cxxxxxxx
LIEDJE VAN DE WEEK.
DB OORZAAK.
Tc Dacht vroeger steeds, wat Is 't toch
vreeand,
Dat Jan daar altflcl staat,
0oo opgewekt, als zonder zona
In onze Kalverstraat.
H0 staat diaar steeds van vroeg tot laat,
Niet al te .best gekleed,
En biedt zijn pnekanioke muis
Te koop bij beeft ft niet breed.
Ik Den in dezelfde „branche"1 ziet u,
En weet dus wat het zegt,
Vindt 's avonds, meegewerkt, je thuis
[Droog brood met niets belegd.
"Wat Jan betreft, fik weet het nu,
Boe die steeds lachen kan,
'fe liep lamgw zijn huis, hij zag me en risp:
Kom even hoven man.
Klom tot dien zolder, waar mij Jan
Lachend te wachten staat,
En uit het bed glundert mij toe:
Een Engeltjes-gelaat
Met gouden krullen, stralend oog,
Een mondje, o zoo klein,
Een stom die „Pappa" roept "k begrtfp
Boe Jan zoo blij kan zijn.
A. T.
WETENSWAARDIGHEDEN
OVER OUD-AMSTERDAM.
OVER BEDELARIJ OP.
ARBEÏD&-
SCHUWHEID IN VROEGER DAGEN.
De middelen tegen het kwaad.
Men wil tegenwoordig vooral in de
jaren, direct na den oorlog aannemen,
dat de werkeloosheid, het zoeken van
allerlei soort broodwinning en ten slotte
het openlijk of verkapt bedelen, bulten-
owobn ls toogenomen maar laten we
en ouden tijd eens bezien.
In de middeleeuwen werden de steden
overstroomd door doortrekkende lieden,
die zonder middel van bestaan rond-
zwierven. De kloosterlingen gaven hun
te drinken en te eten; de mensóhen die
een godgevallig werk dachten te doen
door hun een aalmoes uit te reiken
maakten, dat de bedelaars zonder te
werken toch aan hun kostje kwamen en
van een ligplaats voor den nacht zeker
waren.
De hevige strijd tusschen de edelen
onderling, de twisten van Amsterdam met
Utrecht en Gelderland, de naweeën van
de kruistochten, de krijg van Oost en
Zuid, brachten massa's minderwaardige
elementen in de Nederlanden; de afge
dankte voetknecht, de bedelende monn
de dief en de gebrekkige vagebond
maakten de landwegen onveilig, een schrik
voor de bevolking en een plaag voor den
stedeling. Dit euvel was zoo groot, dat
men immer meer over den bijkans niet
meer te dragen last begon te klagen
De fout moest in het systeem uggen
de weldadigheid was groot, maar toch
werd steeds meer gevraagd.
Jan van Hout, de bekende pensionaris
van Lelden, stelde ln 1677 een rapport
over armenzorg op, en gaf een uiteen
zetting over verschillende soorten van
armen.
Jan van Hout vond 't ergste, dat deze
luie en ongebonden lieden aan de Maat
schappij nakomelingen schonken, evenzoo
lui en verdorven als zijzelf, en daardoor
een kwaad voortwoekerde, dat de stad
tot onherstelbaar nadeel strekte.
Algemeen begreep men, dat een rege
ling ter ondersteuning van de armen
moest getroffen worden, en richtte zich
om voorlichting tot Yperen, waar volgens
de ideeën van den bekenden humanist
Ludoviois Vives, op den len Februari
1526 een ordonnantie op het ondersteunen
der armen was ingevoerd.
Vives had een ruimen blik en was tot
de overtuiging gekomen, dat de regeering
der stad zoowol voor de armen als de
rijken had te zorgen.
De Staten van Holland en West-Fries
land, dio het steeds toenemende kwaad
der bedelarij wilden beperken en zoo
mogelijk uitroeien, benoemden een afge
vaardigde om het systeem te Yperen en
ook to Brugge te bestudeeren, en zoo
mogelijk te verkregen dat denarmen
verboden word aan kerken en huizen en
op de straten te bedelen, en ledereen
ondersteuning zou ontvangen, die het
behoefde. Deze resolutie was van den
4en September 1527. Op den 80en No
vember d.a.v. namen burgemeester en
schepenen van de groote steden een copie
van de ordonnantie van Yperen en zouden
in een weldra bijeen te roepen vergadering
van afgevaardigden van de verschillende
steden hun bezwaren kenbaar maken,
of een concept-ordonnantie op dit stuk
overleggen. Deze vergadering had den
16en Maart 1628 plaats. Er volgde een
uitgebreide beraadslaging over het voor
stel om bij algemeene ordonnantie van
Yperen te bedelen. Het is hier echter,
om welke reden weet men niet, nimmer
toe gekomen.
Amsterdam had echter niet stil gezeten.
In 1627 verscheen een ordonnantie tegen
lediggang. Zij hield in, dat die gezond
was, moest werken, en zich bij de Oude
Brug moest vervoegen, waar de werk
gevers hen ook konden huren.
Om jonge meisjes die zonder werk
waren, van de straat af te houden, werd
op den len September 1529 ook een ver
ordening gemaakt, waarin zij naar de
St. Joriskapel werden verwezen, waar de
regeering der stad haar door eenige
vrouwen in verschillende handwerken zou
doen onderrichten.
Het plakkaat van keizer Karei V, van
7 October 1631, verbood het bedelen ten
strengste, ook aan de deuren van kloosters
en huizen, en beval dat de inkomsten
van alle liefdadige instellingen zouden
worden samengesmolten tot één, om
daarvan de armen te ondersteunen.
De regeering van Amsterdam liet aan
vankelijk op aat verbod van te bedelen
streng toezien, maar de voorgenomen
samensmelting waarvan hiervoren sprake
was, is nimmer tot stand gekomen. Am
sterdam deed wat het wilde.
De regeering dier stad begreep echter
later niet langer werkeloos te mogen
toezien, en nam strenge maatregelen
tegen ae bedelaars.
Vóór op den 16en .Deeember 1695 de
strenge ordonnantie tegen de dieven,
bedelaars en vagebonden verscheen, werd
na 1678, omdat men de jonge misdadigers
dikwijls nog kinderen, niet ter dood wilde
laten brengen, het besluit genomen een
tuoht- of rasphuis voor misdadige bede
laars op te richten, dat zooals bekendis
een wereldvermaardheid heeft gekregen,
en o.a. ln Hamburg, Bremen en Lubeok
is nagevolgd. Alle geïnterneerden waren
tot arbeid gedwongen, en hielden zich
eerst bezig met het weven van wollen
en zijden stoffen, later ook met het raspen
van Braziliaansch oampèchehout, om
daaruit verfstoffen te bereiden. In het
zelfde gebouw konden ook kinderen van
welgestelde ouders, die zich slecht ge
droegen tijdelijk opgesloten worden, maar
sleohts op bevel van het gerecht; het
„huis van bewaring" uit onzen tijd, waarin
tot voor korten tijd ook kinderen kwamen
Terzelfder tijd riohtte de magistraat
een spinhuis op, om vrouwen, bedelares
sen, die niet wilden werken, daar aan
gerogelden arbeid te gewennen. Later
werden er ook dieveggen en ander ge
spuis opgenomen. Ook werd een werkhuis
opgericht en een ordonnantie uitgevaar-
gd, waarbij het bedelen aan de hulzen
streng verboden werd, onder bedreiging
van uit de stad gezet óf ln dat werkhuis
opgesloten te worden. Ook zouden arme
kinderen daar een handwerk kunnen
leeren. De meeste geïnterneerden waren
bedelaars of lieden, die wegens een ge
ringe overtreding of dronkenschap lot
eenige straf waren veroordeeld. Het is
wèl opmerkelijk, dnt de diaoonieën van
het werkhuis gebruik maakten om hun
arbeidschuwe ondersteunden daar te
leoren werken.
Do regeering van Amsterdam traohtte
dusdoor ingrijpende maatregelen het
grootste euvel te bestrijden, niet door
een afsohuwelijke repressie, zooals jaren
lang de gewoonte was geweest, maar
door de menschen door aanhoudenden,
regelmatigen arbeid op te heffen.
Brensa.
Diep duiken.
Men weet, dat duiken op groote diepte
een gevaarlijk werk ls; bij het aan de
oppervlakte komen loopen de duikers ge
vaar, om ernstig ziek te worden, als ze te
plotseling van do diepte naar 'boven zijn
gekomen. Zij krijgen dan dezelfde ver
schijnselen, als ook bij caissonarbeid is
waargenomen, waarbij do arbeiders even
eens werken onder verhoogden luchtdruk.
Sinds mén echter de omstandigheden
van do caisson- en duikerziekte kent, kan
men er tegen waken, door de arbeiders
ïeel langzaam te deoompresseeren en
door ze bij ziekelijke afwijkingen direct
weer in een kamer met overdruk te bren
gen.
Ih het „Journal of Hygiene" deelt cap
tain Dumont zijn ervaringen mede over
duikwerk op de „Laurentic"1, die op dé
Donegalkust in 1917 gezonken was met
zestig millioen gulden goud. Meer dan 08
van dit goud ls teruggekregen, hoewel
de kruiser uit elkaar was geslagen en 120
voet (pLm. 42 M.) diep lag. In het geheel
is er 6000 keer gedoken; tot een lucht
druk van 4 KG. per oAL2 (4 amosferen).
Daarbij zijn slechts 81 gevallen van
ziekte voorgekomen, die ellen weer door
reoompressie genazen. In het algemeen
)leek echter, dat het verstandig was den
tijd tusschen twee afdalingen lang te ne
men, zelfs als men deze tijd vier uur lang
nam, dan was de tweede afdaling toch nog
gevaarlijker dan de eerst. Verder bleek
iet verstandig, dat de mannen bij het op-
I ïalen zich sterk bewogen, flink li en uit
ademden en bovengekomen zuurstof in
ademen, dan verdween de te veel opge-
i osfce stikstof het snelst uit de weefsels.
(„The Lancet")
beurs dik genoeg geweest... «m
misschien wel goed dat ie {"et gevuld
was, want ik ben erg koopziek, geloof ik.
BABBELUURTJE OVER MODE.
Ensemble's voor het voorjaar!
't Is of men bij dit koude voorjaar maar
noode afscheid neemt van z'n lekkere
warme bontjas of wintermantel. In 't zon
netje. wanneer het er is is 't fijn,
maar overigens is 't nog aardig frischjes.
'k Zal t er maar rond voor uitkomen, 'k
kruip 's avonds nog maar wat graag bij
m'n electrisoh kacheltje. En toch, 't is
April. Heel prettig voel je je toch eigenlijk
ook weer niet met je winterplunje. 't Zal
wel gewoonte zijnmaar ons hart gaat
uit, naar een gezellig licht voorjaarspak.
Licht, in den zin van, niet zwaar, zooals
de wintorkleedlng meestal is. Maar loopen
nuiv ren doen we ook niet graag. Dien
tengevolge zijn we aangewezen op iets
wat licht, maar toch warm is. Welnu geen
beter stof dan kasha, voor dien eisch.
Dat is dun, licht en toch warm. Boven
dien is t in velerlei kleuren en uitvoering
te koop. Een paar heel gezellige modellen
?a8 lk onlangs, gemaakt van die stof.
t Was om te watertanden, zoo'n keurig,
kant en klaar voorjaarscóstuum. Was m'n
Als bovenstaande teekenlng, zoo zag
het ééue toilet er uit.
Japon en mantel waren gemaakt van
Naturel-kleurige kasha. De garneering
op japon en mantel was van dezelfde
kleur kasha met een donkerbruin ruitje.
De vorm der japon was eenvoudig en
Bmaakvol. Er was eigenlijk maar zeer
weinig garneer-stof op verwerkt en toch
was het effect overwegend. Vooral de
Ingevoegde plooien van de ruitjes-stof
deden heel aardig.
De mantel was verbazend aardig. De
belegstukken aan den voorkant van den
mantel waren geheel van do garneorstof;
waardoor het scheen of de mantel van
binnen geheel met het ruitje gevoerd was,
Dan ook gaven de schuin geplaatste
vierkanten van ruitstof op het voorpand
van den mantel, een echt apart effect. Het
bovenste vierkant was aan den bovenkant
los gelaten en diende als zak. De man
chetten waren evenzoo van de garneer-
stof gemaakt.
Was het eerste een apart modol; het
tweede deed hiervoor niet onder. Ook dit
oostuum was van naturel-kleurig kasha
gemaakt.
Zat het aparte van het oostuum bij
no. I in hoofdzaak in de combinatie bij
no. II was het bijzondere juist in den snit.
Ziet eens wat aardige vorm die japon
heeft. Zoo aardig, als dat ingezette witte
vest is en zoo gezellig als dat gepljsseerde
baantje er onder uit komt. En hoe snoezig
doet die toch simpele garneering van die
kleine knoopjes en knoop-gaatjes en dan
in 't midden nog dat donkere gespje met
die twee Blipjes er uit
De bijpassende mantel is niet minder
apart en gezellig. Uit de flguurnaadjes
van het bovendeel, zetten zich dubbele,
naar elkaar toegelegde plooien, voort.
Overigens een zeer eenvoudige sluiting
en kraag en revers. Een schijnbaar zeer
eenvoudig model 't maken zal echter
nog niet meevallen maar zeer smaakvol.
Afgepoeierd.
Zij: Het qfójt me, maar ik kan niet met
u trouwen. Omstandigheden, waaraan ik
niets doen kan, verhinderen dat
OBQJ: Welke omstandigheden als ik we
ten imag?
Zij: De Uwe.
Prettig vooruitzicht
Patiënt: Zou ik genezen, dokter?
Dokter: U hebt goede kans. In«ja
regel sterven er van de tien patiënte
negen. U bent de tiende patiënt met dit
geval uit mijn praktijk en de vorige negen
zijn alle gestorven.
In artU.
Moeder: Kijk ea ^Pietje, dat is nou een
antilope.
Pietje: Ik dacht, dat ie geen pooen
had.
Moedor: Wat is dat nou? Ze bunnen 000
hard loopen. M
Pietje: Waarom noemen ae to don anta-
loopen?
Rechter (die scheel ziet, tegen den eer
ste der drie getuigen, die op een rij naast
elkander staan): Kwam beklaagde meer
malen ln dat oafó?
2e getuige: Vaak, Edelachtbare.
Rechter (tegen 2e getuige): Ik vraag u
niets.
8e getuige: Ik zeg ook niets.
Uit een gemeenteraad.
Een der leden: Er loopen hier in het
dorp allerlei verdachte individuen rond,
o.a. een, die moord en een zelfmoord op
zijh geweten heeft.
[De burgemeester: Zou u mij het adres
van dezen persoon ook kunnen opgeven?
Misverstand
Niemand ls zóó bekend als hij meent
Enrloo Caruso, de wereldberoemde
tenor, verteldo ft volgende: Op een auto
tocht ln de buurt van New-York raakte
de motor onklaar en hij moest in een boe
renherberg onderdak zoeken, terwijl de
auto gerepareerd werd.
Hij werd goode maatjes met den boer,
die hem naar zijn naam vroeg. Toen hij
dien hoorde, sprong hij op en greep Ca-
ruso's hand. „Dat had ik niet durven ho-
pon, dat ik nog eens een man als u ln
mijln convoudige keuken zou ontvangen,"
riep hij uit: „Caruso, de groote RoWnaon
Caruso. Wat een eer."
Hij durfde het niet
Hij ging opgewonden naar Jan toe.
Ben jij de vent, die mijn vrouw in
het openbaar een brutaal wijf heegft ge
noemd?
Ja, zei Jan, en als je wilt, zal ik het
nog eens zeggen.
Kerel, mijn compliment jo bent een
held.
Beklagenswaardig.
Daar heeft me die ezel van een
bediende aan die dame in plaats van het
middel tegen zomersproeten de haargroei-
pomade gegeven. Nu krijgt het arme
mensch nog haren op haar zomersproe
ten ook.
Ik. haat een man die veel praat. Ik
zal probeeren een advocaat te trouwen
Wat? Dat zijn toch juist de men
schen die veel praten.
Ja, maar die praten alleen als ze
er voor betaald worden.
alle vogels
naar de warmere landen en
lieten Rob alleen.
Arme Rob! Wét voelde hij zich vaak
verlaten en bedroefd.
Als er sneeuw lag werd dat wel even
beter, omdat de menschen en kinderen,
die in het mooie huis woonden, dan
medelijden kregen met het kleine rood
borstje en broodkruimels voor hem strooi
den in de vensterbank. Maar als de sneeuw
weer was verdwenen, werd Rob vergeten,
omdat de menschen zijn roode borstje
niet zoo duidelijk konden zien tegen de
bruine aarde als tegen de witte sneeuw.
Dan voelde Rob zich weer zóó verlaten,
dat hij zelfB wel praten wilde met wormen
en slakken, al waren het ook erg saaie
wezens.
Op een middag had Rob zichzelf in
slaap gesohreid. Den heelen dag had hij
geen levend mensch of dier ontmoet en
hij wanhoopte, of er wel ooit een eind
aan den winter zou komen. In zijn slaap
droomde hij van lente en zonneschijn en
andere vogels en bloemen.
Eindelijk werd hij wakker. Maar....
wat was dat? Droomde hij nog met open
oogjes? Stond daar vlak bij hem nog een
roodborstje.
„Piep", zei Rob, en „piep", antwoordde
het andere vogeltje.
„Droom ik", vroeg Rob: „of ben Je een
echt, levend roodborstje?"
Het andere diertje lachte en antwoordde:
„Ja, ik ben heusch een vriendinnetje
en ik blijf hier bij je. Ik woonde eenige
tuinen verder en voelde me altijd zoo
alleen. En nü kwam een kaboutertje me
vertellen dat jij hier woonde en Je ook
zoo verlaten voelde. Laten we hier dan
samen blijven wonen."
Rob danste en piepte van pret en riep uit:
„Ja, Ja, blijf altijd b(J me Robientje
(alle roodborst-meisjes boeten Robientje).
Dan gaan we samen spelen. Kom ver
stoppertje in den tuin. Kruip jij maar
eerst weg." -
Nu dat werd een heerlijk apelletje, dat
begrijp je wel. De dag vloog om en Rob
Robientje vonden het haast jammer,
en
een
Schoolmeester in 1940Pietje, als een
arbeider 8 gulden per uur verdient en
hij werkt 3-uur per dag en half uur over
werk tegen dubbel uurloon, hoeveel is
dat dan per dag?
Pietje (zoon van het Comm. Raadslid)
Bsslist te weinig meester.
Patroon(tot bediende) Hoe oud
ben je, Meyer?
Overmorgen word ik vijftig mijnheer.
Patroon (In zichzelf zuchtend) Na
tuurlijk weer overmorgen. Ik heb van dien
man nog nooit gezien dat hij eens iets
direct deed.
Prettig vooruitzicht
HijWat bewaart je moeder toch zoo
zorgvuldig in dat kastje?
Zij O, dat zijn fonograafrollen van
standjes, die ze pa gemaakt heeft. Die
krijg ik mee als wij gaan trouwen.
Maakt hij je 't hof?
Dat nog niet precies. Maar ik geloof
wel dat het den goeden kant uitgaat.
Toen hij de eerste maal kwam zat hij den
heelen avond met een prentbriefkaarten-
album op zijn shoot. Den tweeden keer
nam hij mijn poedel op zijn knie. De
derde maal mijn broertje en nu hoop ik
dat ik aan de beurt zal zijn.
ROB ROODBORST.
In een grooten tuin achter een mooi
huis leefde een roodborstje, Rob genoemd
Rob was een vroolijk diertje. Hij bab
belde en sprong den heelen dag. In den
lentetijd speelde en praatte hij met de
lijsters, die in een hoogen boom in den
tuin een nestje bouwden. Toen het zomer
was had hij gezelschap van de zwaluwen,
in den herfst kwamen de spreeuwen bij
Rob op bezoek. En altijd wasRobRood-
borst een gezellig vriendje, die elk vogel
tje heel hartelijk verwelkomde in, wat hij
„zijn tuin" noemde.
Maar toen de winter naderde, vlogen
dat het avond werd.
Dicht tegen elkaar kropen ze ir
beschut hoekje on sliepen heerlijk.
lederen dag speelden ze en praatten ze
en vóór ze het merkten, werd het al lente.
Daar kwamen ook de andere vogels weer
terug uit de warme landen. Wat hadden
die veel te vertellen en wat gingen die
druk aan het werk. Takjes on strootjes
en pluisjes werden gezocht om nestjes te
bouwen.
Toen Rob en Robientje al die drukte
om zich heen zagen, besloten ze ook
samen een mooi warm nestje te gaan
bouwen. Het was nu gedaan met het spelen.
Maar het bouwen was ook een heerlijk
werk, vonden ze. En nog heerlijker was
het, toen er in het nestje eitjes lagen en
Robientje er trouw op bleef broeden,
terwijl Rob haar voedsel'bracht en voor
haar zong. Maar het heerlijkste van alles
was het toch, toen er uit de eitjes een
paar heel kleine vogelkindertjes kropen,
die al gauw om voedsel riepen. Nu haaden
vader Rob en moeder Robientje geeD tijd
meer om te praten zelfs. Ze vlogen af en
aan, om voedsel te zoeken voor de kleine
schreeuwertjes in het nest, die weldra
groote schreeuwertjes werden en niets
anders konden dan eten, en piepen om
meer. Den heelen zomer hadden de ouders
werk om hun kinderen op te voeden tot
behoorlijke roodborstjes, om ze vliegen te
leeren en voedsel zoeken.
Toen de jongen uit gevlogen waren,
kregen Rob en Robientje weer tijd, om te
spelen en te babbelen. En het eerste wat
zé elkaar vertelden was, dat ze den heelen
winter bij elkaar zouden blijven.
De eindbestemming.
Meester: Als je vier sinaasappelen hadt
en er drie van aan Willem gaf, wie zou er
dan de meeste hebben?
Leerling: U, meester.
Meester: Hoe kom je daarbij, Jongen?
Leerling. Omdat u ze altijd afneemt,
meester. 0
Een slimmerd
Zeg, Hans, waarom geef Je je varken
geen vreten?
Ja, zie Je, Steven, dat doe ilk zóó: den
oenen dag krijgt hij niets en den anderen
dag heel veel Zoodoende krijg ik mooi
doorregen vleeecfh, telkens een laagje vet
en dan weer een' laagje mager.
raadsels.
Oplossingen dor vorige raadsel*.
L 22.
ïLP°LlaD.dsc*e Stoomvaartschappij,
schaap' ram,\1.' vo1'
aa?vX™Pir!n8eD tM boUe
fnn A" Ji d' B>» w- B.; K. en
M. R., B. B.; G. en O. B.; O. B H B M
f n Bi S- Vn B.; A. en m!
A. D., A. en H. D.; A. E.; M F P s
E-G-ig «Ï.Oj'w.HluH'w:
G. K, G. K; F. G. v. P.; J. J. P Q t
O. T.; G. W.; W. W. -
Nieuwe raadsels.
Het omgekeerde van de eerste letter
greep is een drank. Het omgekeerde van
RaTa «fWfP '8
na ra, wat is dat woord
Ingez. door Aafje Kamp.
Op de staande en lig
gende kruisjeslijn komt
de naam van een dier.
Op de le rij het ge-
vraagde woord; op de
y 2e een ambtop de 8e
y een bloemop de 4e een
Cl o t land; op de 5e een visch;
ha .1 a eeDn 00m» °P de 7e een familie
lid op de 8e een klinker.
lnget. door Gerard Tomeij.
Corry Brena.
rogc
Ro
a'v - n''v' K,; ®n B- K-1 w-
I Het geheel is een woord van twee
lettergrepen of 8 letters.