Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 24 OCT. 1925. No. 198 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) de dreun van den winter tred. HET TOONEELSPELERS-LEVEN VOORHEEN. Een gevaarvol Beroep. dochters on sohoonzoon van Leipzig naar Riga trok. 't Jutte rtje Vandaar dat de oorspronkelijke firma Farina (Johann Maria Farina) thans hare producten niet alleen met haar naaan toe kent, maar daaraan toevoegt „tegenover de Jüliohs-Plate", waar ze ook thans nog altijd gevestigd is. Je neus behoefde je maar even boven de dekens uit te steken om gewaar te worden, dat het snerpend koud was ge worden en dan niet een kou, die je, heer lijk prikkelend, in een opgewekte stem ming bracht, doch een kou, die, scherp, door je neusgaten, tot diep in je longen drong en je een. huivering door je leden dreef. Bij het opstaan door het venster kij kende, zag ik de lucht prachtig kopergeel gekleurd en er lag een gloed over de zee en het landschap, die als een fel uitslaan de brandvlam schril en somber afstak te gen het zwaarbewolkte gewelf. Het is geweldig van schoonheid hoe de kleuren bij een najaarszonsopgang met een dergelijke wolkconstellatie elkaar verdringen. Wanneer we in een operette de kleur effecten der kunstlichtreflectors hebben te bewonderen dan barsten we los in een krachtig applaus, doch als de natuur de schoonste kleurcombinaties toovert in een omvang, die aan geen grens gebonden is, dan zijn we stil en Innerlijk, ontroerd en buigen voor het onmetelijk majestueuse. Toch voorspelde de snerpende kou en \de kopergele kleur aan de lucht niet veel goeds. De wind stak al meer op; weldra ver dwenen de heerlijke kleurengamma's en koepelde een grauwegale lucht over de aarde, terwijl een matte lichtschijf toonde, dat er ook nog zoo iets als een zon ach ter het wolkfloers stond. „Men" voorspelt regen of sneeuw of hagel en na een paar uur schuifelde er iets langs de ramen en ketste daartegen, welk een combinatie scheen van alle drie: regen, sneeuw en hagel. Dat weer had ik toch zeker niet ge droomd, toen ik den voorafgaanden avond over de Singel peddelde, die als in een grafduister lag, maar waarover koepelde het met stergeflonker bezaaide gewelf en waarover zwaaiden de helle lichtbundels van den vuurtorèn, die telkens van West naar Oost trokken een blauw lichte straal, waarvan de weerschijn in het Oosten zich aanstonds aanstoot hij dien oorapnonke- lijfcen. straal in hot Westen.. Dan blikten voor een moment de hui zen en iboomenkruiuen ln hot holio licht, dat als een reusachtige benzime-vlam- tong scheen voort te ijlen. Met zoo'n rustig sterrenhelr had men niet kunnen denken aan storm en roeze moes. Zoo hadden ook de visscherlui blijkbaar gedacht, want ze hadden ijs geladen en waren zeewaarts getrokken. Doch October, de onbetrouwbare, deed zijn reputatie weer alle eer aan, want eenige uren daarna had alles een ander aspect De wind loeide In den schoor steen en rammelde aan deuren en ramen; de bladeren ritsten van de hoornen en schuifelden zachtkens tegen het raam of tikten daartegen aan alsof ze ons de boodschap zonden van de eeuwige ver gankelijkheid met daarna hét nieuwe le ven. I Hét ls do aankondiger geweest van den herfst naar den winter, want al is die nog niet in het verschiet, toch hebben we de striemen van zijn knoet reeds even gevoeld. De kachel gooiden we reeds boorden- vol, zoodat het deksel van het daarop staande waterketeltje een oneidigen klep- permarsoh sloeg. En aan den buitenkant was men ook reeds in zoo'n vóórwintersche stemming, want allen zaten diep met het hoofd in de jaskraag en de rotganzen, die zich an ders bij vorst dichtbij laten zien, zwier ven reeds zichtbaar ronldi op hot droogge- loopen vlak achter den leidam. De schuiten, die anders machteloos in do haven hadden moeten toeven, trokken reeds nu ter sardinevangst, hetgeen al een bijzondere vroege inzet is voor deze visscherij. En hoewel het succes niet buitenge woon groot was, toch bleef hun pogen niet onbeloond, zoodat mag worden ver ondersteld, dat ook in de zee iets aan het worden is, dat lijkt op het naderen en het reeds zijn in het barre jaargetijde. 'Honderden lijsters zwerven hier rond, nog dijk en rond van hun verblijf in de oerwouden van Rusland, waaruit ze ge ranseld zijn door den sovjet-zweep van den tyranieken winter, oan het daar ge gaarde vet te verteren aan de lauwe wes- terstranden. Alles waarschuwt al: weest op uw hoedel De barsche baas dreigt met zijn vuist en geeselt reeds degenen, die hun steen- koolhok niet hebben kunnen vullen en de aardappelen niet onder de bedstede heb ben kunnen stouwen. Robinson. EEN «OLIEDE FIRMA. Of:.Een „huishoudelijk" geval! Het vrouwtje van advocaat Peterman zat voor haar huishoudboek en1 Mde de lange rijen cijfers op, terwijl haar man, tn' een gemakkelijke stoel liggend, zich verdiepte in het „Weekblad van het Recht". Van tijd tot tijd keek ze 'bedrukt naar hem op, als hoopte ze, dat hij haar te hulp zou komen. Doch hij hoorde of zag blijk baar niets. Eindelijk hield de jonge huis vrouw het niet langer uit, en haar pen met een hoorbaren smak op de tafel wer pend, riep ze uit: Zoo gaat het niet langer, Hendrik, je moet imjjn huishoudgeld met tien of vijf tien -gulden verhoogen, ik kan zoo niet uitkomen! Petenman fronste het hoofd. Wees nu niet dwaas, kind. Je weet heel goed1, dat het onmogelijk is je huis houdgeld ook maar met één gulden te vermeerderen. Het moet zoo gaan. Een spaarzame vrouw weet zich te behelpen rond te komen. Mevrouw Petenman trok een allerliefst WttHmondje. Wiens schuld is het dan dat het niet t?aet. van jou of van mij? Ito advocaat liet het weekblad op z*n «deën vallen, Wat, ls het dan mijn schuld soms? ^aar dat kan je toch niet meenen! Zeker, als jij imij toestond mijn be- _^~j8dheden te koopen waar ik wilde, TOU ik er wel kunnen karnen, maar niet III DE OUDE DOOS HET KEULSCHE WATER. De reukiwerken-industrie in Europa is van Italiaanschen oorsprong. En ook het Keulsohe water, de wereldberoemde Eau de Oologne, werd het eerst door een Itali aan gefabriceerd. Deze, Johann "Maria Farina, kwam in 1709, op 24-jarigen leeftijd, naar Keulen, waar hij zlhh vestigde tegenover den Jülichs-Platz en er een zaak in snuiste rijen en parfumeriën vestigde. Daar vond hij de vervaardiging van het echte Keul sohe water uit, dat spoedig zoo'n grooten aftrek vond, dat hij zijn broeder liet over komen en in zijn zaak opnam. Deze zaak -bleef tot den huldigen dag aan het Farina-geslacht. Den grooten opgang dankt het Keul- sche water aan den zevenjarigen oorlog, toen de Fransdhen de Rijnprovincie be zetben. Zij, hartstochtelijke liefhebbers van parfumeriën, bedienden zich al da delijk bij het toilet van eau de oologne, namen ze mee naar Frankrijk en van toen af strekten die zendingen zich al spoedig over geheel Europa uit. Natuurlijk daagden er iïu spoedig con currenten op ©n onlder die concurrenten waren ook andere leden der familie Fa rina. Zoo vond men op zeker tijdstip niet minder dan acht Failna-firma's, die alle hun product als dat van den uitvinder op hemelden en verkochten. Niet alleen het Keulsche water, doch ook de naam Farina was een voorwerp van Industrie en han del geworden. „Beeldspraak", Wat zou ons uitdrukkingsvermogen, wat zou onze taal in gesprekken, in ge schriften, in kunstuitingen aan waarde verliezen, indien we ons niet meer van beeldspraak zouden mogen bedienen! Niets bleef er dan over als een nuchtere opeenvolging van opmerkingen en mede- deêlingen, een toevoeging aan elk voor werp van zijn innerlijk waarneembaar attribuut. Evenmin als we ons de natuur kunnen voorstellen zonder bloemen, kunnen we ons de taal voorstellen zonder beeld spraak. We maken er dan ook aanhoudend, half onbewust, gebruik van. Noemen we een voorwerp groot, klein, dik, dun, mooi of leelijk, noemen we een raadsel onoplosbaar of een onderneming gewaagd, dan hebben we ons nog gan- schelijk van beeldspraak onthouden. Maar wie neemt niet wel eens woorden inden mond als: vreugdezon, tranendal, wolk gordijn, rad der fortuin, pad der verlei ding, bloeiende maagd, enz., enz. Deze en duizenden anderen zijn geijkte belden, die we oogenblikkelijk van elkan der begrijpen, ja, die ons helpen iets voor elkander duidelijk te maken. Immers, zij noemen niet alleen de din gen zelf, maar tegelijkertijd het begrip dat we er aan vastknoopen. Zij openbaren niet de werkelijkheid, maar den indruk, dien wij van de werkelijkheid ontvangen. En nu toont juist de beeldspraak ops aan, dat vaak die indruk van uiter lijk geheel van elkander verschillende dingen een en dezelfde is. Het woord „bloeiend" b.v. hoort zuiver en alleen in de plantenwereld thuis. Wan neer we nu spreken van een bloeiende maagd, dan geven we daarmee te kennen, dat een jong meisje in ons dezelfde ge waarwording van frissche bekoring wekt als b.v. een versch ontluikende rozenknop. In den geest vatten we die beiden dus samen, terwijl ze uitwendig niets met elkander gemeen hebben! Ongetwijfeld kan er met beeldspraak teveel en roekeloos worden omgeleefd. Ze kan gezocht zijn, ook wel opgeschroefd en overladen. In zulke gevallen doet ze ons denken aan ornamentiek, die geen reden heeft van bestaan. Maar ze kan ook onjuist en zuiver zijn en dat is erger. Want, is dat het geval, dan is ze aan haar roeping ontrouw. Beeldspraak heeft, evenals muziek en schilderkunst, een grootsche taak te vervullen. Als hoofdelement der dichtkunst is ze niet alleen verfraaiing, verrijking en aan vulling zonder meer. Ze stamt uit een wereld, hooger dan die der werkelijkheid. Ze vat samen en vereent, wat in de uiter lijke verschijning zich in deelen splitst en gescheiden voortbestaat. Ze is de vrucht van een hooger gelegen boomgaard en is slechts eigenhandig te plukken door hem, die het bewustzijn van en het verlangen naar die hoogere wereld omdraagt in zijn zieL Tot die van God begenadigden hoort de kunstenaar op elk gebied. De toon kunstenaar heeft de macht duizenden van zielen, die elkander op aarde vreemd zijn, in een gemeenschappelijk voelen en be grijpen te vereenigen. De beeldende kunstenaar heeft het ver mogen vormen te scheppen, waarin even zoo velen hun onuitgesproken idealen zien neergelegd. Den dichter ls het ge geven in enkele beeldende woorden her inneringen en zielservaringen in een garve saam te binden en ze u aan te sleden als een harmonisch geheel. Schoone beeldspraak leveren kan alleen hij, die niet alleen in de stoffelijke, maar ook in de onstoffelijke wereld thuis is. Misschien 1b de Uitspraak niet gewaagd dat, hoe grooter de dichtergave is, hoe rijker en zuiverder de beeldenschat zal zijn, waarover hfl, die haar bezit, heeft te beschikken. En nu zou ik niets liever doen dan een bloemlezing maken van oorspronkelijke, aangrijpende, en veelzeggende beelden, óm daarmee mijn beweren te ëtaven. Maar, de gaarden zijn Immers geopend voor lédereen, en niets is zoo bevredigend als te plukken met eigen hand. Wil men vinden zonder lang te zoeken, dan neme men Byron's „Childe Harold's Pilgrimage", of zijn „The Giaour". Maar bovenal herneme men Shakespeare, bij wien men ook zoo langzaam moet gaan om niet te struikelen over beelden, die hij u voor de voeten werpt, door zijn grijpen in de eene wereld na de andere, overal waar zijn bovenmenschelijk genie hem toegang en burgerrecht heeft ver schaft en verzekerd. Daar zijn meer bevoegden dan ik om den wandelaar langs deze bergpaden en Alpenweiden tot gids te strekken. Mijn hoofddoel was het om aan te toonen dat beeldspraak niet is een omkleeding van de naakte werkelijkheid alleen, maar dat zij berust op innerlijke waarheid, dat zij een bode is uit hooger sfeeren, die ons het troostrijke voorgevoel brengt, dat wij, indien we slechts verder komen op geeste lijk gebied, van lieverlede verdeeldheid zullen zien verdwijnen en een hoogere eenheid tegemoet gaan. B. Joseph Ohrist, een acteur van vermaard heid!, had' reeds een- leven van veel avon turen achter den rug, toen htJ, verlokt door een nieuw engagement, met vrouw, Het was oorlogstijd. De koning van Pruisen requireerde bijna alle paarden, zoodat het den acteur ongeveer zijn laat* ste daalders kostte, om een reiswagen te bemachtigen. Van acht tot tien 's morgens staat hij razend aan de stadspoort, doch kan niet weg, daar wegens markdag de toevoer van scheldende, vechtende en dringende kooplieden te groot is. Eindelijk gaat het er in gestrekte draf vandoor, maar spoedig blijft men steken in een geheel ondergeloopen hollen weg. De vier paarden krijgen de koets niet door het water. Er steekt een geweldige storm op en men vecht zoo een halvon dag tegen de elementen. Des avonds wil men in het dorp overnachten. Ohrist kijkt door de kier van een her- bergdeur en ziet niets dan zigeuners! Alsof die duivel hem op die hielen1 ziet keert hij terug. Het is stik-donker. De paarden zijn dood-af. Stap voor stap gaat men weer voorwaarts, de koetsier zoekt' den weg met de hand op den grond. Ohrist heeft zijn pistolen in de hand, zijn schoonzoon is met een lang mes ge wapend. Daar slaat de wagen om, rolt een heuvel af en blijft op den kop staan. Wonder boven wonder wordt er niemand gewond. Men mist alleen de oudste dochter, die men later op haar hoofd vindt staan én nog juist van een vreeselijken verstik kingsdood gered kan werden. Midden in den nacht bereikt men een ander dorp. De koetsier houdt voor een herberg stil en zegt: Al zijn hier Turken ingekwartierd, mijn paarden kunnen niet meer spant uit en gaat den stal in. In de gelagkamer bevindt zich een sme rig wijf met vier halfnaakte kinderen. Ze spreekt alleen Poolsch, wat het gezel schap niet verstaat. Men kan geen licht maken, want het geheele dorp bezit niet één kaars, i -"4üK| Het wijf maakt in het donker warme brei en aardappelen klaar en in hetzelfde vertrek waar haar bed staat, wordt strpo voor de gasten neergelegd. Alles in het huis is even geheimzinnig, zoodat Ohrist en schoonzoon, tot de tan den gewapend, besluiten beurtelings te blijven waken. Om twaalf uur komt 4e man thuis, een grimmige Pool met koolzwarte oogen en een geweldige baard. Hij zet een scherpe bijl voor zich in den vloer! Een oude vrouw met een lang keukenmes Bluipt binnen en blijft den heelen nacht wakend op een bank zitten. Alen danken dlenl he mel als de dag aanbreekt. Dan blijkt, dat de Polen nog grooter angst hebben uitgestaan dan de acteurs, als je mij dwingt alleen bij Hezelmans te koopen, die zoo verschrikkelijk duur ia De advcaat was opgestaan. Evenals wanneer hij izijn pleidooi begon, soheen hij iziah eens zoo groot te willen maken om ook zijn tegenstander lichamelijk te overvleugelen. Goedkoop en slecht, dat schijnt ook jou devies te zijn, zooals van velen van je medezusters. Mijnheer Hezelmans mag met,sommige artikelen een cent duurder zijn dan anderen, maar daarvoor 'ben je dan ook zeker goede waar te krijgen. Voor alles dien je er echter aan te denken, dat je de vrouw van den officier van justitie bent, en dus te zongen hebt, niet met het gerecht in aanraking te ko men of openlijk aanstoot te geven. Daar om sta ik er op, dat je je inkoopen alleen, bij oudle vertrouwde finmia's doet, die je niet in moeilijkheden brengen kunnen, zooals die nieuwe firma's die de dagblad kolommen met haar reclames vullen. Ge lukkig heeft de wet al voor een gedeelte die laakbare knoeierijen tegengegaan, niaar ze geheel voorkomen kan ze niet. Mijnheer Peterman ging naar zijn bu reau en zijn vrouwtje bleef met haar huiselijUoen1 kommer achter. TT Haar man was nauwelijks weg of er werd gebeld. Vergenoegd sprong ze op van haar stoel, ze wist wie daar was. Haar vriendin, mevrouw Penner, de echt- genoote van een dagbladredacteur kwam haar bezoeken. Zij hadden samen altijd ernstige huise lijke aangelegenheden te 'bespreken, en dikwijls wipte de een even bij die ander aan, om het een of ander te vragen of te overleggen. (Mevrouw Penner was nu eigenlijk op weg naar den winkel van juffrouw Linde man, waar je tweemaal in de week voor een prikje gevogelte en wild kon krijgen. Een pond reebout voor een gulden, is dat niet goedkoop, Bertha? triompheerde mevrouw Penner. Bij Hezelmans moet ik er een vijftig voor betalen, antwoordde mevrouw Peter man met bitterheid en spijt in haar stem. Hoe is het mogelijk? Dat maakt toch op twee pond een gulden verschil Daar kun je bijna het verdere middagmaal voor koopen. Het advooatenvrouwtje knikte bedroefd met het hoofdje, terwijl een paar tranen over haar wangen rolden. Mevrouw Pen ner kon 't niet aunzien, haar hartsvrien din zoo bedroefd te zien. Je man is een barbaar, zei ze toor nig. Ik zou me wel weten te behelpen, als ik jou was. Wees nu verstandig en ga met me mee naar vrouw lindemann. Nie mand komt er achter. In je huishoudboek schrijf je eenvoudig: Drie pond1 reebout 4.50 en de rest steek je in je zak. Mevrouw Peterman had wel allerlei be denkingen, doch de overredingskunst van mevrouw Penner 'behaalde die overwin ning en- ze ging mee. Des Zondags sierde bij Petenman een heerlik stuk reebout den dlisch, evenals bij Penner. Delicaat, delicaat, zei de smullende echtgenoot. Zeker van Hezelmans, niet waar vrouwtje? Zijn vrouwtje scheen den mond! te vol te hebbben om te kunnen antwoorden, maar haar echtvriend merkte dit niet op. Ja, ja, iging hij' voort, een solide firma is waard, dat men ze bevoordeelt Daar heb ben ze me gisteren weer rechtelijk beslag gelegd bij zekere vrouw Lindenxann, die zoo goedkoop wild en gevogelte wist te leveren. En wat bleek nu achteraf? Dat dat allemaal gestroopt goed was. De voor naamste lui in de stad moeten in haar boeken als klant voorkomen, 't Is een schandaal! Verbeel je nou, dlat jij dtaar ook eens gekocht had Mes en vork vielen mevrouw Petenman uit de 'handen. Zij was doodsbleek gewon- Verkoopster (in 't „Louvre"). Ik vrees, mevrouw, dat dit oostuum u niet best zal staan KeeDat zal je wete I Want ik laat me ln Amsterdam ook 'n reuze-polleka-haar knippen. dien. Den geschrokken echtgenoot bleven de brokken ln den mond steken. Wat scheelt er aan kindlief? Je tand? Je hebt zeker op een hagelkorrel gebeten. Ik heb er eens een ingeslikt Drink een slokje wijn, lieve! De jonge vrouw kwam weer een beetje tot zichzelf. Ze trachtte verder te eten, doch leder brokje bleef ln haar keel ste ken. De woorden van haar echtgenoot klonken voortdurend ln haar oor. Ver beeld je, dat je daar ook eens gekocht had! Als het eens uitkwam, dat zij' ook een klant van vroéw Lindemann was! Ze zou voor haar eigen man voor de rechtbank moeten verschijnen. iDe Zondagmiddagwandeling schoot er dezen keer bij ln. Het 'kleine mevrouwtje lag als betrapte dievegge op haar sofa, en gaf zich aan' allerlei sombere gedach ten over. Het slot van haar overpeinzingen was, dat ze er haar vriendin er over zou gaan spreken. Die moest haar helpen, want dJoor haar schuld' was ze er eigenlijk in- getoopen. Nauwelijks was den volgenden dag haar man het huls uit of ze snelde naar haar vriendin. Wat, voor het gerecht verschijnen! Kom, wees wijzer! Daar ls immers geen sprake van. Je hebt toch direct betaald en vrouw Lindemann wist niet wie je was. En in het ergste geval kan je Immers alles nog ontkennen. Met d'eze redeneering stelde haar ver leidster haar gerust. Mevrouw Petenman voelde zich aanmerkelijk verlicht en in vrij opggrwekte stemonming keerde ze huiswaarts. Gehoed tegen zijn gewoonte ln kwam de heer Petenman een half uur te laat koffie drinken. Hij zag er opgeiwondien uit, alsof hij zoo juist zes struikroovers onder han den toald gehad. Iets onaangenaams moest hem overkomen zijn. Mevrouwt hart be gon ongerust te kloppen. De troostredenen van haar vriendin verstoven als kaf voor den wind bij' den donkeren 'blik van haar man, die zich aan tafel zette en met toorn in zijn stem zei, terwijl hij op het restant van den reebout wees: Van Hezelmans, nietwaar? Het werd haar rood en groen voor (Je oogen. Geen twijfel mogelijk, hij wist alles. Zou ze nog langer zwijgen? Neen, liever alles eerlijk bekennen. Zij opende reeds dm mond; toen haar echtvriend opstoof: Die bedrieger, die Hezehnans, voor geen cent haal je meer bij hemt Weet je waar die reebout vandaan komt? Van vrouw Lindemann. Haar grootste afne mer was die bedrieger! Weer ontvielen mes en vork de handen van mevrouw Petenman. En bij' vrouw Lindemann kostte het pond maar een gulden en bij Hezelmans moest Je er een vijftig voor geven, de helft meer, het is ongehoord! De advocaat keek verwonderd op. Ja, een gulden, maar hoe weet je dat? Mevrouw bloosde tot achter haar ooren. Toen zei ze aarzelend: De meid vertelde het me.Ze had het van de meid van Penner gehoord. 's Middags kwam, als naar gewoonte, mevrouw Penner op visite. Ze kreeg een omstandig verhaal van wat er was voor gevallen. Mevrouw Petenman haalde lachend haar huishoudboek voor den Hag Kijk nu eens, riep ze plotseling. Daar stond drie pond reebout van Hezel mans 4.60 en nu heeft mijn' man zelf zijn naam imet inkt doorgehaald. Poel, een advocaat en documentenvervalscher, hoe vind je dat nu7 1 Naar heit Fransah door B. i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 7