«011 DE DUWEN LIEDJE VAN DE WEEK. VERSCHIL VAN APEEECIAHE. Uit de oude JHoda"-dooa! Enn kleine vergissing. Voor de rechtbank. Een edele Turk. Spaansdie edkette. Mislukt DufiMfflK! DE HEKSENKAT. RAADSELS. Oplossingen flw vorige rudwU. Nieuwe raadsels. stateerde men de verdwijning van een hoed deur klanten. Ziedaar den dief, wij hebben hem op heeterdaad betrapt." „Maar" riep Goedbloed uit, „ik heb me alleen in den hoed vergisthet bewijs is dat ik maar één hoed heb; had ik dezen gestolen, dan had ik er twee." „Neen mannetjewe kennen je streken welje draagt daar den gestolen hoed en 'daarna kom je den nwen halen. Maar dit maal hebben we er je den tijd niet toe gelaten." „Maar ik ben geen dief", zuchtte de ongelukkigs beschuldigde. „Ik ben een eerlijk manmen mag mij.gerust kennen." Hij gaf naam en woonplaats op en de commissaris zond een agent naar het aangeduide adres. Een uur later kwam de agent terug beladen als een muilezel met hoeden van allerhande soort, kleur en model „Zie", zeide hij, „dat heb Ik In zijn huis gevondende vrouw van dien kerel was uit, 't is de meid die me in mijn huiszoeking heeft geleid." „Welnu" zei de commissaris tot den beschuldigde, „zal je nog langer loochenen, dat jij den hoedendief bent." „Ja, ik loochen zekert Die hoeden heb ik gekocht, ik draag ze niet meer, ziedaar den eenvoudlgen uitleg „Jij draagt ze niet meer en je blijft ze maar opstapelen." „Mijnheer, mijn vrouw zegt me altijd een oud-kleerkooper te roepen, ik denk er nooit aan; ik ben zeer vergeetachtig, ik weet niet waar ik het hoofd heb." Z oo heb ik vandaag mijn paraplule vergeten. Je weet niet waar je hoofd staat en jé hebt acht en twintig hoeden I" De beschuldiging tegen een man, wiens fortuin en goede faam in het ronde bekend waren hield gelukkig geen stand. De politle-commissaris zijner wijk kwam er tusschcn, de ongegrondheid der be schuldiging werd erkend en Goedbloed losgelaten. Mij haastte zich huiswaarts te keeren. Gelukkig was zijn vrouw afwezig en ver- vernam zij niets van het gebeurde. Maar bij haar thuiskomen bemerkte zij den zonderlingen toestand van den nieuwen hoed en zij stond er over verwonderd dat 28 oude houden zoo opeens waren verdwenen. B. SSTRUBRIEK CIMON PERU en moet afkomstig zijn uit den bloeitijd der Alexandrijnsche kunst, d. i. de derde eeuw voor onze jaartelling. Reeds Valerius Maximus, een Romeinsch geschiedschrijver uit de eerste eeuw onzer jaartelling, vertelt over deze gebeurtenis. Hij noemt de vrouw Pera en den vader Cimon. Juist waar de inammelokker een zoo Als Mevrouw vlast op wat morgen In den schouwburg wordt gespeeld En meneer zegt dat hij altijd Bij die dingen zich verveelt Dat hij zich het beste thuis voelt Bij zijn grocje en zijn krant Da's verschil van appreciatie In het huweljjksverband 1 Als een aardig jong logeetje, Veertien dagen bij je blijft, En het dan nog wat wil rekken, Zegt Mevrouwze overdrijft. Maar meneer vindt het wel aardig, Ze brengt leven en vertier Da's verschil van appreciatie Zoo heeft ieder zijn manier 1 De met smaak en geest bedeelde, Die haar eigen wegen gaat, Wordt als mal, opzichtig spooksel, Door mevrouw's kritiek gesmaad, En meneer Mensch durf te leven Heeft hij vol van lof gezegd. Da's verschil van appreciatie Bij wat één is in den echt I Als meneer het meest van vleesch houdt, En mevrouw het meest van visch. Als meneer voor lage blouses, En mevrouw voor hooge is, Als meneer dweedt met Pierette En mevrouw dweept met Pierot Dat is verschil van appreciatie En dat zie je dikwijls zoo I AnnhankeHJkhelA In het Museum van Oudheden der stad Groningen bevindt zich op de eerste ver dieping een kamer in „stijle regence" overgang van Louis XIV tot Louis XV in welken stijl en in genoemde plaats verscheidene kamerbetimmeringen moeten zijn geweest. De schoorsteenmantel en de zicher tegenover bevindende poort, welke waar schijnlijk eens tot een alkoof toegang gaf, zijn afkomstig uit een huis aan de Groote Markt. Het schoorsteenstuk, door den Gro- ningschen schilder Colienius vervaardigd, brengt het verhaal van Cimon en Pera in beeld, dat o. a. ook door den grooten Rubens op het doek gebracht is en welke schilderij nog in ons Rijksmuseum prykt. Tot de merkwaardige gebouwen van de Belgische bloemenstad Gent behoort ook het zoogenaamde Belfort of Beffroy, een hooge, vierhoekige wachttoren, welks bouw, aangevangen in het jaar 1183, nooit voltooid werd en waarin, behalve een veertigtal andere klokken, ook de groote „Roeland" hangt, van welko de bekende versregels neggen: „Als lek clcppe dan lst brand, „Alslck luyde dan is storm In Vlaenderland" De benedenruimte van Belfort deed dienst als gevangenis nog altijd heeft In onzen tijd het „onder den toren zitten" de beteekenis van tijdelijk opgeborgen zijn evenals de aanbouw, welke uit het jaar 1741 dateert en bij de Gentenaren bekend staat onder den naam Mamme- lokker, welke ontleend is aan het basreliel boven de poort aan de zijde der Botermarkt Hier zien wij n.1. een vrouw afgebeeld die aan haar borst een grijsaard zoogt Het woord „lokken" beteekent zuigen. De legende, welke door deze voorstelling _n beeld wordt gebracht, verhaalt dat een ond man veroordeeld was in de gevan genis den hongerdood te sterven. Als eenige en laatste gunst was hem toege staan, dat zijn dochter hem dagelijks mocht komen bezoeken. Hoewel de cipier haar nauwlettend visiteerde en zeker wist dat zij geen levens middelen binnen kon smokkelen, zoodat de veroordeelde dus alle voedsel dierf{ bleef deze nochtans in het leven. Na verloop van eenige weken besloot de gevangenbewaarder vader en dochter tijdens hun samenzijn te bespieden, het geen tot de verrassende ontdekking leidde dat Pera, de jonge vrouw, Cimon, haar vader, aan haar borst voedde. Dit tredend blijk van liefde tot den grijsaard, door den cipier aan de rechters bekend gemaakt, werd beloond met kwijt schelding van straf aan den veroordeelde. De dochter mocht den vader mede den kerker nemen. Er bestaan echter overleveringen met een eenigszins anderen inhoud. De jonge vrouw Pera zou dein niet haar vader, maar haar echtgenoot van den hongerdood hebben gered. Zoo verwierf het verhaal een plaats onder de zoogenaamde „exempla", dat zijn de voorbeelden, met welke de vroegere predikers de gewoonte hadden hun sermoenen te illustreeren. Deze gewoonte werd ingevoerd door den beroemden Dominicaan Jacques de Vitry, als middel om vermoeide en slape rige toehoorders te boeien. Dit had ten gevolge, dat de verhalen van algemeene bekendheid werden. Merkwaardig mag heeten, dat het ver haal reeds aanschouwelijk werd voorge steld op een muurschildering van het oude Pompeji. Deze muurschildering wordt thans nog in het Napelsche museum bewaard, - ui, ...r internationale figuur is, mogen wij nauwe- historisch feit, ais grondslag - 1 lijks aan een historisch er voor, gelooven. Waarschijnlijk zal een gebeurtenis, als de hier boven beschrevene, meer dan eens in ver van elkaar ver wijderde oorden zich afgespeeld hebben. De bekende folklorist De Cock wil den' oorsprong van het verhaal in verband brengen met de zoogenaamde raadsel sprookjes, die dikwijls de begenadigink van een veroordeelde ten gevolge hadden. Het is ook mogelijk, dat het verlangen om de liefde van een kind jegens zijn ouders aan te prijzen, dit beeld van het „heilig bedrog" uitdacht. B, TtATERTflT.i ri i'kII'JTH! OVER MODE. KEI/BRTN EUGENIE EN DE MODE. De Jaartallen 1520, 1720 en 1820, zijn mijlpalen in de geschiedenis der Mode; achtereenvolgens herinneren zij ons, bet eerste de geboorte, het tweede en derde de herleving van een befaamd mode-artikel. Voegen wij aan deze reeks 1920 toe, dan zal iedereen een merkwaardige regel maat ontdekken in den tijd der weder verschijning van den merkwaardigen en veelbesproken Hoepelrok. Wij hebben er vroeger reeds op gewezen dat zijn bloei tijd steeds in het midden der eeuw valt, terwijl aan het einde der honderd jaren een neiging tot het slanke en spichtige heerscht. Intusschen is de toekomst van den vierden hoepelrok in nevelen gehuld wij bepalen ons thans tot den derden, waaraan de naam van keizerin Eugenie, dien den iiden Juli 1920 op 94-jarigen ik kan ze niet terugvinden. Boe-oe, moeder zal me zoo slaan I" Philantroop„Hier, arm ventje, droog jij je tranen maar, hier is een.... lucifer zoek maar goed dan zul je het geld wel vinden." Een heer„Hoe kwam je hand in m'n zak Zakkenroller„O pardon, meneer, ben wat verstrooid, ziet U. Maar ik had vroeger precies zoo'n broek als U. President„Hoe durüje nog ontkennen? Tien getuigen hebben je gezien." Beklaagde „Tien getuigen hebben me gezien Ik zal er U direct vijftig brengen die me niet gezien' hebben." De Turksche grootvizier Joeszoef pasja die als veldheer in Egypte naam heeft gemaakt, oefende zich eens, toen hij nog officier was, met zijn slaaf in 't werpen met de spies, De slaaf had daarbij 't ongeluk zijn meester to treffenhet wapen drong Joessoef in een zijner oogen. Een smartelijk ziekbed en !t verlies van het oog waren de gevolgen van de kwetsuur. Toen zijn meester weer nagenoeg ge nezen was, wierp de slaaf zich voor diens voeten en smeekte om 't behoud van zijn leven. Sta op, gebood Joessoef, terwijl hij den ongelukkige zijn beurs gaf; „Je bent vrij, maar, je moet onmiddellijk mijn huis ver laten. Want als ik slecht geluimd ben, zou ik mij 't ongeluk kunnen herinneren, dat jij begaan hebt en op je willen wre ken. Ga dus oogenblikkelijk heen, opdat lk mij niet tot zulk een daad verlaag." Koning Philips IV van Spanje sloot in 1649 een tweede huwelijk met de Oosten rijksche aartshertogin Marie Anna. Aan de Spaansche grens wachtte de majordomo haar op om ze naar Madrid te geleiden. Onderweg kwam men In een fabrieksstad, waar zijden waren warden gemaakt. De magistraat van deze stad meende de jonge koningin genoegen te doen met haar een pak zijden kousen aan te bieden, Maar de TOajordomo wees verontwaar digd het geschenk af, terwijl hij hun toevoegde 1 „Weet gij dan niet dat de koninginnen van Spanje geen voeten hebben f" Hij wilde daarmee te kennen geven, dat het niet te pas kwam een Spaansche koningin gelijk te stellen met andere stervelingen. De jonge aartshertogin nam zijn zeggen echter woordelijk op, barstte in snikken uit en verklaarde onmiddellijk naar Oosten rijk te willen terugkeeren, dat zij nooit zon verlaten hebben, als zij geweten had, hoe men haar in Spanje zou verminken, 't Kostte vrij wat moeite haar tot bedaren te brengen. Toen 't geval den koning werd verteld, lachte hij en dat was iets buitengewoons, want in zijn leven heeft men hem slechts driemaal zien lachen. (Nocturne). Philantroop „Waarom huil je zoó, m'n jongen f" Kleine jongen„Och meneertje, ik moest brood gaan halen, en nu heb ik de centen verloren, en 't is zoo donker, dan ik Vischkooper Versch die visch Wel ,uffrouw hij blies net zijn laatsten adem uit toen hij u zag komen. Juffrouw(met haar vingers aan haar neus) En welk een adem! Voarrichflg. ZijWil je dan werkelijk uit mijn oogen a) mijn wenschen lezen HijJa liefste, als je tenminste niet al te groote oogen opzet. AnnieHoe vindt Je dat Ik zing LucyMet jouw stem ben je bijzonder I geschikt voor film-actrice. Jansen 1 Smit heeft een auto gekocht I Jacobs Hoe kom je daaraan JansenWel vroeger schold hij altijd op de auto's, en tegenwoordig alleen nog maar op voetgangers. heks, „en dan loopeh de elfen, drie maal voorwaarts om de verloofden heen #n de haat verdwijnt voor altijd". „Maar ga jij eens vlug door met je werk. Je staat je tijd maar te verpraten, luie kat". Nu woonde de heks in een bosch dichtbij een paleis en in dat paleis woonde een heel lieve prinses, die erg medelijden had met de heksenkat. Daarom zei ze tegen den prins, die veel van haar hield: „Lieve prins, je mag met me trouwen, als je die heksenkat bevrijdt". De prins was wel een beetje bang, om betooverd te worden, maar hij ffing toch naar het bosch. Daar wachtte hij tot hij de heks op haar bezem zag vliegen. Toen ging hij naar de kat toe, die alweer in de brij stond te roeren en zei: „Heksenkat, ik ken een lieve prinses, die jou iederen dag visch en room wil geven en. „O, breng me alsjeblieft gauw bij haar", viel de kat hem al in de rede. Toen de ptins en de kat het paleis be reikten, brandde juist de toóverbrij aan. „Mijn tooverbrij brandt aan", gilde de heks. Ze keek in haar zak-tooverspiegeltje en zag haar kat in den paleistuin, waar zij aan een schotel visch zat te smullen, terwijl de prins en de prinses er naar keken. Rrtt, vloog ae heks omlaag. Ze maakte zich onzichtbaar, liep driemaal achterwaarts om den prins en de prinses heen al roepend: „Rit, rat. Hond en kat, 'k Wou, dat ik je nooit gezien had." De prinses keek meteen boos naar den prins en zei smalend: „Je verbeeld je zeker, dat je heel dapper bent". „Ik heb vroeger nooit gezien, dat je zoo'n leeliike onderkin en zulke' groote voeten had antwoordde de prins. Nu liet de kat echter zijn maal in den steek. Zij rende driemaal voorwaarts om den prins en de prinses heen en riep uit: „Zoo goud als de zon Zoo rood als bloed, Zoo blank als sneeuw Nu is alles weer goed ii» Er was eens een magere, zwarte kat, die aan een heks toebehoorde. Alle pikzwarte I katten behooren eigenlijk aan heksen; maar ze moeten dan ook werkelijk niet één wit of1 grijs haartje bezitten. De heksenkat uit dit verhaaltje nu had al een heel nare heks tot meesteres. Ze be handelde het dier al heel slecht. Hij moest zonder ophouden muizen vangen en als de heks eens een heerlijk ritje ging maken op haar bezemsteel, dan moest de arme zwarte kat voortdurend in de pot met tooverbrij roeren, zoodat de brij niet kon aanbranden. Nooit, nooit had de kat een oogenblik rust en nooit mocht zij eens een toertje maken op den bezem van haar meesteres. Als de heks thuis was, zei ze voortdurend allerlei tooverspreuken op. De kat stelde daar in 't geheel geen belang in, behalve in een spreuk, waar het woord „kat" in voor kwam. De spreuk was: „Rit, rat. Hond en kat, 'k Wou, dat ik je nooit gezien had." „Wanneer gebruikt U die spreuk?" vroèg de kat. „Qm te maken, dat verloofde menschen niet meer van elkaar houden", grinnikte de heks. „Dan Joop ik drie keer achter waarts om ze heen en meteen beginnen ze elkaar te haten. Alleen jammer, dat de elfen de tegen-spreuk kennen, waardoor de betoovering geen kracht meer heeft". „Zoo, hoe is die spreuk dan, meesteres?" vroeg de kat. „Zoo goud als de zon, Zoo rood als bloed, Zoo blank als sneeuw, Nu is alles weer goed", antwoordde de leeftijd te Madrid overleed, onafscheidelij verbonden is. Zelfs nu nog, in het jaar, dat het eeuw feest der Crinoline kan worden gevierd leeft de legende voort, dat keizerin Eugenie de uitvindster van den derden hoepelrok zon zijn. Dat deze legende ontstaan kon is geen wonder. Gedurende twintig jaar gaf de schoone Spaansche in de Parijsche mode wereld en in die van het overige be schaafde Europa den toon aan. Aller oogen waren op haar gevestigd, van wier optreden een wonderbare bekoring, betoovering uitging. Van elke nieuwe mode heette hetde keizerin heeft ze gecreëerd, van elk nieuw kleedingstuk de keizerin draagt het, en daarmee was het succes verzekerd. Wat nu de Crinoline betreft, reeds in de dertiger jaren van de 19e Eeuw, toen dus Eugenie de Guzman, gravin van Thebam nog met haar poppen speelde, kondigde de nieuwe mode zich aan. Na de restauratie keerde de neiging van de mode zich weer naar het oude. De liefde voor natuurlijke vormen was, helaas, weer geheel voorbij. De eerste sporen van onnatuur zijn op te merken omstreeks 1820; sedert is in de vrouwe lijke kleeding een langzame uitzetting op te merken, die van jaar tot jaar toeneemt. In 1824 had men voor een japon nog De prins en prinses vielen in eikaars armen, de heks verdween zoo snel ze kon en de kat behoefde zijn leven lang nooit meer te werken. I. Achter onze vijver loopen vijf-en- vijftig eenden. (8 r onzen 5 r loopen 5 n 5 tig 1 den) n. Pmtkioor amsterdam abrikoos I t e m m e n a a e s a r haard veer 0 1 1 n t r Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van W. B.; G. B.; C. B.; B. en C. B.; M. en S. B.; K. en M. B.; H. BC. en P. B.; S. C.; A. H. D.; C. A. en M. A. D.; A. E.; M. F.; P. S. E. G.; D. en T. G.; J. H.; W. H.; C. de J,; A. K.; W G. K.; T. K.; P. K.; G. K.; B. en C. K.; J. P.; F. G. v. P.; C. T.; G. T.; W. W.; G. W. I. Als 2 en 2 geen vier is, hoeveel is 't dan Ingez. door K. en M. Beversluis. II. Ik besta uit 32 letters. 10, 18, 5 7 is een lichaamsdeel. 28. 19, 28, 21 is het tegenovergestelde van liefde. 30, 32 is een soort kleedingstuk. 26, 9,-1, 24, 6, 7, II is geen eer. 16, 2, 4 is een viervoetig dier. 13. IS. 3 ia een speelgoed. 17, 14, 4 is niet leeg. 12, 27, 10, 23, 5, 31 is nog een vier voetig dier. Een 20, 11, 22 mag aan geen fiets ont breken. 8 en 25 zijn twee opeenvolgende mede klinkers in het a b c Ingez. door Reina Vil. genoeg aan acht of tien ellen maar twintig jaar later was het daarmee geheel anders gesteld. Was er nu echter omstreeks 1840 of '50 paal en perk gesteld aan dezen zwellenden vooruitgang, dan zou zich alles nog geschikt hebben, doch de eens opge roepen kwelling was niet meer te be zweren. De verbreeding en verwijding nam zoo toe, dat men eindelijk een stijve machine noodig had om den last der kleederen te helpen dragen, en die stijve machine was de Crinoline. Dus was de derde hoepelrok tot stand gekomen. Wie hem uitvond Zooals wij zeiden zij was reeds voor bereid door de mode van verscheidene tientallen van jaren daarbij was zij niets nieuws maar een halfvergeten meubel, dat men slechts van den rommelzolder weder voor den dag had te halen of om ons beleefder uit te drukken, zij was geen parvenue, maar een jonge spruit van een oud adellijke Familie, die reeds in verschil lende geslachten gebloeid had. Evenals de panier gelijktijdig te Parijs, Londen en Brussel optrad, had het ook ditmaal best kunnen gebeuren dat de eerste verschijning op verschillende plaatsen tegelijk was voorgekomen. Daarvan is in tusschen niets bekend. De geschiedenis kent slechts één oor spronkelijk optreden der Crinoline en dat was omstreeks vijfenzestig jaar geleden, op een bal In de Tuilerien, door toedoen van keizerin Eugenie en van haar kamenier. Want evenals een naaister die soms door Marie-Antolnette over toiletzaken geraadpleegd werd, later placht te zeggen >dat zij dikwijls met de koningin te zamen had gewerkt", liet ook de rechterhand van keizerin Eugenie er zich niet weinig op voorstaan, dat zij en haar meesteres" der wereld zulk een belangrijk kleeding stuk verschaft hadden. Het woord Crinoline moet worden afge leid van het Latijnsche crinls, paarden haar; de kleermaker Frick te Parijs ver vaardigde in den beginne de nieuwe hoepelrokken uit die stof. Weldra greep men, als te voren, naar ijzer en balein. De dames hebben tussch,en 1854 en 1866, ten naastebij berekend, 9000.000 centenaars staal gedragen en een draad verbruikt, die onze aarde 50.000 maal had kunnen omspannen. Ten einde eenigszins een denkbeeld te geven van de algemeene verspreiding dezer mode, vermelden wij dat een enkele Saksische Crinolinefabriek tusschen 1854 en 1866 meer dan een millioen rokken afleverde. Daar voor één exemplaar gemid deld negentig el hoepel noodig was, zijn daartoe alleen meer dan 800 millioen ellen staal verwerkt. Stellen wij nu de zuivere winst op elke Crinoline op vijftien cents, dan kan de fabrikant in die twaalf jaren millionair geworden zijn. Waarlijk zulk een tak van nijverheid waren de vroegere hoepelrokken nooit geweest I Ook ditmaal kon niets den hoepelrok tegen houcfen in zijn triomftocht door de beschaafde wereld. Zoolang Napoleon's gelukster rees, nam ook de Crinoline in omvang toe. Toen keizerin Eugenie de geboorte van den keizerlijken prins verwachtte, schreef men, ten onrechte de reusachtige verwijding van de Crinoline aan haar toe. Immers de buitensporigen, belachelijken omvang van den rok had de wereld te danken aan een Parijsche actrice, die in 1856 optrad in een klucht„Les Toilettes tapageuses", waarin verschillende mode dwaasheden bespot werden. Natuurlijk droeg zij voor deze gelegenheid een hoepel rok, die in wijdte alles overtrof wat tot dien tijd vertoond was. De uitwerking was echter geheel anders dan zij verwacht had, want verscheidene voorname dames vroe gen haar het adres van haar kleermaker en lieten zich een crinoline van denzelfden snit en omvang maken. Toen Napoleon's ster begon te verbleeken, kwam de hoepel rok weer in verval en verdween geheel van het tooneel na den oorlog van 1870-71. Wacht misschien de vierde hoepelrok op het machtwoord van een modekoningin, om hetzelfde succes te beleven, dat door het voorbeeld van keizerin Eugenie aan de crinoline verzekerd werd?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 16