Gevoel van eigenwaarde.
Photograaf: Staat u mij toe, dat Ik uw
portret ia mijn etalage bang?
Jonge actrice: Ja, gaat uw gang. Maar
vindt u, met bet oog op de passage, de
straat bier niet een beetje te nauw?
DB NACHTEGAAL.
Lente-bodo.
Tuflschen hall April on het .begin van
Juni ligt er een meer dan gewone Beko
ring over de bosschen. Er rijn teekenon
van geheimzinnig leven tussdhen het
Jonge, teere groen, er klinken zoete,
weeke toonen van uit het gebladerte.
Niet In de hooge toppen der hoornen,
neen, lang ln het kreupelhout, dlcih bij de
aarde en dicht bij den mensoh zingt de
koning der zangers zijn gevoelvol lied.
Hij zingt hot voor rijn gaalkon, dat de
tjinlr van haar vogelleven vervult on mot
gestadige warmte de olijfkleurige, grauw
gespikkelde eitjes dekt
Hoort de nachtegaal slaat en 0e
wandelaars staken hun gesprek, staan stil
en luisteren. In hun hart trilt een snaar,
wordt een toon te voorschijn geroepen van
onvervalscht, oorspronkelijk leven.
Waaraan toch drinkt de kleine, onnnn-
jke vogel, mot zijn rossig bruine
jes, de nooit falende toovermacht, die
hem zoo onbetwist verheft boven zijn na-
tuurgenootjes?
Een treffend antwoord op deze vraag
werd mij onlangs ingegeven door oen ar
tikel in de „EL Ort", dat tot opschrift
droeg:" Vrouwelijke Religie".
Ik las daar oen uiting van den flichter
Tagoro, naar aanleiding van de vraag:
wat is de vrouw?
O vrouw, gij zilt niet enkel het maak
sel van God maar ook van de menschen.
Zij kleeden u voortdurend met schoon
heid van hunne harten. Gij zftt droom en
realiteit tevens
Zouden we hetzelfde niet kunnen zeg
gen van den nachtegaal? Omkleeden we
ook hem niet voortdurend met zoete her
innering? Is hij niet voor ons de verper
soonlijking van de lente, roept hij niet in
ons wakker de geweldige warmte, de
hoopvolle, vertrouwende overgave aan het
leven, die ons deel waren toen we nog
jong waren?
Toen we jong waren! Onze jeugd is wel
licht voorbij gegaan, maar de bekoring
van den zang des naohtegaals blijft Ja
het moge vreemd schijnen van mjjzelve
kan ik het getuigen: rij is veeleer toe- dan
afgenomen.
Toen ik jong was en in een streek woon
de, waar slechts op eenigen afstand van
de stad zich bosschen bevonden, heb ik,
door een vaag verlangen gedreven, me
nige vergeefsohe wandeling gedaan. Mis
schien had ik toen niet het ware orgaan
om hem te onderkennen, of toekende zijn
zang zich niet scherp genoeg af tegen de
algeheele lentestemming van mijn ge
moed. Of was juist de weersgesteldheid
gekeerd of het lied uitgezongen? De ver
wachting was hoog gespannen geweest te
hoog misschien, en teleurgesteld keerde
ik huiswaarts.
En thans? Ik herken hem bij den eer
sten aanzet Op een aanmaning tot luiste
ren hoef ik niet te wachten, zijn toon
dringt rechtstreeks door tot mijn hart.
Hij valt in de gewelven der herinnering
als een lichtstraal, die plotseling het duis
ter verheldert! Lezer, gaat t u zooials mij
en schrijft ge het ook hieraan toe, dat ge
hem thans beter dan eertijds kunt beklee-
den met de schoonheid van uw hart?
Kunt ge ook met dankbaarheid erken
nen: mijn hart (s rijker geworden, het is
niet verkild, maar klopt met levendig be
wustzijn warmer dan voorheen?
Het heeft zich gesterkt san die bronnen
des levens, het heeft, weliswaar, den be
ker der vreugd aan de lippen gezet, maar
ook van diepe, smartelijke aandoening
getrild?
Dan, zco God hot ons vergund heeft
nogmaals de lente te doorleven, op nieuw
haar telkens vernieuwende pracht en
heerlijkheid te aanschouwen, opnieuw den
zang van den nachtegaal te hooren, be
hoeft dit alles niet ln ons te wekken een
heimwee om terug te koenen tot de Lente»,
die achter ons ligt
Veeleer zal het in ons de hoop en het
verlangen versterken om, bij voortduring
meer verrijkt en veredeld, naar steeds
hoogere lenten voorwaarts te schrijden en
telkens voller en dieper de klanken van
het levenslied; te leereni verstaian.
DE TULP.
In tuin, parken, buitenplaatsen, zelfs ln
vensterbanken zien we thans do tulp met
haar schoone bloemen prijken, 't Is nu
niet het geschikte oogenblik om haar
kweekwflze aan te geven, want die zorg
komt pas ln het najaar, maar over huur
geschiedenis willen we wel iets vertellen.
Do tulp stamt uit het Oosten; de eerste
werden in de 16e eeuw uit Konstantino-
pel aangevoerd. De naam Is vermoedelijk
ontstaan uit de gelijkenis van vorm met
den Turkschen tulband, in de onderschei
dene Oostersehe talen toliban, tulipan,
dulpant enz. genoemd. In het Oosten acht I
men de plant zeer en Turkije kent het'
jaarlijksch tulpenfeest. In de 17e eeuw
slaagde men er in West-Europa in om
door zaaiing tal van variëteiten te win
nen, die met hartstocht werden aangepre
zen en.... gekocht. Ook hier te lande
werd het een gekkenboel; vooral ln de
jaren 1684—1637 sloeg men tot het uiter
ste over. Een felle strijd werd gestreden
om het bezit van de fraaiste variëteiten
en de kweekers, dio fabelachtige prijzen
betaald kregen, werden ln korten tijd rijk.
De wevera verlieten hun getouwen, de
winkeliers verkochten hun waren uit en
begaven zich allen tot de „koopmanschap
met tulpen".
Voor dén tulp de verscheidenheid
Vioe-rou gal men: 2 lasten tarwe, 4 las
ten rogge, 4 vette ossen, 8 vette varkens,
12 vette schapen, 2 okshoofden wijn» 4
tonnen bier, 1000 pond kaas, een bed met
toebehooren, een pak kleeren en een zil
veren beker, alles te samen te waarde van
2500.--, met hot oog op de veel hoogere
waarde van het geld, toen een zeer hooge
som. (Zie „Munting" ln eün in 1696 ver
schenen beschrijving der oardgewassen.)
Het werd van kwaad tot erger; men be
gon de bollen bjj t gewicht te verkoopen,
waartoe de aas, het kleinste gewicht, dat
voor goud werd gebezigd, tot maatstaf
voor berekening diende. Rijtuigen, paar
den, kostbare meubelen, hulzen, erven,
alles werd verkwanseld. Een Semper-
Augustus, wegende 198 azen, werd ver
kocht voor 4600.— en een nieuwe caros
met twee appel-grauwe paarden.
De handel was een windhandel gewor
den; er werden kapitalen omgezet die
niet bestonden, totdat de zaak zoo'n ern
stig karakter aannam, dat de regeering
maatregelen nam om het kwaad te stui
ten.
Wanneer men nagaat, dat ln een enkele
stad in Holland, volgens den bovengè-
noemden Munting, in drie Jaren voor
meer dan 10 millioen gulden van deze
bollen verkocht Verden, dan zal men be
grijpen, dat andere industriën daarvoor
dreigden ten gronde te gaan en zelfs de
groothandel zou kunrifen verflauwen.
He nam het knuistje van mijn zoon ln
mtjn hand en sprak: „Zoon je bent nu
vijf jam? oud dus bijna zes nietwaar?
(ja Vader) welnu, willen we dan af
spreken, dat Je van nu al aan geen! je en
jij nnoer tegen me zegt, doch. u zooals
groote kinderen tot hun ouders plegen te
sproken? (Ja Vader).
Dien zelfden nacht als gewoonlijk
om drie uur keek een heerlijkfrissche,
blonde knapenkop boven den rand van
7?n bedje in mijn richting en hoorde ik,
na even een kleine vergissing: „Vader
wilt u me even helpen?" En den volgen
den morgen, toen ik afscheid van hem
nam en zei: „dag ragebol, dag kerel,
Vader gaat heel-de-week op reis", stak-ie
ine oprecht-vriendschappelijk de hand
toe enzed.„nou dag Vader, goe u reis!"
Het tweede „snoesje"
t. ffle
BABBELUDRTJE OVER MODE.
Luchtige avondtolletjes.
Luchtige avondtoiletjesl Ja, daar be
doel ik nu niet mee luchtig vanwege de
tótaal ontbrekende mouwen en de £teer
lage hals en nog „zeerder" korte rok.
Neen, dat „luchtig" slaat op de stof waar
van de japonnetjes gemaakt zijn. Gebrui
kelijk is op het oogenblik ln hoofdzaak om
de gekleede toiletten van de één of an
dere zij-soort of lamie- of brocaatstof te
maken. Maar allerliefst en ook zeer fijn
zijn de avond- en dansjurkjea van crêpe-
georgette (dat dunne wazige goedje) of
van kant-stof gemaakt. Voor hen, die zich
hier eens aan wagen wil, vond lk eenige
aardige modellen, welke ik gaarne be
schrijven wil.
Dit zeer simpele maar niettemin hoog-
fijn oostuumpje is van witte orêpo-geor-
gette.
Het nagenoeg gladde lijfje is op een
heel ruim rokje gezet. De ruimte van dit
rokje is groepsgewijs verdeeld en boven
iedere groep zwemt een aardig viscbje,
geborduurd van pareltjes. Het witte geor-
gette kleedje, wordt gedragen op een
zalm-kleurig crêpe de ohine recht onder-
jurkje.
is gemaakt van
éoru-kleurige kant. Hiervoor kan men
gebruiken een 60 oM. brèedo kant. Hier
van kan zoowel het gladde lijfje als het
ruime rokje gemaakt Het rokje Is voor en
achter ongeveer glad gelaten en heeft alle
ruimten op de zijkanten. De kanten japon
wordt godragen op de zelfde kleur zijdon
onderjurk.
Een groote vuurroode fleux-de-oorsage
geeft „de toota" aan 't geheel
Ook no. 8 Is een kanten tollet doch van
een andere opvatting .dan no. 2 is.
Dit kleedje is n.L van een soort robe-
kant gemaakt Zulk een kant is meestal
100 tot 110 cM. breed en heeft doorgaans
een steeds weerkeerend patroon. Of ook
wel een steeds doorgezette lijn, zooals bij
ons model ook het geval ls. De japon
dus, wordt van de robe-kant gemaakt en
daarop wordt geplaatst een volant van
rond geweven kant Een buitengewoon
groote en smaakvolle strik van fluweel
in mooie warme tint siert den rug.
Omdat dit zeer apart was, ls het wel
aardig om de kleuren van het origineel te
vertellen. De rechte Japon was van mauve
"it ls zeer zacht lila) zijden kant
De daarop geplaatst volant was van
Venetiaansche goudUcant De op den rug
geplaatste fluweelen strik was koraal
rood!!
Wie durft die kleurcombinatie aan?
DECADENTE MODE-VORMEN.
Men verwondert zich over niets meer.
In een onzer Btede vertoonde een „dame"
onlangs iets nieuws. Ze droeg een soort
heerenjasje, smoking, had een slappe
vilten heerenhoed, zwaaide een wandel
stok, was gelaarsd on... pafte een sigaret
„Nieuw" is dat alles eigenlijk al niet meer,
binnenshuis heeft zoo'n eostuum niets
vreemds meer voor 'n dame, het rooken
is al tot een gewoonte geworden, alleen
deze dame ging zoo over straat. Van
daar 'n berichtje er over ln de krant.
Maar nu 't in de krant gestaan heeft,
weten andere dames,'die 't zelfde inden
zin hebben, dat ze al eene voorgangster
gehad en dat ze derhalve „gerust" kun
nen volgen; 't zal niet „gek" meer zijn.
Mot dat alles neemt de mode meer en
meer decadente vormen aanvrouwen
nemen zooveel mogelijk het uiterlijk van
mannen aan en omgekeerd gaan vele
jongemannen in hun fatterigheid het
vrouwelijke benaderen. Men tracht het
verschijnsel te verklaren en speurt naar
allerlei diep-liggende oorzaken. Wemee
nen, dat die buitenissige modevormen
toch uit niets anders voortspruiten dan
uit een zucht om de andere sexe te be
hagen. Die zucht is steeds de basis van
alle mode-vormen geweest. Voor dat doel
hebben lange slepen over den grond ge-
ruischt, hebben de dames later haar
vrouwelijke vormen door een diep decol
leté gedemonstreerd en zieD ze er thans
uit als jongens en mannen. In jonge
vrouwen en meisjes hebben de mannon
wel eens het ondeugend-jongensachtige
gewaardeerd. Dat kan als het op na
tuurlijke wijze blijkt ook wel eens
aardig zijn, maar vele vrouwen bewijzen
den smaak van gezonde mannen niet te
begrijpen, wanneer ze thans het jongens
achtige op onnatuurlijke wyze dernon-
streeren door al het vrouwelijke weg te
doezelen en mannelijke allures aan te
nemen. Juist als een vrouw geheel vrouw
is, kan een jongensachtige ondeugendheid
iets aantrekkelijks hebben, maar een
vrouw, die zoo vermannelijkt, dat het
vrouwelijke zoek geraakt is, verkrijgt
iets dégoutants, daar wordt 'n échte man
onpasselijk van.
'n Echte man. Er zijn Immers tegen
woordig ook tal van jongelieden, die nun
mannelijke eigensohappen verliezen door
zich „mooi" te maken, ook al weer door
een misvatting van vrouwelijken smaak.
Een vrouw ziet wel graag, dat een man
zich behoorlijk kleedt en soigneert, maar
een mooie man ls over het algemeen
niet der vrouwen smaak. Een echte vrouw
zoekt in een man flinkheid, karakter en
besohaving. Die eigenschappen gaan bij
mannen juiBt te loor, als ze bonbons
verkiezen boven sigaren, mouwvesten
zonder sluiting dragen, die veel op blouses
gelijken, zijden zakdoekjes in hun mouw
stoppen, armbanden dragen en het gezloht
poederen en schminken i
t
Door die decadente vormen is zioh bezig
een derdo geslacht ie vormen, niet door
natuurlijke eigensohappen, dan toch door
onnatuurlijke uiterlijkheden. Voor èohte
mannen en yrouwen, gezonden van geest,
hebben zulke lieden niets aantrekkelijks,
integendeel. Misschien echter wel voor
elkaar en daardoor ontstaat het gevaar,
dat de menschhoid door de huidige mode
schade lijdt, doordat uit dit derde ge
slacht een decadent, gedenereerd nage
slacht geboren zal worden.
Wat men er tegen doen moet of kan Niet
voel, want de blinde volgers en volgsters
der mode zijn nu eenmaal willooze sla
ven en slavinnen, die geest en karakter
missen en bij wie men dus door rede of
overtuiging niets bereiken kan.
Het eenige, wat we doen kunnen, dat
is om zulke decadente wezens onze min
achting of verachting te toonen, wéér
we zp ontmoeten, door ze volstrekt te
negeeren. Verachting is misschien nog
het eenige wapen, waardoor ze te treflen.
zijn.
En voorts moeten degenen, die zich
écht man of écht vrouw gevoelen op geen
enkele wijze eenige concessie doen aan
de huidige decadente mode, maar zich
consequent houden aan de begrippen, die
tot voor kort omtrent vrouwelijk fatsoen
en mannelijke correctheid bestonden.
Die begrippen laten zich niet berede
neeren ze hebben zioh gevormd door
het gebruik.
Wél beschouwd kan men tegen het
rooken door vrouwen b.v. weinig inbren
gen. Het is voor haar vermoedelijk niet
schadelijker dan voor den man, maar
door traditie ls rooken nu eenmaal een
gewoonte van en voor-mannen geworden.
Als 'n vrouw zou zeggen: „Ik heb trek
in 'n sigaartje", klinkt dat even banaal als
wanneer 'n man z'n behoefte te kennen
zou geven om 'n kop thee te gaan ge
bruiken en „zalige bon-bons" te gaan
snoepen.
'n Colbertje zal 'n vrouw wel even goed
warmen als 'n man, maar 't is al weer
de traditie, die 'n oolbertje tot 'n klee-
dingstuk voor den man maakte.
Vorderingen der wetenschap, juistere
begrippen omtrent hygiëne, kunnen na
tuurlijk aanleiding zijn om veranderingen
te brengen in bepaalde gewoonten van
zioh te kleeden of te verzorgen. Op dien
grond o.a. wordt page-haar als dracht
voor vrouwen verdedigd en men kan dat
billijken. Vrouwen echter, die er toe
overgaan om élke onderscheiding in
vrouwelijke en mannelijke haardracht te
laten vervallen, toonen zich ook weer
willooze slachtoffers van de decadente
modevoorschriften, die den vrouwen be
letten zich-zelve te zijn.
Een uitzondering.
A: Hoe meer een menscfa heeft, des te
meetr hij wil hebben.
B.: Ben je daar zoo heel zeker van?
A.: Er ia geen uitzondering!
B. (leuk): Heeft de baker jou ooit een
tweeling gebracht?
Belemmerd uitzicht
Dikke buitenman tot kleine jongen: Toe
zeg, wil je een stuiver vermenen? Kijk
dan eena voor mij of lk mijn aohoenon
even zal moeten laten poetsen.
Complimenteus.
Dame (die bezig ia een portie fls te nut
tigen en daarbij geregeld gefixeerd wordt
door een heer): Waarom kijkt u mij zoo
aan?
Heer: Pardon, als het lijkt alsof ik on
bescheiden ben. Ik kijk voornamelijk naar
het portie ijs, dat zoo koud kan blijven
tegenover zooveel schoonheid.
In den mobilisatie-tijd.
Niets nieuws? vraagt een officier
van de ronde aan den schildwacht?
Neen luitenant, ia het antwoord.
Weet u iets?
hoe het komt, dat een koekoek-
klok „koekoek" zegt.
Heel veel jaren geleden, toen het uur-
werk pas uitgevonden was, konden do
klokken alleen maar tik-tak zeggen en
niet slaan.
De menschen, die toen leefden, vonden
dat niet prettig en één man, die klokken
maker was, kreeg heelemaal genoeg van
het eentonige tik-tak van de klokken om
hem heen.
Op zekeren dag zei hij: „Als jullie nn
niet gauw een ander liedje leert dan wind
ik jullie niet meer op, vervelende klokken.
Daar stonden de klokken nu. Wat moes
ten ze beginnen. Als ze niet opgewonden
werden, zou ze allen doodgaan.
's Avonds, toen de klokkenmaker sliep,
riep de 'groote staande klok alle andere
klokken bij elkaar en zei: ,Laten we nu
allemaal een h»if uur denken, of we niet
een- wijsje kunnen verzinnen. Het is nu
tien uur. Om half elf komen we weer bij
elkaar." Zoo gebeurde het, maar om half
elf had nog geen van de klokken een
liedje bedacht.
„Ja, dan zullen we allemaal moeten
sterven," zei de groote klok treurig on
twee dikke tranen liepen van de I en de
XI omlaag.
Daar sprong Ineens het kleinste keu
kenklokje overeind en riep: „Ik weet wat
„Laten we allemaal vannacht uitgaan en
een liedje leeren van de andere dingen
in de wereld, die geluld maken. I"
„Ja, ja, ja, ja," tikten alle klokken door
elkaar. „Dat ls goed. Om zeven uur, als
onze meester wakker wordt, moeten we
alle weer op onze plaatsen staan," zei de
groote klok nog. Toen liepen alle klot
ken naar buiten.
De grootste klok, die al oud was, kon
niet ver loopen. Hij kwam bij de kerk en
hoorde de klokken luiden. Den heelen
nacht bleef hij daar staan, om het lied
van de torenklokken te leeren en toen hij
om zeven uur in den winkel stond kende
hij het
Andere klokken hoorden slede-bellen,
het geluld van een smidshamer op een
aambeeld, de bellen van een kudde scha
pen.
Eén klok had maar steeds heen en weer
geloopen, zonder een geluid te hooren tot
hij opeens schrok, omdat een melkboer
aan een bel trok. Door de schrik kon de
klok geen ander liedje meer zingen dan
het doordringende geluld van de deurbeL
Daarom werd de klók verder voor wek
ker gebruikt
Toen het bijna zeven uur was kwam er
nog buiten-adem een klokje binnenhollen.
Dit was verdwaald ln een bosch en had
nog maar juist op tijd den terugweg kun
nen vinden.
Daar kwam de klokkenmaker binnen,
om de klokken op te winden. Wat was hij
verrast, toen alle klokken hem hun lied
jes lieten hooren. Hoe mooi vond hij het
lied van de groote klok. De wekker zette
hij gauw stil, terwijl hij zei: „Ja, ja, lk
hoor je weL Morgen mag jij me wakker
maken, hoor."
Maar toen zei hij tegen het arme ver
dwaalde klokje: „En jij. Heb jij nog geen
liedje geleerd?
Het kleine ding werd erg bang. dat het
niet meer opgewonden zou worden. Het
dacht en dacht en plotseling herinnerde
het zich een geluld, dat het heel vaak ln
het bosch gehoord. had. Vroolflk riep het
uit: „Koekoek, koekoek, koekoek", en zoo
zeven maal omdat het zeven uur was.
Dat vond de klokkenmaker een aller
aardigst liedje. Hij hield van het bosch
en de vogels en nu werd hij er leder half
uur door het klokje aan herinnerd.
Tot op dezen dag toe worden er koe-
koeks-klokken gemaakt, omdat er geluk
kig nog heel veel menschen zijn, die ook
van bosschen en vogels houden.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
L 1 Oldenzaal.
2 Eindhoven.
8 Oosterbeek.
II. Beter een vogel in de hand dan
tien ln de luohk
Goede oplossingen van belde raadsels
ontvangen van
W. B.; O. en B. B.; O. B.; H. B.; K. en
M. B.; G en O. B.; M. en S. B.; 8. O.;
D. en J. D.: A. en H. D.; O. A. en M. A.
D.; A. E.; M. F.; P. 8. E. G.: W. H.; J.
H.; W. G. K.; G. K.; A. K.; B. en C. K.;
A. K.; P. K.; T. W. K; F. G. v. P.; J. J.
P.; A. 8.; O. T.; G. T.; W. W.
De prijzen zijn ten deel gevallen aan
Wim Blaauboer, Koningstraat 107.
O. A. en M. A. Dekkers, Goversstraat 84.
Marle Ferwerda, Zuidstraat 54.
Willem Helfensteijn, Binnenhaven 71*.
Piet Keijzer, Goversstraat 26.
Bram en Oorrle Koopman, Weststraat 17.
J. J. Pootjes, Van Galenstraat 105.
Oorrle Tichelaar. BothastraaJ 87.
Gerard Tomeij, Oostslootstraat lc.
Willem Wfllemse, Nieuwstraat 48.
Nlenwo raadsela
L Welk spreekwoord staat hieronder
1 t g u a 1
Ingez. door D. Griek.
H. Het geheel is een spreuk van 6
woorden of 26 letters.
26, 2, 11, 15, 5, 9 is overdadie.
8'ïT«ÏH°r ni 12, 2°' 17 iS iets waar
Helder niet ruim mee bedeeld is
Dem ;l3'i,24' t2.6'
meer gebruikt op elk gebied.
i <7 ia o« -S een ultdr"kking van smart,
slimheid 18 060 "iet Bteeda eerl^ke
Ingez. door Cor en Mies Maas.
ïtTnnr hij zingt hot ook voor do wereld
rondom, want hij bezit het wondervol ver
mogen den weg te vinden tot het hart
Ann het volle, weeke timbre kan men hem
van alle anderen onderscheiden.
Copfu Brons.