De Praktijk van Helder
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 11 SEPT, 1926.
NO. 242 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Pro.
Contra.
't Jutterfje
UIT MET DE PRET.
't Is uit met de pret. Successievelijk
hebben ze allemaal hun boekentasch met
het stapeltje geleerdheid onder den arm
genomen en zijn ze „welgemoed** weer
aan den arbeid getogen.
Of dat inderdaad zoo welgemoed zal
zijn geweest, valt te betwijfelen. Helaas,
en misschien gelukkig, kun je ze niet
in het hart kijken, anders zou je ver
moedelijk daar wonderlijke gevoelens ge
waar worden.
Zeer waarschijnlijk zal het nog wel zijn
als in onze eigen jeugd, toen het school
gaan ook al niet tot de aangenaamste
bezigheden behoorde en evenmin als ze
ons toen konden wijsmaken, dat de school
jaren toch eigenlijk de beste levensjaren
waren, eVenmin maak je het nu de jeugd
wijs.
Ook zij zullen ervaren, dat ook wij
gelijk hadden, zooals wij zelf ervoeren,
dat onze ouders het gelijk aan hun kant
hadden.
Daarmee wil niet gezegd zijn, dat het
latere leven niet waard is geleefd te
worden, doch de onbezorgdheid der school
jaren, zij het dan soms doorploegd van
vele schóól-verdrietigheden, kennen we
later niet meer.
Natuurlijk zullen ze ook dii weer niet
gelooven en lappen ze al die beschou
wingen aan hun laars, omdat ze slechts
te maken willen hebben met hetgeen ze
thans ervaren en doorvoelen.
En dan inderdaad jeugd met je
zwaarbeladen boekentasschen 1 zoo'n
eerste schooldag is een ware begrafenis
dag.
Want je begraaft dan je ongebreidelde
vacantie-vrijheid; je begraaft je begrip
van tijdeloosheid, je- begraaft je onbe
zorgdheden voor het heden en de toekomst;
je begraaft je zwerflust langs dijken en*
naar de duinen.
Natuurlijk zijn er ook op zoo'n begra
fenisdag welmeenende menschen, die met
bloemen komen aandragen, doch de geur
van die bloemenhulde maakt je al wee
en je vraagt in je hart of dat nou alle
maal wel gemeend is.
Je zult wel blij zijn, dat je weer kan
aanpakkenJe zult wel blij zijn, dat je
in de gelegenheid wordt gesteld al het
vroeger geleerde niet heelemaal te ver
geten 1
Al dergelijke bouquetjes worden je
onder je neus gehouden en je wordt wee
van den geur.
Maar als dan die eerste tocht is ge
maakt en als dat Diet te deflnieeren ge
voel uit je maagstreek weggetrokken is,
dan voel je je wat beter en je ziet de
dingen weer wat van den vroolijken kant,
zoodat je toch moet erkennen, dat het
eigenlijk nog zoo kwaaa niet is.
Ja, zoo'n eerste dag doet je diep be
seffen, dat de pret uit is en dat het leven
niet alleen pret maken is.
Haast zou je het gaan gelooven, dat
het wel het geval was, want wat een
ruimte en een heerlijke plekjes heb je
hier niet, waar je onbezorgd kunt ra
votten en stoeiep.
Neem den dijk en den buitenkant, de
duinen en het strand en het kuit je. Wat
een zee van ruimte, wat een overdaad
van onschuldig genot. Het strand alleen
is reeds een. rijkdom, waartegen geen
andere vacantie-uitspattingen kunnen op
bieden.
Daar kun je spitten en graven, pootje
baden en voetballen, krijgertje spelen en
haasje-over doen zonder dat je iemand
tot last behoeft te zijn en zonder dat
iemand zyn hart behoeft vast te houden
voor zijn mooie spiegelruitjes.
En de duinen I Moeten we nog iets
vertellen van de duinen En weet er dan
niemand meer, dat deze zich bij uitstek
leenen tot het geliefde rooverspel en weet
er dan niemand meer van het heerlijke
sluipen langs de duintoppen en door de
dalen.
Het bezoek aan de ruïnes is verboden.
Ook dat waren bijzondere heerlijkheden
en al is het voor de jeugd verboden er
voet in te zetten, de zee heeft zich daaraan
niet gestoord en heeft gebruik gemaakt
van het devies„macht gaat boven recht"
en haar hellebardiers een stormloop laten
ondernemen op haar wallen, zoodat nu
vanaf strand de omgekegelde zuilen zijn
te zien, die eertijds trots de gewelven
droegen.
Een beeld van het vergankelijke, dat
niet eigen is aan de jeugd, die, generatie
na generatie, blijft voortbestaan.
Uit met de pret, ja, doch door het
heiïge van den schooltijd, waar door heon
vaak lachend de zon breekt, blinkt zoo
nu en dan reeds weer hot spiegelbeeld
van de eerstvolgende vacantie.
Roblnson.
Nieuw beeld.
Waarom wordt die zangeres zoo ge
vierd? Zij zingt nog niet eens middel
matig.
Ja, zooals ge ziet, zij is heel mooi, en
dan drukt men al gemakkelijk een oor
toe.
ONWEER EN VISSCHEN.
Weer-slachtoffere.
Den nauwkeuriigen opmerker zal het
misschien opgevallen zijn, dat do bewo
ners van oen kameraquarium of van het
goudvisohglas reeds geruimen tijd voor
het uitbreken van een onweer zeer on
rustig worden en vooral sneller adem
halen dan onder gewone omstandigheden.
Ook door vissohers wordt dit verschijn
sel waargenomen.
Vooral toonen de gevoelige visschen
zich zeer onrustig, b.v. de forellen en de
alen worden ln 'het uur, voorafgaand! aan
ren onweer, liet meest gevangen; het
schijnt dat de dieren in een toestand van
opgewondenheid verkeeren, die ze alle
voorzichtigheid uit het oog doet verliezen.
Nu is het een algemeen feit, dot na een
zwaar onweer dikwijls doode visschen in
menigte naar de oppervlakte komen; ze
hebben inwendig noch uitwendig eenüg
letsel. Men hoort dikwijls beweren: de
bliksem is in het water geslagen en beeft
de dieren gedood.
Nauwkeurige onderzoekingen hebben
aangetoond, dat zulks 'bezijden de waar
heid is. Ja, dikwijls was het onweer los
gebarsten vele mijlen van de plaats, waar
dc visoh was gestorven. Zoo bleef de oor
zaak langen tijd een raadsel.
In den laatsten tijcLheeft men in Noor
delijk gelegen landen de opmerking ge
maakt, dat na het optreden van sterk
Noorderlicht zich eenzelfde sterfte onder
de visschen vertoonde, en hieruit is de
'gevolgtrekking te maken dat de electrici-
teöt in beide gevallen de oorzaak is van
den dood. Waarnemingen bij aquariums
brachten aan bet licht, dat de -sissdhcc
bemoeilijkt worden in de ademhaling, het
geen waarschijnlijk een gevolg is van ver
anderingen van in het water opgeloste
zuurstof, die door electrische ontladingen
sterk vermindert.
KATTEN ZONDER STAART.
De Japanners hebben zich altijd mees
ters getoond in de natuur te veranderen
en te vervormen, beter gezegd: misvor
men. Velen weten wellicht, dat zij dwerg-
booipen 'bezitten: ceders, eiken, pjjnboo-
men, die ondanks hun laagte van 23 tot
centimeter reeds eeuwen hebben bestaan.
Maar ook behoort gezegd, dat nergens be
ter dan in Japan die natuur zich tot zulke
gedaanteveranderingen leent.
Op het Eilandenrijk telt men thans niet
minder dan' drie soorten katten: de kat
met langen staart, de kat met gevorkten
staart of „nekomata", en de kat zonder
staart.
Over deze laatste hebben wij het hier.
Dit gracieuze dier gracieus in weerwil
van de ontstentenis van de staart wordt
door de Japanners als een heilig dier be
schouwd.
Zij beweren dat zij het met zich uit hun
geheimzinnig land van oorsprong hebben
meegebracht toen zij eenmaal de Archipel
veroverden, waar destijds de Ainos
heerschten.
Een Samoerai (van de militaire kaste)
zou weigeren den drempel te overschrij
den van oen huis, waar geen kat zonder
staart gehouden en vereerd wordt. Adel
lijke fairniliën bezitten steeds een of meer
exemplaren van deze dieren.
De Japanners schrijven aan hun katten
magische krachten toe. Zij laten ze dan
ook niet de kamer haderen waar een van
hun bloedverwanten gestorven is.
VOORUITGANG.
Wie in den grond gelooft aan den
vooruitgang der wereld, laat zich niet
ontmoedigen door tijdelijken teruggang
of schijnbaren stilstand. Maar evenmin
laat hij zich op een dwaalspoor brengen
door de voorspiegeling dat de vooruitgang
plotseling en overal tegelijkertijd waar
neembaar zal zijn. Hij weet het, daarvoor
zijn de tegenwerkingen te talrijk en te
sterk, de gedachtensfeer der menschen
te uiteenloopend, de inzichten vaak te
beneveld. Daarenboven elk moet op
zijn eigen paden voorwaarts gaangaat
de vooruitgang bij sprongen, is hij niet
het gevolg van persoonlijk klaarder be
wustzijn en inwendigen groei, dan is hij
noch blijvend noch waar en voert geen
bouwsteen aan om het groote gebouw zijn
bestemming nader te brengen.
Van tijd tot tijd is een groote klare
geest zijn tijd ver vooruit; maar het kan
geschieden dat er eeuwen voorbij gaan
eer wat hij als waarheid heeft erkend,
van velen het gemeengoed is geworden.
Als een borgtop boven de omliggende j
dalen verheft hij zich boven het gedwarrel
dor menschen; hoe meer hij het ontstijgt, i
(les te vaster,- des te hoopvoller is zijn
blik naar boven gericht.
Slechts vandaar wenscht hij licht te
ontvangen en weldra omstraalt het hem
met zielverkwikkende glans. Gelijk de
sneeuwtop gedekt is met blanke, eeuwige
sneeuw, zoo schijnt hem de mantel der
profeten om de* schouders te zijn gelegd.
Maar hij voelt zich kind der aarde en
wil niet dat het door hem aanschouwde
voor hemfcelf alleen zij.
Liefde en medelijden doorgloeien hem
voor de wereld en zijn medemenschen.
En, gelijk langs de zijden van den
sneeuwtop kleine stroomen leeken, die
hun weg zoeken naar beneden, zoo zoeken
zijn denkbeelden, ln woorden en geschrif
ten de wereld te bereiken. Zij gaan langs
verscheidene wegen; maar hoe lager ze
komen, des te veelvuldiger zijn de hin
dernissen, die zij hebben te overwinnen.
Soms schijnen zij een tijd lang vergeten,
evenals het pas ontsprongen beekje op
de schijnbaar vlakke bergweide nauwlijks
schijnt voorwaarts te stroomen.
Maar door een vaak onbekende stuw
kracht en telkens vernieuwden aanvoer
van boven, ontwaken ze tot nieuwe levens
kracht en eindelijk komt er een oogenblik
dat de gedachtenstroom, die bezig is zich
een weg te banen, zich met andere ver
wante stroomen vereenigt.
Samen voelen ze zich dan sterk en
winnen van lieverlede aan kracht, al naar
mate zich meerdere bij hen aansluiten.
Nu bestaat er aan de levensvatbaarheid
geon twijfel meer. De frissche stroom
voelt zijn wateren zwellen, onsiuimig
jaagt de wind ze tot golven omhoog.
Ijlings spoedt hij zich nu over rotsen en
steenblokkon heen, want hij wordt zioh
bewust van wat hem wenkt daar beueden;
hij verlangt er naar zich in dienst te
stellen van de menschheid, haar nooden
te lenigen, haar dorstende velden te dren
ken, haar lasten te dragen, een element
te gaan vormen van haar bestaan.
Maar bovenal wenscht hij haar don
weg te wijzen, haar met zich te voeren,
bij, de sterke, de
toekomstige eenheid, waar alles zal samen-
vlooien in den oceaan der eeuwigheid.
Behoeft het ona zoo beschouwd, te ver- j
wonderen dat de vooruitgang der wereld
een proces is, dat langzaam voorwaarts
gaat? Wij spraken van hinderpalen, die
elke vernieuwende gedachtenstroom heeft
te verduren.
Laat ons slechts er aan denken hoe
elk individu wordt omsponnen en omklemd
door aangeboren of overgeërfde gebrekep
en vooroordeelenhoe hy te kampen
h< ft mot hartstochten, met eigengerech-
ligheid, mot gebrek aan inzicht, met on-
rijpheid van verstand. Hoe lang heeft) ^pgelost. Met dood bedoelen wy
het telkenmale bij onszelve geduurd eer
DE OUDE PROFESSORS-ZIEKTE!
Meneer de Professor Daar is Brand I
Laat 'm gerust terugkeeren. Ik heb gozegd, dat ik voor niemand
thuis was!
KLEINE GENOEGENS.
Uw eerste spel bfl een spelletje whist
is ©en „Sansa-autouf
Dansen met een lief meisje of een gees-
tlgen cavalier.
Gij, dame, wilt een kleedje borduren,
koopt wol op de gis en het komt pre
cies uit.
Ge hebt iets verloren gewaand', een
voorwerp dat u lief was.onverwacht
vindt ge 't terug.
Ge krijgt iets cadeau, dat ge zeer noo-
dig bad, maai* dat ge niet kocht, omdat.
Reeds sedert jaren mist ge J een deel
van een lexicon.Op een verkooping
komt dit deel1 te koop.Ge wordt eige
naar voor een bagatel.
Uw hengel is pas eenigo minuten ln het
water, en go bomerkt reeds vangst te
hebben.
Ge zet u neer tot vorder lezen ln een
boek, dat u Interesseert. Ge slaat het open,
juist op de bladzijde waar go gebleven
^zljt.
Do koninklijke familie ls ln de stad'.
Uw bezigheden lieten u niet toe, bij den
intocht te zijn.Ge wandelt naar uw
kantoor. De vorstelijke stoet rijdt u tege
moet
Den morgen van don dag, dat ge van
zelfbewuste naar de plan zijt een pleiziertochtje te gaan ma
ken,-ontwaakt ge. Ge ziet zonneschijn en
hoort de vogels tsjilpen.
Ge bewondert haar, ges vereert haar ln
stilte, maar hebt haar nooit durven aan
spreken. In een coupé nlet-rooken stapt
go binnen. Zij zit er.en ge blijft twee
uur met haar alleen.
KLEINE VERDRIETELIJKHEDEN.
'tls een heete dag.... Ge moet voor
zaken naar Iemand, die Swammordam-
straat 18 woont.Daar aangekomen
deelt men u mee, dat ge verkeerd' hebt
verstaan, ge moet zijn Saenredamstraat lfi.
Gij zijt b.v. een burgermonsoh, en hebt
nog een lekker restje gebakken visch
staan.Ge wilt u er aan te goed doen.
De poes is u voor geweest.
Ge hebt een middagje vrij en maakt
een afspraak met een vriend om een
flinke wandeling te maken.om half
drie op t Frederiksplein. vlak voor het
Paleis.Om drie uur is uw vriond er
nog niet.
In 't midden van een boetenden romnn,
bij het spannendste gedeelte,.... merkt
ge dat er een blad ontbreekt
Uw llevel lngskost komt op tafel.oon
beetje aangebrand.
Gij zijt wat klein van stuk. Nadat go
bij een parade met mooito een goed
plaatsje hebt veroverd', komt er onmiddel
lijk een lange vent voor u staan.
Reeds lang hebt go er u op gespitst
„Mijlpalen" van Royaards te zien. Einde
lijk zit ge in don schouwburg. Het scherm
gaat op. Er staat een heer in t zwart.
„Do heer Royaards is plotseling".
Ge begint een uitstekende anecdote te
vertellen.... Aan de pointe gekomen,
weet ge 't niet precies meer.
LEVENSDUUR VAN DIEREN
EN PLANTEN.
een waarheid, die we thans meenen te
verstaan, tot ons is doorgedrongen en
door ons kon worden erkend 1 Toch
laat ons dankbaar terugzien ook op de
kleinste schrede; het komt er maar opaan
er voor te waken dat elke vooruitgang
een waarachtige zij I
B.
mmzm
EEN IDEAAL DIENSTMEISJE.
Van een ideaal dienstmeisje vertelt het
New-Yorksche „New Monthiy Magazine"
de volgende geschiedenis:
Een bescheiden jonge dame biedt zich
bij een buisvrouw als dienstmeisje aan.
Kan je koken? vraagt de huisvrouw.
Ja, mevrouw, alles <wat u maar
wenscht.
Wasschen?
Ja, mevrouw.
Hoeveel dingen zal jo per dag bre
ken?
In het geheel geen mevrouw.
Hoeveel maal kan je het keukengerei
goed schoonmaken?
Tweemaal per week.
En de Vensters?
lederen Dinsdag.
Vindt je kinderen een last?
Integendeel, mevrouw.
Hoe lang was je in je vorige dienst?
Vier jaar, mevrouw.
En waarom ging je weg?
Omdat de familio naar Europa ver
huisde.
Hoeveel loon moet je hebben?
Twaalf gulden per maand.
Wanneer kun je in dienst treden?
Dadelijk.
Mevrouw is overgelukkig. Op dit oogen
blik komt in groote opwinding een krank-
zinnigenbewaardor binnenstormen en
roept: Den hemel zij dank! Daar heb ik
ze weer!
Het ideale dienstmeisje werd in een
dwangbuis gestoken en weggevoerd.
Altijd voorkomend.
Klant (in een winkel): Ik wou graag
een deurveer hebben.
Winkelier: Een deurveer?
Klant: Ja een, die sterk genoeg is, om
de deur heelemaal in het slot te brengen
en die niet met zoo'n smak doet dicht
slaan.
Winkelier: Jawel ik begrijp nw bedoe-,
ling. U wil er een hebben die sterk is en
■toch zijn werk zachtjes doet.
Klant: Juist, maar hij moet ook weer
niet zoo ingewikkeld van mechaniek zijn,
dat ie niet te repareeren is.
Winkelier: Ja, nu begrijp Ik het geheel,
wat u moet hebben.
Klant: Goed laat.me dan eens enkele
soorten zien.
Winkelier: We verkoop en geen deur
voeren!
bier den natuurlijken of physiologischen
dood; het proces, waardoor de levende or
ganen langzaam afsterven en tenslotte de
dood intreedt De meeste menschen ster
ven niet dezen natuurlijken dood; zij gaan
ten onder aan acute of chronische ziekten
der organen, die voor het leven van be
lang zijn. Op hoogsn leeftijd is er altijd
wel het een of andere orgaan, dat niet
goed meer werkt: maag, longen of nieren,
soms het zenuwstelsel, de bloedvaten kun
nen hun taak niet meer vervullen, het
hart is verzwakt, enz. Den natuurlijken
dood sterven zij, die, zooals de volksmond
dat noemt, van ouderdom doodgaan; lang
zaam wordt, zonder eenige merkbare oor
zaak, het levenslampjo gebluscht. Maar
een dergelijk stervensproces komt slechts
zelden voor.
Nog veel zeldzamer komt dit voor bij
dieren. Zoo deze niet op gewelddadige
wijze aan hun einde komen, worden ze
door een of andere ziekte getroffen, door
parasieten bezocht of op andere wijze in-
of uitwendig aangetast Ondanka de
groote moeilijkheden, die een onderzoek
naar den levensduur van de dieren op
levert, kunnen toch enkele resultaten ge
noemd worden.
Eigenaardig is bijvoorbeeld, dat de
zeer kleine organismen van de laagste
orde, eencellige dieren en planten, algen,
bacteriën, amoeren, zweepdiertjes en in-
fusoriën, die uit den aard der zaak slechts
een korten levensduur hebben, niet eigen
lijk afsterven. Immers, zij eindigen hun
individueel bestaan niet door den dood,
maar door zelfdeeling, daar ze zich op
deze niet-geslachtelijke wijze voortplan-
ton. Deze zelfdeeling, waarbij ieder der
beide doelen een zelfstandig dier wordt,
kan tot in het oneindige doorgaan. Zoo
werden in een tijdsverloop van dertien
jaren uit één opgesloten infusorie niet
minder dan achtduizend generaties ver
kregen, uitsluitend door niet-geslachte
lijke voortplanting. Dit gaat op dezelfde
wijze steeds voort en daar een natuurlijke
dood niet intreedt, kan men veilig spre
ken van dO onsterfelijkheid der eencellige
organismen. Ook bij veelcellige organis
men vindt men deze zelfdeelig; bij de
meeste evenwel neemt dit vermogen tot
deeling met den tijd af en houdt tenslotte
geheel op; daarmede zijn ze ten doode op
geschreven. De klem- en voortplantings-
cellen doelen zich ©venwel' onbegrensd
verder, en gaan van do eene generatie op
de andere over. Zij zijn dus evenals do
eencellige organismen, onsterfelijk. Voor
het veelcellige organisme is dit evenwel
geen voordeel, want do verschillende cel
len zijn niet gelijk in doelend vermogen.
Zoo zal het tenslotte voorkomen, dat een
dier gedurende zijn geheole leven slechts
beschikt over zooveel oollen als bij de ont
wikkeling van het embryo gevormd wer
den, en ook deze zullen langzaam af
slijten.
Hoewel dieren van lage orde een kor
ter levensduur hebben dan de hoogere,
zijn op dezen regel vele uitzonderingen.
De gelede dieren, vooral de insecten, die
reeds tot een vrij hooge orde behooren,
hebben slechts een kort leven, slechts
uron, dagen of weken.
Er zijn evenwel ook insecten, die
langer leven; de koningin der byen wordt
meer dan vijf jaar oud, terwijl de werk
bijen slechts enkele yeken of maanden
leven en de darren nog korter. Het werk
van de koningin: eierenleggen en deze in
den bijenkorf te rangschikken, maakt een
langer levensduur voor haar noodzakelijk.
De mieren, die aan de bijen verwant zijn,
bereiken wel een leeftijd van vijftien ja
ren; ook vele kevers worden ouder dan
tien jaar. Den rivierkreeft wordt een le
ven van twintig tot dertig jaar toege
schreven; opmerkelijk is het, dat bloed-
zuigwormen twintig jaar kunnen worden
en regenwormen ongeveer steeds tien
jaar.
De reuzeninktvisch wordt heel oud, ook
de groote zeeslakken. Voor deze dieren
geldt een periode van twintig tot dertig
jaar. Mosselen worden nog veel ouder,
vooral ook onze kleine zoetwatermosse
len. Paarlmosselen worden soms wel hon
derd en meer jaren oud.
De olifant kan in dit opzicht levens
lange vriendschap met den mossel slui
ten, want hij wordt zoowat even oud. In
den Londenschen dierentuin heeft men
driehonderd jaar lang een reuzenschild-
pad bewaard. Snoeken en karpers, meer
vallen en zalmen moeten eveneens hon
derd' tot honderdvijftig jaar en ouder wor
den.
Ook vogels bereiken een hoogen leef
tijd. Voor gieren, en adelaars is honderd
jaar niets bizonders, maar ook kleinere
vogels, als papegaaien, raven, uilen en
valken bereiken dien leeftijd. Voor dui
ven en meeuwen wordt een leeftijd van
veertig en vijftig jaar opgegeven. Gras-
musschen, kanaries e.d. kunnen twintig
jaar in leyen blijven. Deze leeftijden zijn
voor zulke kleine dieren bizonder boog;
ze lijken ons voorai daarom zoo hoog, om
dat men bij de groote levens-energie en
de snelle stofwisseling der vogels zou mo
gen aannemen, dat hun liohaamszelfstan-
digheid sneller verbruikt wordt en zo
daardoor eerder te gronde zouden moeten
gaan. Voor de vogels evenwel is een lango
levensduur' noodig, omdat hun voortplan
ting door het leggen der groote eieren en
door het broeden bemoeilijkt wordt. Het
aantal gelegde eieren ls in vergelijking
met andere dieren van dezelfde grootte
zeer gering, vooral bij de goede- vliegers,
die door de zware eieren zeer gehinderd
worden. Zoo bestaat het legsel der roof
vogels slechts uit twee eieren, en zelfs
z^n er vogels, die slechts één ei leggen.
Om voldoende voor de nakomelingschap
te kunnen zorgen, is voor deze dieren, die
ook d'oor het broeden in beslag worden
genomen, een lang leven noodzakelijk.
Paarden worden veel ouder dan runde
ren, maar het paard is elf maanden drach
tig en paS op drie- of vierjarigen leeftijd
volwassen, terwyi het rund negen maan
den drachtig is en al volwassen is als het
anderhalf jaar oud is. Vandaar dat paar
den veertig tot vyftig jaar, runderen
slechts twintig tot vyfentwinfig jaar oud
worden.
Ook by de planten vindt men individuen,
-die zeer kort leven en andere, die een
zeer lang leven hebben. Rozen, klimop
en jeneverbes bijvoorbeeld' kunnen zeer
oud worden; onkruid duurt meestal kort,
doch plant zich onmiddellijk weer voort.
Bekend is, dat beuken en eiken het wel
tot duizend jaar kunnen brengon. Men
spreekt zelfs van nog oudere beomen. Do
planten kunnen, wat de dieren niet kun
nen, onbeperkt voortgroeien, Uit de blad
knoppen ontwikkelen zich steeds nieuwe
loten, waardoor de groei zich uitbreidt.
Doch de natuur zelf zorgt ervoor, dat
hoornen niet tot in den hemel' doorgroeien,
omdat op den duur een zoo hoog op ge-