mim EN TECHNIEK
BROKJES LITERATUUR
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 27 MAART 1926.
Zonderlinge lotgevallen
In het Dagelijksch leven
NO. 219 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
RaadseL
Er Ihrandien1 ergens op oen. kroon tien
kaarsen. Vier (blaast u eer uit, hoeveel blij
ven er nog over?
Antwoord: Vier, want de anderen bran
den op.
GAAT HET IN DE GOEDE LIJN?
Gaat het ln de goede lijn, zoo dacht Ik,
toen ik onlangs las, dat de vroegere krab-
bemmeelfabriek aan een oomblnatie te
Alkmaar was verkocht, die van' de fabriek
een waachinrichting wilde maken.
Dan houden we althans de wasschen in
de gemeente zelf, hetgeen niet anders dan
een voordeel kan zijn in velerlei opzicht.
Het was opvallend, hoeveel „wasschen"
er elke week van hier worden wegge
haald om elders beredderd te worden.
Vrachtauto's overbeladen vol, gaan elke
week naar een zuidelijker gelegen plaats
en het moet voor velen wel een „sneu"
gezicht zijn geweest, dat zooveel werk
onze stad uitging. Aan dien arbeid toch
zou weer een slordige cent te verdienen
zijn geweest en we weten, dat we eigen
lijk geen dubbeltje hier kunnen imiisen.
AI doet het iet-wat eigenaardig aan, dat
Alkmaarsche ingezetenen er heil ln heb
ben gezien hier een wasohinrichting te
stichten, toch zal het voor de gemeente
voordeeliger zijn, dan wanneer zooveel
waschgoed buiten de gemeente zijn bered
dering ondergaat
Missohlen dat tot den aankoop ook wel
een stootje gegeven heeft, dat de ponton
brug gelegd is, waardoor (het voor de Wie-
ringers gemakkelijker wordt gemaakt hun
wasschen diohter bij honk beredderd te
krijgen. Want nu Wielingen aan den vas
ten wal zit en' de dijk het verkeer toelaat,
schept dat voor Helder al verschillende
mogelijkheden.
De autobus-ondernemers hebben daar
van het belang Ingezien en een geregel
den dienst geopend. Wat daaraan voor
Helder vastzit, laat zich gemakkelijk den
ken.
Het beteekent, dat vele Wierlngers hun
inkoopen persoonlijk hier zullen gaan
doen.
In de eerste plaats hebben ze uit den
aard der zaak een grootere keuze dan op
hun voormalig eiland en ten tweede heb
ben ze een uitstapje, hetgeen voor men-
scben, die wat afgezonderd wonen, een
eigenaardige bekoring altijd heeft.
Zoo goed toch als vele Texelaars hier
"e Woensdags hun inkoopen komen doen,
omdat dan de goedkoope boot vaart en
welke tocht ze niet altijd alleen onderne
men om Inkoopen te doen, doch ook de
gelegenheid aangrijpen om eens een dagje
ln andere omgeving te zijn, zoo goed zul
len de Wierlngers de gelegenheid te baat
nemen om, nu ze eenmaal uit hun isole
ment zijn verlost, daarvan ook te profl
teeren.
We kunnen ons ervan overtuigd hou
den, dat het aantal passagierende Wierln
gers geregeld zal toenamen. Zeer zeker
in de eerste plaats wel, omdat het een bij
zondere aantrekkelijkheid; voor die vroe
gere eilanders zal moeten hebben, dat ze
over den zooveel belangstelling wekken-
den afsluitdijk kunnen gaan en dus niet
meer van de toch haast nooit missende
boottocht hebben1 'gebruik te maken. In de
tweede plaats, omdat als de eerste trek
kers hun ondervindingen (hebben rond
verteld, er steeds andetren zullen worden
aangespoord ook dat uitstapje eens te
maken.
Zakenlui, die immers altijd een helde
ren kijk hebben, zullen dus wel hun uiter
ste best doen om bet, ook voor de buiten-
mensohen, steeds aantrekkelijker te ma
ken.
I Doch ook uit anderen hoofde heeft deze
autoverbinding dit plaatselijke voordeel,
dat, als er op Wleringen werkkrachten
noodlg zijn, het voor de Heldersohe werk
lui geen 'bezwaar, meer behoeft te zijn,
daar arbeid te aooepteeren, omdat nacht
verblijf daar niet meer noodlg is, wijl
men 's morgens bijtijds op het werk kan
komen en 's avonds niet te laat terug kan
zijn.
De onkosten aan het arbeiden elders
worden dus daardoor beperkt en het voor-
doel van de „kostgangers" hier te houden,
spreekt voor zichzelf.
We hoorden, dat op deze wijze van den
autedienst reeds wordt gebruik gemaakt.
Nu eenmaal de diensten zijn geopend,
dient er naar gestreefd te worden, dat ze
blijven bestaan, opdat de stroom, die ln
de richting Helder is beginnen te vloeien
niet ln andere banen' wordt geleld. Dat is
een offer waard.
Ook Huisduinen zal aanstonds de weer
slag daarvan ondervinden, want naar ver
luidt, ls men van plan rechtstreeks een
autoverblndlng in te leggen van Wielin
gen naar Huisduinen.
En ai mag dat den eersten tijd mis
schien niet zoo vlot gaan, dat zal bij vol
harden wel beter worden, want de drang
naar strand en duin wordt overal grooter
en al bespoelt de zee nog een groot ge
deelte van Wlerlngen, strand en duin
zullen ook voor die 'bewoners de begeer
lijkheden worden, die blijven lonken en
lokken en waaraan ze ten slotte geen
weerstand zullen kunnen bieden.
Het aantrekkelijk te maken, ook te
Hulsduinen, blijft dus edsd^
Ook daar gaat het ln de goede richting
Met vplhouden en doorzetten, zal ook
daar veel tot stand kunnen komen.
Achterland was er niet, maar nu komt
er achterland.
En nogmaals: graaf de 'bedding zdd, da i
de stroom deren weg zal moeten kiezen
Wie het eerst klaar ls met graven heef:
eenlge punten voor In den wedstrijd om
de plaatselijke belangen.
Het gaat nu in de goede HJn. Houdt die
richting goed vast!
DE VALK VAN RIDDER FREDERIK.
Naar een gedicht van Longfellow.
Op een heerlijken zomermorgen zat
ridder Frederlk op een ruwe bank naast
zijn hut Voor hem lag een sdhoone gaar
de, bloemengeur ademende en t oog ver
gastend op lieflijke kleuren, en rondom
kweelden en huppelden de gevederde
zangers, tusscben de groene wijngaard
ranken en het overhangend loof der too
rnen.
Hoe jubelde geheel de natuur, hoe
lachte zij met een zaligen lach!
Maar in 't gemoed van den ridder
straalde geen vriendelijke zon, het voge
lenkoor drong niet door tot zijn ziel en
vermocht niet de herinneringen, de treu
rige herinneringen te vagen uit zijn door
wond hart
(Beneden hem, ln de lage vallei, stuwde
de Arno hare blauwe wateren voort, en
ln de verte schitterden de tinnen van het
sohoone Florence.
O, aan die torenspitsen hing zijn blik!
Ginds had hij de gelukkigste dagen
zijns levens doorgebracht, vaak droeg hij
daar ln ridderspelen en tournooien de
zegepalm weg; daar eindelijk: leerde hij
Giovanna, de lieftallige jongvrouw, ken
nen, en liefhebben.
Al de weelde, dat onuitsprekelijk geluk,
die ongekende zaligheid was voorbij,
sinds zij hand en (hart schonk aan een
ander.
Geen oogenblik van vrede heeft hij se
dert dien tijd' gekend, en alleen om zonder
getuigen zijn smart te 'kunnen dragen,
was hij hier gekomen. Maar immer, Immer
nog leefde het ideaal zijner jongelings-
droomen in zijn binnenste.
De armste zocht te vergeten in de een-
amhedd, in ha* planton van boeman en
het spannen van het tuinkóord, doch te
vergeefs!
Eén echter troostte hem in zijn name
loos leed, zijn trouwe valjc. Op dl
oogenblik zat deze naast zijn meester,
den gladgestreken kop in de dofgrijze
pennen gestoken, droomend misschien
van de jacht op argelooze duiven of ander
gevogelte. Maar plotseling sprong hi,
vrooüjk op, klapte imet de vleugels, zoo
dat de koperen schelletjes aan zijn hals
rinkelden, en staarde zijn heer aan, also:'
hij zeggen wilde: „Meester, gaan wij he
den niet op de jacht?
Maar ridder Frederlk dacht niet aan
Jachtvermaak.
Hij meende haar liefelijk gelaat te zien
door het groenend geblaarte der heesters,
of liever (hij zag hot werkelijk ln de trek
ken van hetaanvalljg knaapje, dat hup
pelend naderkwam, zijn groote blauwe
kijkers op den valk gericht.
„0ohoone vogel," riep hij. „O, kon ik u
eens op mijn hand zien zitten, of u door
de lucht zien vliegen; wanneer gij op uw
prooi losschiet!
Wonder, het was Juist haar heldere
buigzame stem, die hem in de ooren
klonk.
„Hoe heet uw moeder, knaapje,1* vroeg
hij zacht en zijn stem beefde.
,/Jiovanna," antwoordde de kleine zon
der te bemerken; hoe den ridder een
sdhok door de -leden voer.
Op vroom ken toon ging hij voort, im
mer den valk aanstarend:
„Och laat me een beetje hier blijven en
met den vogel spelen; ik heb nog nooit
zoo'n lief beest geziem"
^Waar woont ge dan kind'?*
„Op het oude kasteel, dat achter glnd-
sdhe boomen ligt. Moeder wilde niet meer
ln de stad blijven toen vader stierf. Ook
Ik woon liever (hier, want ln de stad zijn
zulke sohoone vogels niet*
De ridder zweeg eenlge ©ogenblikken
een traan parelde in zijn groot, donker
oog.
Hij nam den knaap op rijn knleön,
schertste en lachte met hem, en verhaalde
hem vele jachtavonturen, welke hij mei
den valk beleefd had. En de kleine luis
terde toe met gretig oog, terwijl hij den
kop des vogels streelde.
MET REGHT.UIT DB OUDE DOOS!
DIAMANTEN EN rAARLEN.
Diamanten, paarlen en gekleurde edel
gesteenten vertegenwoordigen wat men
wel eens genoemd heeft: dood kapitaal.
„Onnutte weelde-artikelen," met welke
benaming ze ook enkele malen worden
aangeduid, zijn het geenszins.
Alle edelgesteenten en paarlen stijgen
voortdurend en regelmatig in prijs. Vijftig
aar geleden, was de ruwe diamant per
caraat (0 gr. 20) ongeveer 42 gulden waard,
en geslepen 172. Thans geldt hij ruw
ongeveer 60 gulden en geslepen 260
gulden.
De Regent, die de hertog van Orleans
ln 1717 van den Engelschman Pitt kocht
voor 8.875.000 francs en waarvan het
slijpen alleen 125.000 francs kostte, is
thans tusschen 9 en 10 millioen francs
waard.
Om de waarde van een parel te be-
palen, weegt men haar.
Het vierkant van bpar gewioht ln
greinen, geeft dan het aantal francs aan,
aat als de prijs kan worden beschouwd.
Een parel van 16 grein zou dus 15 maal
16 is 225 francs waard zijn.
Voor buitengewoon fraaie, mooie, ronde
en witte paarlen moet dit getal evenwel
verdubbeld of verdriedubbeld worden.
De parel kan soms meer dan 200 maal
haar gewioht waard zijn, want in den
regel vindt men bij paarlen van grooter
afmetingen niet de volmaaktheid, die bij
de kleinere exemplaren wordt aange
troffen.
Het beroemde parelsnoer van prinses
Mathllde, dat 675.000 franos bad gekost,
werd verkooht voor 856.000 francs, terwijl
een zekere vorstin van Saksen-Leltz een
ooilier van de band deed voor 480.000
franos, dat zij kort te voren had gekocht
voor 190.000 francs.
Het collier Thlers, dat zloh thans ln
het Louvre bevindt, wordt geschat op
meer dan 8 millioen francs en het collier
Mayer gestolen en later te Londen terug-
?evonden, werd geschat op 8.500.000
rancs.
Alle echte paarlen, bestaan uit kool
zure kalk vermengd met organische be-
standdeelen en zijn oplosbaar ln zoutzuur,
Met verloop van tijd verliezen zij bun
glans.
De door duikers opgevlsohte mosselen
waarin de paarlen voorkomen, laat men
afsterven, verrotten en wint zoodoende
de paarlen. Vaak ook legt men in de
levende mosselen kogeltjes van been, die
zich na jaren met parelstof bedekken.
Men verkrijgt daardoor de zoogenaamde
Japansche paarlen. De opbrengst van de
parelvisscberij is zeer afwisselend, daar
meestal slechte een zeer klein aantal.van
de opgevischte mosselen paarlen herbergt.
De rivier-parelmos8el, die tot de familie
der riviermosselen behoort, komt in
Beieren en Saksen voor in bergstroompjes
met gering kalkgehalte, maar wordt voort
durend zeldzamer. Een verwante soort
vindt men in Amerika en in Ohina. Ook
andere mossel- en oestersoorten bevatten
soms paarlen.
^Lngst en zware zorgen betraden en
kele dagen later het deftige slot, binnen
welks muren gravin Giovanna zich terug
getrokken had na den dood van haar
gade.
Geen blik had zij moor over voor het
zonnige landschap, dat haar tegenstraalde,
wanneer zij voor de hooge boogvensters
stond, geen weelderig plantsoen; geen be
koorlijk ruisbhen der fonteinen in het
park kon hare adel nog boelen, maar
immer zat zij voor het zdekbodje van haar
kind. Arme kleine! De levenslust was
ln zijn oogen gebluscht, de rozen op zijn
wangen waren verbleekt, en ^omwljlen
scheen het, als was de dood elk oogenblik
bereid, grimmig op zijn prooi toe te
springen.
Alleen beefden koortsachtig do lood
kleurige lippen, wanneer de woorden aan
zijn beknelde keel ontsnapten: „Moeder,
moeder, geef mij de valk van ridder Fre
derlk 1"
De arme vrouw bedekte het gelaat met
beide hare handen, en voelde haar hart
breken. Maar aanzien hoe haar lieveling
wegkwijnde, hoe hij telkens en telkens
om den valk van ridder Frederlk riep,
dat kon haar moederliefde niet verdragen
en snikkend 'beloofde zij den kleinen Ij
der morgen1 den valk te gaan vragen.
Toen werd het kind rustiger, zacht slui
merde het in, en kalmer ging zijn adem
haling, en kalmer sloeg ook het zwaar
beproefde moederhart
(De morgen1 kwam! Hoe lachte de aarde
in haar bruidskleed, hoe fonkelden de
zonnestralen tusschen het glanzende loof
der boomen!
Met de hoop in ft hart wandelde Gio
vanna naast (haar 'boezemvriendin voor;
ln de richting van 's ridders woning. Zi,
vonden1 hem In den tuin, 'bezig den grom
te spitten.
Giovanna voelde hoe haar wangen
bloosden; maar zij sloeg haar oogen ne
der, boog licht het hoofd en' sprak:
„Ridder Frederlk, ik kom hier ais
vriendin. Vergeet het verleden."*
En hij vergat, zij voelde het aan den
teederen druk zijner handen.
„Al mijn smart, mijn lijden en mijn ver
driet der laatste jaren, weegt niet op te-
gan ha* gal uk van dit oo&nklOc* flui»-
BSB-
wtuuuui.-jaa—a—r—"-ujum"
nad imaBT om een of andere reden begena
digd geworden was. Voor vrijlating moest
14) dan de spot en het goolqn mot vuil eto.
van de bevolking ondergaan.
OECet „brandmerk". Weid ingedrukt
op dien schouder, borst of rug van een
veroordeelde. Bij voorkeur de letter van
den edgen naam. Stel dat je Brouwer heet
of (Brensa.
Het eind van het lied: de „galg"'-
Werd ergens aan een boom of een paal of
uitstekende balk bevestigd en kon op
staanden voet worden gebruikt
Er waren ook minder schrikwekkende
folterwerktulgen ook. Voornamelijk dan
die, waarin de spot tot uiting kwam.
Zoo b.v. het „dubbele schaad-
te o r d". Wanneer twee buurvrouwen uit
een huls samen getwist hadden of wan
neer twee mannen op de apenbare mark
de rust hadden verstoord, dan werden zt
teeamen ln het dubbele schandbord ge
bonden1 en moesten daarin een, twee o
meer uren ten sohande staan op een of
ander plein.
Het „schandenmasker'*. Werd ge
bruikt als een soort goedaardige stra'
voor grootsprekers, dredgers, verkwisters,
heksen, onruststokers en dergelijka Mei
deze tuigage om hun jroofld werden ze
door de stad geleid en waren zooveel uren
ten spot aan het gepeupel van de stad.
Ben variant hierop was: 'het ,4 o o d e n-
maskerf. Met een nagemaakt doods
hoofd moest iemand door de stad worden
-geleld, die eigenlijk de doodstraf verdiend
Ben vrij onschuldige veroordeeling was
de Jbellenkraag; Met deze kraag met
bellen moest loopen die fat, de modegek,
de opzichtige dandy en al wat zich op een
of andere manier in ihranieachtlgen zin te
bulten ging.
Het was vermoedelijk niet prettig, möar
och nog het 'beste van al wat we (hier He
en zien.
GLADDER DAN DE GENERAAL.
Alexander Suwaroff, een van de groot
ste Russische generaals, was op zijn ma
nier een grappenmaker en had het groot
ste plezier als hij zijn soldaten op ae een
of andere wijze kon beetnemen. Een vun
zijn lievelingsmoppon was, 's morgens hot
heele kamlj wakker te maken door het
bedriegelijk nabootsen van een kraalendo
haan, waarin hij bijzonder uitmuntte.
I J )L verkleedde hij zioh als ge
woon 'soldaat en flaneerde van bivak tot
Dikwijls ook,
bivak, genietend van de avonturen, die
hij ontmoette en de rondborstige oritiek
die hij vaak op zichzelf moest aanhooren.
Op zekeren nacht zwierf do generaal
langs de eenzame posten, een gelegen
heid zoekend om den een of anderon
braven schildwacht een ppest te spejen.
Als gewoonlijk was hij zoer dun gekleed,
ofschoon het een bitter koude nacht was
ln het hartje van den winter; want de
oude krijger was trotsch op zijn weer
standsvermogen tegen de kou, dat hij
nooit verzuimde wanneer het mogelijk
was, ten toon te spreiden.
Plotseling stond hij voor een sohlld-
acht, tot wlen hij zei„Zeg eens kame
raad, hoeveel sterren staan er in de lucht?"
De soldaat herkende dadelijk de stem
van den generaal, maar net doende of hij
hem niet herkende, antwoordde 14jEen
oogenblik, dan zal ik ze voor je tellen,
en begon op zijn gemak te tellen: „een,
twee, drie, vier," enz.
De schildwacht, die een dikke laken-
sche jas aanhad, hield dit gemakkelijk
genoeg uit, maar de dun gekleede gene
raal begon het al gauw een erg koude
aardigheid te vinden. Toen dus de sol
daat tot honderd had geteld en bleef
voorttellen of hij nooit zou uitscheiden-
zei Suwaroff, dat hij maar moest ophou,
den. Hij nam zijn-man op en liep toen
maar hard weg, als zijn bevroren voeten
terde (hij zacht.
„Welnu, ridder, Ik ddo voorheen uw
geschenken versmaadde; ik kam hedenl ui -
eigen beweging tot u ara uw gastvrijheid
ln te roepen. Ik wil met u aan eenzelfde
tafel aanzitten.'1
„Signora, ik zal mij gelukkig achten u
te schenken wat ik bezit, al la dat weinig/"
voegde 'hij er met een zucht bij.
Haastig snelde hij zjjn nederige woning
binnen, niet wetend wat op te disschen
voor de gast, welke hem door haar vrien
delijke woorden zoo plotseling in een
nieuwe, gelukkige wereld vorplaatst had.
Maar troosteloos liet hij ft hoofd han
gen, toen (bij er aan dacht, dat hij in de
laatste dagen niet ter jacht was gegaan.
JDus enkel wijn en 'brood,'' mompold
hij en staarde mistroostig voor zich heen.
iiaar eensklaps fladderde de valk op
zijn schouders neer, als wist de vogel dat
zijn1 meester hem noodlg had.
Doch waarom verbleekte ridder Frede
rlk, toen hij zijn trouwen' jachtgenoot aan
staarde? En wat beduidde het mes in zijn
hand?
„Trouwe valk, gij moet het offer we
zen,"1 fluisterde hij ln zichzelven; „(het ls
een groot offer, doch' Ik breng het gaarne
aan Giovanna.'*
Toen strekte hij het staal, een houw,
een felle houw.en de arme vogel
klapte eenmaal rijn vleugels tegen' elkan
der.
t
Ben half uur later zat ridder Frederlk
met zijn bedde bezoeksters aan de met
bloemen versierde tafel, tusschen het
overhangend loof der tulniboamea
(De maaltijd was sober. Maar geluk, in
wendig geluk straalde den gastheer van
ft aangezicht
Zijn landelijke wijn scheen hem een
kostbare godendrank en' de arme gebra
den valk een vogel uit het Paradijs.
(Hij daoht niet meer aan den vriend,
dien hij zooeven met eigen'hand dloodde,
(hij wist alleen, dat hij nameloos gelukkig
was omdat zij, zij naast hem zat.
De maaltijd was geëindigd. Giovanna
dankte haar gastheer voor rijn gul onthaal
en wenkte haar vriendin om op te staan.
Nu was het oogen/blik van spraken go-
kamen.
Giovanna dachtaan haar rieken lieve
ling en die gedachte gaf haar kracht
„Ridder Fredlerik," begon rij zachtkena,
„u hebt geen kinderen en u keyt daarom
geen oudersmarten.
Ach, ook mijn kind worstelt op het
oogenblik met een hevige ziekte. Daarom
'ben ik tot u gekomen; want u kunt hem
redden, u alleen^"
„Zeg mij, mevrouw, wat u verlangt en
lk zal het u schenken, al vroeg u mijn
laven.** Met hartstochtelijk gevoel kwa
men de woorden van zijn lippen.
„Ja, mijn arme kleine zal sterven, ach
sterven. Maar iets kan hem het vroolljka
leven van wéleer teruggeven, en' gij bezit
het uw valk. Ik bid het ik bezweer
het u, indien gij mij Uofhabt red u4jn
kind.'*
Als verpletterd stond hij daar. „Lief
heb ik u als mijn leven," riep hij uit Ja»
zoo innig Hel, dat ik om u waardig te ont
halen, een uur geleden mijn valk geslacht
heb. Had lk slechts aanstonds geweten,
waarom u hier kwaamt Nu ls ft te laat
„Te laat" mompelde Giovanna dof en
tranen schitterden ln haar oog.
Drie dagen1 later klepte des morgens
vroeg het klokje dor slotkapel met doffen
klank. Ridder Frederlk was juist zijn wo
ning uitgereden, toen hij de handen
vouwde en snikte: „Ach, haar kind' is
dOod."
Een jaar vlood heen, en wederom klepte
het klokje der slotkapel, maar thans wa
ren het blijde gelukkige toueni die door
het luchtruim zweefden.
In de breedte zaal van het kastéél zat
ridder Frederlk en- naast hem Giovanna,
zijn bruid, ln korenblauw gewaad.
Zij lazen rein geluk in elkanders oogen
en belden dachten aan den morgen, toen
zij ook rijd© aan zijde zaten, aan den mor
gen waarop hij edelmoedig en in stilte
een groot offer gebracht had. Maar 's rid
ders edelmoedigheid was 'beloond gewor
den»
De dagen van lijden waren voorbij; en
zijn standvastige liefde ging eindelijk de
eege wegdragen.
't Jutte rtje
Roblnaon.
Carei Brensa