UIT DE WUDE WERELD
VARIA
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 26 SEPT. 1925
NO. 194 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
VAN EEN OP HET STRAND
GEWORPEN WALVISCH.
Waarin de vroegere menschen
voorteekenen zagen.
In elke niet allediaagsche gebeurtenis,
hoe gering ook, ja zelfs in een grooten
op het strand geworpen visch, zagen onze
bijgeloovige oudjes een bewijs van Gods
toorn en de voorbode van strafoefeningen,
die het zondige volk te wachten stonden.
En niet moeilijk viel het hun, in de een
of andere ziekte van een mensch, diefr of
gewas, in een doorbraak van een dijk, in
een groote droogte, zwaren regen of wat
ook, die straf te ontdekken.
Hoe het zij, voorteeken of niet, van tijd
tot tijd gebeurde het nog al eens, dat er
een buitengewoon groote visch aanspoel
de, hetgeen altijd als een zaak van genoeg
belang werd gerekend, om daarvan af-
bee'dingen in plaat te doen vervaardigen,
met zooals in* n dat tegenwoordig doet in
steendrukplaten en alzoo niet zoo kostbaar
maar in gravuren op koper, die onmoge
lijk voor een geringen prijs te vervaardi
gen waren.
In 1677 werd een walvisch gevangen
van 68 voet, die zeer getrouw in beeld
werd gebracht. Onze visschermannen be
hoefden Ir niet ver voor uit te trekken,
want in de Schelde werd deze visch „aan
den haak" geslagen. Er bestaat een twee
de plaat van een vrouwelijke walvisch of
eigenlijk tonoon van 20 voet lang, die 21
November 1694 te Zandvoort op het strand
werd geworpen.
In 1566 was er daar ook al een aange-
spoeld.
Ook Katwijk werd 3 Februari 1598 met
bezoek van een mannelijken walvisch of
cachelot vereerd, die 66 voet lang en 33
voet dik was en verkocht werd voor 126.
Daarvan werd eveneens een plaat ver
vaardigd. Dezelfde compositie werd later
toen wederom een visch van 70 voet
lengte op het strand was geworpen, op
nieuw gebruikt voor een plaat op kleinere
schaal, en komt nog tweemaal met geringe
veranderingen voor bij latere vangsten.
In 1601 op 18 Januari strandde er bij
een hevigen storm een walvisch van 60
voet op het strand bij Beverwijk, waar
van ook al weder een plaat verscheen.
Op deze zijn zon en maan verduisterd,
terwijl een aardbeving en de dood, die
door een pijlschot de Amsterdamsche
Maagd uit den Hemel doet tulmeien, ver
schrikkelijke dingen in de toekomst doen
vermoeden.
In 1644 viel er te Noordwijk een op het
droge, maar wij hebben reeds genoeg be
wijzen, dat destijds zulke vangsten niet
zeer zelden waren.
Daarom ook is 't nog onbegrijpelijker,
hoe men door zulk een voorval toch nog
angst voor de wrake Gods kon koesteren,
tenzij men zoo nauw van geweten was, dat
terdege werd geweten, hoe vaak straf
wordt verdientl
B.
tot versnapering werd gegeven.
Vooral de kok der sleepbooten had hij
tot zijn beschermer, voor wien hij een
groote vulling in zijn leven was.
Vijanden had Kees niet, behalve één,
die aan boord van de „Assistent" was
en nog niet zoo heel tang daar zijn in
trede had gedaan. Toen hij, de hond,
daar was gekomen, was het met de alleen-
serschappij van Kees uit.
De hond belaagde hem op allerlei wij
zen. Steeds hadden zijn beschermers hem
voor het noodlot weten te behoeden, doch
eindelijk, in een onbewaakt moment, was
Kees toch slachtoffer geworden van zijn
aartsvijand.
En evenals in Albanifi, als een familie
lid snoodelijk is omgebracht, roept men
nu om bloedwraak. Laten we hopen, dat
ze zich zullen herinneren, dat we hier
in- Holland leven en niet in Albanié.
Kees wordt oprecht betreurd en in het
leven van die oogenschijnlijk ruwe man
nen zal hij een leegte achterlaten.
In memortam.
Een zeer geziene en door velen beminde
figuur aan den buitenkant, uit den om
trek der sleepbooten en het havenkan
toor, is niet meer.
Op eengewelddadige wijze is hij aan zijn
einde gekomen en wordt nu door zijn
vele bewonderaars, uit het diepst van
hun gemoed, betreurd.
Hij, die hei robuste leven met hen
deelde, is heengegaan.
Wat hebben zij hem vaak vertroeteld
als hij hen, na een moeizame tocht op
zee, verwelkomde en blijk gaf van zijn
gehechtheid I Wat wist hij lief tegen hen
te doen en wat wist hij ze te paaien en
te liefkoozen.
Er was niemand, die Kees niet graag
mocht lijden.
Elke vlet, die van het bot- of paling-
visschen terugkwam, werd door Kees
begroet en zijn streelingen en het geven
van kopjes duurde net zoo lang tot hem
een botje of palinkje, netjes gesneden,
DE AMSTERDAMSCHE REDDINGBRIGADE.
De Eerste Plicht van Holland Is: zwemmen!
De zwemsport vooruit!
Ik vertelde u van het geval langs de
boorden van het (meer van N ergenahui-
zen: Een vissoher, die viachte, en een
kwajongen, die met steentjes gooide
het een haalde het ander en beiden kwa
men in het water terecht De veldwachter
verschijnt, als beiden reeds verdwenen
zijn. Dat deert de veldwachter het minst
Want hij heeft overtreding van de politie
verordening geoonsateerd en dat weegt
heen vrij wat zwaarder. De drenkelingen
dus latende voor wat ze zijn, spoedt hij
zich naar den .burgemeester.
De burgemeester verschijnt op het too-
neel in vol arnaat getooid met 'n oud
modisch kaasbolletje uit het jaar 1700,
met een .groen geworden zwarte jas, maar
met den blikken ambtsketen breeduit
om de 'hals. Hij zet 'n gezicht van heb-ik-
jou-daar en de veldwachter doet niet
onder.
„Wat is er aan de hand," zien we den
burgemeester vragen.
„Kijk-eris-an, edelachtbare" zoo be
gint met veel handbewegingen de veld
wachter te vertellen.
En wij1 zien het aan en we beginnen
te zieden van ongeduld en van drift.
Want, weet ge: de beide drenkelingen
zijn nog steeds in het water en ze komen
niet meer boven en geen van de twee or
debewaarders denkt er een moment aan,
dat er twee mensohenlevens op het spel
staan.
De burgemeestér zet 'n gezicht
De veldwachter zet 'n gezicht
„Ik haal den dokterl", beduidt de veld
wachter.
„Nee", ordineert het gemeentehoofd.
„Haal de pastoor!"
En zoo gebeurt Binnen weinig tijd
staan er al drie hoogwaardlgheidsbeklee-
ders van Nergenshuizen op den weg te
„Daar liggen twee mensohen in net
delibereeren.
water," zegt de burgemeester. „Haal ze
eruit want dat is een kwestie van mensch-
Üevendheiddan zal ik ze daarna be
keuren, wegens overtreding".
„Nee," antwoordt de pastoor, „daar be
gin ik niet an, want 'het kunnen wel pro
testanten wezen.Et haal de dominee."
En dominee komt er bij. Maar geen
Tan de twee wil in het water, ondanks de
aanmaningen en dreigementen van den
f^geuiee-riU'r. Het wordt een godsdienst
kwestie daar aan den oever van het meer
ail j epgcnahuizen
„naai den koster," raadt de veldwach
ter.
„Haal dan uw koster," zegt de pastoor.
„Waarom? Haal de uwen", meent de
dominee.
„Roep dan den aschkarreman," ge
biedt de burgevader, „die is officieel aan
gesteld gemeente-baggerman, dus.
En deze belangrijke functionnaris komt
op het terrein. Hij verklaart echter met
een angstig gezioht niet te kunnen zwem
men en bang voor water te wezen en
■bovendien in zijn contract niet te hebben
staan, dat hij overtredende drenkelingen
uit het water moet halen. Dies blijft hij
veilig op den waL
In het dorp Nergenshuizen heeft men
er inmiddels de luoht van gekregen, dat
er iets aan 't handje is. Zoo gaat het in
dorpen als daar. Men ziet niet straffeloos
den veld/wachter met 'n ernstig gezicht
voorbij loopen en daarna den .burgemees
ter in ambtsgewaad door de straat gaan.
Als daar nog bij komt, dat ook al imeaeer
pastoor de parochie verlaten heeft en
achter hem de dominee dezelfde richting
is uitgegaan.Dan is het kind allang
wakker. Daar moet wat aan de hand we
zen. Deuren gaan open en de buren wen
ken elkaar en fluisteren. De smid staakt
het werk. De karrijder houdt zijn paard
in. De bakker loopt bij den oven weg en
de slager laat het pas geslachte varken
in den steek.
Zoo ook hier.
In minder dan geen tijd heeft het won
dere gerucht zich ^door Nergenshuizen
verspreid! Daar mot wat aan de hand we
zen. Niemand zegt het, maar ieder weet
het. Veldwachter is gunne kant uit ge
gaan en burgeimaster ök al en mineer
pastoor en doom'nee.Jonge, mensoh,
wat zei' der an 't hlhdje weuze?
En op den weg van Nergenshuizen,
waar zich het drama van de drenkelingen
heeft afgespeeld, vertoonen zióh 'kort na
elkaar al de half angstige, half nieuws
gierige dorpsbewoners. De baliekluivers
komen het eerst, want die hebben geen
tijd te verspelen en zijn tuk op 'n tijdver
drijf. Daarna volgt de rest
'De bakker komt
De smid komt
De oude boerekneoht met het houten
been komt
Oude vrouwtjes komen, al pratende
over het geval en al mummelende met hun
monden.
De al grooter wordende imin of meer
geheimzinnig aandoende uittocht van
de dorpsbewoners heeft steeds nieuwe
EEN AUSTRALISCHE VEREENIGING
VAN HUISVROUWEN.
Wat anderen doen.
De Nedérlandsche Ver. van Huisvrou
wen heeft in haar tienjarig bestaan on
getwijfeld reeds nuttig werk verricht en
succes te boeken. Maar er Is nog altijd
baas boven baasl
In Victoria telt een dergelijke vereeni-
ging 75.000 leden en gewoonlijk komen
er 1000 leden per week bij.
Zoo staat het tenminste in een Engelsch
blad te lezen, maar een dergelijke aanwas
komt ons wel zonderling voor en kan ze
ker niet lang duren, tenzij er vrouwen uit
Engeland of elders geïmporteerd worden.
Het hoofdbestuur van die krachtige
vereeniging heeft daardoor intusschen de
macht prijsregelend te kunnen optreden.
In een jaar tijds heeft het den prijs y&n
de suiker met 16 pet., van de melk met
37 pet. en van de room liefst met 60 pet
weten te verlagen.
Verder heeft het de bessenoogst van
het geheele land opgekocht en daardoor
de bestaande fruittrusts onmogelijk ge
maakt.
Er worden nu maatregelen beraamd en
reeds gedeeltelijk in toepassing gebracht,
om ook het graan rechtstreeks van den
landbouwer in handen der verbruikers te
brengen.
op wordt gebodenhetethe-
dat haar omsweeft in haar
De Jood als wereldburger.
Israël is geen natie, doch een godsdien
stige gemeenschap. Palestina is geen
„home land" voor de joden. De joden be-
hooren zich in de geheele wereld thuis te
voelen.
(New-York Times.)
DE TWEEDE HAND.
Voordeden en nadoelen.
In dezen tijd, die het aanschaffen van
allerlei zaken moeilijk door duurte maakt,
viert de tweede hand hoogtij. En niet
zonder reden. Want werkelijk kan se ons
bij sommige gelegenheden goede dien
sten bewijzen.
Boeken verdragen het misschien nog
het allerbeste om in de tweede hand te
worden aangeschaft.
Een niet noemenswaardige beschadi
ging aan den lederen band of een paar
gele vlekken van binnen zijn voor den
boekenliefhebber van geen beteekenis.
En een potloodkruisje of uitroepteeken
hier en daar bij den tekst aangebracht,
kunnen slechts de aantrekkelijkheid ver-
hoogen.
Ze doen ons de tegenwoordigheid be
speuren van een geest die verwant is
aan den onzen, die althans evenals wij,
voedsel uit deze bladeren heeft geput.
Meubelen verdragen het aanschaffen
uit de tweede hand al een graad minder.
Toch komen ook zij dikwijls daarvoor in
aanmerking, daar voor verreweg de mees
ten in dezen tijd een nieuw meubilair
een onbereikbare weelde is.
Jammer genoeg. Want niets past zoo
goed bij elkaar dan een jonge opzet ia
een fonkelnieuwe omgeving, die met
eigen smaak en keuze, met eigen opvat
ting en levensomstandigheden overeen
komt.
En omgekeerd is het geen aangenaam
denkbeeld dat de meubelen, waarop ln
het intieme leven onzer binnenkamer,
ons oog heeft gerust, die de stille ge
tuigen zijn geweest van vreugde en smart,
of het voorwerp van langdurige huis-
vrouwelijke zorgen, straks de coulissen
zullen uitmaken van een ander tooneel
en daar onbewust een stuk van onszelven
zullen overplaatsen.
Intussohen, het voegt ons in dezen tijd
allerminst overgevoelig te zijn. Meubel-
leven is van langer duur dan het leven
van een mensch en immershet is
niet goed dat w' op deez' aard ons hech
ten al te zeerDat zijn zaken waar we
over heen moeten en kunnen komen.
Van meer belang is het, dat we ons
aan de heerschappij van de tweede hand
trachten te ontworstelen waar het de
bronnen geldt, die bestemd zijn ons te
laven op geestelijk gebied.
Niet anders dan bij bepaalde nood
zakelijkheden moeten we in vertalingen
zoeken wat in oorspronkelijken vorm tot
ons kan komen.
Vertalingen hoe zorgvuldig en nauw
keurig ook ze missen datgeen wat de
zuidvruoht mist die ln de Noordelijke
aandacht getrokken. Al meer mensohen
komen het geval aan de weet.... Het
moet wel iets buitengewoons wezen. Ten
nis, de kippenboer, die tevens plaatselijk
commandant van de vrijwillige brandweer
van Nergenshuizen is, denkt er hard over
de emmers en de jukken, die in dit dorp
als brandblusQbimateriaal dienst doen,
voor den dag te halen.
Maar hij wordt tegengehouden door zijn
buurman. Deze buurman ls Manke Hein,
geitenhoeder in ruste en vaandeldrager
van de vereeniging „Nergenshuizen
Vooruit". Deze heeft het allang gesnapt:
De Koningin met Prinses Juliana zijn na
tuurlijk incognito te Nergenshuizen ge
arriveerd. Maar Magere Hein is niet van
gisteren. En ook niet voor niemendal
vaandeldrager van „Nergenshuizen Voor
uit". Zij zullen hem niet te pakken nemen
en van 'hem niet kunnen zeggen, dat hij
te laat op zijn post versohenen is.
En voordat nog twee oude (buurvrou
wen samen hebben kunnen uitmaken, wat
er toch daar aan den kant van het meer
wél voor bijzonders an de hand mocht we
zen, heSft Magere Hein met den spoed
van de geestdrift de dichtst bereikbare
leden en dignitarissen van de vereenij
„Nergenshuizen Vooruit" gealarm
In den tijd, dat deze hun trypen pantof
fels verruilen voor de werkklompen, heeft
Heein het vaandel met 't goudborduursel
al ontrold en nog geen tien minuten na
de raimp stapt hij kloekmoedig en vol «elf
genoegzaamheid aan het hoofd van de
bloem van Nergenshuizen ter verwelko
ming met vaandeleer van de hoogst ver
moedelijk aangekomen (belangrijke be-
zoekera
Zoo nadert de geheele optocht en arri
veert mede op de plek des onheils.
Het is daar aardig druk geworden.
Niet alleen, dat er zoo langzamerhand
veel onenschen samen gekomen zijn. De
vieohboer is er bij gekomen en nog 'n oud
verschrompeld vrouwtje met *!n rieten
karbiesfe, plus de opgeschoten straat
jeugd, die natuurlijk zelfs in Nergenshui
zen niet ontbreekt.
Maar behalve de drukte van de men
sohen is het er ook druk van (beweging
en van discours.
Want ge moet weten, dat onder al de
•bedrijven ten slotte toch zoomin de bur
gemeester als de veldwachter het feit
over het hoofd zien, dat er naar alle waar
schijnlijkheid en volgens de rekening van
Bartjes, een mensch misschien zelfs
wel twee in het water moeten 'liggen.
Ook de pastoor vergeet dit niet, noch de
dominee. En na hen is er ten slotte nie
mand onder de aanwezigen, die 'het ver
geet. Of zelfs ook maar 'n oogeniblik ver
geten wil!
Want nu er niets anders te bewonde
ren valt of te (begroeten of te brand-
landen te kooi
risoh aroma,
zonneland.
de ziel leven en het harte kloppen van
het volk, waaraan de maker is ontsproten.
Nauw merkbare stroomingen, waarmede
wo ln voeling komen, dringen door tot
ons gemoed, en verdiepen ons gevoel,
terwijl ze het veld van onze waarneming
verruimen.
Maar bovenal ls er een gebied, waarop
de tweede hand schade kan berokkenen
het gebied van inlichtingen. En dat wel
om meer dan een reden, vooreerst speelt
vergeetachtigheid bij de meesten onzer
een voorname rol. We laten al zeer spoe
dig alle bijkomende omstandigheden ona
ontgaan, en al zouden we ze kunnen
terugroepen, we geven ons daarvoor zoo
vaak de moeite niet
Een tweede reden la de onnauwkeurig
heid, die de waarneming van de meesten
van ona aankleeft. V
Het sprekendst bewijs daarvoor is dat
twee personen, die hetzelfde feit hebben
gezien en bijgewoond, nimmer een geheel
gelijkluidend getuigenis afleggen.
Beiden hebben iets gezien, maar brach
ten het waarschijnlijk elk in verband met
eigen gedachten, met dingen waarmede
ze zich juist op dat oogenblik bezig
hielden.
Om dezelfde reden zullen twee men
sohen van denzelfden persoon, met wien
ze beiden omgang hebben, een verschil
lenden indruk weergeven.
We kunnen er maar niet toe komen
om ons geheel neutraal en vrij van ons
zeiven te plaatsen tegenover anderen, om
zoodoende hun bedoeling zuiver te ver
staan en dlrekt op ons te laten inwerken.
We zitten steeds vol met vooroordeel en
voorop gezette meeningen.
Maar er ls nog een derde reden. De
inlichtingen, die wij uit de tweede hand
ontvangen, komen zelden zonder omwe-
en tot ons. Ze moeten een koker door,
le helaas zoo zelden volkomen zuiver
4s. Hoe licht blijft er iets aan hangen
van afgunst, wraakzucht, partijdigheid.
Of ook wel andersomoverdreven
vriendschap en zucht om op te hemelen
doen ze soms uit den koker te voorschijn
komen te schoon gekleurd dan dat se
den toets der werkelijkheid kunnen door
staan.
Neen waarlijk, het is niet aan een ieder
toevertrouwd ln de tweede hand inlich
tingen te veratrekkon en evenmin langs
dat kanaal ze te ontvangen.
Maar we moeten ons er dikwijls mee
behelpen. En zij, wier levenswerk het is
uit inlichtingen nauwkeurig gegevens
vast te stellen, zullen met het bovenge
noemde wel rekening weten te houdeh
en van den feilbaren menBch niet meer
verwachten dan hij in staat is te geven.
B.
blusaahen, nu begrijpt leder dat juist dat
geval van die veronderstelde drenkelin
gen het eenige ls, waarvoor ze hier zijn
en waarvan ze wat te zien zullen krijgen.
Ieder is dus (buitengewoon belangstellend
maar wat er onder water ls. De burge
meester, omdat hij het een inbreuk acht
op de rust en de renomme van zijn ge
liefde gemeente. De veldwaóhtor, omdat
hij staat te popelen om de drenkelingen,
zoodra ze hun hoofd boven water mochten
stoken, te verballseoren voor de overtre
ding. De pastoor en de dominee daar
naast willen den drenkeling graag naar
boven zien komen om bun zoo noodlg
geestelijke bijstand te verleenen en voor
hun zielehell to waken,
En zoo heeft leder naast zijn men-
sohelijke nieuwsgierigheid oen per
soonlijk doel en een persoonlijk belang
om de drenkelingen te zien.
Dies: ontspint zioh een levendig dis
cours. Want ieder wil graag dat een.
ander ze eruit baalt En op den weg naar
Nergenshuizen ontwikkelt zioh don het
schouwspel van deii burgemeester, die
krachtens zijn arnlbt als hoofd der poli
tie t— den veldwachter sommeert ln bet
water te gaan.
Maar de veldwachter past er voor. Hij
moet verballseeren. Als hii onder wator
zou duiken, dan zou er ln heel Nergens
huizen geen vertegenwoordiger van do
wet wezen. Maar als de burgemeester zelf
eens.
Deze wijst de veronderstelling mei ver
ontwaardiging van de band. Hij «yu in
-het water springen om *n mensch te red
den? H]j? En z*n echt (blikken ambts
keten dan? Neen dat gaat niet!
Maar meneer pastoor?
Ook niet! Noch de dominee. Zij kunnen
om één (nog wel totaal onbekend indivi
du) hun geheele gemeente niet verlaten.
De baggerman weigert nog eens.
De bakker en de slager ook. Magere
Hein, de vaandeldrager, moet volgens de
reglementen van „Nergenshuizen Voor
uit" trouw bij het vaandel blijven.
Niettemin is ieder hevig nieuwsgierig
en hoopt maar dat deze of gene bet waag
stuk zal probeeren.
Van dit hopen wordt bet langzamer
hand eischen! Men 'begint ongeduldig te
worden. Men meent de een meent het
natuurlijk juist voor den ander dat
het toch eigenlijk niet meer is dan een
staaltje van burgerplicht om een drenke
ling te gaan redden. En men zet elkaar
op men dringt er bij elkaar op aan.
Het wordt een alarm. Het wordt een tu
mult. Het wordt een kwestie van ge
meentebelang, van gemeenteprestige, van
persoonlijke inzichten, van partyen en
groepen. De pastoor krijgt Thet te kwaad
met den dominee over de vraag: „Ben ik
imijn broeders hoeder". Teunis, de 'kip
penboer, danig uit z"n humeur, dat het
geen frisóh brandje is en er dus niet te
blusscihen en roem te oogsten valt, krijgt
Zij: Ik moet die schoenen terugzenden!
Hij: Waarom? Passen ze niet?
Zij: Ja, ze passen uitstekend, maar ik
bad ze een maat kleiner besteld!
hooggaande ruzie met Hein, dien vaandel
drager. Ze verwijten elkaar, dat ze eigen
lijk geen van twee iets met het geval te
maken hebben en dus bier niet thuis hoo
ren. Oude veeten komen er bij te pas
van buur tegen buur, van familie tegen
familie.
En de drenkelingen zijn weg. Trooste
loos drijft des vlssohers hoed op het wa
ter van het meer.
Totdat dan eindelijk de burgemeester
oen goeden Inval krijgt. Hij is 'burge
meester en hij zal dus bevel geven tot
redden. Dit bevel wordt dra door ieder
overgenomen en het duurt maar kort of
elk der omstanders beduidt den ander
dat hij ln bet water seringen zal én hoe
hij dan met den drenkeling te hendelen
heeft. Als bet springen niet al to vrijwil
lig gaat, geeft de een den ander *n zetje
en stuk voor stuk gaat nu meneer pastoor
en de dominee, Teunis en (Hein, de veld
wachter en de bakker, de smid, de man
met het houten ibeen en de puffrouw met
de karables te water.
En de rest laat zich begrijpen: Geen
van deze helden kan zwemmen en in
(minder dan geen tijd klinken de kreten
van angst uit hot water op en spartelt de
fine fleur van NergeriHhulzcn in een wan
hopige poging in bet nat Nu denkt nie
mand meer aan de drenkelingen, doch
nog maar enkel aan zioh stil
En op dit moment supreme is natuur
lijk gewacht en voor dit demonstratief
oogenblik ls do geheele pantomime in
elkaar gezet.
Want dan als heel de Nergensbui-
zer (burgerij ln het water ligt en op het
punt ls om smadelijk en oneervol te ver
drinken (gezwegen nog van het feit, dat
ze nu allemaal, de burgemeester incluis,
bezig zijn de politieverordening te over
treden) dan schrijdt daar op de plek
des onheils toe de.Amsterdaimsche
Reddingsbrigade!
En deze reddingbrigade brengt redding
in den meest hoogen zin van hot woord.
Want nauwelijks heeft het geoefend oog
van de leden de gevaarvolle situatie over
zien en heeft ieder voor zich een toestem
mend gebaar van den leider opgevangen
of daar gaat men met man en macht te
water zonder gedraal, zonder krakeel,
zonder Inachtneming van wetsartikelen
en verordening, zonder te letten op plaats,
op tijd en waardigheid.
Mep springt in het water zonder meer.
En heel de burgerij van Nergenshuizen
wordt gered door middel van de kopgroep,
de Nelsongreep, de bovenarmgreep en de
polsgreep.
En de gemeente komt veilig aan wal.
(Wordt voortgezet).
't Juffertje
Hij, de roode cypersche, die weliswaar
eenmaal als de Jonas van boord was
geweerd, omdat hij, naar men meende,
op een zeetocht niets dan slecht weer
bezorgde, mocht niet meer meevaren,
doch ondanks dat, wanneer ze weer ge
meerd lagen aan wal, was zijn eerste
tocht naar boord, waar hij weer liefderijk
werd ontvangen en vertroeteld.
door
CAREL J. BRENSA.
In een oorspronkelijk werk voelen we