't Jutte lij e Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VARIA. c.± van ZATERDAG 9 JANUARI 1926. NO. 209 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) WAT DE MAN ZEGT VAN DE VROUW. Zooals de vrouw het vertelt De imam vindt, dat de vrouw op de we reld ia om hem altijd en overal achterna te loopen. De man vindt, dat het eten klaar moet zijn als hij thuis komt, oi je oponthoud hebt gehad oi niet De imian vindt dat hij iedereen op visite mag vragen, en dat de menschen die de vrouw eens uitnoodigt, nllemianl ecg ver velende menschen zijn. De man vindt, dat de ovondi of de Zon dagmiddag „omvliegt*, als hij eerst een paar uur op de canapé heeft liggen dut ten. De man vindt, dat er nooit iets in het huishouden behoefde te breken, of te scheuren of te slijten, want dat alles be slist je heelen hiuwelijkstjjd zou uitduren, als je er maar goed mee omging. De man vindt dat alle opmerkingen van de wouw beslist in goede aarde zouden vallen, als ze er maar niet altijd op zoo*n vreeseljjk ongelegen1 oogenbliJk mee aan kwam. De man vindt dat de vrouw net* zoo goed even gauw haar hoed kan opzette terwijl ze de gang uitloopt als hij. De man vindt dat het met de reet van de vrouwenkleeding net zoo is. (Maar de man vindt toch, dat andere vrouwen eigenlijk altijd beter gekleed zijn, al hebben ze ook soims hum japonnen van dezelfde naaister en dezelfde stof, tegen denzelfden prijs. De man vindt dat hij best een week van zijn werk kan thuisblijven en im de luie stoel pijpjes zitten roolken, als hij 's Zondags bij het voetballen zijm voet verstuikt heeft. Maar als de vrouw afge tobd is van de heele voorjaarsschoonmaak en er eens igeen trek heeft om1 mee te gaan naar het laatste kaartrondje, dan is ze een1 stakker. De man vindt dat hij mag fietsen1, vis sollen, kaarten, zeilen, zwemmen, en lid mag zijn van drie tooneelvereenigingen, en dat de vrouw al in haar schik mag zijn als ze altijd met de kinderen om mag springen. De man vindt dat hij niet altijd ver plicht is om zijn vrouw gedag te kussen als hij nog eens gauw op de tram wil springen om naar de club te gaan en dat bovendien al dat gezoen maar onzin ia Hij: Weet je wel, vrouw, dat ik driekwart van mijn salaris aan jouw modistenrekenin- gen besteed? Zij: Lieve hemel, en wat doe je dam met de rest? Zij: Erken maar gerust, dat jullie mannen met zoo goed1 van praatzieke vrouwen houdt als van andere. Hij: Anderen? Zijn er dan anderen? MADAME DU BARRY. Historische romans uit dien tijd der revolutie. Onder de helden en slachtoffers der Fransche revolutie kan naast een Marie Antoinette of een prinses de Lamballe de Gravin De Barry geen plaats vinden als nobele of grootsche figuur, maar den naam van slachtoffer kan men haar niet weigeren. Op den 6en December 1793 viel haar schoone hoofd op het schavot, werd haar fraai gevormde nek door „1'ami Guillotin" geraakt en boette zij haar weelderig leven met den door haar zoo geweldig ge- vreesden dood. Tranen, smeekbeden tot den beul moch ten niet baten. Hare woorden„Mijnheer de beul een moment nog" konden haar levensdraad slechts enkele meters langer spinnen. Robespierre's aanklacht miste haar doel niet. Zij werd onthoofd. Was deze boete verdiend? Ja! Omdat het bewezen was, dat zij aan de emi granten een terugkeer had willen bezor gen. Maar anderzijds: Neenl Zij kon het toch niet helpen, dat haar schoonheid Lodewijk XV had bekoord en dat hij in zijn lichtzinnigheid meer voor haar had uitgegeven, dan met de belangen van de schatkist was overeen te brengen? Was dit haar schuld, of was dit een WAT DE VROUW ZEGT VAN DEN MAN. Zooals de man het vertelt De vrouw vindt, dat ze nu lang genoeg kindermeisje en schooljuffrouw gespeeld heeft, en dat het hoog tijd wordt „dat daar eens verandering in komt". De vrouw vindt, dat het heelemaal niet zoo buitengewoon is als de man een uur of wat op zijn kantoorkruk heeft gezeten om het brood voor zijn gezin te verdienen, terwijl zij den heelen dag gerept en ge jaagd heeft voor niemendal. De vrouw vindt, dat haar verdiensten en goede eigenschappen door den man afschuwelijk worden miskend, wat eigenr lijk niet te verwonderen is, omdat de man nen in het algemeen en „haar man in 'het bijzonder" geen flauw idee hebben van de superioriteit van de vrouw. De vrouw vindt al zegt ze het niet, ze laat hêt toch merken dat haar man, al doet ie nog zoo zijn best, er nooit zoo flink en keurig zal uitzien als buurman Jansen, of neef Pietensen of meneer Klaas- sen. De vrouw vindt, dat de man ook net van niets begrip heeft, niets weet, niets kent en nooit eens handig ia.Het zou er mooi uitzien als zij er niet was. De vrouw vindt, dat de man zooveel kleeren heeft, „dat hij er haast geen weg mee weet", terwijl zij „niets heeft om aan te doen", en er „uitziet als een schan daal^. De vrouw vindt, dat de man natuurlijk heelemaal geen honger heeft en afschu welijk verwend isals hij eens een' keer iets aan tafel niet leikker vindt De vrouw vindt, dat zij gegronde rede nen heeft om ontstemd te rijn, want ieder een vindt de man buitenshuis altijd de vroolijkhedd zelf en thuis is hij meeat al tijd „een saaipiet". De vrouw vindt,dat de man ook maar absoluut en in geen enkel opzicht dé min ste smaak heeft. „Uitgenomen dan het feit dat hij toevallig „haai" genomen heeft", maar dat was vermoedelijk meer geluk dan wijsheid. De vrouw vindt, dat de man nooit eens iets „met een half woord" snapt. Want als zij hem in gezelschap knijpt of trapt om hem aan zijn verstand te brengen dat hij zijn mond moet houden, hij altijd hardop vraagt: „wat ze toch bedoelt?" De vrouw vindt, dat de meeste mannen verbazend vroeg oud worden, en ze niet beter weten te doen, dan de vrouwen kwa lijk te nemen, dat ze zoo lang jong blijven. Gids: Het bouwen van de pyramiden heeft honderden jaren geduurd. Tourist: Dat was zeker werk voor reke ning van de regeering. -Je man zit nu heele dagen en avonden thuis, hè? Ja, hjj wil er zooveel mogelijk van pro- fiteeren voordat de huishuur weer de huur opslaat. noodlotsbeschikking, een logisch gevolg van het historisch gebeuren Marie Jeanne Becu was in 1746 ge boren als dochter van den belasting ambtenaar Vaubernier, en één der talrijke modistes door wie aan het pad der „vreugd" de v.oorkeur werd gegeven boven het pad der „deugd". Een van s Konings kamerdienaren ont dekte haar en bracht haar door bemid deling van den Graaf Du Barry in aan raking met den reeds 60-jarigen Lodewijk XV. Aanvankelijk bestond er slechts een geheime verstandhouding, doch de ja- loersche Hertogin de Grammont, die voor zich de eer van „Maitresse en titre du Roi" begeerde, sloeg een weg in om de mededingster te weren, welke haar juist van het doel verwijderde. Zij verspreidde een spotdicht dat weldra overal werd gezongen. Om verdere beleedigingen den kop in te drukken werd Jeanne voor den schijn uitgehuwelijkt aan den Graaf Du Barry, een dronkaard en roué, die bereid werd gevonden aan de Demoiselle een titel te schenken. Deze titel maakte Jeanne „hofföhig" en zjj werd in 1769 „Maitresse déclarée". Minder dan anderen gedaan hadden misbruikte zij haar invloed op den koning. Met eigenlijke staatszaken liet zjj zich niet in. Daartoe was zij te weinig ont wikkeld en bovendien te traag. De Graaf Du Barry voer intusschen wel bij zijn opoffering. Lodewijk kooht zijn echtgenoote af. Zij bleef den titel voeren van Gravin Du Barry, onder, welken naam zij in de geschiedenis bekend is gebleven. Te Toulouse ziet men op de Place St. Raymond een oud gebouw, nobel van lijnen, het WAARDEERING. Hoeveel malen heeft men in deze dagen velen zich gelukkig hooren prijzen, dat ze woonden aan de noordpunt van het vasteland van Noord-Holland. Het was haast niet van de lucht, dat men elkaar toeriepwel is het hier ron dom volop water, doch last er van, zooals in het riviergebied, hebben wij gelukkig niet. En in zulke momenten is het, dat menigeen veel meer waardeering voor de plaats zijner inwoning wordt bjjge bracht. Het is er mee als met zoovele dingen in het leven, die je bezit en die eigenlijk je leven rijk maken, doch die je, als zoo vanzelf sprekend, aanvaardt alsof het niet anders mogelijk zou zijn en dht ze je van rechtswege toch wel toekomen. Maar als je dan nu en dan eens even rond je ziet en je durft een vergelijking te maken tusschen de omstandigheden, waarin jezelf verkeert en die, waarin een ander rondtobt, dan wordt jé plotseling wakker en kom je tot het inzicht, dat je je eigenlijk driedubbel moest schamen niet een weinigje tevreden en dankbaarder te zijn. Het heeft me dan ook zoo sterk ge troffen, dat ik zoo menigmaal in deze dagen de uitlating heb gehoord, die ik in het begin weergaf en waaruit ten duidelijkste valt af te leiden, dat men eigenlijk aan dat altijd bestaande goede nooit zoo heeft gedacht, doch dat, door de vreesefijke gebeurtenissen in het Zuiden van ons land, ook aan hen de hogen zijn geopend en hem wat waardeering is bij gebracht voor de stad hunner inwoning. Zeer zeker drukt op onze stad nog altijd het stempel van den slechten naam En zooalihet in het leven ook is, zoo gaat het ook met den roep van een stad, land of streek. Heeft men eenmaal, ten rechte of ten onrechte^ een minder goeden naam, dan kan er heel wat water door de rivier gaan, alvorens men weer een (tamelijk goede reputatie heeft verkregen. Wij allen weten maar al te goed, dat men een scherp wapen hanteert door het overvloedige gebruik van het oud hol landsche gezegde, dat er geen koe zóó bont is of er is wel een vlekje aan. Hoe veel onrecht men, met het telkens uit de sloot halen van die oude koe, bedrijft, beseft men vaak in het geheel niet. En wij allen weten ook, dat dat gezegde er vaak nog als koek in gaat bij de menigte, omdat in den regel aan die koek het meest wordt gesmuld. Het gaat zelfs zóó ver, dat hij, die nog een goeden naam heeft, die als in een heilig huisje bij zich moet dragen, omdat er rondom hem alle pogingen worden gedaan hem dien goeden naam te ont nemen. Doch laten we daarover maar verder zwijgen «n nog eenmaal slechts consta- teeren, dat de wreede werkelijkheid elders vele ingezetenen hier voor het goede onzer plaats de oogen heeft ge opend. Over den watersnood zal ik zwijgen, omdat de kranten, in halsbrekenden over vloed, daarover genoeg melden. Daarom over iets anders. In „De Tel." heeft J. P. Strijbos ge schreven over de groote massa zeesterren, die na den stprm op het strand waren gespoeld. Ook aan ons strand heeft zich dat voorgedaan. Het vermoeden ligt dus voor de hand, dat de geheele kuststrook vanaf IJmuiden tot Helder, een gordel vertoond moet hebben, die gevormd was door ontelbare zeesterren. Een ware opruiming is er dus gehouden onder deze bewoners der zee. En wanneer we dat verder bekijken, dan zijn er dus millioenen verdelgers van schelpdieren vernietigd. En zou dat misschien ten slotte weer invloed kunnen hebben op huis der Du Barry's. Thans is het een H.B.S. voor meisjes, nadat het jarenlang Benedictijners heeft geherbergd. De befaamde Jeanne Du Barry heeft er nooit gewoond. Zij bezocht het huis nimmer. Slechts hare portretten sier den het De Graaf Du Barry had in 1748 een eerzame jonkvrouw van stijven landadel gehuwd. Twee jaren verdroeg de loszin nige, vroolijke edelman zijn preutsche en stroeve gemalin. Toen gaf hij er den brui van, verliet zijn vrouw en trok de blijde wereld in. Hij was een kind van zijn lichtzinnigen tijd. Afwezigheid van al wat naar gemoeds bezwaren zweemde, slimheid en handig heid waren zijn hoofdkaraktertrekken. Voeg daarbij brutaliteit en aangenaam voorkomen, de bravoure van den snoever die steeds een grooten mond wist te voeren. Beurtelings diende hij als croupier aan de speeltafel, als politiek agent, alcoven- dichter, staatkundig spion en kwam zoo In de meest verdorven en in de fijnst ontwikkelde kringen. Madame de Pompadour was gestorven en een nieuwe „maitresse déclarée" was noodig om de door haren dood openge vallen plaats aan 's Konings linkerzijde in te nemen. Du Barry verleent zijn gewaarde hulp gelijk hij dit meermalen had gedaan. Geen Pompadour was er meer om er zich tegen te verzetten. De Koning ver waardigt Jeanne Bécu zijn aandacht. Doch zij is meer waard. Helaas i zij is misdeeld van „familie" van adeldom, een nadeel dat zich aan het hof van den den stand der vissohen, die hun voedsel in die schelpdieren vinden Dat is een vraag, die zoo bij mij boven komt en die wellicht niet zoo gemakkelijk te beantwoorden zal zijn, doch waarvan de gevolgen misschien in een paar jaar merkbaar zullen zijn. Behalve de zeesterren waren er ook vele zeevogels op het strand aangespoeld, die door de olie in zee onmachtig waren geworden zich te behoeden tegen de woeste kracht der zee en slachtoffers werden. Altijd blijft het water vele slachtoffers eischen en zoo onze landaard niet zóó was geworden, dat wij met het „element" water even vertrouwd waren geworden, als wjj nu reeds zjjn geworden met ons rijwielbelastingplaatje, dan zou het leven te midden van dat element, dat nu en dan grimmig zjjn tanden in ons vleesch zet, onuitstaanbaar zjjn. Robinson. Toen we op onze huwelijksreis waren, en voor dien tod', kuste hij mij altijd als wij door een tunnel reden. En nu? Nu slaapt hij altijd. Dominee: (tot ontslagen gevangene): Ik hoop dat je nu weer een nuttig lid van de maatschappij zult worden. Wat dk voor je doen kan, zal ik voor je doen! Och, domin^l, wist u maar een rijke vrouw voor me was die onverwachte verzuchting. Moeder: Jelui Bobijnt erg gesteld te zijn op het zoontje van den drogist. Ia het zoom aardig kereltje? Jantje: Ja ziet u moeder, hij heeft altijdi pillen en die kunnen we zoo mooi voor onze windbuksen gebruiken. Oude dame: Als je den arbeid1 lief hebt, waarom zoekt ge dien dan niet? Landlooper: Helaas, mevrouw, de liefde Is blind1. Ik zoek1 wel, maar ik kan niet vin den Eerste mevrouw: Ik ben doodi-op, ik kan niet meer. Tweede mevrouw: (medelijdend) 'Druk gehad? Eerste mevrouw: Vier uur achter ellkaar bezig geweest. Ik heb een moment-opname van baby laten maken. RADIO-RUBRIEK. ANODEGELUKRICHTING SYSTEEM „MUNTYAN-FISCHER". Ben geheel nieuwe uitvinding van het allergrootste belang voor de radio-techniek. De uitvinding en1 de toepassing van de zjg. eindiversterkings- of krachtlampen ter verkrijging van bijzonder krachtige luidsprekergeluiden gaf al spoedig aan leiding tot klachten over de anodebatberij. De krachtige stroompjes, die ln deze lam pen opgewekt worden, worden onttrokken aan de anodebatterij, die nu eenmaal niet in staat is gedurende langen tijd zooveel stroom te leveren Namen de gewone ontvanglampen max. oa. 10 mJL af, dus bij een 8-lampstoestel totaal 80 m.A„ dé speciale einlddampen verwerken ca. 80 nuA.., wat voor hetzelfde toestel op 70 rnJL (Dei 10 en 2 LF. 60 m.A.) uitkomt De anodebatterij; die uit; kleine droge elementjes bestaat is bij ge bruik van deze lampen reeds spoedig uit gewerkt, zoodat (vernieuwing herhaalde lijk moet plaats hebben en de onkosten post voor anodebatterijen tot een1 hoog bedrag kljmt. Vandaar ook dat men spoe dig omzag naar een middel otrri hieraan te ontkomen. Spoedig deden de anodegeüjk- richtera hun intrede, doch deze brachten weer een nieuw bezwaar met Zich mede. Om gelijlkriohting van den netwiasel- stroom te verkrijgen gebruikte men één of meer lampen, die na korter of lango ren tijd vernieuwing behoeven en dus óók extra-onkosten beteekenen. Een geheel nieuwe uitvinding de electrolytische gelijkrichter van de hoeren Muntyan en Fisoher, geeft werke lijk een goed antwoord op het brandende vraagstuk van dé anodébatberij. Zij con strueerden een ;plaatspanning-apparaat, dat voor gelijkrichting van den netstroom geen lamp doch een electrolytische oei gebruikt Deze oei bestaat uit drie eleo- troden (1 negatieve en 2 positieve) van hetzelfde metaal, welke in een chemische oplossing staan en niet verteren. De stroomovergang van negatief naar posi tief geschiedt langs zg. electrostatischen weg zonder vonkvorming. Aan de posi tieve electroden is de positieve stroom dui delijk zichtbaar. Het buitengewoon groote nuttig effect van dé cel inaakt het niet noodig dat dé netspanning opgetransfor- nueerd wordt "wat 'bij lampgelijkrichters wel het geval is en aanleiding kan geven tot defecte L.F. transformatoren. Men ziet dius dat deze nieuwe uitvin ding den luisteraar en amateur zeer veel voordeelen biedt De levensduur van de cel is bij regelmatig gebruik zeer groot (volgens de garantie vele jaren) en er ia geen onderhoud, zoodat 'bet toestel zich reeds spoedig betaald heeft. De heer Fl- scher, dien wij over zijn uitvinding inter viewden, gaf ons nog de volgende techni sche bijzonderheden, die wij aan de hand van de teékenlng hieronder weergeven. De netspanning wordt aangesloten' WJ de twee klemmen links en gaat dan door den transformator T (verh. 11), welke aan de secundaire zijde een middenaftak king bezit Zooals wij reedis mededeelden heeft de gelijkrichtende cel twee positieve en één negatieve eleotrede, waardoor dub bele gelijkrichting verkregen wordt De oei zelf vlakt den nu pulseerenden gelijk stroom af, terwijl een1 smoorspoel SM en twee condensatoren van 2 Mfd., op de tee- kening aangeduid met O, hiervan volko men gelijkstroom maken. Onbelast levert het toestel 125 volt en bij gebruik van een 4-lampstoestel is dé spanning nog ca 100 volt dus ruimschoots voldoende. De afvlakking van den pulseerenden gelijk stroom is zeer goed1 en naar uit de getoon de oscillogrammen blijkt beter dan van lampgelijkrichters. Ontvangproeven toonden eau dat dé geluidsterkte en geluidzuiverheid, ook bij ontvangst van dé korte golven, geheel ge lijk zijn aan die verkregen met een ver- sche anodebatberij. Is de waarde van de cel, toegepast als plaatspanningapparaat, dus reeds groot odk op andére wijze kan zij ons, radioluisteraars nog van dienst zijn, n.1. als vervangster van dé accu. Dit probleem is nog niet geheel opgelost, doch de uitvinders ztfn midden in hun proeven en zetten deze onvermoeid voort Is dit niet iets voor onze radioamateurs om aan te pakken? Misschien dat door neertrans- formeeren van de spanning en seriescha keling van de ontvanglampen1 dé oplos sing te vindén is. De uitvinding van de heeren Muntyan en Fisoher brengt de radio weer een sport hooger op ladder, die naar dé volmaking van t radio-ont vangtoestel leidt. .5/11 _&gjulq em Franschen Koning moet laten gelden Adeldom alleen is de sleutel die de Hof poort vermag te ontsluiten. De oplossing is door Du Barry spoedig gevonden. Hij aat zich van zijn rechtzinnige eohtgenoote, toch reeds door hem verlaten, scheiden en geeft door zijn huwelijk met de door den Koning uitverkorene Jeanne aan deze den gravinnentitel, die haar toegang geeft tot het hof. Het huwelijk was een schijnvertooning. Het werd in het geheim voltrokken, voor iet aanbreken van den dag, in de kerk van St. Laurentius. Voor het slot van het laatste „Oremus" vertrekt de bruigom met den postwagen en Jeanne kofnt uit de kerk als „grande dame". Zij neemt bezit van haar ver trekken te Versailles. Met haar vestigen zich daar als kamervrouwen Marthe en Claire Du Barry, zusters van haar stroóman, in schijn dienaressen, in wer kelijkheid om de betrekking nauw te onderhouden met de nobele familie, die de fortuin van de schoone Konings-uit- verkurene had gemaakt. Du Barry, die de heele comedie in elkaar had gezet, verdwijnt van hettconeel en vestigt zich te Toulouse om er van de vruchten van zijn arbeid te leven. Hij sticht een woning aan de Place St. Raymond, waarvan het inwendige een overdadige weelde toonde, ten deele nog te zien. De tuin was een ware „folie". Onder de hooge poort die er toegang tot verleende, kwam een automaat een wassertpop in de gestalte van een abbé, den bezoeker tegemoet en wees hem het Zwitserland dat hem wachtte. Een berg van carton, een kokende waterval van gekleurd papier, een windmolen, een Alpenwoud in miniatuur, afgronden ter diepte van een emmer. En is dat land schap een bergbevolking met vee, alles in pleister uitgevoerd. Het was een be lachelijke vertooning. Na 's Konings dood was de goudrivier opgedroogd. Madame Du Barry werd terzijde gezet en leefde stil van „haar renten". Om haar vroegeren echtgenoot bekom merde zij zich niet, al kon hij de weelde van zijn Toulousiaansch bedrijf niet meer bekostigen. Tegen een huwelijk zijnerzijds (al was hij ook reeds over de zestig jaren) verzette zij zich niet. Graaf Du Barry kwam naar Parijs en stelde zijn derde echtgenoote voor aan de voorname hooge wereld, terwijl hij zelf zijn onsmakelijke oogziekte trachtte te verbergen achter een groene oogklep. Wéér beoogde de roué met zijn derde vrouw een dergelijken voordeeliger slag te slaan als hij met zijn tweede echtge noote had gehad. Zijn plan liep echter op eer. misrekening. Hij had een deugd zame vrouw gehuwd, die zich voor histo rische liaisons, al waren ze „hofffihig" niet liet vinden. Zes jaren later stierf Graaf Du Barry op het schavot en zóó liefhebbend was zijn jonge vrouw dat zij schrijven kon: „Thans, nu ik geen echtgenoot meer heb, lijkt het mij dat ik wel honderd jaar oud ben". Had zulk een vrouw een niet beteren en meer nobelen echtgenoot verdiend dan zjj kon hebben gevonden in hem, dien haar voorgangster, de beruchte „Du Barry" haar had overgelaten. t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 13