UIT DE ME WERELD
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 14 AUG. 1926.
NO. 238 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
BIJ DE ALAJLALOEF-INDIANEN.
Hun familie-verband en sociale
verhoudingen.
In het jongste nummer van de Kath.
Missiën vervolgt de missionaris pater
Martin Gusinde zijn nieuwste onderzoe
kingen aangaanden dezen Vuurlandschen
jagersstam, waaromtrent wij vroeger al
het een en ander overnamen. Meer nog
dan op het gebied der materieele cultuur
vinden we overeenstemmingen in de so
ciale inrichtingen der Jagan- en Alukaloef-
Indianen. Zij kennen opperhoofden noch
voormannen en ook zijn er geen grootere
of kleinere groepen met een bijzonder
aanvoerder. De grondslag van heel hun
rondwet, om deze uitdrukking te ge-
ruiken, is het gezin van den monogamen
enkeling, d. w. z. dat een man slechts ééne
vrouw huwt en beiden samenleven, totdat
de dood een van hen wegrukt. Er zijn
slechts heel enkele gevallen van veel
wijverij bekend. In de keus van de echt-
genoote bestaat do meest volkomen vrij
heid en reeds op jongen leeftijd sluiten
de twee den huwelijksbond. Voor het
bruiloftsfeest maakt men niet veel om-,
slag. Alleen moet er voor een zeer grooto
hoeveelheid vleesch gezorgd worden en
ook zeeleeuwen mogen niet ontbreken.
Bruid en bruidegom verschijnen met de
ritueele beschildering van het gezicht,
daarna legt gewoonlijk de moeder van
de bruid de hand van haar dochter in de
hand des bruidegoms in tegenwoordigheid
van alle buren en eenige vrienden en
daarmede is de huwelijksband bezegeld.
Binnen den kring van het gezin heerscht
eon strenge verdeeling van arbeid tus-
schen man en vrouw. Ieder van hen heeft
door oeroudo zede bepaalde plichten en
bezigheden, die men getrouw nakomt.
De verhouding van de kinderen tot
hun ouders is uitstekend. Van den eersten,
levensdag behandelt de gelukkige moeder
haar lieveling met alle mogelijke teeder-
heid, die haar hart slechts vermag uit
te denken. Later, wijdt ze zich ook aan
de verdere opvoeding van het meisje,
terwijl de vorming van den knaap de taak
van den vader is. De meest volledige
onderwerping aan de aanwijzingen der
ouders, de nauwgezetste gehoorzaamheid
zonder tegenspraak of morren is een
zeer sterk naar voren tredende karakter
trek dezer jonge Vuurlanders.
Komen dezen ten slotte tot het tijdperk
van volwassenheid, dan moeten zij zich
onderwerpen aan een zeer strengen syste-
matischen opvoedcursus en zijn verplicht
do Jeugdwijding" te ondergaan, die in
alle wezenlijke bestanddeelen overeen
stemt met den „Tschiachaus" der Jagans.
Het doel van de ouders is daarbij de op
groeiende jeugd flink te maken voor de
plichten, die den volwassene later staan
te wachten.
De buitengewone resultaten van een
dusdanige jeugdwijding bij jong en oud
zijn zooals uit het gezegde blijkt
onoverzienbaar. Dit bewijst alleen reeds
het feit dat dit simpele en intellectueel
laag staande volkje niet eens ook maar
een zweempje bezit van gerecht en dat
niettegenstaande dit alles bij onze Vuur
landers de zedelijkheid in het algemeen
genomen hemelhoog verhaven staat boven
die van zoovele andere vertegenwoordi
gers van het menschdom, die achter zich
een scherp spiedende politiezorg weten
en boven zich zien de strafbedreiging.
anneer men nu tenslotte nog nauw
keuriger navorscht en dieper boort naar
de eigenlijke sanctie voor de naleving
hunner plichten, daar zij toch door hunne
zij het ook beperkte logica gevorderd
wordt, dan zullen deze eenvoudige natuur
kinderen ons trouwhartig wijzen op hun
nen „cholas", hun opperwezen, dat voor
hen de samensteller is hunner zedewet.
Van hem gaan alle bepalingen en ver
ordeningen uit, daarom komt ieder zijne
verplichtingen na, omdat hij het zoo ver
langt.
Hij is het ook, die waakt over het
trouwe naleven van al zijn wetten, hij
ziet en weet immers alles, wat de enkeling
doet. De vele sterren aan den nachtelijken
hernel zijn zoo iets als oogen van deze
godheid, waarmede hij de handelingen
van den mensch ook des nachts bespie
den kan. i
En wanneer zich iemand aan een fout
zou hebben schuldig gemaakt, dan staat
de straf vast. Vroeg of lakt komt er een
ziekte over hem, die den dood tengevolge
heeft.
Met het bevredigend resultaat van mijn
vijfmaandschen arbeid onder de Alaka-
loefs meende ik het omvangrijke program
van de onderzoeking der drie Vuurland-
sohe stammen te hebben afgewerkt. Daar
toe waren vier reizen noodig, de laatste
duurde 14 .maanden. Deze alle had ik
vastgelegd in een precies ifitgezet plan,
en dank zij deze wijze van handelen kan
nu gewezen worden op de resultaten, die
door heel de- wetenschappelijke wereld
met blijde verassing zijn begroet gewor
den. Het is een bevredigend gevoel, dit
zoo geheel en al miskende en ten onrechte
verachte volk der Vuurlanders in de
allorlaatste oogenblikken van zijn bestaan
in zijn daadwerkelijke cultuureigenaar
digheid te hebben leeren kennen ou voor
do wetenschap gered te hebben.
Maar het zal een voortdurende en zware
aanklacht blijven tegen de Europeesche
.beschaving, dat zij ook over dit volk een
snellen ondergang en totaal verval heeft
gebracht. Het tragisch lot kan nu niet
meer vermeden worden; binnen afzien-
baren tijd zal de laatste Vuurlander in
het graf zinken met een ontzettende ver
vloeking aan de blanke moordenaars van
zijn volk.
Van mijn kant heb ik geen gelegenheid
laten voorbij gaan en alle middelen te baat
genomen om dezen Indianen ook meer
en meer deelachtig te doen worden aan
de zegeningen van onzen heiligen gods
dienst. Grootmoedig stelde de Chileen-
sche regeering op mijn verzoek twee ge
schikte gebieden ter beschikking, die
werden toevertrouwd aan de wakkere
Salesiaansche Missionarissen en waar
deze ervaren pioniers van het Katholieke
geloof in het uiterste Zuiden der nieuwe
wereld zich geheel zullen geven aan het
geestelijk en lichamelijk welzijn der Vuur
landers.
EEN HERTENJACHT OP DE
MARIANEN-EILANDEN.
De Marianen-eilanden, die tot de noor
delijkste eilandengroepen van Australië
behooren werden in 1521 het eerst door
den grooten zeereiziger Maggcllaan ont
dekt, doch niet voor 1698 door de Span
jaarden in beizit genomen. Het zijn vrucht
bare plekj es grond, hier en daar met heer
lijke oranje-boschjes en katoenboom be
plantingen bedekt, en bewoond door eene
goedaardige bevolking, die door de pre
diking van Spaansche priesters geheel en
al het Christelijke geloof aangenomen
heeft.
Indien deze eilanden beter bebouwd wa
ren, zouden zij zeer voel kunnen voort
brengen; doch de bewoners bezitten, even
als hunne meesters, een vrij1 groote mate
van traagheid. Guaham, het voornaamste
dor Marianen-eilanden, levert romaneske
bergachtige streken op, die uitnemend
voor de jacht geschikt zijn. Zie hier wat
een Fransch reiziger, die vóór weinige
jaren eenigen tijd op Guaham vertoefde,
van een aldaar door hem bijgewoonde
hertenjacht zegt
Na Agagna en Umata, de twee voor
naamste vlekken van het eiland, bezocht
te hebben, begaven wij ons door het mid
den van Guaham heen, naar Paoo. Onze
weg liep soms door zeer schilderachtige
streken maar ook van tijd tot tijd ont
moetten wijbouwvallen van dorpen,
vroeger hier door de Jezuïton gesticht,
maar door een vreeaeüjken orkaan vor-
BUGELOOF BW VISSCHERS
VAN OOST EN WEST.
De Indische correspondent van de
Telegr. schrijft:
Zooalls bij de Schotsche visschers aan
boord niet gesproken mag worden over
een kerk, een mes, een haas en een vos,
en de visschers van Dieppe aan hun ka
meraden een boete moeten betalen wan
neer zij bij ongeluk over een kat of een
nield, en sedert niet weder opgebouwd.
Soms hadden wij moeite, om ons door
de nauwe paden, van rondom door allerlei
geboomte overschaduwd, een doortocht te
banen. Te Paoo, een vrij groot dorp, wer
den wij door Don Luis de Torres, bevel
hebber der 160 soldaten, die op het eiland
'het gezag van Spanje handhaven, doch
waaronder geen enkele geboren Span
jaard te vinden is, met de meeste harte
lijkheid ontvangen. Hij verschafte ons,
den dag na onzo aankomst, het genot van
oene groote jachtpartij. Wij waron twaalf
in getal, waarondor verschïllondo inboor
lingen, die deels met geweren, deels met
knuppels, deels slechts met strikken ge
wapend waren. Het laatste was misschien
nog het beste wapen; want niet zelden
vangt men hier herten in een soort van
hinderlaag, waarheen zij door de honden
worden gejaagd, en zich dan in de strik
ken verwarren. De streek aan den zoom
van het gebergte is voor de jacht het gun
stigst.
Gebeurt het, dat men een hert tot op
het strand jaagt, dan werpt het zich zon
der bedenken in zee en zwemt zoo lang
in het ruime sop rond tot het gevaar
voorbij is.
Wij gingen met 't krieken van den dag
uit, en konden ons niet beklagen, dat wij
het niet bizonder troffen. De zon ver
gulde toch nauwelijks de toppen van het
geboomte, of vier herten, door onze hon
den opgejaagd schoten tegelijk uit het
bosch en trachtten met vluggen voet het
gebergte te bereiken. Bij het voorbijsnel
len werd een hunner door een inboorling,
die feich een braaf schutter toonde, doode-
'lijk getroffen. Een tweede joegen wij zoo
lang na, tot 'het eindelijk door onze hon
den tot het uiterste gebracht, zich in een
grooten vijver wierp, waar hét door meer
dan een schot doorboord' werd.
Onze buit was dus aanzienlijk genoeg,
en toen wij 's avonds het dorp Merisso be
reikten, en daar te midden der goede, of
pastoor spreken, zoo vindt men over den
geheelen Indischen Archipel soortgelijke
tatois of pemali's verspreid.
Biji de visschers van de Middellandsche
Zee is de vrees voor het woord paard al
gemeen. '.Zij vreezen hiervan waarschijn
lijk, dat de eze zal gaan steigeren, welk
gevolg de Maleische visschers even zeker
van het gebruik van die woorden olifant
en tijger verwachten.
De jager, de visch er, de landbouwer en
de rotanzoeker.ze hebben in den Ar
chipel ahb hun afzonderlijke „bedxijfs"-
taal, waardoor ze de boosaardige plage
rijen der geesten trachten te voorkomen,
't Is maar een geluk, dat de meeste gees
ten feitelijk heel dom en onontwikkeld
zijn, «zoodat ze van dié geheime taal niets
begrijpen. Zoo zal een Doegineesche vis-
scher, als hjj zijn netten uitzet, nooit
spreken over de „visch", die hij hoopt te
verschalken. Neen.hij. verzamelt
„boombladeren" .en de geesten, die dat
hooren, lachen om dien dommen kerel,
die notaben e op zee boomblaren komt in
zamelen, en denken er niet aan de visch
uit zijn net te verjagen, wat ze anders
zeker zouden doen.
Een Biraneesche zeevaarder zal bijvoor
beeld, als hij op zijn verre handelstoch-
ten den zwaren ankersteen uitwerpt op
een veilige plaats, om wat te rusten en
zijn schip te kaleéateren, wel oppassen,
dat met een luiden plomp te doen of den
steen bij zijn waren naam te noemen.
Want dan zouden de kwelgeesten stellig
komen en het touw om den steen losma
ken, zoodat het schip afdrijft en misschien
wel op de rotsen terecht komt. Neen.
met luide stem zegt de kapitein, dat zijn
mannen dat stuk drijfhout over boord
moeten zetten, waarna de steep heel zacht
jes in het water wordt gelaten. Welke
zeegeest zou zich bekommeren over een
onuoozel stuk drijfhout, nietwaar?
Een rechtgeaard zeeman zal. ook nooit
aan boord van zijn schip de plaats van
zfjn naaste bestemming of de richting,
waarin bij koers zetten gaat, met het
juiste woord noemen. Dat is daar pemali,
omdat de zeegeesten hem anders stellig
in de verkeerde richting zullen doen af
drijven.
Behalve de typische zeetermen, de
windstreken, den koers, de onderdeelen
van het sohip, waarvan het noemen stelr
lig tegenspoed zou brengen, vindt men
nog tal van andere woorden, die verboden
zijn voor een speciaal bedrijf. Voor som
mige is dat verbod verklaarbaar door de
vrees, die men heert voor de sympathische
werking ervan, hetzij, door het begrip
zelf. Een Atjehsch visscher spreekt op
zee niet over een berg.de golven zou
den dan als bergen zoo hoog worden. Een
Biranees noemt de kraai niet bü haar
naam; het geluld' daarvan heeft overeen
komst met het kraken van splijtend hout
en zou dus beschadiging van het schip
veroorzaken. Algemeen is de vrees aan
boord voor het begrip: rijstpot, waarvoor
men daar een specieden naam heeft De
reden van zoo'n pemali is minder duide
lijk; wellicht is de verklaring, die een
oude schipper mij ervoor gal, dat een
rijstpot zoo'n uiterst breekbaar ding is,
wel de juiste.
Zoo. zijn er tal van voorbeelden te noe
men; het opmerkelijkst is deze gewoonte
wel ontwikkeld op de* Sangir- en Talaoed-
oilanden, waar niet slechts bepaalde woor
den, maar feitelijk de ganséhe landtaal
pemali is op zee, zoodat men zich daar
bedient van. een geheel andere taal, het
sasahara.
De historie getrouw.
Heer (op een koopje 'azend): Wat kost
die porseleinen buste van Lodeifijk n? Ik
bedoel die met het opigelijm.de .hoofd.
Handelaar: 50 gulden, meneer!
Heer: Wat, 50 gulden voor een gebro
ken beeld?
Handelaar: Gebroken? Maar dat is toch
heelemaal de historie getrouw! Lodewijk
werd' immers onthoofd!
schoon dan ook een weinig domme inboor
lingen, ons wildbraad opaten, moesten wij
erkennen, zelden zoo goed te gast te zijn
geweest/Natuurlijk werd dat maal door
allerlei jachtvertellingen gekruid. Als een
der inboorlingen alleen op de jacht gaat,
en het geluk heeft een hert te vellen, ont-
weidt hij het direct, hakt het met zijn
hartsvanger in twee stukken, hangt deze
aan een langen stok tegenover elkander
in evenwicht, en weet n^et deze vracht,
die somtijds aanzienlijk genoeg is, zijn
hut te bereiken. 'Jaarlijks 'doodt men op
Guaham tusschon de 8 en 1200 herten, en
ofschoon men noch de wijfjes noch de
jongen spaart, vermindert hun aantal niet
op een aanmerkelijke wijze. Geheel vol
wassen dieren van deze soort halen hier
soms 300 pond. De hertenjacht is niet de
eenige, die op Guaham plaats heeft
Men jaagt er ook wel eens op wilde
ossen, zwijnen en geiten. De laatsten
zwerven echter slechts in zeer kleinen
getale op het gebergte rond. Voor de
ossen- en zwijnenjacht heeft men een bij
zondere vergunning der regeering, noo
dig,
De laatste dieren zijn niet van de groot
ste soort, en twee mannen, waarvan de
een op de wijfee der oude Grieken slechts
met een korte spies en de ander met een
hartsvanger gewapend is. zijn voor de
jacht daarop genoegzaam.
Ook daarbij spelen de honden eene
groote rol, en het is voor een jager een
genoegen te zien, hoe het opgejaagde
zwijn zich tegen die dieren verdedigt, tot
de menschelijke vervolger er eindelijk in
slaagt, om het zwijn bij zijn achterpooten
te vatten, waarna hij met met zijn spies
gemakkelijk afmaakt.
EEN BOER UIT NORMANDYE.
Nazaten van Rollo, den Noorman.
Normandye, in het latjjn Normannia,
een landschap in het noordelijk gedeelte
HET PALEIS VAN FRANS L
Hoe men een.Palels ver
plaatsen kan!
Frana I verdient vooral onder de Fransche
koningen van vroegeren tijd uw kennis
making. Hij' was tijdgenoot van keizer Karei
den Vijf dien, en had! zelf naar de keizerlijke
waardigheden gedongen, doch' zonder vrucht.
Hieruit ontstond bij' hem een groote ver
bittering, die in 1521 in een openbaren oor
log tegen Karei V uitbarstte. De vijandelijk
heden werden in Italië, Navarre en de Ne
derlanden begonnen. In de Nederlanden was
bij niet gelukkig, want de Vlaainsehe en En-
gelsche troepen stroopten tot op eenen af
stand van elf mijlen van Parijs, en de Span
jaarden veroverden van den anderen kant
Fontarahie. Meer gelukkig scheen hij, voor
al in den aanvang, in Italië, want hij verover
de daar de stad' Milaan, zonder tegenstand,
waarna hij den vijand vervolgde, en ook d§n
Paus door een verbond in zijn belangen in
wikkelde.
In- dezen tijd van vrede legde Frans I zich
met ijver toe op dó verbetering van zijn
rijk: kunsten en wetenschappen werden
door 'hem aangemoedigd en opgebeurd.
Daartoe, zoo wordt van hem getuigd, heeft
hij meer,dan al zijn voorgangers bijgedra
gen, en wanneer zijn lust tot den veiderfe-
1'ijkem oorlog als de schaduwzijde van zijn
karakter wordt gekenmerkt, dan mag men
daarbij de keerzijde, zijn liefde voor te
sehoone kunsten en wetenschappen niet ver
geten. Inzonderheid1 bloeiden onder zijn be
stuur in Frankrijk de schilder-, de bouw- en
de beeldhouwkunst. Hij stichtte scholen en
fabrieken en wist bekwame mannen naar
Frankrijk te trekken; zelfs liet hjj uit Itd.ë
den' beroemden schilder Leonarda da Vinei
aart zijn hof komen.
Zjjne pogingen tot verheffing van 'kunst
en wetenschappen bleven dan ook voor
Frankrijk niet zonder vrucht: weidlra zag
men in dat rijk, om alleen van de bouwkunst
te gewagen, kunststukken verrijzen waar
van men zelfs korten tijd te voren nog geen
denkbeeld' vormde. Een menigte prachtige
gebouwen werden er gesticht, en de hoofd-
kerken der steden met de voortreffelijkste
schilderijen verrijkt. Handel en Nijverheid:,
:e bestendige gezellinnen van den bloei der
kunsten en wetenschappen werden daardoor
levendiger dan zij' te voren waren. Met
recht noemt ment Frans I dus als hersteller
van kunsten en wetenschappen.
Twee merkwaardige gedenkstukken ver-
Hij wist echter de hier behaalde voordee-
len zich niet wel ten nutte te maken; naar
dien hij in 1525 de stad Parijs belegerde, en
zijn leger door naar elders troepen te zen
den verzwakte. Hij; werd daarom in dat zelf
de jaar, in zijn leger voor Pavia aangevallen,
door zijn vijand' gevangen genomen, en eerst
op het slot Pizzighitone bewaard, maar daar
na, 'om de meerdere zekerheid, naar Spanje
overgebracht.
Inmiddels bestuurde zijne moeder, Louise
van Savoye, de regeering des rijks.
Alleen op harde voorwaarden, nadat hij in
alle verschilpunten met den keizer had toe
gegeven, en verscheidene gewesten in de
Nederlanden van alle leenhoorigheid had
ontheven, verkreeg hij zijne vrijheid.
Doch nauwelijks in zijn rijk teruggekeerd
zijn, maakte hij zwarigheid in het volbren
gen dezer voorwaarden,, weshalve de kei
zer, daardoor op hem verbitterd, hem zelfs
in 1527 'in persoon op den degen uitdaagde;
deze uitdaging werd wel aangenomen, maar
het kwam evenwel niet.tot een tweegevecht
tusschenjieze beide vorstelijke personen.
Na nog 'een paar jaar oorlog, waarbij
Frankrijk door ziekte en hongersnood zwaar
gedrukt werd, sloot Frans I, eindelijk, in
1529, zoo goed hij kon den vrede, die door
zijne moeder en de Gouvernante- her Ne
derlanden te Kamerijk geteekend werd.
van Franikrijik gelegen, dat ten noorden
aan het kanaal grenst en Rouan tot hoofd
stad heeft# Het draagt zijn naam naar de
in ons land bekende Noormannen, die op
hun. strooptochten, onder de regeering
van'Koning Karei den kalen, ook Frank
rijk bezochten, en zijn landen verschrik
kelijk verwoestten.
Parijs werd driemalen door hen 'bele
gerd en zij brandden daar de voorsteden
af, waardoor zij de inwoners zoodanig
schrik aanjoegen, dat zij openlijk in de
Kerk God om 'bijstand aanriepen, om'hen
van de woede dier Noormannen te bevrij
den.
Koning Karei de eenvoudige ging een
verdrag aan met hun aanvoerder Rollo,
aan wien hij zijne dochter ten huwelijk
en dit landschap, onder den titel van her
togdom, in het bezit gaf; hoewei het ech
ter een leengoed van de Fransche kroon
bleef. Dit geschiedde in 912 waarna Rollo
zich liet doopen en de naam van Robert
aannam.
De Noormannen droegen dezen hertog,
om zijn rechtvaardigheid en billijkheid,
zooveel achting toe, dat imen de in Nor
mandië gebruikelijke uitroep: Haro of
Ha Ko, van dezen Rollo meent te moeten
afleiden.
Van dezen Rollo stammen af Richard I
de dappere bijgenaamd; en Richard H, do
moedige geheeten, welke bij een bont
werkersdochter, Herlot of Herieve, Wil
lem die als hertog in Normandye opvólg-
len die als hertog in Normandye opvolg
de, veroverde in 1606 geheel Engeland
en verkreeg daarom den naam van Wil
lem den veroveraar. Zoo bleef dit gewest
met de kroon van Engeland vereenigd tot
in 1202, toen koning Johannes daarvan
weder beroofd werd.
Naderhand veroverde de Engelsche ko
ning Hendrik V het opnieuw in 1420, maar
zijn zoon verloor het weder in 1450, en
sedert dien tijd is Normandye altijd aan
de kroon van Frankrijk gehecht geble
ven.
eeuwigen in Frankrijk 'bet aandenken aan
dezen vorst. Van een; nl. het Paleis van
Frans I hebben wij een afbeelding h'.erbij-
gevoegd.
Het andere door ons bedoeld is zijn graf
tombe.
Zóówel het eerste als het laatste bewijzen,
wat 'bouw- en beeldhouwkunst in Frankrijk
destijds vermochten; want aan- beide hebben
de grootste, toen bekende, meesters gearbeid.
Heit paleis Iet Frans I zelf bouwen. Het
stond eerst in het bosch te Fontainebleau en
was oorspronkelijk een jachtslot Doch als
een der merkwaardigste voorbeelden of mo
dellen der bouwkunst werd in 1826 steen
voor steen, afgenomen en alzoo naar Parijs
in de Elyzesehe velden overgebracht en we
der nauwkeurig opgezet.
Frans I stierf in 1547: zijn graftombe
werd eerst drie jaren na zijn dood opgericht
door Hendrik II zijn zoon en opvolger. Deze
bestaat geheel uit wit marmer, twee prach
tige standbeelden, dg koning eni zijn gemalin
voorstellende in het oogenblik van zijn ver
scheiden, benevens een kunstig bas-relief,
een tafereel uit den slag van Marignano
voorstellende, vormen, met de vier Evange
listen in knielende houding, de hoofdver
sierselen van dit trotsche gedenkteeken ir
de Kerk van St. Denis.
Deze verschillende lotgevallen hebben
ongetwijfeld zeer grooten invloed op de
zeden en gewoonten der inwoners uitge«-
oefend, en het is aan die nauwe betrek
king met Engeland' toe te schrijven, dat
men de Normandiërs in menig opzicht
met de Engelschen vergelijkt. Ook in het
land zelf treft men menig vergelijkings
punt met dit rijk aan.
Normandië heeft in vele opzichten de
zelfde luchtstreek; heeft groote vlekken,
die hier en daar door kleine heuvels of
bergen zijn afgebroken, bezit heerlijke
weideplaatsen en levert veelal dezelfde
voortbrengselen des lands op als Enge
land, doch de lucht is er doorgaans droo-
iger en ook warmer, dan op het eiland, In
den landbouw zijn echter de 'Normandiërs
nog achteruit, bij het tegenoverliggende
rijk.
De pachthoeven en boerderijen zijn er
meestal klein en zelden over de 100 ak
kers groot, en de bevolking in vele kleine
dorpen verdeeld. Deze dorpen, die
meestal in dalen liggen^ hebben over het
algemeen woningen uit leem gebouwd en
die met stroo of riet 'bedekt zijn. De ge
bouwen, die met deze woonhuizen in ver
binding staan, zijn insgelijks slechts licht
gebouwd.
Zoo eenvoudig als de woningen en ak
kergereedschappen in Normandië zijn, zoo
eenvoudig is ook de levenswijze van de
bewoners.
De Normandiër leeft bijna alleen van
brood, spijzen uit het plantenrijk en ooft;
wijn of vleesch wordt er weinig gebruikt,
maar daarentegen veel koffie en stroop.
Ook de kleeding der landlieden is even
eenvoudig en toont, dat zij daarin nog
aan het oude gehecht zijn.
t Juttertje
i
B.