Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 10 JULI 1926.
NO.233 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
DE GOUDEN REGEN.
Als een scharretje, dat pas was opgetuit,
zoo doornat kwam li Maandagavond, na een
noodwendig tlenminuuts-fietsfcochtje, thuis.
Ik heb niet gemopperd, want ik dacht aan
mijn sla- en snijboontjes, die stondem te
droogstoppelen in den grond eni die al meer
gele blaadjes begonnen te toonen,
Nu weer zouden ze gedrenkt worden door
den neerplassenden regen; nu weer zouden
ze kwieker gaan staan en het droogstop
pelige zouden ze afleggen, om als fr.ssche,
vroolijike maagden de slanke leden te too
nen en aanstonds zich gaan tooien met
blanke bloemen, waaruit de vrucht zich een
baan zou gaan breken.
Door het natte pak was ik dus niet mop-
perzat, doch vreugdedronken.
lEn nu ben ik nog een pietlutterig ama
teur moestuinboertje; hoe dan wel heeft
zich de landbouwer en boer moeten gevoe
len, toen de lucht maar steeds bakken vol
water naar beneden smeet, die de dorstige
akkers drenkten en voor weken verzadig
den, zoodat de oogst, die dreigde te zullen
verschrompelen, nu weer van een geweldi
gen overdaad belooft te zullen worden.
Deze regen, die, zooals alle dingen; welke
wat last geven, met gemopper werd begroet,
kan wel worden aangemerkt als een gouden
klomp van 18 karaats, die ten zegen zal
komen aan duizenden en duizenden.
Hoe anders ziet alles er uit! Zoodra ge
buiten de kom der gemeente stapt, hebben
de veiden een andere tint aangenomen. Het
dorre en grauwe, dab langzamerhand door
de uitmergelende Oostenwinden, de over-
- hand had gekregen, verflauwt reeds en alles
begint er sappiger en kleuriger weer uit
te zien.
De geheele atmosfeer is van een ander
aanvoelen geworden. Het felle, dat de
droogteperiode kenmerkte, heeft plaats ge
maakt voor het zachtere. Alles doet meer
weldadig aan. De temperatuur is zomersch-
warm; de felheid der kleuren is getemperd;
het zachte waas drijft over veld en zee tot
aan den horizon, waardoor het geheel war
mer en gezapiger wordt.
In zoele droomerigheid ligt de natuur zich
te verzadigen. Het is of alles een siësta
houdt, na zich aan den overvloedigen regen
te hebben te goed gedaan.
Met één veeg is alle gemopper verdwenen
en wederom sta je verbaasd tot welk een
geweldige ontplooiing van krachten de na
tuur, ook ten goede, in staat is.
Hoe lang zou men 100 waterleidingen,
op volle capaciteit, moeten hebben laten
werken om een dergelijke hoeveelheid water
over de van den zegenregen profiteerende
oppervlakte, te distribueeren?
En niet alleen, dat het land daarvan de
groote voordeelen ondervindt, ook de vis-
scher heeft dezen, regenvloed geprezen, om
dat hij weet, dat ook de visch in zee niet
buiten deze aanvulling uit de wolken het kan
stellen.
De opmerking: het water is te zout, werd
de laatste dagen meermalen vernomen en
daara/trii schrijft men toe de mindere visch-
vangst, omdat het water te veel „vuurt" en
het water te helder is, waardoor de visch
schuw is en zich liefst verbergt onder het
zand. Bovendien meent men, dat de visch
ook beter gedijt als het water nu en dan
flink beplast wordt door den regen.
Hoe dat allemaal zij, valt nu zoo dadelijk
niet uit te maken, doch een feit is, dat zoo
wel boer als visscher dezen gouden regen
met stil gejubel' hebben ontvangen.
Daarvan plukken ze aanstonds de schoone
vruchten.
ZONDERLINGE GELOFTEN.
Een zeldzame gewoonte in de Middeleeu
wen waren de geloften op vogels.
In de oudste tijden koos men hiervoor
wegens zijn schoonheid, de pauw, die vroe
ger steeds de tafel der voornamen versierde.
Hij heette daarom de edele vogel, het vleesch
der dapperen, het voedsel der geliefden,
enz.
Eertijds gebruikte men bij de maaltijden
ook de kraanvogel, den reiger en den valk.
Taillevant, de kok van Karei V, heeft
ons de wijze van bereiding dezer vogels
nagelaten, die echter onzen lekkerbekken
we! niet zou bevallea
Een gelofte op den reiger is bekend.
Robert van Artois was uit Frankrijk ge
bannen en gevlucht naar het hof van Eduard
III in Engeland.
'Eens ving hij in de omstreken van Lon
den een reiger. Hij liet den vogel bereiden,
legde hem tusschen twee zilveren schalen
en gevolgd door twee "lierspelers, een gui-
taarspeler en twee jonkvrouwen, dochters
van twee markiezen, begaf hij zich naar
Eduard, die omringd was door zijn hove
lingen.
„De reiger", zeide hjj. tot hem, „is de
lafste vogel; ik bied hem dus den lafsten
mensch aan, die zijn kroon door Philip van
Galois liet rooven".
Eduard werd zeer toornig., maar in plaats
van Robert met zijn reiger bet venster uit
te werpen, zwoer hij over de zee te gaan en
zijin rechten te doen gelden, zelfs al zouden
de Franschen met tienmaal sterker leger
hem tegemoet komen. Tevreden met deze
gelukkige uitkomst, begaf Robert zich naar
de nabijgelegen zaal en vond er aan de zij
der dochter des graven Derby, Lord Salis
bury, haar vurigen aanbidder, van wien hij
ook een gelofte eischte.
„Ik verzoek deze jonkvrouw", zeide dé
graaf, „met hare schoone hand mijn rechter
oog te sluiten".
Toen dit was geschied., legde hij de gelofte
af, dit oog niet te openen eer hij op Fran
schen bodem was, en de dochter van graaf
Derby beloofde hem dan de zijne te worden.
Alle overige ridders zwoeren eveneens op
den reiger te sterven of te zegevieren.
Een historisch beroemde gelofte op een
fazant Is die van den hertog Philippus den
Goede van Bourgondië en meer andere voor
name ridders, om een kruistocht te onder
nemen.
Men vindt deze gelofte in de gedenk
schriften van Olivier de la Marche.
In de 15de eeuw was de fazant nog een
zeer kostbare vogel, welke alleen op de tafels
van den hoogen adel verscheen.
Betrapte men een onadellijke op het eten
van dezen vogel, dan werd deze streng ge
straft, als had hij hoogverraadgepleegd.
Voordat de fazant werd opgediend, legde
men op tafel een kleed van zilverlaken en
gouden borden. In het midden prijkte op
een kristallen schotel de met kransen ver
sierde vogel; zijn kop, snavel en pooten
waren verguld.
Zoodra de trotsche vogel op tafel kwam,
legde men geloften af, zoowei ernstig als
schertsend, terwijl men met de rechterhand
zijn kop aanraakte.
KOELBLOEDIGHEID VAN EEN
JONGEN.
Een oude boer had zijn bezittingen in de
Kaapkolonie verkocht en zijn kamp opgesla
gen in de nabijheid van fort Salisbury. Op
een dag kwam de Kaffer, die toezicht hield
op het vee, bij ham met de tijding, dat een
leeuw een os had gedood en gedeeltelijk
verslonden,
De boer wilde het niet gelooven; een
leeuw zou zich, meende hij, niet zoo dicht
bij bet kamp wagen.
iZJjn veertienjarige kleinzoon stond echter
er op, dat zij naar de door den Kaffer aan
geduide plaats zouden gaan, om een ondeiv
zoek in te stellen.
De boer nam ïtfm geweer mee en liet zijn
kleinzoon de gordel met patronen dragen.
Werkelijk vonden zij het overschot van den
os. Zij zochten het droge gras in den omtrek
af, maar zagen geen spoor van den leeuw.
„Mogelijk heeft hij, zich verscholen achter
dien mierenheuvel", meende de jongen.
Maar ook daar was geen leeuw te zien,
„Grootvader, kijk eens in dat boschje
tamboekie-gras", zei de kleinzoon.
Nauwelijks was de man daarbij gekomen
of een leeuwin sprong hem op den rug,
wierp hem tegen den grond en sloeg haar
tanden in zijn schouder. De man was voor
over gevallen en zijn geweer lag onder hem.
Hoe vreeselijk de toestand ook was, ver
loor de jongen geen oogenlblik zijn koel
bloedigheid. Op zijn buik kroop hij zoo dicht
bij, dat hij het geweer grijpen en naar zich
toe halen kon. Hij keek naar de patroon,
legde het geweer op het roofdier aan en zond
een kogel in zijn zij. Brullend "richtte de
leeuwin zich op, maar de moedige knaap liet
zich geen vrees aanjagen. Hij verwijderde
de leege patroon, deed 'n nieuwe op 't ge
weer en schoot de leeuwin dood. Op den
knal van de schoten kwamen eenige inboor
lingen toeloopen.
Zij brachten den gewonden boer op een
draagbaar naar het kamp, waar hij' gelukkig
spoedig herstelde
DRONKAARDS ONDER DE DIEREN.
Tabak en alcohol zijn twee genotmidde
len, die algemeen als een voorrecht voor
den mensch gelden. Dit is echter niet het
geval. Ook de dieren zijn voor deze opwek
kingsmiddelen zeer gevoelig, zooals talrijke
waarnemingen bewijzen. Zoo verhaalt Lock-
wordi Kipling in zijn werk „Menschen en
dieren in Indië", dat de grootste soorten der
katachtige dieren, vooral de tijger, met
groote wellust de tabaksrook inademt en op
alle manieren probeert zich dit genot te
verschaffen, wanneer hij het eens gesmaakt
ll06(ffc.
Dat dieren zich bedrinken1 behoort in de
wijnstreken niet tot de zeldzaamheden; als
een paard of een ezel toevallig bij een vat
wijn komt.
Een verslaafde alcoholist, vertelt ons ech
ter de dierenischilder David Tompson, was
een jonge witte beer, die in het jaar 1785
door matrozen werd gevangen en die zij aan
hunne uitspanningen Lieten deelnemen. In
de strenge wintermaanden kregen de ina-
DE HAVEN VAN DE HAUKES
Ook Wielingen heeft zijn visschersha-
ven, evenals wij. Onze teekenaar, de heer
Pinkhof, nam behalve het havenhoekje
met zijn grijze botters, tevens de lande
lijke omgeving van het haventje, met en
kele krabbels op zijn teekening. Het doet
zoo echt .ybuiten* aan; een- paar boerde
rijen, een molentje en een dorpje met een
kerk, waarvan de toren hoog boven de
boomen uitsteekt. Ja, 't moet wel leuk zijn
het eiland van den ex-kroonprins te be
zoeken. En dat velen het inderdaad inte
ressant vinden, konden we van de week
nog lezen in hét bericht van onzen „Wie-
ringer correspondent", die schreef over
het enorme vreemdelingenbezoek.
In een volgend nummer zullen we on
zen lezers een ander stukje van Wierin-
gen laten zien.
trozen behalve bier, ook nog groc en
„Bruin", zoo heette de beer, begeleidde de
matrozen steeds naar de kantine, waar hen
hunne rantsoenen werden uitgereikt Ook
hij kreeg hier altijd een kan vol groc, die hij
met de voorpooten vasthield en behaaglijk
leegsdurpte. Op zekeren dag echter kreeg
„Bruin" van den kantinehouder voor straf
Sèen groc. Zoolang de uitdeeling der porties
uurde, bleef de beer zeer rustig. Toen bij
echter bemerkte, dat hij, niets kreeg, stortte
hij zich met een reuzensprong op den groc-
ketel en stak er zijn kop en nek tot aan de
schouders in. Zijn geheele pels was natuur
lijk kletsnat van het zoete vocht en) met het
grootste welbehagen likte hij toen het vocht
op, zelfs probeerde hij met zijn pooten het
genotmiddel in zijn muil te krijgen.
MEIKEVERS. ...MEEL!
Meikevers zfyn een zeer geschikt varkens*
voer. Behalve in hun geheel worden ze ook
tot meel gemalen onder varkensvoer ge
mengd, wat het voordeel geeft, dat ze niet
direct of althans kort nadat ze gevangen
zijn, tot gebruik bestemd behoeven te
worden;
Om' meikevermeel te bereiden, doodt men
de dieren met behulp van kokend water,
vervolgens droogt men ze op een eest,
waarna ze gemalen worden in een ouden
koffiemolen of fijngestampt in een vijzel.
■Met het toedienen van meikevermeel aan
varkens kan men gerust tot het derde ge
deelte van het gewone quantum voeasel
gaan, terwijl dan de rest van het rantsoen
gerust eiwitanm mag zijn. Meikevermeel
toch is zeer eiwitrijk.
Een indirect voordeel in het opruimen
van meikevers bestaat nog hierin, dat men
niet alleen veel bladgroen spaart, waaraan
de veelvraten zich anders tegoed zouden
hebben gedaan, maar tevens aan de wijfjes
de gelegenheid ontneemt om haar gebrui
kelijke dertig eitjes te leggen.
Niets aan te doen.
„Mijnheer, ik heb dezen wandelstok bij U
gekocht U hebt me gezegd; dat de knop van
echt ivoor was en nu blijkt, dat het namaak
is, ik
,J?ardon, dat is mijn schuld niet; ik kan
toéh niet helpen, dat de olifanten nu ook al
vaiache tanden hebben".
HET BOUDOIR VAN KEIZERIN
JOSEPHINE.
Weelde In vervlogen dagen.
Den 7en Maart 1796 werd het huwelijk
voltrokken tusschen Napoleon en JoseJ
phiqe, te voren de gemalin van den
vicomte Alexander de Beauharnais, die
tijdens het schrikbewind in de gevangenis
werd geworpen en gedood. Reeds den
19en Maart begaf Napoleon zioh als op-,
perbevelhebber van het leger naar Italië,
en Junot geleidde ook zijn gemalin der
waarts.
Met moeite liet Josephine zich over
reden den zegevierenden held niet naar
Egypte te volgen en vestigde zij zich op
Malmaison.
Na den 18en Brumaire betrok zij het
Luxembourg en in 1800 de Tuileriën.
Daar spreidde zij een groote weelde
ten toon en wist zelfs koningsgezinden
aan haar kleine.hofhouding te boeien.
Slaan we een blik- op de mode dier
dagen, dan zien wij tusschen 1795 en
1799 een verscheidenheid van uitingen
daarvan die elkander kruisten en ver
drongen. Uit dien tijd zijn twee dikke
ootavodeelen verschillende modellen ver
zameld.
Anno 1800 was de passie voor de dunne
en doorschijnende costuums verdwenen.
De Egyptischen veldtocht bezegelde de
verandering en bracht de oostuujns 1'
Egyptienne, tulbanden en spencers 1'
Algérienne, halsdoeken au Nil, hoeden
au crocodile.
Het begin der 19e eeuw, het Consulaat,
had heel kostbare costuums, lange rok
ken van zeer fijn Engelsch mousseline
met halven sleep, geheel langs den onder
rand geborduurd, waarvoor de dames
Lolive en Reuvry, de borduursters en
vogue, een speciaal talent hadden.
Deze borduursels waren guirlandes van
wijngaardblaren, jasmijn, eiken- of lau
rierbladen.
Een andere mode was die van lange
robe de chambre uit Indisch mousseline,
gevoerd met dunne kleurige zijde en
geborduurd met strooisel van kleine
bloemetjes of sterretjes. Al de schoone
vrouwen van het Consulaat waren „sym-
phonieën in het wit".
De bekoorlijke en wufte Keizerin Jo
sephine ia de verpersoonlijking van de
vrouwen van het Eerste Keizerrijk.
Elk jaar ontving zij 600.000 frano voor
haar persoonlijke uitgaven, benevens
130.000 frano voor speldegeld en aalmoe
zen, en nog kwam zij steeds te kort.
Haar apartementen in de Tuileriën
waren voortdurend in de grootste wan
orde, steeds belegerd door bloedverwan
ten, rijk en arm, nadere en heel verre,
door juweliers, goudsmeden, modistes,
en voorts artisten en miniatuurschilders,
die de tallooze portretten op doek, op
paneel, op ivoor kwamen maken, waar
mede Josephine zoo gul was. Het was
haar onmogelijk zich in haar particulier
leven aan eenig decorum of etiquette te
onderwerpen. In haar loomheid was zij
het meest op haar gemak, wanneer zij in
een chaos van half ontplooide stoffen,
bonte kussens, half geopende doozen en
half ontrolde tapijten zat.
Haar boudoir was een soort tempel der
mode, waartoe handelaars uit vreemde
landen en oude vrouwen die uit de tweede
hand kanten en juweelen verkochten,
vrijen toegang hadden.
Zware gouden sieraden, kruisen met
paarlen en diamanten, breede platte gou
den linten als armbanden, hooge'kostbare
kammen, cameën, broches, gespen wer
den verhandeld, zoowel als spencers van v
zwarte Florentijnsohe zijde, shawls met
goud doorweven, of, als chflles longs, van
zeer fijn mousseline in Oostersche pa
tronen gemaakt.
De accessoires van het toilet hadden
in den aanvang der 19e eeuw groote be-
teekenis gekregen; voor demi-toilette
kwamen flchus van prune, donkerroode
of donkergroene tulle met wit geborduurd.
De waaiers waren klein maar kostbaar,
van krip met patronen van staal, of zil
ver of goud, meest arabesken, treur
wilgen, korenschoven, watervallen of
fonteinen voorstellend.
I)e kleine horloges met gebloemde
wijzerplaten werden aan een ketting om
't Juttertje
Roblnson.