UIT DE WIJDE WERELD
VOOR DE VROUWEN.
BABBELUURTJE OVER MODE.
doen, Jan, en je weet, er is boter in de
korf, en goede!"
Jan begon benauwd te worden, ny
vpelde waar bet paard gebonden was. De
boter begon druppel voor druppel van
'zijn aangezicht af te loopen, zijn zakdoek
■was reeds zoo vet als een oliekoek!
Het is vanavond bar koud,!J zei de her
bergier. „Maar jjj schijnt hot warm te
hebben. Jan waarom zet je je hoed met
af? Kom ik zal hem wel ophangen.
„Neen," riep Jan, „ik moet heengaan,
laat mü vertrekken ik voel mij mot lek
ker, ik ben niet goed."
En hij greep zijn hoed vast; do druk
king deed de boter nog meer vloeien.
Hals en nek, borst en beenen waren wel
dra geboterd. Jan zwom er in. Dan zai de
heibergier lachende:
„Alis je dan volstrekt vertrekken wil,
dan zal ik je niet weerhouden. Goeden
avond, slaap wcL"
Jan ging naar buiten^ ma»3".de herher-
fier riep hem na: „De mop is goed, zij
'is wel een stuk boter en een warm grogje
waard Dag JanP
HET INWENDIGE VAN EEN OUDER-
WETSCH HOTEL-HUIS TE PARIJS.
De etage geeft dep stand aan!
Astmodeus, die vlugge duivel, heeft u
(boven de groote stad gevoerd; hij heeft u
de vrij keus gelaten uit dat mengelmoest
van bijenkorven, die door imenschen be
woond worden; uw blikken hebben zich
gevestigd! op een groot huis van drie ver
diepingen, waarvan alle vensters verlicht
zijn. Asmodeus heeft u, zonder dat gij
spraakt begrepen; hij maakt een bewe
ging met de hand en de muren die u het
inwendige verbergen, zijn doorschijnend
geworden. Alles, wat daar omgaat schijnt
u een levend tafereel toe, dat gij door een
vergrootglas aanschouwt
Sla eerst het gedeelte gade, dat zich
gelijkvloers bevindt; dan ontwaart uw
oog een kamertje, dat u het hok te bin
nen brengt betwelk bij de Romeinen het
ironisch opschrift droeg van cave canern.
Het is de verblijfplaats van den portier,
die er het eerzame beroep van kleermaker
uitoefent, terwijl zijn vrouw en een buur
vrouw 'bij de kachel zitten te keuvelen, en
denkelijk zich wel aan de zonde van ach
terklap, en misschien ook wel aan die van
kwaadsprekerij en 'laster sohuldig maken;
de zoon staat er hij en is de ledige toe
hoorder van het sticht eiijk gesprek.
De slaap zal dit armoedig huikgezin
nog niet spoedig bezoeken; want al is do
portier bot eerst op, het 'behoort tot zijn
christelijken plicht, dat hij ook het laatst
naar ibed gaat.
mensch zou genoeg goede hoedanigheden
beszitten, had hij slechts de helft der deug
den, die hij wil dat zijn portier bezit
Thans zullen we de trap beklimmen', die
ons op de eerste verdieping brengt Een
knecht bestijgt hem te gelijkertijd met
ons; hij draagt een imand met wijn, en hij
maakt er 'geen gewetenszaak van, al klim
mende eens door het zintuig van de
smaak te onderzoeken, of het druivennat,
waarmede hij belast is, van een kwaliteit
is, die zijn 'goedkeuring wegdraagt. Zijn
twee ambtgenooten wachten hem op boven
in het portaal en zij zullen ons in een
danszaal 'brengen. Welk een stroom van
licht! Hoe schittert alles! Welk een druk
gelWoel heerscht hier! Slaat imen deze op
gesmukte hoop gade, dan zal men aan de
vreugde gaan gelooven. Nochtans bestaat
er veel ellende, die door de weelde ver
borgen is, het schittert alles, maar het is
slechts schijn; het is een tooneelvoorsteJ-
ling waar niet gefloten wordt.
r
Laat ons hooger klimmen; hier vinden
wfj huisgoden, die een stemmiger voor
komen hebben; wij bevinden ons te mid
den van een huishouden, waar de moeder
plicht de nachtwake voorschrijft. Een
jonge moeder wendt alle moeite aan om
haar zuigeling te sussen; het dienstmeisje
warmt de luier, waarin het wicht gewik
keld zal worden.
In het aangrenzende vertrek zoekt de
vader, aan het klavier gezeten, naar die
harmonische tonen, welke door een pu
blick moeten toegejuicht worden; maar
het geschreeuw van zijn stamhouder heeft
de bezielende gedachte doen vervliegen;
de wanhopige kunstenaar bedekt met bei
de banden wanhopig zijn ooien en1 trapt
van woede op den grond.
Daarboven woont een schilder, die door
het gerucht van een omgeworpen1 stoel uit
zijn eersten slaap ontwaakt Hij verlaat
het 'bed, grijpt een wapen en gluurt door
Geen minuut van zijn tijd is zijn eigen
dom, ieder die voorbijgaat heeft het recht
de kruk van zijn deur om te draaien en
hem te noodzaken allerlei vragen te be
antwoorden. Men vraagt hem rekenschap
van de brieven, die gekomen zijn of welke
men verwacht, van de bezoeken die men
wil ontvangen of waarvoor men zich niet
tehuis 'houdt, men zegt hem, 'hoe lastig de
buren zijn, hij mag de klachten aanne
men, die voor den huisheer bestemd zijn,
en die hij het geluk mag hebben ovei* te
'brengen; vergeet hij' iets, is hij te lang
zaam, dan krijgt hij schrobeeringen bij de
vleet en wordt hem duchtig den mantel
uitgeveegd.
Hij is do een^ge bewoner van het per
ceel, wien het niet geoorloofd is iets te
vergeten, of zich knorrig te toonen. Ieder
het sleutelgattwee mannen zijn in
zijn werkplaats doorgedrongen! Het 'beste
dat de schilder misschien kon doen, was
sil weder naar zijn 'bedstede terug te
keeren en de dieven te 'beklagen, die zich
zoo geducht vergist hebben.
'Hier eindigen de verdiepingen; maar
nog hooger en wel onder de dakpannen
bestaat nog een verblijfplaats.
Daar is men, evenals bij den portier,
nog niet naar 'bed gegaan. Een vrouw zit
voor een kleine tafel; haar voeten rusten
op een stoof; door een flauw licht be
schenen, houdt zij zich onledig met naaien
en ziet van i tijd tot tijd op de eenige
matras.
B.
Iiy kende zijn vrouw.
De heer Smul heeft op zoek naar een
dienstbode een bezoek gebracht aan een
plaatsingbureau. Hoogst tevreden komt
hfj thuis en' zegt tot zijn vrouw:
„Ik heb vanmiddag twee meisjes aan
genomen, die heerlijk kunnen koken.''
„Waarom twee? We hebben er toch
maar één noodig?"
„Dat weet ik wel, maar de een komt
morgen en die andere een week later."
Verkeerd begrepen.
Ja het gaslicht is zeer slecht?" be
aamde de apothekers assistentie, en dat
is heel lastig bij het maken van recepten
op den laten avond.
Kan dat ook niet tot vergissingen
leiden, als u uw werk in het halfduister
moet verrichten.
Ja zeker, laatst hebben ze me nog
een valsch kwartje in mijn handen weten
te stoppen.
Modeshow „Najaar 1928".
Vervolg.
Om uw oogen te doen rusten
na het geschitter en geflonkol
van het beeldig avondtoilet,
komt nu eeq rustig en sober
gekleede versohijning U even
verpoozen.
Zij draagt een keurige een
voudige jurk voor den middag,
van warm lila wollen popeline.
De vorm is eenvoudig, maar
het lichte vest en voorbaantje
geven er een elegant cachet
aan, terwijl het breeden zijden
riblint in de zelfde tint als
de japon voor de vroolijke
toets zorgt.
Na deze keurige „beschei
denheid" volgt weer Uwe gran
de dame!
Alle blikken zijn vol bewon
dering ineens naar haar ge
richt. O, het is een gedicht!
Een avondcape van het prach
tigste zijden velours chiffon in
zilvertint. Eenigste versiering
is een groote kraag van witte
vos. Het is echter of alle pracht
aan den binnenkant is besteed.
Langs den zoomkant is breede
band van zwart satijn gezet,
daarboven een wat smallere
van diep oranje-kleur, daar
boven nog 2 wat smallere ban
den, iedere keer een nuance
lichter oranje. Boven deze ban
den steeg de zeer teer oranje
kleurige crêpe-georgette, wel
ke verder als voering dienst
deed. En in deze heerlijke ge
tinte schaal zat de parel beslo
ten: n.1. een totaal onopge-
smaakt, maar wonderfijn tol
letje van wit satijn, met alleen
wat oranje crêpe-georgette
gebruikt voor de slipjes en
een toefje diep oranje bloemp
jes in de taille voor de afslui
ting. 't Was wonderfijn.
Na 't sprookje, komt de
moderne vrouw I
Ziedaar, de smocking in het
avondtoilet. Het smocking-
jasje wat inmiddels allerliefst
en soepel van lijn is, werd van
een prachtigebrocaat-stof saflin
gesteld waarvan de hoofd
kleur zeegroen is. Daarom is
het effen crêpe de chine ge-
pliseerde rokje dan ook in
deze zeegroene tint gekozen.
Vest en nog een vest» wat
tusschen de revers van 't jasje
uitgluurt, is van fijn zilvergaas.
Dan volgt" wat deze winter
weer eens zeer „en vogue" zal
zijn, n.1. het taftzijde kleedje.
Dit is een keurig gekleed model
van goujl-torre kleurige taft
zijde. Het lijf je en mouwen zijn
strak, maar de rok is zeer sterk
klokkend geknijst, waarmede
dus meteen getoond is, dat de
„klok" er nog niet geheel „uit"
is. Ook aan de mouwen zijn
een paar geestige volannetjes
aangebracht.
Eenigste versiering was
stiksels van gouddraad in de
shawlkraag, de handvolants en
in den onderkant der rok.
Corry Brena.
(Wordt vervolgd.)
In de restauratie.
Zeekapitein: „Kellner, wat is dit voor
een goedje?
Kellner: „Bouillon meneer."
Zeekapitein: „Dan heb ik twintig jaar
op bouillon gevaren."
Een gelukkig echtgenoot
Maakt je vrouw veel lawaai? Twist
ze, zingt ze, speelt ze piano?
Neen, ik ben geruiscbloos getrouwd.
De man van wetenschap in de wildernis.
Professor staat onverhoeds tegenover
een leeuw, die blijkbaar hem te lijf wil;
haalt kalm zijn notitieboekje te voor
schijn:
Een leeuw, op dezen broedtegrond nog?
Dat moet ik dadelijk noteeren.
In den foyer.
„Hoe vindt je de nieuwe opera?"
„Ik weet niet, ik kon bijna niets hoo-
ren."
„Hoe zoo?"
„De dames voor mij legden elkander
uit, waarom zij zooveel van muziek hiel
den."
Gemakkelijk gezegd.
„Ik zal deze medicijnen hier laten. Na
eiken maaltijd moet ge er een lepel van
nemen."
„Och dokter!" klinkt het uit den mond
van den patiënt, „zou u die maaltijden
ook niet meteen hier kunnen laten?"*
Poezle en proza.
Dame (wandelend op 'n mooien lente
dag): Hoe weelderig groeit hier alles.
Deze tuin is werkelijk betoerverend mooi."
Boer: „Dat wil ik wel gelooven. Ik heb
er drie kanen koeimest ingerejen."
V erontwaardiglng.
Dronken Student: „Daar lig ik nu al
'n uur tegen de vlakte, en geen mensch
pikt me op. 't Is me tegenwoordig 'n
politie I"
Prettig vooruitzicht
Boer: „Ik wou een proces beginnen
tegen mijn buurman; zoo en zoo is het
geval, denkt U dat ik bet zal verliezen?"
Advocaat: „Ja ziet U, dat hangt er van;
hebt U weinig geld om te procedeeren,
dan kunt U het proces spoedig verliezen;
hebt U echter veel geld, dan kan bet
jaren duren eer U het verloren hebt."
Voorgevoel.
Hospita: „Hoe, vanavond wilt U naar
de kroegjool? En morgen vroeg verhui
zen we."
Student: „Dat geeft niets, pak me dan
maar, als ik thuis kom, tegelijk in den
meubelwagen."
HOE HET KWAM DAT LONNIE
WEGRAAKTE.
Toen Truus zes jaar werd kreeg ze van
oom Jan een schattige baby-pop cadeau
met een echt baby truitje en -broekje aan
en een baby-mutsje op. En tante Bep
bracht een koffertje mee vol baby-Weer
tjes. Truus was dol— en dolblij, en wat
vonden de vriendinnetjes de pop ook
mooi. Samen bedachten ze allerlei namen,
tot Truus eindelijk Lonnie de liefste
vond; dat klonk zoo vriendelp en Lon
nie had ook juist zoo'n vriendelijk lachend
baby-snoetje. Den heelen middag werd
Lonnie uit- en aangekleed en 's avonds
in haar wiegje gelegd vlak voor Truus"
bod» w
Den volgendèn ochtend na het ontbijt
werd Lonnie gebaad en netjes aange
kleed voor een wandelingetje. Telkens
moest poppenmoedertje onderweg even
stilstaan om haar baby te laten bewon
deren. Aan tafel zat Lonnie in een klein
stoeltje naast Truus, 's middags werd ze
in de wagen gereden en 's avonds uitge
kleed en in een snoezig nachtponnetje
met kantjes en lintjes te slagen gelegd.
Zoo ging het ook den volgendèn dag en
den daaropvolgenden, en de heele maand
door. Elke ochtend werd Lonnie gebaad
en aangekleed en eiken avond weer uit
gekleed en in een keurig opgemaakt
wiegje gelegd.
Moar toen kreeg vader vaoantie en
Truus was zóó opgewonden van pret over
het op reis gaan, dat ze bijna vergat
Lonnie en haar koffertje mee te nemen.
Pas op het laatste oogenbllk schoot het
haar invde gedachten en vader zei: „Kom
Truus schiet op met je poppekind, anders
komen we nog te laat voor den trein!"
En och heden, toen ze eenmaal in de bos-
schen waren en Truus heerlijk speelde
en wandelde met andere kinderen, toen
vergat ze Lonnie heelemaal. 'c Ochtends
had ze geen tijd, om haar te baden en
terwijl Truus heerlijk genoot van bosch
en hel, lag het arme poppenkind maar
moederziel alleen in de hotelkamer.
Eindelijk op een avond kreeg Truus
weer eens zin om Lonnie naar bed te
brengen. Maar waar was Lonnie geble
ven? Moeder had haar niet gezien, vader
niet, het kanjermeisje ook niet en Truus
ging naar bed met behuilde oogen. Het
was erg warm, zoodat Truus niet gauw
in slaap kon komen. Ze lag steeds te be
denken, waar haar poppekind' toch ge
bleven kon zijn, maar op alle plaatsjes,
die ze bedacht, had ze al gezocht. Plot
seling hoorde ze een fijn stemmetje
„Truusje wil je met me meegaan?" Truus
keek op, zag een elfje op haar kussen
zitten en antwoordde verbaasd en ver
heugd: „Ja, ik ga graag met je meel" Het
elfje greep Truus bij de hand, leidde haar
voorzichtig door het raam en door de
tuin naar het bosch, dat vol scheen met
geheimzinnige fluisterstemmetjes, tot ze
op een open plaats kwamen waar een
massa snoezige kleine huisjes stonden.
„Kijk nu eens voorzichtig hier binnen
Truus," zei het elfje. Truus keek door het
raampje, dat het elfje haar wees en wat
denk je, dat ze zag? Twee elfjes, die bo
zig waren haar Lonnie uit te kleeden en
in 'haar wiegje te leggen. Truus wilde da
delijk naar binnen om haar pop te halen,
maar het elfje hield haar tegen en zei:
„Nee Truusje, dat gaat niet zoo. Eerst
zorgde je goed voor Lonnie, maar toen
je andere spelletjes kon spelen, heb je
haar heelemaal aan haar lot overgelaten.
Dagen lang heb je niet naar haar omge
keken, haar niet gebaad en niet naar bed
gebracht en daarom hebben wij haar naar
Elfenland gehaald om voor haar te zor
gen. Dat doen we altijd met poppen en
speelgoeddieren, die niet goed behandeld
worden.
Je moest Het elfenstemmetje scheen
verder en verder af te klinken en
Truus kwam overeind in bed terwijl moe
der de gordijnen opentrok. „Hé, kijk
eens wie ik vind!" riep moeder uil Hier
ligt Lonnie juist echter een gordijn op
den grond. Wat zal dat arme poppenkind
dat naar gevonden hebbent"
Maar TYuus hield: Lonnie al in haar
armen gedrukt en beloofde haar, dat ze
voortaan een beter moedertje voor haar
wezen zou, zoodat de elfjes haar nooit
meer weg zouden komen halen. Stel je
voor, dat de elfjes haar voor een tweeden
keer niet terug brachten 1
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
L Ledigheid is des duivels oorkussen.
U. Callfornlë
amsterdam
limonade
Inktpot
fokker
onder
room
nar
I k
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
B. A.; W. B.; P. O. de B.; A. en J. B.;
D. en V. D.; A. E.; R. G.; N. en I). G.;
G. S. E. G.; J. H.; A. K.; P. K.; A. K.;
C. T.; A. W.; E. W.; W. W.
De prijzen zijn ten deel gevallen aan:
Barend) Aberson, Piet Heinstraat 60
Annie en Jo Bremer, Basstraat 30
Annie Eijlders, Hoogstraat 11
Nellle en Dikkle Geus, Basstraat 34.
P. S. E. Galjé, Jonkerstraat 63.
Johan Heylman, Molengracht 37
Piet Keyzer, Goverstraat 26.
Aafje Kamp, Van der Hamstraat 2.
Emimio Wiegel, Spoorstraat 6.
Andreas Wiersma, Wilhelmlnastraat 89.
Nieuwe raadsels.
I. Met a ben ik een stem, met o een
vrucht, met I een herhaling, met o een
verzamelnaam, met u dien ik tot berging.
II. Ik ben een spreekwoord van 4
woorden of 24 letters.
r>'2' 21 is een deel van een huis.
a k „o l 21 een geldstuk,
rf, o, zó, 15 is een graansoort.
7' ^7' 38 een land.
7, 17, 14, 24 is een viervoetig dier.
11 en 16 zijn medeklinkers.