UIT DE WUDE WERELD VARIA Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van ZATERDAG 26 SEPT. 1925 NO. 194 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) VAN EEN OP HET STRAND GEWORPEN WALVISCH. Waarin de vroegere menschen voorteekenen zagen. In elke niet allediaagsche gebeurtenis, hoe gering ook, ja zelfs in een grooten op het strand geworpen visch, zagen onze bijgeloovige oudjes een bewijs van Gods toorn en de voorbode van strafoefeningen, die het zondige volk te wachten stonden. En niet moeilijk viel het hun, in de een of andere ziekte van een mensch, diefr of gewas, in een doorbraak van een dijk, in een groote droogte, zwaren regen of wat ook, die straf te ontdekken. Hoe het zij, voorteeken of niet, van tijd tot tijd gebeurde het nog al eens, dat er een buitengewoon groote visch aanspoel de, hetgeen altijd als een zaak van genoeg belang werd gerekend, om daarvan af- bee'dingen in plaat te doen vervaardigen, met zooals in* n dat tegenwoordig doet in steendrukplaten en alzoo niet zoo kostbaar maar in gravuren op koper, die onmoge lijk voor een geringen prijs te vervaardi gen waren. In 1677 werd een walvisch gevangen van 68 voet, die zeer getrouw in beeld werd gebracht. Onze visschermannen be hoefden Ir niet ver voor uit te trekken, want in de Schelde werd deze visch „aan den haak" geslagen. Er bestaat een twee de plaat van een vrouwelijke walvisch of eigenlijk tonoon van 20 voet lang, die 21 November 1694 te Zandvoort op het strand werd geworpen. In 1566 was er daar ook al een aange- spoeld. Ook Katwijk werd 3 Februari 1598 met bezoek van een mannelijken walvisch of cachelot vereerd, die 66 voet lang en 33 voet dik was en verkocht werd voor 126. Daarvan werd eveneens een plaat ver vaardigd. Dezelfde compositie werd later toen wederom een visch van 70 voet lengte op het strand was geworpen, op nieuw gebruikt voor een plaat op kleinere schaal, en komt nog tweemaal met geringe veranderingen voor bij latere vangsten. In 1601 op 18 Januari strandde er bij een hevigen storm een walvisch van 60 voet op het strand bij Beverwijk, waar van ook al weder een plaat verscheen. Op deze zijn zon en maan verduisterd, terwijl een aardbeving en de dood, die door een pijlschot de Amsterdamsche Maagd uit den Hemel doet tulmeien, ver schrikkelijke dingen in de toekomst doen vermoeden. In 1644 viel er te Noordwijk een op het droge, maar wij hebben reeds genoeg be wijzen, dat destijds zulke vangsten niet zeer zelden waren. Daarom ook is 't nog onbegrijpelijker, hoe men door zulk een voorval toch nog angst voor de wrake Gods kon koesteren, tenzij men zoo nauw van geweten was, dat terdege werd geweten, hoe vaak straf wordt verdientl B. tot versnapering werd gegeven. Vooral de kok der sleepbooten had hij tot zijn beschermer, voor wien hij een groote vulling in zijn leven was. Vijanden had Kees niet, behalve één, die aan boord van de „Assistent" was en nog niet zoo heel tang daar zijn in trede had gedaan. Toen hij, de hond, daar was gekomen, was het met de alleen- serschappij van Kees uit. De hond belaagde hem op allerlei wij zen. Steeds hadden zijn beschermers hem voor het noodlot weten te behoeden, doch eindelijk, in een onbewaakt moment, was Kees toch slachtoffer geworden van zijn aartsvijand. En evenals in Albanifi, als een familie lid snoodelijk is omgebracht, roept men nu om bloedwraak. Laten we hopen, dat ze zich zullen herinneren, dat we hier in- Holland leven en niet in Albanié. Kees wordt oprecht betreurd en in het leven van die oogenschijnlijk ruwe man nen zal hij een leegte achterlaten. In memortam. Een zeer geziene en door velen beminde figuur aan den buitenkant, uit den om trek der sleepbooten en het havenkan toor, is niet meer. Op eengewelddadige wijze is hij aan zijn einde gekomen en wordt nu door zijn vele bewonderaars, uit het diepst van hun gemoed, betreurd. Hij, die hei robuste leven met hen deelde, is heengegaan. Wat hebben zij hem vaak vertroeteld als hij hen, na een moeizame tocht op zee, verwelkomde en blijk gaf van zijn gehechtheid I Wat wist hij lief tegen hen te doen en wat wist hij ze te paaien en te liefkoozen. Er was niemand, die Kees niet graag mocht lijden. Elke vlet, die van het bot- of paling- visschen terugkwam, werd door Kees begroet en zijn streelingen en het geven van kopjes duurde net zoo lang tot hem een botje of palinkje, netjes gesneden, DE AMSTERDAMSCHE REDDINGBRIGADE. De Eerste Plicht van Holland Is: zwemmen! De zwemsport vooruit! Ik vertelde u van het geval langs de boorden van het (meer van N ergenahui- zen: Een vissoher, die viachte, en een kwajongen, die met steentjes gooide het een haalde het ander en beiden kwa men in het water terecht De veldwachter verschijnt, als beiden reeds verdwenen zijn. Dat deert de veldwachter het minst Want hij heeft overtreding van de politie verordening geoonsateerd en dat weegt heen vrij wat zwaarder. De drenkelingen dus latende voor wat ze zijn, spoedt hij zich naar den .burgemeester. De burgemeester verschijnt op het too- neel in vol arnaat getooid met 'n oud modisch kaasbolletje uit het jaar 1700, met een .groen geworden zwarte jas, maar met den blikken ambtsketen breeduit om de 'hals. Hij zet 'n gezicht van heb-ik- jou-daar en de veldwachter doet niet onder. „Wat is er aan de hand," zien we den burgemeester vragen. „Kijk-eris-an, edelachtbare" zoo be gint met veel handbewegingen de veld wachter te vertellen. En wij1 zien het aan en we beginnen te zieden van ongeduld en van drift. Want, weet ge: de beide drenkelingen zijn nog steeds in het water en ze komen niet meer boven en geen van de twee or debewaarders denkt er een moment aan, dat er twee mensohenlevens op het spel staan. De burgemeestér zet 'n gezicht De veldwachter zet 'n gezicht „Ik haal den dokterl", beduidt de veld wachter. „Nee", ordineert het gemeentehoofd. „Haal de pastoor!" En zoo gebeurt Binnen weinig tijd staan er al drie hoogwaardlgheidsbeklee- ders van Nergenshuizen op den weg te „Daar liggen twee mensohen in net delibereeren. water," zegt de burgemeester. „Haal ze eruit want dat is een kwestie van mensch- Üevendheiddan zal ik ze daarna be keuren, wegens overtreding". „Nee," antwoordt de pastoor, „daar be gin ik niet an, want 'het kunnen wel pro testanten wezen.Et haal de dominee." En dominee komt er bij. Maar geen Tan de twee wil in het water, ondanks de aanmaningen en dreigementen van den f^geuiee-riU'r. Het wordt een godsdienst kwestie daar aan den oever van het meer ail j epgcnahuizen „naai den koster," raadt de veldwach ter. „Haal dan uw koster," zegt de pastoor. „Waarom? Haal de uwen", meent de dominee. „Roep dan den aschkarreman," ge biedt de burgevader, „die is officieel aan gesteld gemeente-baggerman, dus. En deze belangrijke functionnaris komt op het terrein. Hij verklaart echter met een angstig gezioht niet te kunnen zwem men en bang voor water te wezen en ■bovendien in zijn contract niet te hebben staan, dat hij overtredende drenkelingen uit het water moet halen. Dies blijft hij veilig op den waL In het dorp Nergenshuizen heeft men er inmiddels de luoht van gekregen, dat er iets aan 't handje is. Zoo gaat het in dorpen als daar. Men ziet niet straffeloos den veld/wachter met 'n ernstig gezicht voorbij loopen en daarna den .burgemees ter in ambtsgewaad door de straat gaan. Als daar nog bij komt, dat ook al imeaeer pastoor de parochie verlaten heeft en achter hem de dominee dezelfde richting is uitgegaan.Dan is het kind allang wakker. Daar moet wat aan de hand we zen. Deuren gaan open en de buren wen ken elkaar en fluisteren. De smid staakt het werk. De karrijder houdt zijn paard in. De bakker loopt bij den oven weg en de slager laat het pas geslachte varken in den steek. Zoo ook hier. In minder dan geen tijd heeft het won dere gerucht zich ^door Nergenshuizen verspreid! Daar mot wat aan de hand we zen. Niemand zegt het, maar ieder weet het. Veldwachter is gunne kant uit ge gaan en burgeimaster ök al en mineer pastoor en doom'nee.Jonge, mensoh, wat zei' der an 't hlhdje weuze? En op den weg van Nergenshuizen, waar zich het drama van de drenkelingen heeft afgespeeld, vertoonen zióh 'kort na elkaar al de half angstige, half nieuws gierige dorpsbewoners. De baliekluivers komen het eerst, want die hebben geen tijd te verspelen en zijn tuk op 'n tijdver drijf. Daarna volgt de rest 'De bakker komt De smid komt De oude boerekneoht met het houten been komt Oude vrouwtjes komen, al pratende over het geval en al mummelende met hun monden. De al grooter wordende imin of meer geheimzinnig aandoende uittocht van de dorpsbewoners heeft steeds nieuwe EEN AUSTRALISCHE VEREENIGING VAN HUISVROUWEN. Wat anderen doen. De Nedérlandsche Ver. van Huisvrou wen heeft in haar tienjarig bestaan on getwijfeld reeds nuttig werk verricht en succes te boeken. Maar er Is nog altijd baas boven baasl In Victoria telt een dergelijke vereeni- ging 75.000 leden en gewoonlijk komen er 1000 leden per week bij. Zoo staat het tenminste in een Engelsch blad te lezen, maar een dergelijke aanwas komt ons wel zonderling voor en kan ze ker niet lang duren, tenzij er vrouwen uit Engeland of elders geïmporteerd worden. Het hoofdbestuur van die krachtige vereeniging heeft daardoor intusschen de macht prijsregelend te kunnen optreden. In een jaar tijds heeft het den prijs y&n de suiker met 16 pet., van de melk met 37 pet. en van de room liefst met 60 pet weten te verlagen. Verder heeft het de bessenoogst van het geheele land opgekocht en daardoor de bestaande fruittrusts onmogelijk ge maakt. Er worden nu maatregelen beraamd en reeds gedeeltelijk in toepassing gebracht, om ook het graan rechtstreeks van den landbouwer in handen der verbruikers te brengen. op wordt gebodenhetethe- dat haar omsweeft in haar De Jood als wereldburger. Israël is geen natie, doch een godsdien stige gemeenschap. Palestina is geen „home land" voor de joden. De joden be- hooren zich in de geheele wereld thuis te voelen. (New-York Times.) DE TWEEDE HAND. Voordeden en nadoelen. In dezen tijd, die het aanschaffen van allerlei zaken moeilijk door duurte maakt, viert de tweede hand hoogtij. En niet zonder reden. Want werkelijk kan se ons bij sommige gelegenheden goede dien sten bewijzen. Boeken verdragen het misschien nog het allerbeste om in de tweede hand te worden aangeschaft. Een niet noemenswaardige beschadi ging aan den lederen band of een paar gele vlekken van binnen zijn voor den boekenliefhebber van geen beteekenis. En een potloodkruisje of uitroepteeken hier en daar bij den tekst aangebracht, kunnen slechts de aantrekkelijkheid ver- hoogen. Ze doen ons de tegenwoordigheid be speuren van een geest die verwant is aan den onzen, die althans evenals wij, voedsel uit deze bladeren heeft geput. Meubelen verdragen het aanschaffen uit de tweede hand al een graad minder. Toch komen ook zij dikwijls daarvoor in aanmerking, daar voor verreweg de mees ten in dezen tijd een nieuw meubilair een onbereikbare weelde is. Jammer genoeg. Want niets past zoo goed bij elkaar dan een jonge opzet ia een fonkelnieuwe omgeving, die met eigen smaak en keuze, met eigen opvat ting en levensomstandigheden overeen komt. En omgekeerd is het geen aangenaam denkbeeld dat de meubelen, waarop ln het intieme leven onzer binnenkamer, ons oog heeft gerust, die de stille ge tuigen zijn geweest van vreugde en smart, of het voorwerp van langdurige huis- vrouwelijke zorgen, straks de coulissen zullen uitmaken van een ander tooneel en daar onbewust een stuk van onszelven zullen overplaatsen. Intussohen, het voegt ons in dezen tijd allerminst overgevoelig te zijn. Meubel- leven is van langer duur dan het leven van een mensch en immershet is niet goed dat w' op deez' aard ons hech ten al te zeerDat zijn zaken waar we over heen moeten en kunnen komen. Van meer belang is het, dat we ons aan de heerschappij van de tweede hand trachten te ontworstelen waar het de bronnen geldt, die bestemd zijn ons te laven op geestelijk gebied. Niet anders dan bij bepaalde nood zakelijkheden moeten we in vertalingen zoeken wat in oorspronkelijken vorm tot ons kan komen. Vertalingen hoe zorgvuldig en nauw keurig ook ze missen datgeen wat de zuidvruoht mist die ln de Noordelijke aandacht getrokken. Al meer mensohen komen het geval aan de weet.... Het moet wel iets buitengewoons wezen. Ten nis, de kippenboer, die tevens plaatselijk commandant van de vrijwillige brandweer van Nergenshuizen is, denkt er hard over de emmers en de jukken, die in dit dorp als brandblusQbimateriaal dienst doen, voor den dag te halen. Maar hij wordt tegengehouden door zijn buurman. Deze buurman ls Manke Hein, geitenhoeder in ruste en vaandeldrager van de vereeniging „Nergenshuizen Vooruit". Deze heeft het allang gesnapt: De Koningin met Prinses Juliana zijn na tuurlijk incognito te Nergenshuizen ge arriveerd. Maar Magere Hein is niet van gisteren. En ook niet voor niemendal vaandeldrager van „Nergenshuizen Voor uit". Zij zullen hem niet te pakken nemen en van 'hem niet kunnen zeggen, dat hij te laat op zijn post versohenen is. En voordat nog twee oude (buurvrou wen samen hebben kunnen uitmaken, wat er toch daar aan den kant van het meer wél voor bijzonders an de hand mocht we zen, heSft Magere Hein met den spoed van de geestdrift de dichtst bereikbare leden en dignitarissen van de vereenij „Nergenshuizen Vooruit" gealarm In den tijd, dat deze hun trypen pantof fels verruilen voor de werkklompen, heeft Heein het vaandel met 't goudborduursel al ontrold en nog geen tien minuten na de raimp stapt hij kloekmoedig en vol «elf genoegzaamheid aan het hoofd van de bloem van Nergenshuizen ter verwelko ming met vaandeleer van de hoogst ver moedelijk aangekomen (belangrijke be- zoekera Zoo nadert de geheele optocht en arri veert mede op de plek des onheils. Het is daar aardig druk geworden. Niet alleen, dat er zoo langzamerhand veel onenschen samen gekomen zijn. De vieohboer is er bij gekomen en nog 'n oud verschrompeld vrouwtje met *!n rieten karbiesfe, plus de opgeschoten straat jeugd, die natuurlijk zelfs in Nergenshui zen niet ontbreekt. Maar behalve de drukte van de men sohen is het er ook druk van (beweging en van discours. Want ge moet weten, dat onder al de •bedrijven ten slotte toch zoomin de bur gemeester als de veldwachter het feit over het hoofd zien, dat er naar alle waar schijnlijkheid en volgens de rekening van Bartjes, een mensch misschien zelfs wel twee in het water moeten 'liggen. Ook de pastoor vergeet dit niet, noch de dominee. En na hen is er ten slotte nie mand onder de aanwezigen, die 'het ver geet. Of zelfs ook maar 'n oogeniblik ver geten wil! Want nu er niets anders te bewonde ren valt of te (begroeten of te brand- landen te kooi risoh aroma, zonneland. de ziel leven en het harte kloppen van het volk, waaraan de maker is ontsproten. Nauw merkbare stroomingen, waarmede wo ln voeling komen, dringen door tot ons gemoed, en verdiepen ons gevoel, terwijl ze het veld van onze waarneming verruimen. Maar bovenal ls er een gebied, waarop de tweede hand schade kan berokkenen het gebied van inlichtingen. En dat wel om meer dan een reden, vooreerst speelt vergeetachtigheid bij de meesten onzer een voorname rol. We laten al zeer spoe dig alle bijkomende omstandigheden ona ontgaan, en al zouden we ze kunnen terugroepen, we geven ons daarvoor zoo vaak de moeite niet Een tweede reden la de onnauwkeurig heid, die de waarneming van de meesten van ona aankleeft. V Het sprekendst bewijs daarvoor is dat twee personen, die hetzelfde feit hebben gezien en bijgewoond, nimmer een geheel gelijkluidend getuigenis afleggen. Beiden hebben iets gezien, maar brach ten het waarschijnlijk elk in verband met eigen gedachten, met dingen waarmede ze zich juist op dat oogenblik bezig hielden. Om dezelfde reden zullen twee men sohen van denzelfden persoon, met wien ze beiden omgang hebben, een verschil lenden indruk weergeven. We kunnen er maar niet toe komen om ons geheel neutraal en vrij van ons zeiven te plaatsen tegenover anderen, om zoodoende hun bedoeling zuiver te ver staan en dlrekt op ons te laten inwerken. We zitten steeds vol met vooroordeel en voorop gezette meeningen. Maar er ls nog een derde reden. De inlichtingen, die wij uit de tweede hand ontvangen, komen zelden zonder omwe- en tot ons. Ze moeten een koker door, le helaas zoo zelden volkomen zuiver 4s. Hoe licht blijft er iets aan hangen van afgunst, wraakzucht, partijdigheid. Of ook wel andersomoverdreven vriendschap en zucht om op te hemelen doen ze soms uit den koker te voorschijn komen te schoon gekleurd dan dat se den toets der werkelijkheid kunnen door staan. Neen waarlijk, het is niet aan een ieder toevertrouwd ln de tweede hand inlich tingen te veratrekkon en evenmin langs dat kanaal ze te ontvangen. Maar we moeten ons er dikwijls mee behelpen. En zij, wier levenswerk het is uit inlichtingen nauwkeurig gegevens vast te stellen, zullen met het bovenge noemde wel rekening weten te houdeh en van den feilbaren menBch niet meer verwachten dan hij in staat is te geven. B. blusaahen, nu begrijpt leder dat juist dat geval van die veronderstelde drenkelin gen het eenige ls, waarvoor ze hier zijn en waarvan ze wat te zien zullen krijgen. Ieder is dus (buitengewoon belangstellend maar wat er onder water ls. De burge meester, omdat hij het een inbreuk acht op de rust en de renomme van zijn ge liefde gemeente. De veldwaóhtor, omdat hij staat te popelen om de drenkelingen, zoodra ze hun hoofd boven water mochten stoken, te verballseoren voor de overtre ding. De pastoor en de dominee daar naast willen den drenkeling graag naar boven zien komen om bun zoo noodlg geestelijke bijstand te verleenen en voor hun zielehell to waken, En zoo heeft leder naast zijn men- sohelijke nieuwsgierigheid oen per soonlijk doel en een persoonlijk belang om de drenkelingen te zien. Dies: ontspint zioh een levendig dis cours. Want ieder wil graag dat een. ander ze eruit baalt En op den weg naar Nergenshuizen ontwikkelt zioh don het schouwspel van deii burgemeester, die krachtens zijn arnlbt als hoofd der poli tie t— den veldwachter sommeert ln bet water te gaan. Maar de veldwachter past er voor. Hij moet verballseeren. Als hii onder wator zou duiken, dan zou er ln heel Nergens huizen geen vertegenwoordiger van do wet wezen. Maar als de burgemeester zelf eens. Deze wijst de veronderstelling mei ver ontwaardiging van de band. Hij «yu in -het water springen om *n mensch te red den? H]j? En z*n echt (blikken ambts keten dan? Neen dat gaat niet! Maar meneer pastoor? Ook niet! Noch de dominee. Zij kunnen om één (nog wel totaal onbekend indivi du) hun geheele gemeente niet verlaten. De baggerman weigert nog eens. De bakker en de slager ook. Magere Hein, de vaandeldrager, moet volgens de reglementen van „Nergenshuizen Voor uit" trouw bij het vaandel blijven. Niettemin is ieder hevig nieuwsgierig en hoopt maar dat deze of gene bet waag stuk zal probeeren. Van dit hopen wordt bet langzamer hand eischen! Men 'begint ongeduldig te worden. Men meent de een meent het natuurlijk juist voor den ander dat het toch eigenlijk niet meer is dan een staaltje van burgerplicht om een drenke ling te gaan redden. En men zet elkaar op men dringt er bij elkaar op aan. Het wordt een alarm. Het wordt een tu mult. Het wordt een kwestie van ge meentebelang, van gemeenteprestige, van persoonlijke inzichten, van partyen en groepen. De pastoor krijgt Thet te kwaad met den dominee over de vraag: „Ben ik imijn broeders hoeder". Teunis, de 'kip penboer, danig uit z"n humeur, dat het geen frisóh brandje is en er dus niet te blusscihen en roem te oogsten valt, krijgt Zij: Ik moet die schoenen terugzenden! Hij: Waarom? Passen ze niet? Zij: Ja, ze passen uitstekend, maar ik bad ze een maat kleiner besteld! hooggaande ruzie met Hein, dien vaandel drager. Ze verwijten elkaar, dat ze eigen lijk geen van twee iets met het geval te maken hebben en dus bier niet thuis hoo ren. Oude veeten komen er bij te pas van buur tegen buur, van familie tegen familie. En de drenkelingen zijn weg. Trooste loos drijft des vlssohers hoed op het wa ter van het meer. Totdat dan eindelijk de burgemeester oen goeden Inval krijgt. Hij is 'burge meester en hij zal dus bevel geven tot redden. Dit bevel wordt dra door ieder overgenomen en het duurt maar kort of elk der omstanders beduidt den ander dat hij ln bet water seringen zal én hoe hij dan met den drenkeling te hendelen heeft. Als bet springen niet al to vrijwil lig gaat, geeft de een den ander *n zetje en stuk voor stuk gaat nu meneer pastoor en de dominee, Teunis en (Hein, de veld wachter en de bakker, de smid, de man met het houten ibeen en de puffrouw met de karables te water. En de rest laat zich begrijpen: Geen van deze helden kan zwemmen en in (minder dan geen tijd klinken de kreten van angst uit hot water op en spartelt de fine fleur van NergeriHhulzcn in een wan hopige poging in bet nat Nu denkt nie mand meer aan de drenkelingen, doch nog maar enkel aan zioh stil En op dit moment supreme is natuur lijk gewacht en voor dit demonstratief oogenblik ls do geheele pantomime in elkaar gezet. Want dan als heel de Nergensbui- zer (burgerij ln het water ligt en op het punt ls om smadelijk en oneervol te ver drinken (gezwegen nog van het feit, dat ze nu allemaal, de burgemeester incluis, bezig zijn de politieverordening te over treden) dan schrijdt daar op de plek des onheils toe de.Amsterdaimsche Reddingsbrigade! En deze reddingbrigade brengt redding in den meest hoogen zin van hot woord. Want nauwelijks heeft het geoefend oog van de leden de gevaarvolle situatie over zien en heeft ieder voor zich een toestem mend gebaar van den leider opgevangen of daar gaat men met man en macht te water zonder gedraal, zonder krakeel, zonder Inachtneming van wetsartikelen en verordening, zonder te letten op plaats, op tijd en waardigheid. Mep springt in het water zonder meer. En heel de burgerij van Nergenshuizen wordt gered door middel van de kopgroep, de Nelsongreep, de bovenarmgreep en de polsgreep. En de gemeente komt veilig aan wal. (Wordt voortgezet). 't Juffertje Hij, de roode cypersche, die weliswaar eenmaal als de Jonas van boord was geweerd, omdat hij, naar men meende, op een zeetocht niets dan slecht weer bezorgde, mocht niet meer meevaren, doch ondanks dat, wanneer ze weer ge meerd lagen aan wal, was zijn eerste tocht naar boord, waar hij weer liefderijk werd ontvangen en vertroeteld. door CAREL J. BRENSA. In een oorspronkelijk werk voelen we

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 7