gletvraagstuk vervolmaak^ am e® daarna
tientallen van jaren over te zwoegen,
boe alle andere boótodirukvraagstukkeni
moesten woonden opgelost. HU voerde de
matrijzen in en vond het bandigletsel uit
(De boekdrukkunst als zoodanig werc
van toen al mogelijk.
Vooraanstaand© Hollandsdhe geleerden
hebben professor Zedler zön onderzoe
kingen mogelijk gemaakt en d© Neder-
landsdhe Academie van Wetenschappen
zond een belangrijk bedrag voor d© druk
kosten van het bovengenoemde werk.
LIEDJE VAN DE WEEK.
VRIJHEID.
GU» dl© bei licht de» wereld draagt,
Geluk en vrêe voor 't leven vraagt,
Houd steeds het hoofd geheven.
Want voor uw voet, dl© moeizaam gaat,
Krioelen' zij, die Volk en Staat
past, tweedracht willen geven!
Gij, dl© In u het willen weet,
[Dat meermalen overwinnen deed
De macht van hen, dl© sloepen^
Sla nu de handen aan het stuur,
[Rn heel die wankelsbaand© muur,
Tot z' is omver gedoopen.
Gij, dl© d!e roem van Bolland zjjt,
De keur van t volk, verbeidt den tijd,
Om stam op te marcheeren;
Gij zult dien nu gebonden mensdh,
Naar zijn zoo vaak gesmaden wensch.
Bat lied1 dier Vrijheid loeren.
Adii van Witzenhtarg.
IN DE NATUUR.
Wacht nog 'n oogenblikje, Liefste.
Ons middagmaal is juist onderweg.
7 ATM
Gaaf hef „neusje van den
zalm*1 verdwijnen?
De tijden zijn voorbij toen in onze
landen (en niet alleen bij ons, ook de
„Dientbotenordnung" te Hamburg bevatte
de bepaling) nadrukkelijk een verbod
werd vastgesteld, om den dienstboden
meer dan twee- of driemaal per week
zalm als voedsel voor te zetten.
De schitterende, werkelijk koninklijke
visoh voelt zioh op een „gewone men-
schen-tafel" niet thuis. Zijn zilveren
glans, zijn teere, liaht-oranje kleur zijn
te fijn voor een banale burgeromgeving I
De tijd schafte raad en deed de vangst
zoo verminderen, dat de toevloed beperkt
kon blijven tot den disoh der rijken.
Maar dat neemt niet weg dat. bij een
nieuwsgierig mensoh die op de visoh-
bank zulk een zilver-geschubden reus
ziet sohitteren, allicht de gedaehte op
komt, hoe worden die gevangen, waar
komen die vandaan en wat is hun ge
schiedenis.
En wanneer zioh dan een gelegenheid
aanbiedt om aan een zalmvangst deel te
nemen, laat men zioh de kans niet ont
glippen hn de schrijver dezes maakte
even gaarne een zalmvangst mede, als
hij indertijd aan een walvisohvangBt
deelnam.
Beide zijn ondervindingen van een
niet alledaagschen aard.
De zalm is een vraatzuohtlg en listig,
voorzichtig en sterk dier. Sterk zoowel
in den zin van; lichamelijk veel kunnen
doorstaan, als vanspierkrachtig.
De eerste eigenschap wordt bewezen
door zijn weerstandsvermogen tegen
zware verwondingen, b.v. door beten van
zeehonden, door slagen van turbine-
aderen e.<L
De- tweede toont hij door zijn verwon
deringwekkende vaardigheid, om, op
zijn staart steunende, hooge belemme
ringen van rivier-keerlngen, wel 10 voet
hoog, over te komen.
Zijn sprongen zijn stout en niet ten
onrechte gaven de Romeinen hem den
naam van „Salmo" d.w.z. springer, af
geleid van het werkwoord „salire" dat
springen beteekent.
De zalm is ©en zeevisch, al wordt hij
voornamelijk op de rivieren gevangen.
In zee maakt de vissoher niet vaak
zalmen buit. Van 1907 tot 1912 werden
in de Noordzee 792 stuks gevangen, dat
is dooreen dus 118 per jaar.
Benoorden Harlingen verdwalen de
reuzen wel eens in de haringnetten.
Het is één der vele raadselen die ons
de zee stelt: waar vertoeft de zalm in
zee? Trekt hij naar het Noorden, lief
hebber van koel water als hij is? Huist'
hij in de grootste diepten? Wij weten
het niet, evenmin als bekend is aan
welke gedierten de zalmen bij uitstek
tot prooi dienen.
Wel vangt men zalmen, die bloedig
door de roovers onzer zeegaten, de zee
honden geknauwd zijn; in 1910 kwamen
o.a. 8185 met die kenteekenen te Kra
lingen aan de markt, maar niet elke
wond aan een zalm opgemerkt behoeft
door zeehonden te zijn toegebracht.
De zalm is een zeevisch, we zelden
het reeds, en zwemt de rivieren op om
zich voort te planten. Hoog op, in het
heldere water van ondiepe beken ver
langt het wijfje kuit te schieten in groe
ven door buik en staart getrokken, ter
wijl zij daarna de eieren bedekt met zant
en kiezel. Zoo althans doet de Rijn- en
Elbe-zalm. De Donau-zalm blijft in zijn
riviergebied, dat niet verlaten wordt.
Of de zalm ook „paait" op onze bene
denrivieren is niet zeker. Een enkele
Elek, b.v. in de Hierdensohe beek die
de Zuiderzee uitloopt, is bekend als
paaiplaats, waarin men eieren heeft ge
vonden en ook tusschen de kribben onzer
wateren kozen de visschen zich wel stille
plaatsen uit Ook der visschen liefde
drift elscht stilte en ontvliedt het men-
sohengedruisoh.
Wanneer de jonge zalmpjes tot hec
eerste, tweede soms derde levensjaar
zijn gekomen (ongeveer 18 o.M. lang)
ondernemen zij den tooht naar hun hoofd
verblijf; de zee. Ze loopen op dientochn
root gevaar te worden verslonden door
en vooral in Duitsohland veel voorko
mende, snoekbaars of Bander, of ook wel
gevangen te worden door den mensoh.
In zee gekomen, voedt de zalm zioh
met haring, aal en weekdieren, die hem
in één jaar doen groeien van 10 tot
60 o.M.
Op die grootte gekomen keert de zalm
naar de rivier terug, die hij als jeugdige
zalm verliet. Merkwaardig instinct. Men
heeft in de laatste tijden door insnij
dingen aan vinnen en staart bewezen,
dat de aldus gemerkte visschen weer
terug keeren in de beken en stroompjes,
waarin zij in den tijd waren uitgepoot
De visschen, welke ongeveer 25 Juli,
St. Jacob, de rivieren opzwommen noemt
men bij ons Jacobs-zalmen, aan de Elbe
Bartholomeuszalmen, naar den datum van
24 Augustus, dien men daar als standaard
datum aanneemt
Hebben de visschen reeds twee jaar
in zee geleefd, dan zijn ze tot zoogenaamde
zomerzalmen geworden en zijn 80 90
o,M. lang.
Een zalm neemt merkwaardigewijzer, ln
zoet water geen voedsel meer op. Een
vakman verzekerde mij dat hij, die dui-
zenden zalmen geopend had, slechts één
maal een half verteerde haring in een
zalmen-maag gevonden had.
De visoh leert dan op zijn vet. Men
eeft dit betwijfeld, ómdat men in Schot-
and en Noorwegen toch zalmen met den
hengel vangt. Blijkbaar hapt hij dus toch
gaarne. Men verklaart dit echter uit de
roofdierennatuur van de visch, die aan
drang voelt om toch naar een beweeglijk
iets te happen. Een derde, grootere soort
is de winterzalm, die een lengte bereikt
van ruim een meter.
Dat in lang vervlogen eeuwen de zalm
veel talrijker voorkwam dan thans, is
bekend. Dordt was d e zalmmarkt en in
9 maanden tijds werden daar bijv. in
1610 aangebracht 8921 zalmen.
Reeds in 1559 kwamen bij Philips II
klachten in uit Duitsohland, ook in de
laatste jaren zoo vaak vernomen, dat de
Hollander den Duitsoher den zalm voor
den mond wegving.
Dat er veel gevangen werd en nog
wordt, is zeker. Van 17981810 werden
alleen bij Geertruidenberg 117615 zalmen
gevangen. Groot is de achteruitgang, al
vindt men ook in enkel jaar een kleinen
vooruitgang
In 1884 bedroeg de aanvoer aan het
Kralingsohe Veer, thans de hoofdmarkt,
(waarheen zelfs ook Duitsche visscherijen
tot voor korten tijd hun vangst aan
brachten) nog 105 duizend stuks. Echter
is er een onrustbarende vermindering te
sonstateeren. En of de pogingen tot
verbetering van den zalmvischstand mo
gen baten
Gelijk in Amerika blson en pralrlewolf
door den maoHtigsten en venijnigsten
natuurbewoner, den mensoh, verdreven
zijn, zooals walvisch, eland en zeekoe in
getalsterkte verminderd of gansohelijk
zijn uitgeroeid, zoo gaat het ook met den
zalm, die den strijd tegen turbines, stoom-
aooten, tegen het water bedorven door
fabrieksafval, zal moet opgeven, en elders
zijn bestaan zal moeten rekken en redden.
VWenidinmeit
Eerste debutante: Wlfti gezicht staat ln
vuur en vlam!
Tweed© debutante: Ik diariht ook al, dat
het hier naar aangebrand© verf rook.
Zachte wenk.
Dichter: Welken titel raadt u mij voor
tm3jn nieuwsten bundel?
Redacteur (met nadruk): Noem ze
„Laatste liederen".
Niet beleefd.
Oud© jongejuffrouw (tot hengelaar):
Wordt u niet ongeduldig, als u mqnT
nooit beet krijgt?
Hengelaar: Ik niet! U?
Vormelijk.
Haveloos straatjongetje (tot bedelares):
Juffrouw Mulder, ooanpliiinent van moe
der, en of u, als het goed weer is, i s
heeft morgen met moeder te gaaö be
delen.
Vrouwen-logica
Man: Maar lief wijfje! Ttet kan toch.
zoo niet gaan! Dat is al de zesde japon
in vier weken!
Vnouwtj©: O, dat Is allemaal voojcLoel!
Hoe meer japonnen ik heb» des te mooier
en schoener blijven zei
Netjes uitgerekend.
Iemand beklaagd© zich over zijn vader,
die een slecht financier was geweest!
Jla, zei die man met een zucht,
als mijta vader niet in onze familie was
gekomen, bezat ik wel een ton oneer)
Proeve vso doorzicht
Koopman (tegen kantoorbediende)
Wei, heb je die post nog kunnen halen1
met die twee brieven?
Kantoorbediende: Jawel, meneer, maar
u hadt een fout gemaakt U haidlt op den
binnenlandsdhen brief een postzegel van
16 cent geplakt en op den buitenland-
schen een van 10 cents.
Koopman.* Allemachtig, wat stom! En
wat heb jij gedaan?
(Bediende: Ik heb het natuurlijk in orde
gemaakt meneer. Ik heb even het post
kantoor binnen geloopen, en heb de
adressen veranderd!!
In Uv«r.
U weet niet mevrouw, hoe gezond die
dennenlucht Is. Ik heb op mijn villa ook
een asyl voor iboraüijdera ingericht Hebt
u geen borablijders ondier uw kinderen?
Mevrouw: Nee%- dokter.
Doktor: Dat is jammer)
BABBELUURTJE OVER MODE.
Robes met kleine capes.
Voorbarige mandjes fluisterden reeds
dat de cape volkomen had afgedaan. Die
was afgedragen, verveeld, dus on-mjo-
dern
Maar o weet, wat is minder waar dan
dat gefluister. Wéér is /lat de cape sinds
eenlge jaren onafgebroken gedragen is,
voor <ftie jaar terug zelfs zeer veel, en
dat men toen ook op de meest goedkoop©
oonfectie-mantel een oapje kon zien.
Daardoor raakte ze inderdaad er een
beetje uit bij d© elegante vrouw. Maar
gedragen bleef ze en nu bloeit ze als
modebloempje zelfs in vollen fleur.
Ja, de cape heeft weer enorm terrein
veroverd. In de eerste plaats d© chique
avondcape van kostbare brpoaat-stof of
velours-chiffon of d© een of andere luxe-
satin.
In d© tweed© plaats d© driekwart lange
min of meer gesloten cape op den reis
mantel. y
In d© derde plaats de aardig© geestige
klein© cap'jes op de japonnetjes. Omdat
ze zoo klein zijn krijgen ze bescheiden»
heidshhialve de deid© plaats. Msnr
heusch, ze mogen wel in de eerste plaats
komen. Want ze zullen zeer veel gedra
gen worden. Op wollen jurken, op crêpe
de chine toiletjes, op taftzfj kleedjes, in
velerlei vorm en variatie.
Ze zjn aardig, deze klein© capes. Heeft
men een keurige eenvoudige wollen ja
pon, dan gaat men gaarne in deze japon
een wandeling maken, mits.er maar
zoo^n kleine cape over de schouders
hangt Deze maakt immers dat men zich
veilig gekleed voelt op straat? terwijl
een japon, nu ja, altijd een beetje kaal
aanvoelt
jes van domker-Ula galon met gouden
fi^urtjee, gebopdluurd'.
Het kleine oap'je heeft dezelfde pun-
tensnit aan het schouderstuk en wordt
door middel van een boordje om den
hal*» vastgemaakt
Heit nu volgend© geheel is van biscuit-
kleurige zLbli-kasha. Garaeoring is er op
"t hoele todiet niet anders te -vinden dan
wat knoopjes; maar 't is net voldoend©
om er een fijn cachot aan to
Ook hierbij is de vorm
Het hupsch gevormde oap
sluiting op den schouder met knöopsgaat-
jes, waarvoor d© knoopjes zich op d©
japon bevind©!!.
Dit kleedje (na 8) wil nu eens niet in
getogen van kleur zijn. Ze decideert: och
kom, leuke gezelige kleuren kunnen
evengloed fijn en gedistingeerd staan, mits
ze je maar kleuren. En zij vertoont zich
in een toilet van twee tinten vieux rosé
kasba. Japon en onderdeel van het oap'je
heeft ze ln dia donkerste tint genomen,
terwijl vest en sjaal der japon, en hqt
schouderstuk van de oape in d© lichte
tint zijn genomen. Een sierlijk, friAi-nq
metalen gesp houdt de shawl bijeen.
Vóór een mooien zonnigen dag wel een
toiletje om to willen heb/ben.
'Een paar aardige voorbeelden vertoo-
nen deze teekenlingetjes.
Het eerste toilet is van violetkleurig I
drapella. De japon, welke van vorm eigen
lijk zeer eenvoudig is, krijgt toch door
den fraai gesneden rok een zeer apart
cachet. Het geheel gladde lijfje heeft ais
eendge versiering een pasje en naanohet-
KLEEVE JAPTE-POP.
De klok sloeg twaalf.
„Middernacht" gilde „Duveltje-ln-een-
doosje", terwijl hij het deksel oplichtte en
deftig in alle richtingen boog. Al het
speelgoed ln de kinderkamer ontwaakte
en begon te bewegen en vanzelf te spelen.
De trein en de auto begonnen te rijden,
de wieg te schommelen, de meisjespoppen
te dansen en Japle, de jongenspop sprong
overeind. Japie was een snoezig, mollig
jongenspopje met blauwe oogjes, rose
wangetjes en een blonde krullebol.
Alle poppen waren dol op Japie-pop en
ook het kleine poppenmoedertje, Ans, die
nu sliep.
Japie-pop riep :„Minnie, Mlnnie, kom je
boven" en een oogenblik later keek een
klein guitig «uizekopje uit een holletje
en sa «og een oogenblik sprong Minnie
Muis naar haar vriendje, Japie-pop to».
Minnie Muis hield zóóveel van Japif-
pop, dat ze eiken nacht wakker werd, ooi
met hem te kunnen spelen en babbelen.
„Dag lieve Japie", piepte Minnie: „Ik
heb den heelen dag naar je verlangd."
„Dat vind ik lief van je boor", antwoordde
Japie-pop. "„Maar, kom 1 Wat zullen wu
spelen
„Laten we een huisje bouwen met Ansjeb
blokken", stelde Minnie voor. „En dan
spelen we, dat we er samen in wonen."
Ja, dat vond Japie-pop ook een leuk
spelletje. IJverig sjouwden ze Ansjeti
zware blokken en bouwden een keurig
buisje.
O", zuchtte Minnie Muls: „Wat heerlijk
Ik wou, dat je altijd bij me was. Wil j6
straks mee gaan jaaar mijn huidje onder
den grond. Toe, alsjeblieft, lieve Japle."
Nee", antwoordde Japle.
„O, waarom toch niet", vroeg Minnie
w©cr«
Het zou heel leeltjk zijn, weg te loopen
van Ans", zei Japie. „Sinterklaas heeft
mij aan haar gegeven en ze houdt meer
van mij dan
„O, nee", piepte Minnie.
„Nee, evenveel dan als jij", vervolgde
Japie.
„Nee, dat doet ze niet", snikte Minni»
nu boos.
„Och, wees alsjeblieft niet boos. vrlcn
dinnetje", zei Japie. „Ik zou het ook
heerlijk vinden, met je mee te gaan in jo
huisje onder den vloer, maar het zou ni£
eerlijk wezen." Maar Minnie Muis w#
rrrt al verdwenen in haar holletje.
Den volgenden morgen was Ans jarii
Wat een feest 1 Toen ze wakker wen
stond Moeder al voor haar bedje met eei
mooi serviesje, terwijl Vader op baar
wachtte ln de kamer meteen ecli
hondje.
0, wat was Ans in haar schik. Wat
speelde ze met Fanny. Ze bad nergem
anders meer oog voor.
Toen ze naar bed ging 's-avonds zd
Moeder„Kijk, nu heb je vandaag heete
maal niet met Japie-pop gespeeld. End?t
was nog wel je lieveling. Ik geloof heuscl;
dat hij bedroefd kijkt"
„O, bah, nee", antwoordde Ans. „Zoo'»
mal klein poppetje. Wat heb je daar n»
aan."
En ze ging slapen en droomde allee*
van Fanny.
„Middernacht", riep „Duveltje-in-eep-
doosje" weer, toen de klok twaalf slo-
en heel de speelgoedwereld ontwaak
weer.
„Minnie, Minnie", riep Japie-pop. Ei
daar was Minnie al.
„Ben je niet boos op me Japie-po»,
omdat ik gister zoo onaardig was
vroeg ze-
„O, nee", antwoordde Japie. „Ik ga
straks met je mee, want Ans houdt nitt
meer van me."
„Heerlijk, fijn" piepte Minnie Muis.
Toen Ans een week later weer eeia
met de poppen wilde spelen, was Jap©
verdwenen, tot baar groot verdriet.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
1. Klemtoon, melk, noot.
II. A n t I I
n o t a r
t ij 1 o o
I n d 1
leng
o 1 m
P a
e
Goede oplossingen van beide raadsds
ontvangen van:
H. B.; O. B.; M. en S. B.; G. en O. B.;
K. en M. B.; W. B.; C. en B. B.; S. 0.;
A. en H. D.; D. en J. D.; O. A. en M. A. D.;
A. E.; M. F.; D. en T. G.; P. 8. E. G.;
W. H.; J. H.; P. K.: A. K.; B. en O. E.;
A. K.; G. K.; T. W. K.; F. G. v. P.; J.J.
P.; O. T.; G. T.; W. W.
Nieuwe raadsels.
I. Welke Nederlandsche plaatsnamen
leest ge hieruit
1. nzloeadal.
2. hnionedve.
E. rsoeotkebe.
Ingez. door Gerard Tomelj.
II. Het geheel ls een spreekwoord van
elf woorden of 87 letters.
6, 7, 8, 16 is een vogel.
12, 16, 27 is een plaats ln Gelderland.
10, 87 ls een verkorte jongensnaam.
18, 10, 20, 21 is een huisdier.
81, 82, 15 is een boom.
9, 19, 22 2, 5 is een familielid.
1, 6, 18 vindt men aan de meeste huizen.
"7, 14, 85, 86, 87 heeft ieder levend wezen
noodlg.
18, 29, 28, 25 dient tot verslering.
8, 5, 19, 23, 80 is een vette vloeistof.
Een 27, 26 is een smakelijk voedsel
Zonder 11,17,83,21 kan men niets koopen.
Ingez. door Gerard Tomelj.
0 p
1 s
s
Het gevaar der moderne dansen.
De moderne dansen en voornamelijk de
Jazz hebben thans in Amerika den strijd
om het bestaan te voeren, want zij worden
door tal van personen als onzedelijk en de
?rAv^veu.el}6°de beschouwd. De gees
telijkheid acht zich geroepen van den kan
sel te verkondigen dat de Jazz en zijn
soortgenooten reeds tot moreele uitspat-
feUs zelfmoord heb-
V ^if 8' etickney Grant te New
York ging zoo ver te verklaren dat de
oorlog, de industrieele onrust en het in-
grijpen der regeering in de persoonlijke
vrijheid aanduidingen zijn van den „1azz-
geest waarin wij thans leven. Hij stelde
de jazz dan ook verantwoordelijk voor den
ondergang van tal van jonge meisjes, van
wie er gedurende 1920 bijkans 65000 uit
het land verdwenen zijn.
Mme. Ci