't Juttertje a Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, EEN DILEMMA. van ZATERDAG 23 JANUAR11926. No. 210 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) JEANNE D'ARC. De Maagd van Orloans. Jeanne d'Aro werd op Driekoningen dag van 1412 geboren te Domremy aan de Maas, 75 K.M. van het veelomvochten Verdun. Zij was van zeer religieusen aan leg, doch weinig ontwikkeld. Reeds op haar dertiende jaar kreeg zij haar eerste „verschijning". De stem van den Heiligen Miobael, Frankrijk's schuts patroon, was het die haar toen, en na een poos opnieuw vermaande: „zich steeds goed te gedragen". Zij zag, naar zij later verklaarde, dezen en andere Heiligen duidelijk in helde ren lichtglans. Eerst later, toen zij Ko ning Karei ontmoette, maakt ze melding van die verschijningen, en ten slotte be leed z]j hét ook voor haar rechters te Rouaan. Zij vond blijkbaar aanvankelijk de ont moetingen met de Heiligen een zaak, die alleen haar zelve aanging. Dit veranderde evenwel, toen zij aan gespoord werd „zich op te maken, ten einde Frankrijk te redden." Te zwaar achtte zij deze taak. Doch de Meiligen hielden aan. Hun oproepin gen duurden voort Soms twee malen in één week, en dit een paar jaren achter een. Dat zij haar geheime aandrift niet aan hare ouders, in het bijzonder niet aan haar vader openbaarde, is te begrijpen. Deze toch had, toen Jeanne.eens ge zegd had wel met een troep gewapenden te willen optrekken, tot haar broeders ge zegd: als zoo iets gebeurde, moesten zij hun zuster liever verdrinken.... Als zij het niet deden, zou hij het zelf doen. De Heiligen bewerken haar verder. Haar wordt gelast zich met 'sKonings vertegenwoordiger in verbinding te stel len, en met haar oom, een geestelijke, begaf zij zich naar het hoofdkwartier. Uit 300 edelen wees zij naar ze zeide door een Engel geleid onmiddellijk den Koning aan, zonder dat zij hem kende. Haar verklaarde zij haar roeping. De jonge man had vertrouwen in haar woor den, putte moed uit haar bezieling. Zij zou hem naar Reims voeren, om daar ge kroond te worden. Vooraf ging een theo logisch onderzoek, dat zij triomfeerend doorstond. Ze ontvihg toen een blanke metalen wapenrusting en twee pages zou den haar dienen. Zoo uitgerust toog Jeanne ten strijde. Hoe zij de stad Orleans veroverde, en hoe het haar verder verging, mogen wij als voldoende bekend veronderstellen. Ten slotte greep haar uitlevering aan de Engelsohen plaats en in Rouaan werd zij gekerkerd. Haar doodvonnis was daarmee zoo goed als geteekend Het gold nog maar slechts schijnbaar wettige gronden op te diepen v voor een veroordeeling. Er moest bewezen worden, dat zij met hekserij was bezoedeld. De Engelschen waren intusschen slim genoeg, om haar zaak te doen rechten Een vrijers-kwestie. Hoe hét .precies aankwam is niet te zeggen., maar zeker is het, dat boer Kui pers op een 'goeden d'ag te weten kwam, dat zijn jongste dochter, die enkele dagen in de stad te logeeren was geweest, zich daar in het geheim tmet een jongeman verloofd had. Het ongeluk wilde, dat naar 'boer Kuipers te weten kwam de jongeman niet in al te gunstige flnanoleele omstan digheden scheen te verkeeren, en toen hij dit gehoord had, hij' zelf bezat een goede veertig mille, besloot hij met zelf- beslistheid, dat van dat vrijpartijtje in geen geval iets komen mocht. Als gewoonlijk bleek de moeder ook in dit geval toegeeflijker voor de smeekbe- dten harer dochter te zijd, want al veinsde zij tegenover haar wel ontstemde wrevel, zij zorgde toch dat de tallooze brieven, waarmede het jongemensch uit de stad haar dochter vervolgde, niet in de handen van boer Kuipers kwamen], in wienl, bij het leizen; dier verliefdb ontboezemingen, de met moeite versmoorde woede allicht nog meer aangewakkerd zou zijn. Zoo verbond deze vrouwen een vertrou welijkheid, die verinnigde, naar gelang 'boer Kuipers zioh heftiger tegen zijn dochter kanten ging, en samen 'bespraken zij, hoe ze dat hartvochtig boerenlhart het best zouden kunnen verweeken. Zelfs las de doohter wel eens fragmenten van de brieven voor, die de goedhartigheid en de liefde van den jongeman uit de stad aan moesten toonen en waardoor zij haar moeder inderdaad steeds sympathieker voor hem te stemmen wist. Het gebeurde echter ben avond kort voor Paschen, dat de doohter haar plan te kennen' gaf om zonder toestemming van den vader, de 'beide Faasohdagen naar de stad te gaan. j m», hst jaagaateassk uit ds stad, had door een rechtbank van Franschen. Den 30en Mei 1431 werd haar het vonnis medegedeeld en ten uitvoer gelegd op dien eigen dag. Zij, de reine, de zeker onschuldige en thousiaste, moest op haar schandpaal le zen: „leugenaarster, godslasteraarster, af vallige, ketterin." Zoo was de beoordeeling van de wel licht extatische, zekerlijk overspannen, doch in elk geval eerlijke maagd, die haar vaderland een grooten dienst had bewe zen, haar koning trouw had gediend, doch die thans schandelijk door hem in den steek werd gelaten. Er viel veel goed te maken aan de Jonkvrouw. Zij die misdreven hadden, konden dit niet meer doen. De RJK. kerk heeft lang daarvoor gestreden. Zij nam het op voor de miskende. Jammer dat dit eerherstel zoo vaak tot een partijzaak is gemaakt, en dat het een twistappel werd. Eerst in 1896 ondernam men het de zaak van Jeanne kerkelijk te onderzoeken. In de eerste plaats moest worden aan getoond dat Jeanne te Domremy, Orleans en elders een naam van heiligheid bezat, dat zij door bijzondere personen werd aangeroepen en .zoo haar tussohenkorast verleende bi] door God gewilde welda den. Mgr. Duperloup en na hem Kardinaal Coullie, leidden dit onderzoek en zoo wees een decreet van Leo XHI uit, dat Jeanne zoo verdienstelijk was, dat zij den titel van „Venérable" en „Servante de Dieu" waardig was. Het tweede proces, dat der Zaligspre king, ving in 1894 aan. Daarbij werd uit gemaakt dat Jeanne, tot op dat tijdstip, nog nooit in een openbaren eeredienst was gevierd. Dat zij had beoefend daden van matigheid, rechtvaardigheid en in zicht, bewijzen had geleverd ook van ne derigheid en kiesohheid. Ten slotte dat verschillende wonderen door haar tusschenkomst waren geschied. Vijftien jaren duurde dit proces. In 1900 verklaarde Pius X Jeanne „welge lukzalig". En tenslotte moest de Canoni satie worden verworven. Nieuwe wonderdadige genezingen door haar verricht werden aan het oordeel van de Congregatie van den Ritus onderwor pen. Twee nieuwe wonderen: één gene zing van een voeteuvel en één van een buikvliestuberculose werden onderzocht en na langdurige beraadslaging als waar erkend. Na een tusschenpooze van tien jaren, den 6en April 1919, sprak Paus Benedic tie XV het plechtig uit, dat de twee won deren, aan zijn aandacht onderworpen, buiten twijfel vaststonden en de Heilig verklaring van Jeanne d'Arc rechtvaar digden. Er is dus aan haar nagedachtenis goed gemaakt, wat haar tijdgenooten verkor ven hadden. Of nu ook het geheimzinnige van dit geval is opgeklaard? t Omgekeerde. Een leerling, die een opstel maakte over een reisje, dat hij naar Zwitserland; had gemaakt, schreef o.a.: Aan het meertje was het idyllisch schoon: aardige Sennerinnen zaten groot© prachtkoeien te melken. In het water zag men juist het omgekeerde. haar namelijk geschreven, dat zij dan wel bij een zijner getrouwde zusters overnach ten. bon. En zoo geheel verzaligd bleek de doohter door deze gedachte, dat de moe der tevergeefs trachtte haar van dit on bezonnen plan af t© brengen, al smeekt© zij het haar in innerlijk© angst ook bijna. De moeder vreesde namelijk het driftig karakter van haar«man t© zeer. Zij] voel de zijn beschuldiging van medeplichtig heid zwaar op haar neer komen als Ze zioh Indacht, ho© hij in blinde woedh zou ontsteken, als z'n doohter in den laten Paaschavond' niet thuis zou koimen. Zij' wijfelde dan ook in verteedering voor haar dochter en sterke innerlijke angst. Maar dien eersten Paaschmorgen, toen liaar dochter het huis verlaten had en boer Kuipers even later binnenkwam, voelde zij zioh geheel door angst over meesterd. Vleiend en smeekend, dat hij er zijn dochter niet al te zwaar om zou vallen, vertelde zij het hem. Geheel als zij' verwacht had gebeurde het echter: aanvankelijk zakt© 's mans mond van verbazing open bij zooveel er gerlijke brutaliteit. Hij stond op het punt in ziedende woede uit te barsten, tot zijn gelaat ineens vergrimimigde in een venijn ni'gen lach. 4 (Ha. Hij zou zijn weerspannige dochter wel' eens leeren. Met den eersten trein spoorde hij haar ach tornaen 'hij' zou zijn vaderlijk meesterschap 'bewijzen, door haar van de tafel der tegen haar sa menspannend© menschen weg te halen. Hij ging zijn dochter achterna. De overredingen van zijn vrouw, die hem tot kalmte trachtte t© manen; werk ten niets op hem uit. Want even later ijilde hij inderdaad de vreedzame straten van het dorpje door naar het station. En in zoo blinöelinge haast nam' hij zijn weg dat zijn doohter, die heel kalm en op haar gemak er heen gekuierd was, hem vlak ©r bij hem opeens voor zich uit zag reazwa. Kat aiaa va* taoac gaf kaan HULPMIDDELEN DER MODE. Bedekster van oneffenheden. De mode heeft van oudsher voor oen niet .gering deel tot taak gehad aan ge brekkige vormen den schijn vap schoon heid te verleenen. Wilde nu het ongeluk, dat zulk een hulpbehoevend gebrek zich bij eenig hooggeplaatst persoon voordeed, een vorst of een vorstin b.v., dan werd vaak het voor dat ééne individu zeer kunstig uitgedachte hulpmiddel aangenomen door duizenden, die er geen behoefte aan had den. Zoo vond men indertijd wegens uitwas sen aan doorluchtige voeten de snavel- schoenletf, ten 'behoeve van kromme 'boe nen de allcsbedekkend© vrouwenrokken uit. Men denk© verder aan de pruiken; in Europa algemeen ingevoerd op het voor beeld van Lodewijk XIV, toen het hoofd van Z.M kaal begon te worden, en allengs overgenomen door alle jongelieden die aanspraak maakten op fatsoen en zioh hun lokken lieten afscheren in ruil voor het gekunsteld hoofddeksel des konings. Overigens was de pruik geen uitvin ding van den Zonnekoning, want reeds bij de Romeinen was ze bekend, en in de Middeleeuwen bediende men zich er van bij gebrek aan eigon haar. Doch eerst in de 10e eeuw begon de noodzakelijkheid ze meer en meer in de mode te brengen, vooral in Frankrijk, waar destijds de ver fijning der zeden en de kale hoofden meer en meer toenamen. Toen werd de pruik uit haar vroegeren, zeer primitieven toestand tot groote vol komenheid.' gebracht. 'De artistes perruqulers klommen! tot den rang van zeer gewichtige kunste naars op. Zekere Gervais te Parijs vond het vlechten van haar tusschen zjjdon draden uit, en gaf aan do pruik dien ont zaglijken omvang, waarmede zij in 1620 voor het eerst op het hoofd van abbé de la Riviere prijkte. Anderen schrijven de invoering dezer groot© pruiken toe aan zekeren Cavalier Philippe de Varan, een bekenden mode gek uit dié dagen, die door het Parijsche volk in menig opzicht belachelijk ge maakt werd. Wel vond het valsche haar in den be ginne nogal tegenstand bij het publiek, vooral wanneer men zich de zeer grieze lige afkomst van de grondstof (uit han den van den beul) herinnerde. „Die haren," heet het bij schrijven' uit dien tijd', „komen van wie weet wiem, misschien wel van iemand die het hoofd afgeslagen is." In de wandeling sprak men van „dievenhaar". 'Doch alle vooroordeelen verdwenen als sneeuw voor de zon, toen op een mooien dag Lodewijk XTV zioh een pruik liet op zetten en in 1655 het gewichtige feit plaats greep dat genoemde vorst ineens 48 hofpruikemakers benoemde, wat bin nen korten tijd op kleinere schaal aan alle 'beschaafde hoven navolging vond. Op dezelfde wijze dienden de zooge naamde mouches oorspronkelijk om wrat jes en vlekjes onzichtbaar te maken. Niet genoeg dat in de 18e eeuw van poudre-de- riz en blanketsel onbeschroomd gebruik gemaakt werd. Om den glans van deze kunstmatige blankheid en blos nog^ te verhoogen en tevens het spel der gelaats trekken te geestiger te doeij uitkomen, beplakte men 'het aangericht op verschil lend© punten, b.v. op de wangen en de kin, of in de hoeken der oogen, inet zwart© stukjes Enigelsohe pleister. In den beginne waren deze schoon- heidspleisbertijes rond. Later 'hechtten zich allerlei betee&ennssen aan hun vorm. Men sneed ze tot zonnen, manen en ster ren; tot vliegen en kevers, tot hartjes en Cupido's, en bracht zoo een soort imouche- taal tot stand, waardoor verschillende nei gingen en gemoedsuitdrukkingen konden worden uitgedrukt. Zelfs miniatuur-landschappen' prijkten glimmend zwart op de 'gepoederde huid der schoonen. Een elegante dame droeg steeds een paarlemoeren doosje met mouches bij zioh, om z© te gelegenertijd aan t© bren gen. Merkwaardig is het, dat deze lief hebberij reeds bij de Romeinen 'bekend waa Ook tijdens de regeering van Lodewijk XIV speelden de taohes de beauté een groote rol. Al het ijveren van de over heid, de spot der satirici,, ja zelfs het mis noegen des konings, wiens vroeger Wel gevallen aan de mode door de matelooze overdrijving er van in afkeer was overge gaan, vermochten niet de mouches te ver bannen. Maar wat onmogelijk scheen, gelukte eindelijk den beroemden kanselredenaar en biechtvader van Lodewijk XIV, Père la Chaise. In een predikatie tijdens dén vastentijd uitte 'hij zijn voldoening erover, dat de jonge en mooie vrouwen niet meer aan de mode meededen en deze nog slechts gehuldigd weid door dames van meer gevorderden leeftijd, omdat die er de zichtbare rimpeltjes 'kunstmatig on zichtbaar door wilden maken. Zoodoende dachten zij op de jeugd te gelijken, die zoo iets'niet noodlg had. J®, men kon imet zekerheid aannemen, dat iedere vrouw, die die pleistertjes ge bruikte, diep in de dertig moest zajnl Reedis den volgenden dag waren de draagsters der gemaakt© papiertjes te tollen, en weldra verdween deze uitwas der mode, tenminste tijdelijk, dank zij het werken op de ijdelheid door den geeste lijke. Het zijn echter niet alleen vorsten of vorstinnen, die zioh een nieuw© mode uitdachten' of lieten bedenken om een meer of minder in het oogvallend en hin derlijk schoonheidsgebrek te verbergen'. In het midden van de achttiende eeuw kwamen aan de Noord-Hollandsche kap de igouden naalden in gebruik. De over levering- kent de eer der uitvinding daar van toe aan Haartje van der Ley, echt genoot© van denl Purmerender burge meester J. O. Peerboom; Juffrouw van der Ley moet een moedervlekje aan het voorhoofd hebben gehad en men begrijp* hoe hinderlijk dit der schoone moet rijn geweest als ze voor den spiegel bezig was de kap op te zetten. Haar vrouwelijk vernuft vond het mid del om het vlekje te verbergen, en dat middel, de sierlijk© gouden voornaald verhoogde de schoonheid van het in die dagen zeer rijke toilet. - O* zoo'n schok van angst, dat ze besloot maar weer naar huis te koeren en daar af te wachten, tot hij; weer terugkamen zou. 'En zoo vertrok 'boer Kuipers met den eersten trein naar de stad in de vaste ver onderstelling daar zijn dochter te zuilen aantreffen, die echter heel gemoedelijk weer naar huis toe keerde en alleen maar heel even zorgelijk 'bedacht, hoe haar ver loofde haar niet kamen wel op zou vatten. Onderwijl boer Kuipers door het lente- lijk stralend landsohap spoorde, zioh meer eu meer verbitterend in woede en erger nis, zat in de huiskamer van een der ach terbuurten der stad de oomplete familie, waartoe het jongmensoh behoorde, de komst van boer Kuiperis doohter af t© wachten, terwijl de angst-spanning in d© gemoederen van het gezelschap steeg, als minimit. na minuut verstreek en de ■verwacht© nog maar steeds niet kwam opdagen. Het betrokken jongmensoh was al sinds een kwartier ma het 'bepaald© tijdstip, mistroostig met rijn anmen op tafel steu nend, geheel terneergeslagen in zijn stoel weggezakt. En de troostende opmerkin gen van zijn vader en moeder, die veins den d!at het meisje zioh wel even verlaat zou kunnen hebben, vermoohten niet hem uit die troosteloosheid op te wekken. Wat zijn vader en 'broers in woede over boer Kuipers ontsteken deed, die rijn dochter inièt vrijuit liet gaan en hen reeds maan den lang durende onrust 'bezorgde door ■hen in de vrees te laten verkeeren; dat het meisje tenslotte toch voor de bedreigin gen van haar vader 'bezwijken mocht. Vooral d© vader van het jongmensoh maakte zich ziedend driftig. De ergernis, over de beleediging zijn zoon aangedaan, kropte zich nu bij dit voorval in hemi op. Hij' gaf aan zijn woede uiting door te be-1 weren, dat, „als hij dat mirakel van een ▼adae eelt la lijn DE ZEGEN DER BESCHAVING. De Koning der woestijn was de leeuw in d'oude tijden, Op giraffen kon hij trotsch toen door Afrika nog rijden, Maar ach wat is dat lang, afgrijs'lijk lang geleden, Zijn rechten worden thans zelfs door kaffervoet vertreden. Sinds lang moet hij zeer ver van zijn vroeg're Staten dwalen, En brandschat hij niet meer de hottentotten-kralen, Noch oefent hij zich meer in de stoute leeuwensport Gezeten op giraffen-rug die vluchtend voorwaarts stort. Zwaarmoedig sukk'lig kniest hij imzijn brons omtralied hok, Bedwongen en geheel geknecht door 's meesters ijzerstok. Inplaats van zich te voeden met het ros in wilde vaart, Verg'noegt hij zich met 't taaie leer van 't oude koetsenpaard. Nog uiterlijk is hij koning maar een weinig lendenlam, De wilde werd in 't artishok maar al te spoedig tam. Uit vreeze voor de regels en de orde van zijn thuis, Ontzegt hij zich zijn donderstem en piept hij als een muis. Maar in des leeuwen woestenij heerscht breed thans en secuur, i Met 't souvereine recht omkleedt het voordeel der cultuur. Geschoeid naar Europeesch model wordt thans des zwarten land, Gedeelt'lijk aandeel-kapitaal, gedeelt'üjk onderpand. De inboorling heeft willekeur noch vreemd geweld te dulden: De nieuwe Staat brengt orde en rust, plus heel veel nieuwe..», schulden, Slechts kogels en patronen laten nu de tanden zien Voor leeuwen of hyena's behoeft geen zwartje meer te vlien. Beschaving brengt belasting mee, belasting brengt de zegen, Van sporen en soldaterie etc. allerwegen, Plus grond- en meubilair crediet, plus beurs- en bankenbrief, Genootschap tegen bed'larij, Vereenen tegen dief, Plus port'monnaies van 't fijnste leer behoorlijk zonder naad, Waar echter weinig geld in zit, hoewel er veel in gaat. hij hem dan z'n pooten krom zou slaan." In die baatzuchtig© stemming trof 'boer Kuipers hem, aan, nadat 'hij; wijl hij den weg niet wist, een goed- uur in de stad had' rondgedoold, en nadat hij op de stik donkere trap door een buurvrouw waa terechtgewezen, die blijkbaar van het geval op de hoogte was, want hem' reeds bij voorbaat ergerlijk nijdig aankeek. (Bedremmeld, daar hij door het van achter de deur opklinkend dreigend ge praat zijn moed voelde verslinken, klopte boer Kuipers aan. Waarop het gezelschap in d© kamer op eenmaal geheel verstarde, en allen in angstspanning naar de deur keken. 'Een geheel onder den indruk der alge meen© terneergeslagenheid en spanning verkeerend jonger zusje, deed gedienstig open, en het volgend' oogenblik werd het kreeftrood, schuw 'boertje, door ettelijk© paren oogen gemonsterd en met verwon dering aangestaard. Wat boer Kuipers het angstzweet deed' uitbarsten en hem angstig verlegen deed rijn. Temeer wijl (hij met een enkelen blik opmerkte, dat zijn doohter hier niet aanwezig was. Dat maakt© hem natuurlijk geheel van streek. Dat stuurde z'n heel© plan, het welk hij tijdens de reis met zorg en scherpst overleg van zijp boerenverstand opgebouwd had, op eens geheel in de war. Aanvankelijk, meende hij nog, dat hij missohien niet terecht zou wezen1, maar op rijtn schuw-gedane vraag, lichtte men hem spoedig in. Toen stelde hij zich aan het gezelschap voor als boer Kuipers. Ja, boer Kuipers was hij. Deze naam scheen het gezelschap ge heel niet aangenaam in d© ooren te klin ken. Want op hetzelfde oogenblik grim- imigden zes gezichten boven die tafel om. hem heen; Een der broers een Haantje Vooruit was bij h«t hoorsn van dian naam mat «Ahva» ata itoal opgeaproogaa. terwijl 'het neerslachtig aan de tafel neer zittend jongmensoh een vurigen 'blik ven haat op 'boer Kuipers richtte, en d© vader een uitdagende houding aannam. Boer Kuipers ervaard© dit alles natuur lijk met schrik en1 angstiverbijstering. Verlegen streek hij' met zijn hand langs zijn rijden' pet. Het was een 'beroerd ge val Hij was niet vlug genoeg van ge dachten om zioh vlug bij den plotseling veranderden toestand aan te kunnen pas- sea Hij wist onmogelijk wat hij zou zeg- gea En 'het gezelschap wachtte in blijk bare spanning z'n komende woorden af. Daarom begon hij zenuwachtig erover te praten. „2e wisten zeker wel, dat hun zoon inet zijn dochter omging.Hij. Ja hij' wist waarachtig niet meer wat te zeggen. Het angstzweet brak hem onstui miger uit. Temeer wijl de gezichten over de tafel hem steeds in even strakke woe de aan bleven staren en ook d© vader zijn dreigende, ontzag-in-boezemende houding vlak naast hem, nog steeds be waren bleef. In zijn verbouwereerdheid ging hij het precies nog eens oververtellen: Dat hij boer Kuipers wasen> dat ze wel zou den weteni, dat hun zoon omgang inet zijn dochter hadEnneEnne Toen bereikte zijn innerlijke angst en verlegenheid hun hoogtepunt. Hij zat als het ware in de klem. Hij begon te stot teren; Tot op eens een reddende gedachte als een bliksemschicht door zijh herse nen flitste. En op hetzelfde oogenblik kwam hst er In eens uit: „Enne.nou mos te zs meteen maar trouwen'', zei hij op eens. Zoo verluchtte het hom, dat aan d» spanning een einde was gekomen, dat hij zware zudht van verlichting loosde en van ontsteltenis over zijn eigen woorden bijna zou zijn omgevallenals het van alle kanten opeens op hem toeschietende gezelschap hem niet dankbaar ln hun ar- VATTTÏTrSffl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 11