S
I
VARIA
VOOR DE VROUWEN.
REISINDRUKKEN.
„State
een trieste dag.
deg nog oi
Mc
Maarten
...November
Reeds vroeg zinkt bet zonnetje lang'
saam achter de vale wolken en kleurt
nog even de randen met goud en purper
gelijk *t Alpengloeien in de bergen.
Dan valt heel spoedig het schemer
donker en glijden de dichte avondnevelen
over de Westf riesche dorpen en landouwen
en steeds dichter spreidt de donkere
sluier over de rustige aarde.
Hier en daar flikkert reeds in het dorp
het electrisohe licht en wordt het gezellig
in de huizen van de boerenbevolking,
waar men na den arbeid rust.
Heerlijk knapt het vuur in de kachel,
waar vader zich warmt, na den geheelen
jp 't veld te hebben gearbeid,
loeder heeft het druk om toebereid
selen te maken tot den ommegang van
heur beide kleuters voor den Sinte Maar
ten, het folklaristische gebeuren in de
Westfriesche dorpen, hetwelk zich de
eeuwen door heeft gehandhaafd en dat,
naar we hopen, de eeuwen door zal blijven,
als herinnering aan den goeden Heiligen
„Martinus", die uitgeput en ellendig ten
slotte de helft van zijn reismantel sneed,
om hem te geven aan den arme Sinte
Maartende kinderavond, symboliseeren-
de de algemeene weldadigheid.
„Wil ie niet, jongens?" klinkt het
recht gemoedelijk van moeder. „Kom
ereis bier..." en zet het kaarsje in den
ultgeholden suikerbiet nog eens recht.
«Zie zoo, nu doet hij het wel, hoort"
En als daar de kaars brandt, 't electrisch
licht even gedoofd wordt in de eenvoudige
arbelderskamer, dan schijnt toch dat geel»
roode kaarslicht zoo fantastisch door de
uitgesneden gaten in den enormen,grooten,
ultgeholden (suikerbiet, door vader op
den akker bewaard voor zijn jongens met
Sinte Maarten.
't Is een werken geweest voor de belde
peuters om dien reuzenblet gelijkmatig
uit te hollen, zóó, dat er ten slotte niet»
meer overblijft dan de uiterst teere dunne
wanden. Maar dan... komt het juist... air
't „gezicht" er in moet de oogen, neut
en mond. Dót is een kunstwerk, waarbij
vader toch zoo nu en dan even moes*
helpen om die vormen wat beter te
model leer en.
Maar nu is ie praohtig I Kijk eens, wat
een mooi gericht, als daar het volle licht
valt door ae gelaatsopeningen en zelfs
de gehoele biet door het kaarslicht zacht
rose wordt gekleurd.
„Moeder... hoe mooll Kijk ereis, vadert...
Hij doet het!..."
„Voorzichtig hoor jongens I" klinkt het
welmeenend en... daar gaan ze... De oudste
voorzichtig de brandende suikerbiet dra
gende aan de| touwtjes en naast oudere
broer de
kleine dreumes.
«Eerst bij buurvrouw..."
De klink van 't hekje gaat open en
daar staan ze voor de deur, luidkeels
zingende, dat de buren het maar goed
zullen hooren.
Sinte, Sinte Maarten,
De kalveren dragen staarten,
De koeien dragen horens,
De kerken dragen torens,
De meisjes dragen rokken,
De jongens dragen broeken,
Ouwe vrouwtjes sohorteldoeken.
Dan stokt even het lied.
Kleine broer raakt het verband kwijt,
tot plots de oudere krachtig doorzingt:
Hier woont een rijk man,
Die veel geven kan,
Veel kan ie geve,
Lang zal ie leve,
Zalig zal ie sterreve,
De hemel zal ie erreve;
God zal hem loonen,
Met honderdduizend kronen,
Met honderdduizend lichtjes aan,
Daar komt Sinte Maarten aan.
Dan
„Zoo
Iaat de deur open.
ongens,"
i spant naar mijn meening
agenB," klinkt het
„nou, jullie hebben flink gezongen
hoor. Wat toch 'n mooi lichtje r
Broer, de oudste, ontvangt een paar
oenten en dan trekken ze weer verder
de buurt op.
„Ja... bij Meester ook t (ietwat sehuohter)
en bij Juffrouw... en bij Dokter... en bij
Burgemeester ook."
Er komt oonourrentle... steeds meer
lichtende lampions... Maar de zaoht-
rood getinte biet
de kroon.
Er zit iets mystieks in.
„Ja. hier ook," zegt broer dapper. Hij
is ook rijk hoor... mlssohlen krijgen we
wel een dubbeltje.
't Hek gaat moeilijk open.
't Bordje „Wacht u voor den hond
ia nu niet te zien in 't avonddonker.
De deur blijft gesloten Toch brand
er licht in de kamer.
„Toe broer 1" klinkt het opwekkend
„luid zingen".
En daar galmt weer de zangerige dreun
Sinte, Sinte Maarten,
De kalveren dragen staarten-
Met een ruk vliegt de deur open
en geweldig ruw vloekt het in den avond:
„Willen jullie wel gauw opd..."
Weg stuiven zede oudste met kleine
broer aan den hand.
Weg I Loopen, zoo hard mogelijk. De
lichtende biet slaat tegerf het damhek.
Floep het lichtje uit.
De jongste begint te huilen in donkeren
avond. Daar staan ze... de zangers, geheel
uit het veld geslagen. Broer troost den
kleinen peuter: „Kom maar!"
Gelukkig, daar komt een vriendenhand.
Spoedig de lucifers voor den dag... de
kaars reeht gezet en Jong L. daar
brandt ie weer en lichten weer de
groote oogen, neus en breeden mond.
En moedig trekken ze verder, tot ze
bij het kleine huisje komen aan den
slootkant, waar oud moedertje woont...
ver in de zeventig... en doof, héél doof I
„Kom maar, .broer 1" en als ze de
kouten deur van het armoedige huisjen
hebben geopend, klinkt het weer luid op
Sinte, Sinte Maarten...
Luider, broerZe hoort het niet 1
De koeien dragen horens,
De kerken dragen torens,
De meisjes...
Daar komt oud-moedertje, kromgewvrkt
en moegebogen.
Vriendelijk ziet ze naar de kleuter
zangers en bekijkt goedelflk de prachtig
verlichte biet.
„Dat's mooi, jongens. Wèl, wat prachtig!
En hebben jullie al veel opgehaald?"
.Niet? Och, ik ben zoo arm en er
komen zooveel „lichtjes" vanavond. Centen
kan opoe niet geven," klinkt het hol
„maar wil jullie een mooie appel? Nou,
ieder één hoor! Als 'k rijk was kregen
jullie een dubbeltje, Jonge, jonge, wat
n mooi lichtje... Goed voorzichtig, hoor
ens.,. Denk om de sloot hoor!"
kke r," zegt de kleine peuter, en hi
bijt in de vrucht dat 't water hem om de
tanden loopt.
Verder trekken ze, de kleine peuters,
met de lichtende biet. De Sinte-Maarten
zangers.
Opoe gaat naar haar armoedig kamertje
en zit in 't donker naar de „lichtjes" te
kijken, die komen en gaan.
En daar verschijnen ze, de beelden
uit haar jeugd, uit heur blijde kinderjaren,
zoo lang al geleden, toen ze met de
andere meiskes ook Sinte-Maarten ging
zingen langs het vriendelijke dorpje aan
den zeekant. Hoe lang al geleden? Wa
al een leven van strijd en ontbering ligt
daar tusschen het verleden en deze Sinte
Maarten-avond. Dan komen er tranen in
de moeë oogen en schreit ze zachtjes in
de armoe-woning
En daar bulten gaan de „lichtjes" als
sprookjes voorbij in donkeren avond.
DV
opd
Portugal, Hongarije,
Rusland, Zweden, No
DE DOOFSTOMMEN.
Doofstommen vindt men ta alle landen,
maar vooral in bergaohtlge streken. Ner
8ens zijn zij talrijker dan in Sardinië
avoye en Zwitserland.
In Saksen rekent men één doofstomme
op de 1486 inwoners, in Pruisen een op
de 1401, in Brunswijk een op de 2026,. in
Weimar een op de 716, in Oostenrijk één
op de 1290 (zijnde het middengetal in ge
heel Duitsohland) in Italië een op de 1801,
in Nederland een op de 2204 in Denemar
ken een op de 1948, in Frankrijk, Spanj
Polen, Europèesoh
oorwegen en Groot-
Brittannie een op de 1801 (hetwelk het
middengetal voor geheel Europa is.
Maar in Zwitserland, het bergachtlgste
gewest van Europa, is de evenredigheid
een van de 276, dat is achtmaal meer dan
in Nederland, hetwelk het vlakste gewesi
van Europa ls.
In de Vereenlgde Staten van Amerika
is de evenredigheid een van de 2086, en
in de stad Oaloutta een van de 1284, het
welk, zoover men uit de tegenwoordig be
staande opgaven kan berekenen, het mid
dengetal voor de geheels aarde la.
Het aantal en de uitgebreidheid der ln
richtingen voor doofstommen is ln" onder
scheidene landen zeer verschillend.
Het aantal doofstommen, dat van elk
honderdtal dier ongelukklgen in daartoe
bestemde gestichten onderwezen wordt,
bedraagt ln Saksen omtrent 71, in Prui
sen 86, in Weimar 10, ln Duitsohland over
het algemeen 26, in Italië 12, in Frankrijk
24, in Spanje 1, in Portugal 2, in Honga
rije 8, ta Polen 9, in Europeeaah Rus
land 1, in Zweden en Noorwegen 6, in
Groot-Brittanie 82, in Nederland en De
nemarken nagenoeg allen.
In de Vereenlgde Staten kan men het
getal van elke 100 op 68, in Oaloutta op
18, in geheel Europa op 10, en of» de aarde
in het algemeen op 6 schatten, want het
spreekt van zelf, dat deze getallen slechts
approximatief kunnen wezen.
Een eigenaardige bijzonderheid is nog
wel dit: Hoewel in bijna alle landen de
vrouwen het meerendeel der bevolking
uitmaken, behoort toch het grootste getak
der doofstommen tot het mannelijk ge
slacht.
In het algemeen zou men kunnen stel
len, dat men tegen drie doofstomme vrou
wen, vier doofstomme mannen aantreft.
Spreekwoord ln dure
ren maken dien man.
Doe
tflden:
arm.
De klee-
wet aan gymnastiek na het
bad? Dit verhoogd de' goede uitwemlng
op de gezondheid ten zeerste en algemeen
welzijn is er het gevolg van.
Och, ik volg geen bepaald systeem.
Weet u, ik trap bijna altijd op de zeep
en dit is dan meestal ruim voldoende 1
Hij: Weet je wat ik zou doen als lk jou
was?
Zij: Neen. Wat?
HIJ: Mij trouwen.
(En zij deed hei)
Wat ben je toch ellendig kxmp. Nu
heb je viermaal gegaapt terwijl ik tegen
je sprak.
Hij: Je vergist je, vrouw. Ek heb vier
maal mijn mond opengedaan onx er een
woord tusschen te krijgen* imiaar het ging
BABBELUURTJE OVER MODE.
Einder-garderobe.
We zullen maar eens beginnen met de
overgeschoten lapjes van mama of groote
zus op te gebruiken. Miep heeft immers
heel erg een jurk noodig Bovendien is
ze' erg jaloersch van die beeldige ruit-
jurk van groote zus. Zie je, als ze daar
nu eens een jurk van kreegzoo'n prach
tige ruitstof, dan zou ze nog eens ge
lukkig zijn. Nu, mama zal haar eens ge
lukkig maken. Er is nog een kléin lapje
over, net genoeg voor een recht lijfje.
Jfovendien vond mams in de lappendoos
nog een reep donkerbruine stof van on
geveer 20 cM. hoog en 140 cM. breed en
die paste zoo keurig bij de licht beige
stof met z'n jade-groene- en tango-kleu
rige ruit, dat het haar direct duidelijk
werd dat deze twee lapjes te samen een
snoes van een jurk voor Miep kon worden.
Een kraagje en manchetjes van gebor
duurd batist en een bruin fluweelen
stropdas... in een dag alles in elkaar
getooverd en 's avonds huppelt Miep
overgelukkig de kamer rond om aan alle
huisgenooten haar pracht jurk te ver-
toonen.
Van het roestkleurige gerultte zomer-
pak van mama zijn nog lange reepen stof
van de breedte overgebleven. ZondS vond
moeder bet, want wat moet je er eigenlijk
mee uitvoeren, met zulke schadelijke
slierten stof. Totdat ze ineens een schit
terend idee kreeg, en wel door het in
handen krijgen van een rossig-beige lapje,
wat zoo prachtig kleurde b0 haar zomer
pak-stof.Zetoog aan den arbeid en maakte
voor de jongste telg een echte leuke jurk,
door de reepen aan elkaar te stikken en
ze aan den onderkant ongeveer 16 cM
los^e laten. In die openingen werd nu
een plooi van de effen stof gestikt en
van voren kwam er een heel baantje van.
Ook de manchetjes en het kraagje werden
van de effen stof gemaakt; plus nog een
ceintuurtje. Voor het schouderpasje met
aangesneden mouwtje werden ook 2 ree-
en stof aan elkaar gestikt en toen het
leedje klaar was bad niemand de idee
dat het uit zoo primitief materiaal saam-
gesteld was. Wat juist d« groot» kunst
is nietwaar?
Nu ls 't natuurlijk volstrekt niet noodig
dat men de kinderjurken juist uit de
restantjes der groote menschen kleeding
maakt. Men kan er natuurlijk epik splin
ter nieuw goed voor ioopen. Maar ik
weet uit ervaring dat de mama's het heel
erg prettig vinden om óf de restanten
op te gebruiken óf het één 'of andere
kleedingstuk wat haar niet meer aanstaat
of wat ouderwetsch is geworden te kun
nen omwerken voor de peuters. Alleen
ls (men wat bezorgd dat de stof wat
ouwelijk zal staan. Dat gevaar ls er
inderdaad maaf als men maar heel goed
kiest, is tenslotte toch alle stof te ge
bruiken; zglfs het meest groote patroon.
Een heel aardig voorbeeld is daarvoor
het eerste jasje van het volgende plaatje.
Men heeft b-v. een gladde mantel van
die bekende zeer breea gestreepte stof.
Die wilt U nu graag benutten voor een
van de klnders. U ziet, als men de streep
maar zóó legt dat de eene streep als
schouderpasje dienst doet en de volgende
als breede gegarneerde zoom. Een aardig
afstekende effen stof erbij als garneering
en een keurig geheel is geschapen.
De jurk van het grootere meisje is
evenzoo van een „ouwelijke" stof n.1. een
groot schuin blok van donkerblauwe
streepjes op een witte fond. Het model
Mnmn: Kami Lieetfe, ga nu zöet naar
bed en geef juf een zoen.
Biesje: Nee, mama. Juf slaat als je er
zoent. Vraagt u het maar aan papial
Zij: Je zegt, dat je mij liefhébt, maar je
rust het dienstmeisje in de voorkamer 1
Hij: Wil je beter bewijs dat ik waanzin
nig van Je houdt. Ik weet zelfs niet meer
wat ik dóe.
Die vrouw heeft mijn huiselijk leven
verwoest 1
Wat? Is ze met uw man?."..,.
Nee, dat gelukkig niet Maar ziet u,
ze heeft mijn keukenmeid weggelokt.
en de wijze van garneeren
Sarneeren maken de
ituurtje, manchetjes,
zoompje en kwast zijn van schel'rood
laken en het puntig garnituurtje op zij
ls een wit lapje vól geborduurd met rood.
Bijpassend hoedje, van de zelfde stof en
zelfde garneering.
Het manteltje daarnaast spreekt, zou
ik haast zeggen, voor zichzelf. Ook dit
is een groote ruit-stof met een aardige
effen tint gegarneerd.
Corry Brens.
Di«n avond laat vloog Oiapddo, de lief
degod, Psyche's slaapkamer binnen. Daar
lag het meisje rustig te slapen, toover-
achtig beschenen door het zachte maan
licht. Nooit 'had Cupido een wezen ont
moet, dat hom zóó lieflijk en zoo mooi toe
scheen als dit slapende meisje. Hij sloeg
in verrukking zijn handen ineen, wondde
zidhzelf daarbij met een van zijn liefdes
pijlen en onmiddellijk kreeg hij Psyche
meer hof êan iemand anders in het
fh ftfll fllT
Apihiodite was heel boos op haar zoon,
toen ze hoorde, dat Psyche ongedeerd
was. Nu gebood ze Psyche zelf om een
hoogen beig te beklimmen en zich dan
van dón top omlaag te storten.
De zon was op het punt onder te gaan,
toen Psyche den bergtop naderdq. Arme
Psyche. Den heelen weg had het haar
toegeschenen of ze een zachte stem hoor
de fluisteren, niet bang te zijn. Maar
waar ijleef nu de redding. Psyche durfde
en wildé niet ongehoorzaam zijn aan het
gebod van Aphrodite. Ze verzamelde al
haar moed, keek nog eenmaal naar het
scboone Griekenland en sprong omlaag.
Daar voelde ze, hoe zachte armen haar
opvingen en wegdroegen, het luchtruim
door. Cupido had zijn vriend Zephyrus,
den god van den Zuidenwind, gesmeekt,
om Psyche te redden. Zephyrus droeg
haar zóó snel en zacht, dat ze vermoeid
van den bergtocht ln slaap viel. Toen
ze ontwaakte lag ze op een rustbed. Een
Jongeling stond er naast, het gelaat mei
een zwarten sluier bedekt
„Wie zijt ge?" fluisterde Psyche.
JOk ken Iemand, die Je liefheeft," ant
woordde de welluidende stem van Cupido.
„Wil Je ook van mij houden en altijd hier
blijven?*
Wie zou de smeekende stem van den
Llefdógod1 zelf kunnen weerstaan. Psyche
zeker niet Ze bleef en was heel gelukkig.
Overdag ging Cupido naar de Aarde,
maar 's avonds, als de zon ln het Weeben
daalde, vloog hij snel terug naar zijn ge
liefde Psyche. Dan speelden ze samen ln
het maanlicht en nooit vroeg Psyche aan
Cupido om zijn zwarten sluier af te leg-
jaloT
had had!, die haar Influisterden, dat haar
gen. Alles zou goed gegaan
Pcyche niet twee
rijn,
ioersahe zusters ge-
vriend vast een vreeeelijk monster moest
wezen, omdat htf nooit zijn gelaat
vertoonen»
Eindelijk kon Psyche niet laten
hoorzaam te worden. Op zekeren nac
sloop ze naar Oupdo"s bed. 's Nachts zou
hij toch zijn sluier wel afleggen. Vorr-
zichtig kwam ze nader, een klein lampje
in de hand. Maar haar vreugde was zóó
groot, toen ze het goddelijk aangezicht
zag van den Liefdegd, dat haar handen
beefden en ze een druppeel heete olie op
Cupido's schouder liet vallen. Cupido ont
waakte, zag de doodelijk ontstelde Psyche
en kuste haar heel bedroefd, terwijl hij
zeide, dat ze heen moest gaan. Psyche
ging en Vernis nam haar ta dienst en
liet haar heel moeilijke en zware werken
uitvoeren. Psyche volbracht alles zónder
klagen, maar zoo bleek en bedroefd werd
haar gezichtje, dat Venus haar tenslotte
vergaf en haar zelf bil Cupido terug-
bracht
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
I. Honger maakt rauwe boonen zoet.
II. Regenbuien
Enkhuizen
groenten
edelman
n a*j a a r
bloem
uien
I e p
g
n
Goede oplosstagen van belde raadsels
ontvangen van:
A, A.; W. B.: A. de B.; W. B.; K. en
M. B.; O. B.; B. B.; J. en W. B.; J. en O. B.;
A. v. d. B.; a O.; D. en V. D.; G. D.; A.
E; T. en D. FJ; M. F.; A. v. G.; A. G.:
D. G.; N. G.; G. S. E. G.; J. H.; O. de H.;
T. H.; P. K.; G. K.; CLenM. M.; M. M.;
J. en K. P.; A. R.; W. R.; D. S.; C. en R.
T.; G. T.; R. en H. V.; J. H. v. W.; W.
W.; A. IJ.
Nieuwe raadsels.
I Welk spreekwoord staat hieronder:
- - -• - t-- d-. 9"
i - - d.
Ingezonden door D. Griek.
n.
HET VERHAAL VAN CUPIDO
EN PSYCHE.
Heel, heel lang geleden woonde er ta
Griekenland een lief (mooi meisje, dat
Psyche heette. Ze was zóó mooi, dat er
hier en daar gefluisterd werd, dat zelfs
Aphrodite of Venus, de godin van de
schoonheid zelve, het bij haar aflegde.
Ongelukigerwijs kwamen deze gefluister
de woorden toch de godin ter oore. O, wat
was Aphrodite jaloersch. Ze zond haar
soon Cupido naar de aarde met de op-
dBMht Pgyeh* te dóodan ta haas
X X
Op de plaats van de drie kruisjes moet
dezelfde letter komen te staan. Verder de
punten invullen met de volgende namen.
Ie rij een plaats ta Qelderlqpd.
2e rij iets dat de naaister gebruikt.
8e rij een getal.
4e rij iets dat men gebruikt voor ver
zending.
5e rij de naam van een bloem.
En nu moeten, de beide schuine lijnen
van boven naar onder en van onder naar
boven, de naam vormen van een moedig
man.
Ingezonden door A. Komijn.
■ET*