't Jutte lij e
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VARIA.
c.±
van ZATERDAG 9 JANUARI 1926.
NO. 209 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
WAT DE MAN ZEGT VAN DE VROUW.
Zooals de vrouw het vertelt
De imam vindt, dat de vrouw op de we
reld ia om hem altijd en overal achterna
te loopen.
De man vindt, dat het eten klaar moet
zijn als hij thuis komt, oi je oponthoud
hebt gehad oi niet
De imian vindt dat hij iedereen op visite
mag vragen, en dat de menschen die de
vrouw eens uitnoodigt, nllemianl ecg ver
velende menschen zijn.
De man vindt, dat de ovondi of de Zon
dagmiddag „omvliegt*, als hij eerst een
paar uur op de canapé heeft liggen dut
ten.
De man vindt, dat er nooit iets in het
huishouden behoefde te breken, of te
scheuren of te slijten, want dat alles be
slist je heelen hiuwelijkstjjd zou uitduren,
als je er maar goed mee omging.
De man vindt dat alle opmerkingen van
de wouw beslist in goede aarde zouden
vallen, als ze er maar niet altijd op zoo*n
vreeseljjk ongelegen1 oogenbliJk mee aan
kwam.
De man vindt dat de vrouw net* zoo
goed even gauw haar hoed kan opzette
terwijl ze de gang uitloopt als hij.
De man vindt dat het met de reet van
de vrouwenkleeding net zoo is.
(Maar de man vindt toch, dat andere
vrouwen eigenlijk altijd beter gekleed
zijn, al hebben ze ook soims hum japonnen
van dezelfde naaister en dezelfde stof,
tegen denzelfden prijs.
De man vindt dat hij best een week
van zijn werk kan thuisblijven en im de
luie stoel pijpjes zitten roolken, als hij
's Zondags bij het voetballen zijm voet
verstuikt heeft. Maar als de vrouw afge
tobd is van de heele voorjaarsschoonmaak
en er eens igeen trek heeft om1 mee te gaan
naar het laatste kaartrondje, dan is ze een1
stakker.
De man vindt dat hij mag fietsen1, vis
sollen, kaarten, zeilen, zwemmen, en lid
mag zijn van drie tooneelvereenigingen,
en dat de vrouw al in haar schik mag zijn
als ze altijd met de kinderen om mag
springen.
De man vindt dat hij niet altijd ver
plicht is om zijn vrouw gedag te kussen
als hij nog eens gauw op de tram wil
springen om naar de club te gaan en dat
bovendien al dat gezoen maar onzin ia
Hij: Weet je wel, vrouw, dat ik driekwart
van mijn salaris aan jouw modistenrekenin-
gen besteed?
Zij: Lieve hemel, en wat doe je dam met
de rest?
Zij: Erken maar gerust, dat jullie mannen
met zoo goed1 van praatzieke vrouwen houdt
als van andere.
Hij: Anderen? Zijn er dan anderen?
MADAME DU BARRY.
Historische romans uit dien
tijd der revolutie.
Onder de helden en slachtoffers der
Fransche revolutie kan naast een Marie
Antoinette of een prinses de Lamballe
de Gravin De Barry geen plaats vinden
als nobele of grootsche figuur, maar den
naam van slachtoffer kan men haar niet
weigeren.
Op den 6en December 1793 viel haar
schoone hoofd op het schavot, werd haar
fraai gevormde nek door „1'ami Guillotin"
geraakt en boette zij haar weelderig leven
met den door haar zoo geweldig ge-
vreesden dood.
Tranen, smeekbeden tot den beul moch
ten niet baten. Hare woorden„Mijnheer
de beul een moment nog" konden haar
levensdraad slechts enkele meters langer
spinnen. Robespierre's aanklacht miste
haar doel niet. Zij werd onthoofd.
Was deze boete verdiend? Ja! Omdat
het bewezen was, dat zij aan de emi
granten een terugkeer had willen bezor
gen. Maar anderzijds: Neenl
Zij kon het toch niet helpen, dat haar
schoonheid Lodewijk XV had bekoord en
dat hij in zijn lichtzinnigheid meer voor
haar had uitgegeven, dan met de belangen
van de schatkist was overeen te brengen?
Was dit haar schuld, of was dit een
WAT DE VROUW ZEGT VAN
DEN MAN.
Zooals de man het vertelt
De vrouw vindt, dat ze nu lang genoeg
kindermeisje en schooljuffrouw gespeeld
heeft, en dat het hoog tijd wordt „dat daar
eens verandering in komt".
De vrouw vindt, dat het heelemaal niet
zoo buitengewoon is als de man een uur
of wat op zijn kantoorkruk heeft gezeten
om het brood voor zijn gezin te verdienen,
terwijl zij den heelen dag gerept en ge
jaagd heeft voor niemendal.
De vrouw vindt, dat haar verdiensten
en goede eigenschappen door den man
afschuwelijk worden miskend, wat eigenr
lijk niet te verwonderen is, omdat de man
nen in het algemeen en „haar man in
'het bijzonder" geen flauw idee hebben
van de superioriteit van de vrouw.
De vrouw vindt al zegt ze het niet,
ze laat hêt toch merken dat haar man,
al doet ie nog zoo zijn best, er nooit zoo
flink en keurig zal uitzien als buurman
Jansen, of neef Pietensen of meneer Klaas-
sen.
De vrouw vindt, dat de man ook net
van niets begrip heeft, niets weet, niets
kent en nooit eens handig ia.Het zou
er mooi uitzien als zij er niet was.
De vrouw vindt, dat de man zooveel
kleeren heeft, „dat hij er haast geen weg
mee weet", terwijl zij „niets heeft om aan
te doen", en er „uitziet als een schan
daal^.
De vrouw vindt, dat de man natuurlijk
heelemaal geen honger heeft en afschu
welijk verwend isals hij eens een'
keer iets aan tafel niet leikker vindt
De vrouw vindt, dat zij gegronde rede
nen heeft om ontstemd te rijn, want ieder
een vindt de man buitenshuis altijd de
vroolijkhedd zelf en thuis is hij meeat al
tijd „een saaipiet".
De vrouw vindt,dat de man ook maar
absoluut en in geen enkel opzicht dé min
ste smaak heeft. „Uitgenomen dan het
feit dat hij toevallig „haai" genomen
heeft", maar dat was vermoedelijk meer
geluk dan wijsheid.
De vrouw vindt, dat de man nooit eens
iets „met een half woord" snapt. Want als
zij hem in gezelschap knijpt of trapt om
hem aan zijn verstand te brengen dat hij
zijn mond moet houden, hij altijd hardop
vraagt: „wat ze toch bedoelt?"
De vrouw vindt, dat de meeste mannen
verbazend vroeg oud worden, en ze niet
beter weten te doen, dan de vrouwen kwa
lijk te nemen, dat ze zoo lang jong blijven.
Gids: Het bouwen van de pyramiden
heeft honderden jaren geduurd.
Tourist: Dat was zeker werk voor reke
ning van de regeering.
-Je man zit nu heele dagen en avonden
thuis, hè?
Ja, hjj wil er zooveel mogelijk van pro-
fiteeren voordat de huishuur weer de huur
opslaat.
noodlotsbeschikking, een logisch gevolg
van het historisch gebeuren
Marie Jeanne Becu was in 1746 ge
boren als dochter van den belasting
ambtenaar Vaubernier, en één der talrijke
modistes door wie aan het pad der
„vreugd" de v.oorkeur werd gegeven
boven het pad der „deugd".
Een van s Konings kamerdienaren ont
dekte haar en bracht haar door bemid
deling van den Graaf Du Barry in aan
raking met den reeds 60-jarigen Lodewijk
XV. Aanvankelijk bestond er slechts een
geheime verstandhouding, doch de ja-
loersche Hertogin de Grammont, die voor
zich de eer van „Maitresse en titre du
Roi" begeerde, sloeg een weg in om de
mededingster te weren, welke haar juist
van het doel verwijderde. Zij verspreidde
een spotdicht dat weldra overal werd
gezongen.
Om verdere beleedigingen den kop in
te drukken werd Jeanne voor den schijn
uitgehuwelijkt aan den Graaf Du Barry,
een dronkaard en roué, die bereid werd
gevonden aan de Demoiselle een titel te
schenken. Deze titel maakte Jeanne
„hofföhig" en zjj werd in 1769 „Maitresse
déclarée".
Minder dan anderen gedaan hadden
misbruikte zij haar invloed op den koning.
Met eigenlijke staatszaken liet zjj zich
niet in. Daartoe was zij te weinig ont
wikkeld en bovendien te traag.
De Graaf Du Barry voer intusschen
wel bij zijn opoffering. Lodewijk kooht
zijn echtgenoote af.
Zij bleef den titel voeren van Gravin
Du Barry, onder, welken naam zij in de
geschiedenis bekend is gebleven. Te
Toulouse ziet men op de Place St. Raymond
een oud gebouw, nobel van lijnen, het
WAARDEERING.
Hoeveel malen heeft men in deze dagen
velen zich gelukkig hooren prijzen, dat
ze woonden aan de noordpunt van het
vasteland van Noord-Holland.
Het was haast niet van de lucht, dat
men elkaar toeriepwel is het hier ron
dom volop water, doch last er van, zooals
in het riviergebied, hebben wij gelukkig
niet.
En in zulke momenten is het, dat
menigeen veel meer waardeering voor
de plaats zijner inwoning wordt bjjge
bracht.
Het is er mee als met zoovele dingen
in het leven, die je bezit en die eigenlijk
je leven rijk maken, doch die je, als zoo
vanzelf sprekend, aanvaardt alsof het
niet anders mogelijk zou zijn en dht ze
je van rechtswege toch wel toekomen.
Maar als je dan nu en dan eens even
rond je ziet en je durft een vergelijking
te maken tusschen de omstandigheden,
waarin jezelf verkeert en die, waarin een
ander rondtobt, dan wordt jé plotseling
wakker en kom je tot het inzicht, dat je
je eigenlijk driedubbel moest schamen
niet een weinigje tevreden en dankbaarder
te zijn.
Het heeft me dan ook zoo sterk ge
troffen, dat ik zoo menigmaal in deze
dagen de uitlating heb gehoord, die ik
in het begin weergaf en waaruit ten
duidelijkste valt af te leiden, dat men
eigenlijk aan dat altijd bestaande goede
nooit zoo heeft gedacht, doch dat, door
de vreesefijke gebeurtenissen in het Zuiden
van ons land, ook aan hen de hogen zijn
geopend en hem wat waardeering is bij
gebracht voor de stad hunner inwoning.
Zeer zeker drukt op onze stad nog
altijd het stempel van den slechten naam
En zooalihet in het leven ook is, zoo
gaat het ook met den roep van een stad,
land of streek.
Heeft men eenmaal, ten rechte of ten
onrechte^ een minder goeden naam, dan
kan er heel wat water door de rivier
gaan, alvorens men weer een (tamelijk
goede reputatie heeft verkregen.
Wij allen weten maar al te goed, dat
men een scherp wapen hanteert door het
overvloedige gebruik van het oud hol
landsche gezegde, dat er geen koe zóó
bont is of er is wel een vlekje aan. Hoe
veel onrecht men, met het telkens uit de
sloot halen van die oude koe, bedrijft,
beseft men vaak in het geheel niet. En
wij allen weten ook, dat dat gezegde er
vaak nog als koek in gaat bij de menigte,
omdat in den regel aan die koek het
meest wordt gesmuld.
Het gaat zelfs zóó ver, dat hij, die nog
een goeden naam heeft, die als in een
heilig huisje bij zich moet dragen, omdat
er rondom hem alle pogingen worden
gedaan hem dien goeden naam te ont
nemen.
Doch laten we daarover maar verder
zwijgen «n nog eenmaal slechts consta-
teeren, dat de wreede werkelijkheid
elders vele ingezetenen hier voor het
goede onzer plaats de oogen heeft ge
opend.
Over den watersnood zal ik zwijgen,
omdat de kranten, in halsbrekenden over
vloed, daarover genoeg melden.
Daarom over iets anders.
In „De Tel." heeft J. P. Strijbos ge
schreven over de groote massa zeesterren,
die na den stprm op het strand waren
gespoeld.
Ook aan ons strand heeft zich dat
voorgedaan. Het vermoeden ligt dus voor
de hand, dat de geheele kuststrook vanaf
IJmuiden tot Helder, een gordel vertoond
moet hebben, die gevormd was door
ontelbare zeesterren.
Een ware opruiming is er dus gehouden
onder deze bewoners der zee. En wanneer
we dat verder bekijken, dan zijn er dus
millioenen verdelgers van schelpdieren
vernietigd. En zou dat misschien ten
slotte weer invloed kunnen hebben op
huis der Du Barry's.
Thans is het een H.B.S. voor meisjes,
nadat het jarenlang Benedictijners heeft
geherbergd.
De befaamde Jeanne Du Barry heeft
er nooit gewoond. Zij bezocht het huis
nimmer. Slechts hare portretten sier
den het
De Graaf Du Barry had in 1748 een
eerzame jonkvrouw van stijven landadel
gehuwd. Twee jaren verdroeg de loszin
nige, vroolijke edelman zijn preutsche en
stroeve gemalin. Toen gaf hij er den brui
van, verliet zijn vrouw en trok de blijde
wereld in. Hij was een kind van zijn
lichtzinnigen tijd.
Afwezigheid van al wat naar gemoeds
bezwaren zweemde, slimheid en handig
heid waren zijn hoofdkaraktertrekken.
Voeg daarbij brutaliteit en aangenaam
voorkomen, de bravoure van den snoever
die steeds een grooten mond wist te
voeren.
Beurtelings diende hij als croupier aan
de speeltafel, als politiek agent, alcoven-
dichter, staatkundig spion en kwam zoo
In de meest verdorven en in de fijnst
ontwikkelde kringen.
Madame de Pompadour was gestorven
en een nieuwe „maitresse déclarée" was
noodig om de door haren dood openge
vallen plaats aan 's Konings linkerzijde
in te nemen. Du Barry verleent zijn
gewaarde hulp gelijk hij dit meermalen
had gedaan.
Geen Pompadour was er meer om er
zich tegen te verzetten. De Koning ver
waardigt Jeanne Bécu zijn aandacht.
Doch zij is meer waard. Helaas i zij is
misdeeld van „familie" van adeldom, een
nadeel dat zich aan het hof van den
den stand der vissohen, die hun voedsel
in die schelpdieren vinden
Dat is een vraag, die zoo bij mij boven
komt en die wellicht niet zoo gemakkelijk
te beantwoorden zal zijn, doch waarvan
de gevolgen misschien in een paar jaar
merkbaar zullen zijn.
Behalve de zeesterren waren er ook
vele zeevogels op het strand aangespoeld,
die door de olie in zee onmachtig waren
geworden zich te behoeden tegen de
woeste kracht der zee en slachtoffers
werden.
Altijd blijft het water vele slachtoffers
eischen en zoo onze landaard niet zóó
was geworden, dat wij met het „element"
water even vertrouwd waren geworden,
als wjj nu reeds zjjn geworden met ons
rijwielbelastingplaatje, dan zou het leven
te midden van dat element, dat nu en
dan grimmig zjjn tanden in ons vleesch
zet, onuitstaanbaar zjjn. Robinson.
Toen we op onze huwelijksreis waren,
en voor dien tod', kuste hij mij altijd als wij
door een tunnel reden.
En nu?
Nu slaapt hij altijd.
Dominee: (tot ontslagen gevangene): Ik
hoop dat je nu weer een nuttig lid van de
maatschappij zult worden. Wat dk voor je
doen kan, zal ik voor je doen!
Och, domin^l, wist u maar een rijke
vrouw voor me was die onverwachte
verzuchting.
Moeder: Jelui Bobijnt erg gesteld te zijn
op het zoontje van den drogist. Ia het zoom
aardig kereltje?
Jantje: Ja ziet u moeder, hij heeft altijdi
pillen en die kunnen we zoo mooi voor onze
windbuksen gebruiken.
Oude dame: Als je den arbeid1 lief
hebt, waarom zoekt ge dien dan niet?
Landlooper: Helaas, mevrouw, de liefde
Is blind1. Ik zoek1 wel, maar ik kan niet vin
den
Eerste mevrouw: Ik ben doodi-op, ik kan
niet meer.
Tweede mevrouw: (medelijdend) 'Druk
gehad?
Eerste mevrouw: Vier uur achter ellkaar
bezig geweest. Ik heb een moment-opname
van baby laten maken.
RADIO-RUBRIEK.
ANODEGELUKRICHTING SYSTEEM „MUNTYAN-FISCHER".
Ben geheel nieuwe uitvinding van het allergrootste
belang voor de radio-techniek.
De uitvinding en1 de toepassing van de
zjg. eindiversterkings- of krachtlampen
ter verkrijging van bijzonder krachtige
luidsprekergeluiden gaf al spoedig aan
leiding tot klachten over de anodebatberij.
De krachtige stroompjes, die ln deze lam
pen opgewekt worden, worden onttrokken
aan de anodebatterij, die nu eenmaal niet
in staat is gedurende langen tijd zooveel
stroom te leveren
Namen de gewone ontvanglampen max.
oa. 10 mJL af, dus bij een 8-lampstoestel
totaal 80 m.A„ dé speciale einlddampen
verwerken ca. 80 nuA.., wat voor hetzelfde
toestel op 70 rnJL (Dei 10 en 2 LF. 60
m.A.) uitkomt De anodebatterij; die uit;
kleine droge elementjes bestaat is bij ge
bruik van deze lampen reeds spoedig uit
gewerkt, zoodat (vernieuwing herhaalde
lijk moet plaats hebben en de onkosten
post voor anodebatterijen tot een1 hoog
bedrag kljmt. Vandaar ook dat men spoe
dig omzag naar een middel otrri hieraan te
ontkomen. Spoedig deden de anodegeüjk-
richtera hun intrede, doch deze brachten
weer een nieuw bezwaar met Zich mede.
Om gelijlkriohting van den netwiasel-
stroom te verkrijgen gebruikte men één
of meer lampen, die na korter of lango
ren tijd vernieuwing behoeven en dus óók
extra-onkosten beteekenen.
Een geheel nieuwe uitvinding de
electrolytische gelijkrichter van de
hoeren Muntyan en Fisoher, geeft werke
lijk een goed antwoord op het brandende
vraagstuk van dé anodébatberij. Zij con
strueerden een ;plaatspanning-apparaat,
dat voor gelijkrichting van den netstroom
geen lamp doch een electrolytische oei
gebruikt Deze oei bestaat uit drie eleo-
troden (1 negatieve en 2 positieve) van
hetzelfde metaal, welke in een chemische
oplossing staan en niet verteren. De
stroomovergang van negatief naar posi
tief geschiedt langs zg. electrostatischen
weg zonder vonkvorming. Aan de posi
tieve electroden is de positieve stroom dui
delijk zichtbaar. Het buitengewoon groote
nuttig effect van dé cel inaakt het niet
noodig dat dé netspanning opgetransfor-
nueerd wordt "wat 'bij lampgelijkrichters
wel het geval is en aanleiding kan geven
tot defecte L.F. transformatoren.
Men ziet dius dat deze nieuwe uitvin
ding den luisteraar en amateur zeer veel
voordeelen biedt De levensduur van de
cel is bij regelmatig gebruik zeer groot
(volgens de garantie vele jaren) en er ia
geen onderhoud, zoodat 'bet toestel zich
reeds spoedig betaald heeft. De heer Fl-
scher, dien wij over zijn uitvinding inter
viewden, gaf ons nog de volgende techni
sche bijzonderheden, die wij aan de hand
van de teékenlng hieronder weergeven.
De netspanning wordt aangesloten' WJ
de twee klemmen links en gaat dan door
den transformator T (verh. 11), welke
aan de secundaire zijde een middenaftak
king bezit Zooals wij reedis mededeelden
heeft de gelijkrichtende cel twee positieve
en één negatieve eleotrede, waardoor dub
bele gelijkrichting verkregen wordt De
oei zelf vlakt den nu pulseerenden gelijk
stroom af, terwijl een1 smoorspoel SM en
twee condensatoren van 2 Mfd., op de tee-
kening aangeduid met O, hiervan volko
men gelijkstroom maken. Onbelast levert
het toestel 125 volt en bij gebruik van
een 4-lampstoestel is dé spanning nog ca
100 volt dus ruimschoots voldoende. De
afvlakking van den pulseerenden gelijk
stroom is zeer goed1 en naar uit de getoon
de oscillogrammen blijkt beter dan van
lampgelijkrichters.
Ontvangproeven toonden eau dat dé
geluidsterkte en geluidzuiverheid, ook bij
ontvangst van dé korte golven, geheel ge
lijk zijn aan die verkregen met een ver-
sche anodebatberij. Is de waarde van de
cel, toegepast als plaatspanningapparaat,
dus reeds groot odk op andére wijze kan
zij ons, radioluisteraars nog van dienst
zijn, n.1. als vervangster van dé accu. Dit
probleem is nog niet geheel opgelost, doch
de uitvinders ztfn midden in hun proeven
en zetten deze onvermoeid voort Is dit
niet iets voor onze radioamateurs om aan
te pakken? Misschien dat door neertrans-
formeeren van de spanning en seriescha
keling van de ontvanglampen1 dé oplos
sing te vindén is. De uitvinding van de
heeren Muntyan en Fisoher brengt de
radio weer een sport hooger op ladder,
die naar dé volmaking van t radio-ont
vangtoestel leidt.
.5/11
_&gjulq em
Franschen Koning moet laten gelden
Adeldom alleen is de sleutel die de Hof
poort vermag te ontsluiten. De oplossing
is door Du Barry spoedig gevonden. Hij
aat zich van zijn rechtzinnige eohtgenoote,
toch reeds door hem verlaten, scheiden
en geeft door zijn huwelijk met de door
den Koning uitverkorene Jeanne aan deze
den gravinnentitel, die haar toegang geeft
tot het hof.
Het huwelijk was een schijnvertooning.
Het werd in het geheim voltrokken, voor
iet aanbreken van den dag, in de kerk
van St. Laurentius.
Voor het slot van het laatste „Oremus"
vertrekt de bruigom met den postwagen
en Jeanne kofnt uit de kerk als „grande
dame". Zij neemt bezit van haar ver
trekken te Versailles. Met haar vestigen
zich daar als kamervrouwen Marthe en
Claire Du Barry, zusters van haar
stroóman, in schijn dienaressen, in wer
kelijkheid om de betrekking nauw te
onderhouden met de nobele familie, die
de fortuin van de schoone Konings-uit-
verkurene had gemaakt.
Du Barry, die de heele comedie in
elkaar had gezet, verdwijnt van hettconeel
en vestigt zich te Toulouse om er van
de vruchten van zijn arbeid te leven.
Hij sticht een woning aan de Place
St. Raymond, waarvan het inwendige
een overdadige weelde toonde, ten deele
nog te zien. De tuin was een ware „folie".
Onder de hooge poort die er toegang
tot verleende, kwam een automaat een
wassertpop in de gestalte van een abbé,
den bezoeker tegemoet en wees hem het
Zwitserland dat hem wachtte. Een berg
van carton, een kokende waterval van
gekleurd papier, een windmolen, een
Alpenwoud in miniatuur, afgronden ter
diepte van een emmer. En is dat land
schap een bergbevolking met vee, alles
in pleister uitgevoerd. Het was een be
lachelijke vertooning.
Na 's Konings dood was de goudrivier
opgedroogd. Madame Du Barry werd
terzijde gezet en leefde stil van „haar
renten".
Om haar vroegeren echtgenoot bekom
merde zij zich niet, al kon hij de weelde
van zijn Toulousiaansch bedrijf niet meer
bekostigen. Tegen een huwelijk zijnerzijds
(al was hij ook reeds over de zestig jaren)
verzette zij zich niet.
Graaf Du Barry kwam naar Parijs en
stelde zijn derde echtgenoote voor aan
de voorname hooge wereld, terwijl hij
zelf zijn onsmakelijke oogziekte trachtte
te verbergen achter een groene oogklep.
Wéér beoogde de roué met zijn derde
vrouw een dergelijken voordeeliger slag
te slaan als hij met zijn tweede echtge
noote had gehad. Zijn plan liep echter
op eer. misrekening. Hij had een deugd
zame vrouw gehuwd, die zich voor histo
rische liaisons, al waren ze „hofffihig"
niet liet vinden.
Zes jaren later stierf Graaf Du Barry
op het schavot en zóó liefhebbend was
zijn jonge vrouw dat zij schrijven kon:
„Thans, nu ik geen echtgenoot meer heb,
lijkt het mij dat ik wel honderd jaar
oud ben".
Had zulk een vrouw een niet beteren
en meer nobelen echtgenoot verdiend
dan zjj kon hebben gevonden in hem,
dien haar voorgangster, de beruchte „Du
Barry" haar had overgelaten.
t