OUD ROEST VOOR OE KINDEREN VOOR DE VROUWEN. Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven vermoeidheid meer. Heit grootste onge rief had h|j gehad van de buitengewone warmte in ritjn dluiherspak. Maar deze haa yj verwacht en hij was daaraan gewend Vooral de modder veroorzaakte dien dui feer last Soms zat hij tot de heupen in den modder en het e^ik. Bons of tweemaal viel lr(j voorover en fcooo Blerihtfi fccoiipenju vooruit komen. Bij een dezer den kwam er eonig water in den helm „Ja, het is donker daar beneden. Be kon geen hand voor oogen «Jen. Heit ©enige waarnaar ik mij oriënteeren toon, |w®s de lijn Ik had voel sneller kunnen gaan als de boot maar sneden gevaren had." De beo® Bverts verklaarde voorts dien Jour nalist noig langere tochten te kunnen trnnkeu1. Menigmaal was hij v®f uiur ondier water geweest, zeidie hij. Groote (moeilijkheden* behalve de irnas- n»'a (modder en slik, ontmoette dia heer *- -»M op rij™ tocht Anders weöl het rivier uit en het daarin uitko mende kanaal in moest De kanaaloevers maken een hoek van 48 gr. en hij moest op handien en voeten naar boven klimmen. O. Vleta. Kan deze ri$n naam aan het voer- talg hebben gegeven, evenals da flikjes htm naam ontïeenen aan de firma Gaspar Fliefc te Amsterdam, het kiekje aan dien Leidtechen fotograaf Kiek? Wie het woord het eerst hoorden en gebruikten rito te gen deze onderstelling opgekomen. Niet te Wageningon werd het eerst ge hoord en verbreid!, maar te Apeldoorn. Daar was het ai omstreeks 1810 in ge bruik. Ben van de «sternes het ïnafl- tuuit Einfltoergen gebruikte het: was het een uitvinding oJ een „ingeving®? In Y3 ging het woord met het verplaatsen van het Instótuiit moe naar Brummorij van" waar het ^voortwoefceiridle^. OunMeerlin- giexn, die de ItodlbouwHcheo® bezochten, braehten het te WBigeningen, waar het in Jongens De toeschouwers konden, dank zij de be wegingen der kurk, den tocht gemakke lijk volgen. Nm en dan verdween de knik onder water tot grooten schrik! der om standers. «Pij is in een kuil3, hoorde men iemand roepen. Maar weldra kwam de kurk weer hoven en kleine luchtbelletjes in de nabijheid daarvan wazen aan waar de duiker waa Niemand anders, 000 merkt de verslag gever van het Amerifcaansche blad op, heeft ooit op deze wijze, voor zoover de geschiedenis weet, op dien bodem de® rivier van de eene stad naar de andere gewandeld. Wellicht heeft niemand ooit over die mOgelüikheidl ervan gedacht. Het denkbeeld is bij den heer Everta ontstaan en hij voerde het uit met een groota mate van succes. Hij stelt zich thans voor te wandelen van Sewalla Point tot OM IBofat Oomfort, een afstand van ongeveer zeven mijlen (omstreeks li kilometer). De datum hiervoor is bepaald in da eerste week van October, Geen dier roiegalsdtaifoers beeft die uit daging om de lange wandeling door de haven niet den1 heer Everst te maken, aangenomen. „Het komt er niet op aam," aldus de heer Bverts, „ik maak die wan deling zelf. en ik bepaal er een tijd voor, waarin ik ieder ander durf te slaan.0 Het uitvoerige artikel bevat tenslotte nog verschillende, voor zers, minder belangrijke Dat een oud-Nieuwedl rikanen in bewendi zal woJliehi velen seeren. het te •BIB door die gebezigd werd. In 13 was het woord nog niét Jn De venter doorgedrongen; daar zei men meest véto. In *80 was men hst er alge meen over eens, dat die overeenstemming onzer Hollandsehe le- medodoclingerL aldus de Arn o- extase brengt, lezen interes- DB FIET9L Vanwaar bef woord flets? Omtreefcs 18.10 kwam la ons land de „vélocipèid©" algemeen Sn gebruik. Maar het lange vreemde woord vïe! niet in den rninmv, en op hei Taal- en Letterkundig Congres te Leuven zou plechtig de vraag aan de landsch Het dagblad „De Stad Gent° kwam toen met talrijke nieuwe namen, waaronder er zeer euiieuse moeten zijn geweest en Prol M. de Vries te Lelden, die den grooten opgang van heb nieuwe vervoermiddel voorzag, koos uit ai die termen wieier als heb ^aangewezen1*® woord. Wieten werd aanbevolen voor: met den wieier rijden; daarbij zonden aieh tweewMer en drie wieler aansluiten. Toen echter het Han delsblad hem opmerkzaam maakte dat er ook een naam moet zijn voor vélooipist wijzigde hij rite voorstel; het rijden met den wleter zou heeten wieleren, de berij der wielenaar. Ben voordeel van wieleren boven wieier was zJL, dat dan verwarrte) met het dichterlijke tengestoten werdL De voorstellen van dien gezaghebbon- den geleemde vonden bijval, dL w. 0. op papier^ want alleen daar zijn da sporen te vinden van wieder, wielen, wMemen en wielenaar. Daarentegen hebban woorden als twee- wielec en driewieler zich gehandhaafd De liefhebber^ nam spoedig weer al, tot ze een jaar of vijftien later opnieuw ont waakte en tot een waren hartstocht aan groeide. Wie guder dan 40 jaar is heeft gezegd.' vélocipède, vgLo, satefy, bicycle, rijwiel, kar, machino, flets. Dit laatste kwam plotseling uit de lucht vallen. Vanwaar dit woord? Men maakte aller lei gissingen, fantastische en dMiterlijke afleidingen soms. «Pen 60 jaar geleden,0 zoo schreef iemand, die In deze historie belang stelde, „toen ik m^'n Jongensjaren doorbracht ito Gelderland, waar de vétocfipède van Bur gers uit 'Deventor (die met de houten klossen aan da trappers) als een van die wonderen van dia techniek gold, hoorde men uit den volksmond ta dien Achterhoek heel spoedig verbasteringen van het na tuurlijk onbruikbare woord véto«iip£do. De volksklasse sprak van vetesepee, of velesipee, maar nog meer van fiedaepee.0 Volocipède tot Scdsepee tot fiete. il n'y a qu®un paal Dat ziet er aanneme lijker uit dan de reeks: véloedpèdle— vlei- sepee—viels, volgens een inzender in „De Kampioen* van lflQL Maar voor bedde af leidingen geldt toch het bezwaar, evenals voor de verklaring van fiets uit het Fran- sche vitesso, dat in vielsepee en fiedsepee het accent op de ee valt, wat de afkorting tot fiets niet bijzonder waarschijnlijk (maakt In 1881 woonde in de Hoogstraat 220 te Wagoningen de bondsnowaetoeBsbelter E. van den naam van den rijwielhersteller met het woord fiets alleen aan toeval kan wor den toegeschreven. In *81 begon het woord zdieh in Amsterdam te verspreiden (velen van het Instituut gingen naar Amster dam), ongeveer *82 fa Utrecht Waar zoovelerlei pogingen gefaald! heb ben Is de onderstelling misschien niet te gewaagd, dat het plotseling opgekomen geheimzinnige woord afkomstig is uit de kringen van die Jongens van de vlakte. Bij deze hoeren was hot rijwiel ai spoe dig populair: ©en gewild (artikel om te slaan (stelen) en tevens om er snel de plaats moe to poetsen. Dus was die snelheid van zoo'n draver tje (ook Bargoonsch maar minder to de gunst) van hoog belang. Hot VHaaimsch Bargoensch kent vit(s), Keimpisch en Ltm- burgscb vitse, Westfaalscto fiets, welke woorden beteefcenen: groot, goed en rap. Dat wil zeggen, ook blijkens die samenstel lingen, dat fiets kan beteefcenen: rap, snel, maar ook: groot of goed. De begrippen goed en snel liggen to do gabbertaal dicht bij elkaar. Hoo interessant deze beschouwingen ook zijn, do conclusie is toch.dat nie mand mot zekerheid kan zeggen waar het woord fiets vandaan komt EEN KEOUXlfEWEEA lOK 91^1 UK Napoleon*» dagen. Napoleon Bonaparte was tot brigade commandant benoemd eö had bevel ont vangen om naar Italiö te gaan en daar het opperbevel over de artillerie over te nemen. Daar hij zioh in allerijl moest uitmaten, begaf hij zieh persoonlijk tot den eigenaar van een der grootste magazijnen van reisbenoodigdheden, den heer Yiennais. De aan den aanvang eener sohitterende loopbaan staande jonge generaal kon zieh echter met zijn geldmiddelen destijds nog geen grootere weelde veroorloven en was daarom in zijn inkoopen zeer bescheiden. De koopman legde hem echter de nieuw ste en beste zaken van zijn magazijn voor, die Napoleon|eenigen tijd met welgevallen beschouwde, om ze vervolgens schouder ophalend ter zijde te schuiven. „Bevalt U dat niet vroeg Viennais. Napoleon maakte een afwerende be weging. „Hoe Deze necessaire bevat dus niet alles, wat ge noodig hebt Ontbreekt er wat aan de uitrusting „Integendeel, ze bevalt mij uitstekend." „Welnu waarom dan niet „Gij wilt mij verleiden, maar ge doet vergeefsche moeite. Hoe duur is die necessaire dan wel?" vroeg Napoleon. „Vijftienhonderd Francs". „Dat is veel te duur, ik ben niet rijk genoeg om zulk een duur stuk te koopen." „Is 't anders niet. Nu daar is wel raad op. Koop haar maar gerust, U kunt mij wel betalen, wanneer het U schikt." „Dat zou echter wel eens lang kunnen duren. Bedenk toch eens, hoe onzeker het lot van den krijgsman is, ik ga morgen naar het leger en wie weet of ik wel immer wederkeer. „Ik heb vertrouwen in Uw gesternte generaal. „Meent ge dat Welnu dan zal ik het er maar op wagen," antwoordde Napoleon, terwijl hij een blaadje uit zijn notitieboekje scheurde en er eenige woorden op schreef, die hij den koopman ter hand stelde. Tien jaren waren sinds verstreken. De necessaire was al lang betaald, de voor malige brigade-generaal was keizer ge worden. Korten tijd na de verheffing van Napoleon tot keizer, werd Viennais op de Tuilerien ontboden. „Ik heb nog een oude schuld met U te vereffenen," riep de keizer den binnen- tredenden koopman tegemoet. „Vergeef mij, sire", antwoordde Vien nais, „Uwe Majesteit is mij niets schuldig. De necessaire die ik de eer had aan den generaal Bonaparte te verkoopen, is door den eersten consul Bonaparte betaald geworden. „Dat Is zoo", hernam Napoleon, „de necessaire is betaald, maar niet de wel willende wijze, waarop ge mij eertijds crediet verleende. En nu ben ik van plan om Uw vertrouwen van destijds te be- loonen. Ik benoem U tot Juwelier der kroon. Hier is het benoemingspatent." Viennais, vertrouwde zijn eigen ooren niet. Hij waagde de opmerking te maken, dat dit toch eigenlijk zijn vak niet was hfi had nog nooit iets aan de goudismeed- kunst gedaan. „Dat doet er niets toe, was het antwoord. Gij verandert van beroep, daarmede is de zaak in orde. Gij bezit smaak, talent en zaakkennis en zult U daarom wel spoedig in een ander vak thuis vinden." Natuurlijk waagde do heer Viennais het niet, om zijn keizerlijke beschermer en vermoedelijk zijn besten klant op de een of andere wijze tegen te spreken. „Wanneer gij het beveelt, sire, zal ik trachten mijn best te doen," was zijn laatste antwoord. „Welnu, ga dan maar terstand aan het werk. Ik heb in den kortst mogelijken tijd de insignes der keizerlijke waardigheid noodigde kroon, den scepter, den degen; en voor de keizerinden diadeem, den halsband en de overige sieraden. Ik stel vertrouwen in U en ben er van overtuigd dat gij mij tot mijne volle te vredenheid zult bedienen. Viennais deed zijn uiterste best en had weldra een schitterende clientèle. Toen Napoleon zijn liefhebberij begon om nieuwe koningen te scheppen, vergat hij nooit om zijn hofjuwelier aan te bevelen. Op die wijze ontstond er een soort van compagnieschap tusschen den keizer en Viennais. De een schiep het nieuwe koninkrijk en de ander fabriceerde de kroon er voor. Het spreekt vanzelf, dat de leverancier des keizers nu ook alle hovelingen der Tuilerien tot klanten kreeg. En op die wijze kreeg de heer Viennais een verbazend debietbijna alle souve- reinen van Europa deden bij hem hunne bestellingen. Het was daarom niet te verwonderen, dat hij aanzienlijke rijkdommen opzamelde, en toen later Napoleon's ster onderging en het keizerrijk ineenstortte, was de kroonleveranoier reeds bezitter van eenige millioenen. «n TEGENVALLER! 01."t kan verfceeron! >1 Ha I 'n reuze mooie gelegenheid 'om dat hondje daar eens te versieren met dat fijne stelletje groenteblikjes an z'n staart I eh... oh... oh... koest.., koest... zoete, bravehondjekoest maar ikke wil je niets doen, hoorZoete hondHij is zoetI BABBELUURTJE OVER MODE. Voor de bomde Weer aangeland zijnde in de dagen van „Sneeuw en IJs", of wat ongeveer hetzelfde is: van regen en stormen, is het nu wel den juisten tijd om gebruik te maken van die eigenaardige half-klee- ding, w.o.a. de stukken bij thuis hooren van deze afbeeldingen. Juist in de gure voor- en najaarsdagen komen ze zoo heerlijk van pas. Een stof- rogenjas met een warm vest eronder, een mantelpak met een warme das of omslag erop, een flinke hooge slob-kous om 't been, al dezo dingen kunnen bij guur weer het behagelijke gevoel geven van goed „verzorgd" te z^jn. Waar men anders een kil onaangenaam gevoel zou hebben, bezorgd 't dragen van zoo'n assistent-kleedingstuk precies het tegen overgestelde. Het eerste stuk b.v. is uitstekend om bij een felle wind onder een regen- of stofmantel te dragen. De wind dringt er niet doorheen, daar het vest van zeem leer is. Het vest is van gewoon naturel zeemleer gemaakt, alleen is voor de aar dige afwerking wat gekleurd zeem ge bruikt en dit .is in uitgeschulpte randen opgestikt. Voor het prettige glijden wordt het vest gevoerd met een sterke ponge- zijde. Hoewel de mof nog wel een maand zal moeten wachten eer zij aan de beurt is, vond ik ze zoo aardig, dat ze toch maar voor een beschrijving in aanmerking kwamen. No. 2 vooral is een gracieus vormpje, 't Is een groote ovale lap don ker bruin bont, gevoerd met petit-gris. Deze ovaal wordt dubbelgeslagen, in 't midden een weinig geplooid, wat is vastgezet door een soepele strik van 't bruine bont. No. 6 is weer geestig door de aardige verwerking van zwart en bever-bont. De teekening laat duidelijk zien hoe 't ver werkt is. De óeharpe (no. 8) is practiseh, warm en chic. Zij is gemaakt van zwart pluohe en gevoerd met zacht grijs bont. In de ondereinden zijn zakken aange bracht, die met het grijze bont omboord zijn. Een elegante en royal das is de écharpe no. 4..Ze is gemaakt van koningsblauw fluweel, zoowel van binnen als van buiten. Zeer chic is echter de uitvoering van de vóórkant der das. Deze is n.1. van onder in een zeer breed garneerstuk van zwart sealskin gevat De punten van het bont rusten op punten van lichter blauw laken. Ten overvloede zijn nog in de zijkanten iplit ituk kan doen. Een veel luchtiger en dus eigenlijk meer voor sieraad bedoeld dasje is tee kening 5. Dit is n.1. saamgesteld uit beige crêpe de chine, gevoerd met rose crêpe Romain. De onderkanten zijn geboord met marter-bont. De das wordt bijeen gehouden door een groote metalen sier speld, met een rij parels erop. Teekening 7 vertoont een prachtig hooggesneden slobkous van wild-leder, waarvan de bovenkap tot over de knie gevoerd is met bont. Tenslotte nog een verrukkelijk warm vest van donkerbruin geverfd konijn. zakken of splitten aangebracht, zoodat dit gameers: tevens als mof dienst DB GULZIGE KOBOLD. Jiullle bobt zoker allemaal wel oen» van kobolden gehoord* wezentje», die kabou- torhoofdjes hebben en fijne lichaampjes als elfiep. Popkin nu was zoo'n kobold. Maar waar andere kobolden dol zijn op het uithalen van leuke streken, op dansen en springen en boschspelletjes spelen, daar had Popkin maar één liefhebberij en dat was: eten. En doordat hij steeds maar at, werd hij zoo rond als ©en tonnetje. Dat vond hij minder prettig, want alle ander© kobolden, elfen en kabouters lach ten hem uit en hij kon ook lang niet zoo vlug springen en klimmen als zijn vriend- jes. Popkin was toch veel te gulzig, om het eten ervoor te laten. Op zekeren dag klem hij met veel moeite in een eikeboom, natoiixljük wee* etende. Plotseling hoorde hfi vlak boven zijn hoofdje een droevig gepiep. Popkin klom nog wat hooger tot hij to een nestje kon kijken en daar zag hij drie jonge lijsters to zitten met droef hangende kopjes. „Wat is er met jullie? Waarom piep jullie zoo?®1 vroeg Popkto. „Ons moedertje ia gevangen en to een kooi gezet en nu krijgen wij geen eten," vertelden de vogeltjes. Popkin keek naar het biscuitje, dat hfi to zijn hand' hield!. Zou hij de vogeltjes een paar kruimpjes geven? „Piep, piep, piep/® riepen da vogeltjes. „Hier dan," zei Popkin. „Hap, om de beurten!" En Popkto voerde de vogeltjes beurtelings een stukje biscuit, tot hfi niets mee® had. „Meer, meerl" piepten da Jongen. Popkto ging naar huis en, vroeg rijn moeder nog een paar biscuitjes. „Gulzige jongen," zei zijn moeder, maar ze gaf hem toch nog een paar biscuitjes. „Hó," dacht Popkin: „Wat zien ze er heerlijk uit. Zou ik ze zelf maar opeten.0 Maar dan dacht hfi weer aan de hongerige vogelbekjes en da droevige oogjes en zoo vlug hij kon klom hij weer naar het nest, waar hij alles aan de Jonge lijsters voer de, zonder zelf één hapje te nemen. Na dezen dag klom Popkto dagelijks verscheidene malen naar het lijsternest om voor de jonge vogels te zorgen. Pop- kins moede® vond, dat hij gulzige* waa dan ooit te voren, maar Popkto vertelde haar niet, dat hij haast el zijn sten be waarde en aan da vo ©geitjes voerde, Da koboldenmoeder begreep dan ook niet, Bloedverwantschap. Rechter, tot iemand, die als getuige op treedt: Kij-t gjj familie van den 'beklaagde? Zoo imin of meer, Edelachtbare; rijn vader had met mijn moeder zullen trou wen; maar er is niets van gekomen. hoe het mogelijk was, dat haar Jongen, juist nu hij zoo vreeselijk veel eten vroeg, toch minder dik begon to worden. Toen dat zoo een paar weken geduurd had en Popkto op een avond, nadat bjj do lijsters weer had gevoed, hongerig naar huls toe gJTijg, ontmoette hij een snoezig elfenmeisje, dat bom tot rijn verbazing niet uitlachte. „Waarom laeh je me slat uit?0 vroeg Popkto. „Ik lach alleen om gulzige, dikke ko bolden, maar jij ben niet dik en ook niet gulzig meer," antwoordde het elfie. Popkto's hazfie klopte en hij bloosde van vreugde. Bij de deur stond Moede» al op hem te wachten. Be sloeg haar armen om Popkto heen, uitroepend: „O, mijn lieve kereltje, wat heb ik verkeerd over je gedacht Moe der Hjster heeft me allea verteld Een elfie heeft iederen dag gezien, hoe Jij de jong© lijsters gevoerd hebt Nu heeft ze moeder Lijster bevrijd uit haar gevange- ni «schap en jij hoeft to het vervolg niet meer je eten voor de jongen te sparen. Kom maar gauw mee naar binnen. Daa* staat een schotel vol jam-taartjes op Je te wachten." ,Jk dank U wel, Moeder* antwoordde Popkin, „maar ik zal er maar één eten en nóóit meer zoo. gulzig rijn als vroeger. Want het elfie wil met me dansen to de maneschijn, ala ik niet weer dik wordt." PAAnSPW-Q Oplossingen der vorige raadsels. I. 1. Loodgieter. 2. Metselaar. 8. Timmerman. II. Rustroest uurwjzér station tranen regen oven e 1 f 8 t t Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: A. en J. B.; M. en S. Bij A. v. d B.: a B.; T. B.; P. O. d© B.; M. A. D.j M. D.; B. en J. D.; J. Dj G. en A. D.j D. en I- PiA11; b J' G-! N. en D. G.j P- S. E. G.; J H.; O. de EL; G. K.«, P. K.; A. TL; A. K.; A. en J. S.; O. T.; S. EL; G.T-i R. V.M. en Th. J, V.; A. W.; E. W.; W' j. Nieuwe raadsels. Ik ben een plaatsje in Friesland Mijn naam bestaat uit 4 lettergrepen. De eerste twee daarvan rijn de naam van een vier voetig dier, de laatste twee zijn de naam van een bezigheid die haast lederen da gelijks verricht H. Het geheel is een werkwoord van 6 woorden of 81 letters. 10, 20, 18, 18, 29 is een stol 2fl, 27, 8, 82, 4 ld UÖ fi was de laatste verblijfplaats van de gestorven Germanen- 11, 8, 24,12 is ©en jongensnaam. 17, 18, 28, 26, 0, 21 hebben geen ouders- JO, 2, 20, 7, 8 is een graansoort Een 80, 81,28,1 is grooter dan een dorp- 14, 26, 16 is een kleedingstuk. 1 B. Corry Brens. X*UfCMIVZ» VT(UiV^Un|M

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 16