Hl Ell TECH
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Tl
van ZATERDAG 3 APRIL 1926.
No. 220 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
WIT KALFSVLEESCH.
Een kijkje achter de schennen.
Zooals bekend is, moet kalfsvleesch,
wil het aanspraak maken op bijzondere
smakelijkheid, w i t van kleur zijn. Wit
kalfsvleesch is de eisch der delicatesse.
Weten de dames, die hun slager met
zooveel aandrang laten vragen om vooral
„wit" kalfsvleesch, wat de prijs is van
dat vleesch. We bedoelen hiermede nu
niet eens den prijs in geld, maar de prijs
in lijden I
Hebben ze er ooit van gehoord dat die
smakelijke witte tint het resultaat is van
een wekenlange stelselmatige marteling?
Laat ons voor de eer, voor de reputatie
van het gevoelige hart der menschen
aannemen, dat zij het niet weten.
Trouwens: over het geheel genomen
bekommert zich de beschaafde klasse
niet bijzonder om de voorgeschiedenis
der voedingsmiddelen, die op hun disch
prijken 1 Een verschijnsel dat juist hier
te lande aan den dag treedt, als een ge
volg voor een zeker gedeelte van
het feit, dat bij ons de levensmiddelen
thuis worden bezorgd.
Als ook onze huismoeder, zooals zoo
menige buitenlandsche, zelve in den winkel
of den hal de diverse waren ging inslaan,
N dan zou zij ook iets meer te weten komen
van de herkomst onzer voedingsmiddelen,
en dan zou door haar ook haar gezin
daarin wat meer belang gaan stellen. x
Het is beslist noodig, dat de oogen der
ontwikkelde klassen in dit opzicht einde
lijk eens open gaan.
In het bijzonder moeten ze weten, dat
in den regel die consumptiemiddelen, die
als bepaalde delicatessen worden be
schouwd en als zoodanig genoten, ver
kregen worden ten koste van een b ij-
zonder ernstig lfjden van het be
treffende dier.
Ze moeten het weten omdat het voe
dingsartikelen betreft, die juist omdat
ze tot de soort delicatessen behooren,
zonder eenige opoffering van beteekenis
kunnen worden gemist.
Misschien is het u wel eens overkomen,
dat gij op een uitstapje in een land
bouwende streek, door een regenbui over
vallen, een schuilhoek vondt in de schuur
eener boerderij.
Misschien is het dan ook wel gebeurd
dat ge, als de bui wat lang aanhield, bij
wijze van tijdverdrijf, eens rondkeekt in
bet landelijk verblijf, en in een donkeren
hoek waar het juist niet bijzonder frisch
TEN DOODE GEKNAKT.
Een novelle naar het Fransch, door B.
Sedert een jaar was Mlle Jurnier in
haar vaderland teruggekeerd, en dikwijls
zat zij in treurige gedachten verdiept.
En toch was zij in het eerst zoo gelukkig
geweest. Zij had een eigen woning, een
eigen dienstbode, eigen kennissen. Nu
was het haar beurt te bevelen, van haar,
die haar leven lang had moeten gehoor
zamen.
Op zekeren dag echter was haar huisje
keurig schoongemaakt en opgesierd, en
er was niets meer te doentoen ontdekte
Mlle Jurnier, dat zij eigenlijk niemand ter
wereld bezat. Haar bloedverwanten?
Dood of onverschillig. Haar vrienden?
Oude mannen en vrouwen alleen en werk
loos als zij. Een man, kinderen?
Reeds lang had zij de hoop opgegeven
ze ooit te bezitten. En toch was er nog
zulk een schat van warme liefde in haar
oud hart.
Toen herinnerde zich de oude juffrouw
eenigen harer leerlingen, die zij liever
had gehad dan de overigen. .Zij schreef
ze lange hartelijke brieven.
Maar de antwoorden waren kort en be
leefd, haastig geschreven als een onaan
gename plicht.
En naarmate de banale brieven kwamen
werd de arme Jurnier treuriger.
Op zekeren dag verzocht een harer
vroegere leerlingen haar, eens over te
komen. Reisgeld werd bij het verzoek
gevoegd.
Den volgenden morgen was Mlle Jur
nier reeds op weg. De buren, gelmtrigeerd
door het haastige vertrek, kwamen naar
het huisje om bizonderheden te vernemen,
maar men zag slechts een salon, waar
van de stoelen met hoezen waren over
trokken en de lamp met gaas omwonden.
De oude achtergebleven meid wist ner
gens van.
Wat gold de ultnoodiglng tot die over
komst aan Mlle Jurnier gedaan? Haar
rook, de omtrekken ontwaardet van een
soort hokje of kistje, voor zoover ge
kondet onderscheiden ongeveer 1 Meter
lang en i Meter breed.
Dat kistje zal wel niet dadelijk uw
bijzondere aandacht hebben getrokken;
in elke boerderij ter wereld staan in
donkere hoeken dergelijke voorwerpen.
Maar naarmate een oponthoud in die
schuur langer duurde en ge dus meer
attentie schonkt aan uw omgeving, drong
het tot u door, dat dit kistje in zoover
wel iets bijzonders had dat het niet ledig
was, maar dat daarin iets leefde: een
zeker vaag gestommel, een geluid dat
soms geleek op een zwak steunend en
smartelijk geblaat, het geblaat van een
dier.
En toen de zon weer aan den blijden
hemel scheen en ge met een zucht van
verademing uw duffe schuilhoek verliet,
en, verwonderd, aan den boer vroeg, of
er inderdaad een dier in dien donkeren
(„vunzig riekenden" durfdet ge nog niet
eens ronduit te zeggen) hoek was opge
sloten, toen is u zeer waarschijnlijk met
het onnoozelste en gewoonste gezicht
medegedeeld, dat dit werkelijk het geval
was. Het was een kalf dat daar stond
om vetgemest te worden, om mooi wit
vleesch te krijgen. En even doorpriemde
u dan wel medelijden met het arme dier.
De lijdensgeschiedenis van het dier
vangt reeds aan, als het nog maar even
bij de moeder vandaan is. Dan begint de
vetmesting al in den vorm van opge
sloten worden in een houten hokje, dat
in een donkeren hoek wordt geplaatst.
Dit hok is volkomen dichtgespijkerd*
dus van binnen absoluut duister; het is
juist groot genoeg om het mogelijk te
maken dat het dier er in staat en zich
niet meer kan bewegen dan hoog noodig
is. Immers voor een mooie vleesohvorming
zijn een staande houding en zoo goed als
geen beweging vereischten.
Het hokje heeft een luikje, waardoor
het dier een paar keer per dag zijn voedsel
ontvangt. Zoo staat of liever hangt dit
teere pas geboren sohepsel op de dunne
slappe pootjes van 10 tot 18 weken lang.
En aldus gaat het den dood tegemoet.
Want na die lijdensweken openen zich
de poorten van dit gevangenisje, en dan
komt er in dèt jonge leven een heel kort
moment van iets zien, iets voelen, iets
begrijpen van wat de zon is en de hemel,
gedurende het vervoer namelijk naar de
markt waar het aan den slager wordt
verkocht.
In sommige streken wordt de marteling
nog verergerd, doordat deze diertjes een
korfje voor den bek krijgen om te be
letten, dat ze zich likken en haar naar
binnen krijgen, wani dat zou voor de
schoone vleeschvorming allernoodlottigst
zijn. b.
Uit een dagblad.
Te koop aangeboden een koe. Geeft
lederen dag 4 liter melk en een stoel.
vroegere leerlinge was getrouwd met een
prins van Russischen stam en had een
kleine, dien zij wilde toevertrouwen aan
haar gewezen leermeesteres tijdens een
groote reis, die zij met haar gemaal wilde
ondernemen. Z(j bezat de overtuiging, dat
de kleine nergens een zoo goede verzor
ging zou ontvangen als juist bij haar.
Na een tijdje hoorde men, dat Mlle
Jurnier terug was. Onmiddellijk kwamen
de buurvrouwen om zich op de hoogte
te stellen. Daar wachtte haar een groote
verrassing. Midden in het salon stond
tusschen de kostbare bibelots, een wieg,
versierd met tulle, linten en kanten. Mlle
Jurnier stond er glimlachend bij, legde
den vinger op de lippen en fluisterde op
teederen toon:
„St! StI Weest stil alsjeblieft, zij gaat
slapen".
Op achteloozen toon vervolgde zij:
„Het is een Russisch prinsesje, dat aan
mijn zorgen is toevertrouwdhet liefje
is nog zoo kleinnauwelijks twee
maanden oud. Kijk eens hoe mooi zij is,
net een bloempje".
Zij tilde voorzichtig het fijne kanten
gordijn op en men zag een klein kinder
kopje uit een mutsje komen.
Een der vrouwen waagde op te merken
„Maar beste vriendin, hoe heb je op
uw leeftijd, in uw positie zulk een zware
verantwoordelijkheid op je durven nemen.
En dat nog wel zonder iemand er van te
voren over te raadplegen".
Mlle Jurnier glimlachte alleen, als een
bewijs hoe gelukkig zij zich gevoelde, dat
haar leven nu niet zoo leeg was, al was
het dan maar tijdens het buitenlandsch
verblijf der ouders.
In gezelschap van de haar toevertrouw
de kleine bracht zij heerlijke dagen door.
Het meisje keek met haar groote, mooie
donkere oogen onbeschroomd roud en was
voor de eenzame oude juffrouw een nooit
uitgeputte bron van ongekend geluk.
Mlle Jurnier leerde alle dwaasheden, alle
kinderlijke aardigheden, alle angsten, alle
verheven toewijding eener moeder ken
nen. Doch zij was onhandiger, roerend
onhandiger dan een jonge moeder. Want
de vijftigjarige had niet meer die buig
zaamheid van geest, telkens was zij ten
einde raad. Dikwijls sprong zij 's nachts
overeind en ging op haar bloote voeten,
half gekleed, naar de wieg, waar het
kindje zich misschien had blootge
woeld. Welk een angst, toen de eerste
DE DAGEN VAN PRINSES CARAMIA
Heel lang geleden woonde er in een
land hier heel ver vandaan een prinses,
die caramia heette. Ze was zóó slank en
lenig, dat ze, wanneer ze danste, wel een
buigende rietstengel in den wind geleek,
en haar lange kastanje bruine haen golf
den om haar lichaam als donker door de
zon beschenen water.
Nu denkt jullie zeker, dat er wel dage
lijks prinsen aan het hof van Prinses
Oamaria's vader zouden komen om bnnr
hand te vragen. Maar dan heb jullie het
toch mis. Dat komt omdat ik je ook nog
niets heb verteld van Oamaria's oogen.
De meeste prinsessen hebben oogen zoo
blauw als de hemel of oogen zoo donker
als zwarte diamanten, maar Oamaria's
oogen waren groen, groener dan de zee
of dan tijgeroogen bij maanlicht. Dat was
nu op zichzelf wel iets ongewoons en ook
misschien wei heel aantrekkelijk, maar.
Caramia keek ontzettend scheel, zóó dat
niemand haar goed aan kon kijken. Zelfs
haar ouders, die toch de aardigste koning
en koningin waren, die je je maar kon
denken, konden niet naar hun dochters
oogen kijken, zonder te rillen.
Camaria vond dat net zoo akelig voor
haar ouders, als die het voor hun kind
vonden. „Arme Vader en Moeder," dacht
Camaria. ,Jk wou, dat ik ze nooit had ge
zien; ik wou, dat ik hun dochter niet was.
Ja, het zou veel beter voor alles wezen,
als ik geen prinses was." Dat zei ze ook
tegen haar kindermeid. De' kindermeid,
die erg doof was antwoordde: „Ja, zeker,
zoo is het." Dat zei ze altijd als Caramia
haar iets vertelde en anders dacht de
prinses nooit over die woorden na, maar
dezen keer deed ze het weL
Caramia zocht haar vader op en
vroeg hem: „Lieve Vader, mag ik alstu
blieft een bedelmeisje worden, dan zal
mijn gebrek me niet zoo erg toeschijnen.
De koning hoestte, slikte zijn tranen
weg en zei toen zacht: „Ja, lieveling, als
je dat graag wilt, mag je weL"
Nu kleedde Caramia ziohzelf in lompen,
kuste haar ouders en vertrok. Ze liep
haar Vaders geheele rijk door wel zeven
malen, zoodat ze elk stadje en dorpje, elk
bosoh en elk beekje ervan kende. Maar
haar scheelheid kon ze niet vergeten
Ieder die ze aankeek, rilde van afschuw.
Alleen, als ze danste, dacht ze niet aan
haar oogen een ieder, die haar zag dan
sen vergat de soheelheld van het bedel
meisje en bewonderde haar lenige bewe
gingen, heur prachtige haar en haar
kleine witte voetjes.
Op zekeren dag was Caramia te be
droefd en te vermoeid om te dansen. Ze
zocht een stil plekje in een groot denne-
boech en schreide en schreide tot ze ein
delijk In slaap vieL
Toen kwam daar door hetzelfde bosch
een prins gereden, een dappere, sterke,
VTOolijke prins die Artoma heette. Hij
zag het slapende meisje, stapte van zijn
paard om haar beter te kunnen zien en
toen hij haar zag hield hij meteen van
haar en besloot haar te vragen, met hem
te trouwen.
Hij knielde en greep Caramia's kleine
handjes. Daardoor ontwaakte de prinses
en opende haar oogen. Het was de prins
of hij een steek in zijn hart tkreeg, toen
hij haar eoheelheid zag. Maar Artoma liet
niets merken van zijn schrik en zeide:
„We zullen straks samen naar den klui
zenaar gaan, die hier een half uurtje van
daan woont en vragen, of hij ons wil
trouwen. Dan gaan we naar het andere
eind van de wereld naar den kabouter,
„die-al-wat-scheef-is rechtzet"."
Af aar," protesteerde Caramia: „U is
een prins en ik ben maar een arm bedel
meisje."
„O, nee," antwoordde de prins, terwijl
hij Caramia strak aankeek. „Je bent de
koningin van...." Toen hield hij plotse
ling op. Want o, wonderl de sdheel-
heid was verdwenen en Caramia's mooie
diepgroene oogen keken den prins recht
aan. Prins Artoma had zoo recht in Cara
mia's oogen gekeken, dat die vanzelf ook
recht waren gaan staan. Niemand had
ooit tevoren de prinses recht in de oogen
durven kijken I
Caramia en Artoma behoefden nu niet
naar het andere einde van de wereld te
rijden. Ze gingen regelrecht naar het pa
leis van Caramia's vader en moeder. O,
wat waren die blij, toen ze hun dochter
weer zagen en nog veel meer verheugd
werden ze toen ze zagen, welk wonder er
gebeurd was.
Twee weken lang werd er in het heele
land feest gevierd, ter eere van het huwe
lijk van prinses Caramia en prins Ar
toma.
tandjes moesten komen. Maar ook welk
een heerlijke vreugde, wat een ongekende
genoegens.
Dikwijls zat Mlle Jurnier naast de wieg
en vergeleek haar tegenwoordig leven
met het vroegere.
Wat een verschil I Neen, neen nooit had
zij kunnen vermoeden, dat zoo'n klein
wezentje zoo'n groote plaats in huis zou
innemen. Nu was het leven pas de moeite
waard.
Vroeger gingen de dagen langzaam en
onbeteekenend voort, nu kwam zij lederen
dag tijd te kort
Eenige maanden verliepen. Bloempje
stamelde een verrukkelijk Bargoensch
en trachtte haar kleine voetjes in de witte
schoentjes op den grond te zetten.
Toen vertelde Mlle Jurnier aan ieder
die het wilde hooren, dat haar leerlinge
buitengewoon verstandig was. Men glim
lachte dikwijls wanneer zij loftuitte over
de volmaaktheden van de haar toever
trouwde kleine. Mlle Jurnier werd er
jonger door. Haar bewegingen werden
teeaer, haar stembuiging leek als muziek.
Haar kleeding droeg zij nu gesoigneerd,
bijna elegant. Zij, die sedert haar geboorte
slechts sombere kleuren had gedragen,
koos thans lichte tinten, kleurige linten.
Spoedig begon men de spot te drijven
met die gedaanteverwisseling. Men noem
de haar „Het jonge moedertje".
Doch niettegenstaande alle zorgen bleef
Bloempje tenger, bleek en stil, wat men
ook deed om haar op te vroolijken. Lang
zaam leerde zij loopen, maar zij was
spoedig vermoeid. Dan klom zij op den
schoot van haar moedertje en bleef
daar uren lang onbeweeglijk zitten, ineen
gedoken als een kouwelijk poesje.
Dan gaf de onderwijzereè zich aan haar
droomerijen over.' Zij maakte toekomst
plannen. Immers haar pupil moest alle
kinderen overtreffen I Doch als het kind
zich bewoog gingen haar gedachten tot
de werkelijkheid terug en glimlachte zij
om het idee, dat zij de toekomst zoo was
vooruitgeloopen. Zij zou de kleine immers
weldra weer moeten afstaan
Maar Bloempje was meest droomerig
en stil. Nooit'had zij grillen, nooit werd
zij booszij was eigenlijk te zoet voor
een kind.
Mlle Jurnier wist als oude jongejuffrouw
niet, dat kinderen niet kunnen leven
zonder schreeuwen, zonder rumoerig en
MADAME BTAEL EN NAPOLEON
BONAPARTE.
«Nap" en de vrouwen.
Napoleon hield niet van geleerde vrou
wen. Aan een diner gaf h|j eens hij
was toen al keizer een tafeldame op
zijn bekende bruuske wijze te kennen,
dat een vrouw zijns inziens slechte ge
schapen was om een goed huismoeder te
zijn en vele kinderen groot te brengen,
gelijk zijn eigen moeder dat ook had ge
daan. En zoo hij geleerde vrouwen in het
algemeen reeds niet mocht, een feilen
afkeer had Napoleon van een der meest
geleerde vrouwen van zijn tijd: Neoker's
dochter, madame de Staël, schrijfster van
Corinna, Delphine en zoovele andere
werken. Het niet ongewone feit deed zich
trouwens voor, dat de afkeer wederkeerig
was en bij Madame de Staël zeker niet
minder groot dan bij den Corsikaan. Ze
bewonderde noch het karakter noch de
politiek van Napoleon, en ze zei het
ronduit! Ziedaar wat haar in Napoleons'
oogen uitermate onsympathiek en ge
vaarlijk maakte.
De ware strijd tusschen dit ongelijke
tweetal werd feitelijk eerst aangebonden
in den jare 1799. Madame de Staël had
een leidende positie in de Parijsche hooge
kringen en tal van invloedrijke groot
heden bewogen zich in haar salons. Maar
zoodra het duidelijk werd, dat de gast
vrouw zich geschaard had aan de zijde
eener politieke groep, die Napoleon, toen
Eerste Consul, niet in alles wenschte te
volgen, werd dit anders. Men verbeurde
de gratie van den machtigen man niet
gaarne, om der wille van een geestige
vrouwenconversatie.
En den dag nadat de oppositie had
gesproken, en men wist dat madame de
Staël daartoe behoorde bleven haar salons
leeg. Ze had voor dien avond gasten ge{
inviteerd, die ahders gaarne versche
nen, „maar nu" schrijft ze zelf over deze
gebeurtenissen „ontving ik om |vijf
uur tien verhinderingsbriefjes". Het was
beweeglijk te zijn, zonder de te groote
levenskracht te gebruiken, die in hun
klein lichaampje woont. Wel verre van
zich ongerust te maken over die voort
durende rust, had zij geen woorden ge
noeg van lof om „haar dochtertje" te
vergelijken bij de kinderen, die zij o
straat zag en die zoo wild, zoo dru
waren
Eens weigerde Bloempje te eten en de
oude dienstmaagd, die in groote haast
werd uitgezonden, kwam met den dokter
terug.
Deze onderzocht en betaste het kind,
schudde het hoofd en verklaarde dat het
meisje levensgevaarlijk ziek was.
Er moest dadelijk aan de ouders worden
geschreven.
Wat scheelde het dan? Och niets
bizonders, bloedarmoede, een gebrek aan
levenssappen.
Mlle Jurnier scheen den slag met onder
werping te dragen. Haar geheele wil was
op de genezing gevestigd, al haar geest
kracht gebruikte ze om het kwaad te
beheerschen en zij bleef doof voor elke
vermaning, ongevoelig voor elke ver-
moeiniszij bleef dag enj 'nacht bij de
wieg en dulde geen oogenblik dat een
ander dan zij het zieke kind aanraakte.
De dokter kon zeggen wat hij wilde,
zij zou haar lieveling redden. Hoe zou
een kind dat men zóó lief had, kunnen
sterven
Bloempje nog bleeker dan gewoonlijk
lag met gesloten oogjes schijnbaar slapend
op het kussen.
Geen klacht, geen kermenalleen een
beweging van walging bij het zien van
voedsel. En als men tooh aandrong,
smeekten de groote oogen om medelijden,
maar de onderwijzeres vond den moed
desniettepiin pogingen aan te wenden en
slaagde er soms in den tegenstand te
overwinnen.
Zoo ging een week voorbij, eenvreese-
lijke week, waarin de oude juffrouw
iederen dag een grootere vermagering,
een sterkere afneming der lichaamskrach
ten kon waarnemen. En oi> een ochtend,
dat de sneeuw in dichte vlokken viel
sliep Bloempje vreedzaam in.
Toen wilde Mlle Jurnier, zonder een
oogenblik haar bedaardheid te verliezen
zonder een traan te storten, zelf het kind
kleeden. Zij deed het haar mooiste ge
borduurde jurkje aan en legde in het
als het ware de opening der vijandelijk
heden.
Andere dingen wezen er ook op dat
de machtige arm van den Eersten Consul
ver wist te reiken.
Toen in 1800 madame de Staël's groote
werk over de litteratuur uitkwam, Kreeg
zij unaniem een... zeer slechte pers. En
toch hadden dezelfde critici haar vroeger
geroemd als een der grootste auteurs
van haar eeuw
„In 1801", vertelt madame Staël, „wilde
Napoleon een koning maken, van den
3paanschen Infant, die heerscher over
„Etrurië" zou worden. Zijne Hoogheid
werd naar Parijs gecommandeerd, dat te
zijner eer had feest te vieren 1 De Eerste
Consul wilde het Fran'sohe Volk toonen,
hoe hij een vorst eener oude dynastie
kon laten anti-chambreeren en vernederen
door zijn giften nu hij door vervolgingen
daarin niet was geslaagd. Ter gelegen
heid van een comediestuk, waarin de
versregel „j'ai fait des rois, madame, et
n'ai pas voulu 1'être" werd uitgesproken,
juichte het theaterpubliek den Eersten
Consul toe. De arme koning van „Etrurie"
werd overal heengevoerd, terwijl men
dagelijks nieuwe spotternijen op hem
lanceerde...."
Een vrouw, die zoo schrijft en evenzoo
sprak kon Napoleon in de hoogste en
invloedrijkste kringen des lands niet
dulden. Het toeval hielp hem gedurende
eenigen tijd madame de Staël uit zijn
buurt te houden, n.1. doordat ze van 1801
tot in den winter van '02 op '03 verblijf
hield in de geboortestad van haar vader,
Genève.
Maar toen zij las dat Parijs in dien
winter van allerlei groote geesten, En-
gelsohen zoowel als Fransche wemelde,
kreeg ze een heftig verlangen naar Parijs
en zijn genoegens.
Er was echter wel niet direct een bevel
uitgevaardigd aan den Geneefsche politie-
pref eet om madame de Staël een paspoort
te weigeren, maar de Eerste Consul had
toch een wenk gegeven: zij deed ver
standig om niet terug te keeren I In
dienzelfden tijd verscheen haar roman
„Delphine".
Immoreel.... I" riepen in koor de Fran
sche bladen, en madame de Staël begreep
hieruit te meer, dat ze nog steeds in
ongena was.
Ze was te trotsch haar zaak bij den
Eersten Consul te doen bepleiten, al miste
ze Parijs smartelijk. Enkele maanden
nadien echter hield ze 'het in Genève
niet langer uit en trok in alle stilte naar
een klem plaatsje, op tien mijl afstand
van Parijs. Daar konden dan eenige
trouwe vrienden haar komen bezoeken.
Vrouwen jaloezie maakte aan deze, tooh
wel bescheiden, vreugde een eind. Een
dame die zich bij den Eersten Consul
eens extra verdienstelijk wilde maken,
kwam hem mededeelen, dat de wegen
naar het bewuste plaatsje zwart zagen
van de menschen, die madame de Staël
wilden bezoeken. Het was een leugen,
maar Bonaparte vond er voldoenden grond
in om zich van de te scherpziende en te
welbespraakte vrouw te ontdoen.
Madame de Staël kreeg dus order te
vertrekken, maar ze was nog niet ver
bannen. Madame Récamier, de bekende
„beauté" van het Eerste .Keizerrijk, die
ook even goed van hart als schoon van
uiterlijk was, bood de vervolgde vrouw
een onderdak aan op haar buitengoed te
Saint-Brice, op twee mijl afstand van
Parijs. 6
het doodkistje, dat met
zijde gecaptioneerd was. De kamer was
vol bloemen, die een bedwelmenden geur
verspreiddenvol witte rozen, leliën,
.tuberozen en resida. Efce bezoekers konden
het er niet uithouden, doch Mlle Jurnier
was er ongevoelig voor.
Toen kwam de dag der begrafenis. De
ouders ofschoon hun reis dadelijk onder
broken, konden niet tijdig hun kleine
meer bereiken. Mlle Jurnier had te lang
gedraald met het bericht, zij was blijven
hopen op herstel, op gezondheid, op jeugd.
Buiten viel de sneeuw in dichte vlokken;
maar al waren zij in nog veel dichter
massa's neergevallen, zij hadden Mlle
Jurnier niet kunnen beletten haar
Bloempje zelf naar haar laatste rust
plaats te brengen.
Zij reed met het doodkistje in een rijtuig
naar het kerkhof, onbeweeglijk, zonder
de minste ontroering, mat haar hand
rustend op de plaats waar het aangebeden
krulkopje lag.
Het kistje zonk neer in de groeve, de
vreeselijke kuil werd dichtgemaakt en
was in korten tijd met sneeuw bedekt.
Zij ging heen zooals zij gekomen was,
zwijgend en ongebogen, als een stand
beeld.
Slechts toen zij thuisgekomen was, en
men haar de gebruikelijke deelneming
wilde betuigen, smeekte zij met nauw
hoorbare stem haar alleen te laten.
Toen sleepte zij zich als een gewond
dier naar de sneeuwwitte wieg. Nog
steeds geen tranen.
Zelfs toen zij de kleine witte schoentjes
op het tapijt zag, de stukjes speelgoed,
het laatst gedragen nachthemdje, zelfs
toen weende ze niet.
Haar oogen waren strak als van een
houten pop.
Eenige uren verliepen. Toen waagde
de oude dienstmaagd het, haar wat eton
te brengen en haar te Btoren in haar rust.
Toen deze Mlle Jurnier onbeweeglijk
in haar vermoeide houding zag zitten,
wilde zij haar wekken.
Maar de oude jongejuffrouw was dood.
Wat moest zij nog op aarde doen nu
Bloempje was heengegaan 1
't Jutte rt je