding er af te springen
om aan de afmattende spanning te ontko
men, aan dia folterende onzekerheid van de
zen verschrikkelijken rit. Maar hij wist
deze opflitsende gedachte te beheerschen.
Nooit haa hij een trein met zoo'n alleront-
zettende vaart zien rijden. Hij vloog een
bocht in Stansfield Hall door met zulle een
snelheid, dat hij dacht, dat de trein uit de
rails zou vliegen.
Vier mijlen steeds den heuvel neergaand
duurde die vreeselijke jacht. Met een vaart
van vijf-en-vijftig mijl per uur donderde de
losgelaten goederentrein met zijn hulpeloo-
zen passagier over de rails en passeerde
blokhuis No. 4.
Juist toen de locomotief met de drie wa
gens de Millwood tunnel zouden inrijden,
een driehpnderd meter voor den ingang, had
de gevreesde ontmoeting plaats: met donde
rend geraas botsten de goederenwagens op
het voorste treingedeelte.
De heldhaftige remmer en de twee man
nen op den locomotief hadden plots eikaars
lichten uit de duisternis zien opduiken en ze
hadden geweten dat de*" ontzettende botsing
niet meer te vermijden was.
De geweldige botsing werd over een groo
ten afstand gehoord. De wagens werden
hoog tegen elkaar op gegooid, vulden den
tunnel op, terwijl de locomotief heelemaal
naar het andere eind geheel werd opgeduwd
over een afstand van twee honderd meter.
Wonderlijk genoeg werd hij niet uit de rails
geslingerd en hij kwam pas tot stilstaan
doordat de luchtrem beschadigd werd. De
machinist werd wonder boven wonder alleen
maar door elkaar geschud, de stoker Lock
wood echter werd van de machine af geslin
gerd en zwaar gekwetst. Smith ging dade
lijk van de machine af, ging de tunnel bin
nen om naar den stoker te zoeken. Hij vond
hem tien a vijftien meter de tunnel in, toen
hij probeerde op te staan. Hij had zich
schijnbaar alleen aan het gezicht gewond.
De remmer werd door den scnok van de
treeplank afgeslingerd, het geluid van het
kraken der versplinterende wagens klonk in
de zwarte tunnel in zijn ooren alsof de we
reld verging. Hij was voor 't oogenbLik ver
doofd, maar toen hij bij kwam, lag hij op
zakken, die uit zijn eigen goederenwagen
met de remmen gevallen waren. Hij werkte
zich tusschen de overblijfselen uit, probeer
de met inspanning van al zijn krachten over
eind te komen. Hij slaagde erin blokhuis
No. 4 te bereiken om te zeggen, dat ze de
treinen van Eastwood moesten ophouden,
daar de overblijfselen van den trein hoog
opgestapeld lagen, letterlijk tot aan de zol
dering van de tunnel, en er alle rails ver
sperden. Hij kon niet door de tunnel heen
komen en kon dus niet vertellen hoe 't met
de mannen op den locomotief gegaan was,
deze wisten ook niets van hem. De stoker
klom over de tunnel heen en ging ook naar
het blokhuis No. 4 om den baanwachter te
waarschuwen. Daar vond hij den remmer in
tamelijken welstand. De drie mannen van
den trein waren spoedig weer vereenipd tot
hun eigen niet geringe verbazing. Zij had
den alle drie den dood van aangezicht tot
aangezicht gezien, hadden oogenblikken
doorleefd, waarin zij met fatale zekerheid
wisten, dat er geen ontkomen meer voor
hen was; oogenblikken, die tot aan het eind
van hun leven onuitwischbaar in hun herin-
dering zouden blijven gegrift, maar waar
van de beklemmende angst zou worden ver
zacht en tenslotte weggedoezeld door het
gevoel van eindelooze -dankbaarheid voor
het wonder, dat hun levens gespaard had
doen blijven.
DoodelUk ongeluk.
Te Deventer had Zaterdag een vrouw
het ongeluk te vallen, doordat zij uitgleed
over een groenteblad. meldt de Msb. Zij
kwam met het hoofd op de straat terecht
en werd in bewusteloozen toestand opge
nomen. De geneesheer kon sleohta den
dood oonstateeren.
WIER IN GEN.
Ten locale van den heer H. Koster te
Ooaterland, werd 1.1. Zaterdagavond ten
overstaan van notaris Obreen,'voor de
erven wijlen mej. Maartje Moatert, Wed.
Elb Rotgans, publiek verkocht de vol
gende onroerende goederen:
le. huis, erf en buitendijksweldje, groot
0.81.80 H.A., kooper de heer O. Ruiter
Pz. te Bierdijk, voor f 8875.
2e. bouw- en grasland, groot 1.99.20 H.A.,
kooper de heer Cornelis Rotgans Elbz.
ie den Oever, voor f 5625. Totaal samen
groot 2.79 H.A., opgebracht totaal f 9500.
Was op ons eiland het zoo gevreesde
mond- en klauwzeer onder 't rundvee
geweken, thans echter heeft zich opnieuw
een geval voorgedaan onder 't vee van
den heer Jb. Jz. Keijzer te Oosterklief,
welke hiervan aangifte deed.
Begunstigd door mooi weer, hield de
bloemenvereeniging „Flora" te den Oever
j.L Zondag in de Kapel aldaar een ten
toonstelling. Voor dit doel hadden enkele
jonge dames de Kapel prachtig versierd,
zoodat deze met de Inzendingen van
bloemen ep planten een keurigen aanblik
opleverde. Velen, zeer velen, waren dan
ook opgegaan om de tentoonstelling te
bezichtigen, Tevens werd op dezen dag
nog een ringrijderij met paart en kar
voor heeren en dames gehouden, welke
mede een aantrekkelijkheid voor 't publiek
was en bij menigeen de lachlust opwekte.
Ook was nog een andere vermakelijkheid
op touw gezet, n.1. tongknuppelen, welke
ook de lachlust van de aanwezigen ge
ducht er in hield.
's Avonds werd een schitterend vuurwerk