KWINKSLAGEN
Europa gebracht en de werking door half
en heel wetenschappelijke mannen op
zich zelf geprobeerd.
De berichten over die proeven waren
over het algemeen gunstig. De bekende
physioloog Mantegezza besohreef in 1858
op' geestdriftige wijze zijn ervaringen:
„Op twee oocabladeren als op vleugels
gedragen, vloog ik door 77348 werelden (1),
de eene al prachtiger dan de andere.
Het is een onrecht dat de mensehen moeten
leven zonder steeds coca te kauwen. Ik
geef de voorkeur aan tien levensjaren
met eooa, boven honderdduizend eenwen
zonder oooa I"
Maar de gevaren welke een langdurig
eocagebruik met zich brengt, doorzag
men toen nog niet. Pas allengs toch
kwamen reizigers in Zuid-Amerika die
de blijvende sohadelijke gevolgen wisten
te ontdekken van het coca-gebruik en
verder zagen dan de tijdelijke sohijnbaar
wonderlijke gunstige, opwekkende wer
king ervan.
Zij beschreven hee de aan het bladeren
kauwen verslaafde Indianen langzaam
maar zeker op den duur voor eiken arbeid
ongeschikt worden, hoe zij in de kracht
des levens tot slappe grijsaards ontaarden,
hoe hun lichaamskracht verdwijnt, hoe zij
door slapeloosheid geplaagd, ook geeste
lijk steeds-meer verworden, tot zij einde
lijk als onbruikbare leden der maatschappij
worden uitgestooten en endergaan.
In Europa bestond tot over de helft
der 19e eeuw voor coca-misbruik geen
gevaar, daar het overbrengen van de
bladeren, die spoedig hun werking schenen
te verliezen, niet loonend was.
Maar toen men omstreeks 1868 er in
slaagde het werkzaam beginsel der coca-
bladeren, de cocaïne, te isoleeren en er
uit te trekken, begon een wilde experi
menten- en probeer-methode op dieren
met het nieuwe wondermiddel.
Daarbij ontdekte men de plaatselijke
gevoelloos makende werking op slijm
vliezen; het vermogen de pjjngeleiding
in gevoelszenuwen op te heffen en het
vermogen de sensibele functies van het
ruggemerg te verlammen.
Al deze heilzame werkingen vonden
dra in de menschelijke chirurgie zeer
ruime toepassing, en in vele opzichten
werd de ooeaïno een zegen.
Naast do proeven op dieren, werden
de- oude onderzoekingen van Mantegazza
op monsehon voortgezet.
Men vond hierbij dat de oocaïne, wan
neer .zij in voldoende dosis door inspuiting
of op anderen weg in het bloed werd
gebraoht, ongetwijfeld oen prikkelende,
opwekkende werking bezit, welko echter
na lang gebruik plaats maakt voor depres
sie en verlamming.
Dit laatste feit had voor de meeste
onderzoekers echter minder wrfardehet
sterkst trok de aandacht de opwekkende
werking.
Vandaar dat psychiaters van naam met
verrukking sohreven over de gunstige
werking van oocaïne iri allerlei toestanden
van psychisohe dèpressie.
Zelfs een zoo scherpzinnig en geniaal
man als S. Freud, de grondlegger
der befaamde psyoho-analyse, heeft in
1889 groote artikelen geschreven om de
weldadige algemeens werking van cocaïne
op te hemelen en het inwendig gebruik
ervan aan te prijzen.
Misbruik van cocaïne is echter langen
tijd een betrekkelijk zeldzaam verschijnsel
gebleven.
Totdat het nu in de laatste jaren in
vele landen een bijians epidemisch ver
schijnsel is-geworden.
Vooral in de groote steden. Om een
denkbeeld hiervan te geven, zij even
vermeld dat in 1920 460.000 K.G. bladeren
enl637 K.G. ruwe cocaïne werd uitgevoerd.
Behalve Zuid-Amerika, is Java thans
EEN HERVORMER.
De eeuw van die uitvindingen.
Reizen werkt opvoedend en 'bescha
vend. Onderweg hoor je altijd: wat nieuws.
Je leert wat en je ziet wat
Toen ik eeniige jaren 'geleden uit het
drukke Zwitserland door den Arllberg,
naar het stille, lieflijke Tirol stoomde,
zat in de spoorwegcoupé, tegenover me
een man, dien ik ten onrechte voor wei
nig spraakzaam hield, Omdat Dij van Zü-
rioh tot Landectk geen woord had gezegd,
hoewel de gelegenheid om een gesprek
aan te knoopen zich meermalen had voor
gedaan, Hij kortte zich dien tijd met lezen.
In Zürich had hij aan het station een
humoristisch boek gekocht; het open
snijden van de bladzijden Meld hem' be
zig tot Baden, toen begon 'hij zich in zijn
lectuur te verdiepen.
Daar de sneltrein, waarmee wfj reden,
geweldig stommelde, kon mijn overbuur
man niet voorkomen, d^t de hand, waarin
hij het 'boek Meld; voortdurend kringen
in de lucht beschreef, zoodat 'het telkens
vrij lang duurde, eer Mj een bladzij uit
had en ze bon omslaan. Maar hij glim
lachte; glimlachend overschreed Mj de
grens, glimlachend en zonder zich om
het natuurschoon te bekommeren kwam
hij in Tyrol.
Nu zou ik liegen, als ik zed, dat ik
altijd vrij van afgunst ben. Toen ik dan
ook het succes constateerde, dat het boek
uit den literairen vijftig-cents-bazaar aan
het station bij mijn coupé-genoot had,
voelde ik weer een dergelijke verachte
lijke neiging bij mij opkomen.
Ik vroeg me af, hoe het mogelijk was,
voor TOo weinig geld zoo eeuwig grappig
een der voornaamste productielanden
van oooaïne géwordén. Hier werden in
1920 707.000 K.G. cocabladeren uitge
voerd, gelijkstaande aan 28.600 K.G. zui
vere eooaïne. Genoeg óm aan heel wat
behoeften te voldoen.
Soldaat: Ue mag zeggen: wat je wil,
Marie, manr je hebt nog een andéren
vrijer. Je hebt altijd inktvlekken aan je
vingers, en ik fcrijlg toch geen; brieven
van je.
Uit zuinigheid.
A: Wat is die ouwe Schraaldonk nog
flink ter been. Hij ,p.eemt eiken dag drie
treden tegelijk als MJ de trap oploopt.
B: Dat dloet-ie uit gierigheid, de oudé
vrek, opdat z}jn schoenzolen minder gauw
zullen verslijteni
Züj (bezorgd): Ze zeggen dat er bacillen
in kussen zitten. Zeg, wat denk je, dat
een meisje daardoor zou bunnen krijgen?
Hij: Een man.
Vrouw: Ik zal t je eerlijk zeggon, als
jij mocht bomen te sterven, hertrouw ik
beslist.
Man: *k Heb er niets op tegen. Ik trek
me niets aan van de ellende tian iemand,
dien ik nooit zal hennen.
BABKELUURTJH OVER MODE.
Avondmantels!
De „gerutle man Eke" ladies, waar U het
laatst mee kennis gemaakt hebt, gaan ver
trekken. De dame in het prune-kleurige
neps-déHtaine gaat het eerst. Met zeer veel
gratie waardoor zij dus weer opnieuw
blijk geeft vrouw te rijn hangt zij1 zich
een cape om. Het ila een Spaansch model
van dezelfde stof gemaakt als het oostuum.
dögt dm een paar groote kwasten.
Daarna vertrekt de dame til het lichtgrijze
fijne ribs. Zooals die teekening laat zien,
wenscht zij meer op haar heer gemaal te
gelijken dan de vertrekkende voor haar.
ManMefs jas is getrouw nagebootst op
eenige metlgheddjes na. Alleen hjj is niet
zwart, maar is vervaardigd alweer van de
zelfde stof als haar oostuum, dés van licht
grijze ribs-stof. Mantel en cape zijn uitge
voerd met dézelfdé satijn als waarvan' de
revers op de smoking zijn. De groote shawl-
kraag is van donker-grijze Sealskin.
De dame in het ivoor-kleurig© zijden
serge oostuum, glijdt dn een losse soepelie
cape-jas van wijnrood velours-de-laine.
Kraag en manchetten zijn van hetzelfde
goud-Mne als waarvan de revers op het
smoking-jasje zijn. De jas is geheel uitge
voerd1 met diezelfde stof, waarvan het cos-
De cape is geheel crème uitgevoerd) en heeft
langs den buitenrand en het smalle bonit-
oolletje een dak gouden koord, hetwelk ein-
te zijn, dat een blijkbaar ernstig man van
middelbaren leeftijd: en uit de gegoede
klasse er zóó veel kilometer lang pleizier
van had.
Hij lachte nog steeds om zijn humoris
tisch verhaal, maar eindelijk sloeg hij de
laatste bladzijde om, en vijf minuten later
deed hij hef (boek dicht, liet het portier
raampje zakken en smeet het (boekje er
uit
Het deed) me goed; toen ik zag, dat
het gezicht van mijn medereiziger een
lachende mtdrukknng behield, ook toen
Mj geen novellen meer las.
De vreemdeling had' ongetwijfeld be
hoefte aan een praatje en daar de mensch
op reis gewoonlijk gezelliger van aard is
dan thuis, waren we al spoedig in gesprek.
Hij was een denker.
Het hinderde hem, dat de herders, zon
der iets uit te voeren, den heelen dag
naar het herkauwen van de 'boeien ston
den te kijken; Mj vond diat daardoor
ontzaglijke hoeveelheden menschelijke
arbeidskracht verloren gingen. „Zou er
geen machine te bedenken zijn.
•mompelde hij half in zich zelve, diepzin
nig mijmerend uit het raampje .kijkend.
Toen wij' 'het gesprek hervatten ik
zag aan zijn gezicht, dat dé wei-machine
in zijn brein al vasten vorm had aange
nomen kwamen wij op de (goedkoopte
van het reizen, op de voordéelen van het
verbeterd' spoorwegverkeer: de slaap- en
restauratiewagens, den bliksemtrein em-
zoovoorta
Mijn reisgenoot geloofde, en in zeke
ren zin gaf ik hem gelijk, dat.wij nog
lang niet aan het ednd waren; het zou
nog zoover komen, dat je in de coupé
kon baden, dat er speciale speelzalen in
de treinen zouden worden ingericht,
waarbij de spoorwegmaatschappijen dqn
tevenp zouden zorgen voor het onder alle
omstandigheden beschikbaar houden van
een derden of vierden man bij' whist of
bridge.
Ook een baltrein achtte MJ niet onmo
gelijk. Daardoor zouden do nachtreizen
zeer in aantrekkelijkheid winnen. Maar
tiium is gemaakt, dus: ivoorkleurige zijden
serge.
'De laatst vertrekkende dame, die met het
juist toen hij 'bezig was met de heerlijk
heden van zoo'n rijldendé feestzaal te be-
schrijven; kregen we beiden een schok,
dat onze armen een beenen als gewone
losse bagage door het compartiment
vlogen.
't Is daar dan ook een ellendig stukje
weg, vooral als je in dén laatsten wagon
zit.
Toen we weer van den schrik bekomen
waren, vroeg Mj': *En weet u, hoe het
reizen nog igoedkooper zou leunen won
den, zoo zelfs, dat het bijna niets meer
zou kosten?"
Ik keek hem aan, zooals men iemand
aankijkt, van wien groote dingen te wach
ten zijn.
„Hét hotelwezen moet worden afge
schaft!" ging hij na een welberekende
effect-pauze voort Iedereen zijn eigen
hotelier!
Dat was het ideaal en volgens hem be
reikbaar.
Ik herhaalde de woorden, want ik voel
de, dat het een gewichtige leuze was, die
ik evenwel nog volstrekt niet begreep.
Ik wou tijd winnen; om niet al te hard
van hoofd te schijnen. Maar mijn over
buurman zag mij voraohend aan, zooals
ik iemand bestaar, als ik hem ervan be
denk, dat 'hij het volgend oogenblik zijn
eigen idee zal verkondigen.
Ik schaamde me, want ik begreep er
nog geen jota van.
Gedurende de pauze zullen wij mis
schien vliegensvlug een paar kilometer
hebben afgelegd; eindelijk tikte 'Mj me
met zijn in zomerhandschoenen gestoken
rechterhand op de schommelende knie.
.Huistert u eens,1" zei 'hij. „Ik stel me
dat zóó voor.
,Hi allo groote steden van Europa, maar
ook in de Mednè en kleinste worden
agenturen opgericht, begrijpt u wel
agenturen. Als u nu bijvoorbeeld vap
plan is op reis te gaan, stel u wilt van
Amsterdam naar Parijs, dan meldt u
zich bij het bureau van de agentuur aan,
en dan krijgt u een soort van ihkwartie-
ringsbiljet voor Parijs, al naar gelang
van den omvang en inrichting van uw
woning te Amsterdam. La u Met gewoon
keur aan den vorm van cape.
zwarte ribs-zijden smoking, gaf weer voor-
Ook zij droeg deze in Spaanscli model,
drapeerde haar echter niet, maar liet deze
losjes om zich heen hangen. Als materiaal
was zwarte satim de luxe gebruikt
De geheele Mnnenikariit was uitgevoerd
met dunne hchtgrijlze satijn, zoodat wanneer
kraag en revers omgeslagen werden, dezen
•ie lichtgrijs op den zwarten mantel kwamen
te liggen.
Aizoo zijn deze vier zeer correcte „genue-
man-ladaos" U gepasseerd; Het moge iets
excentriek zijn, misair dóór keuze van stof
fen en wijze van dlragen zijn deze dames,
dames gebleven.
Alleen lijkt, 'i rnfl, een uitrusting voor die
dames, welke over een uitgebreid© garderobe
hebben te beschikken.
DE DIERENTUIN IN ELFENLAND.
Jo en Annie waren op een heerlijk-
warmen zomerdag de duinen ingegaan
om bloemen te plukken. Ze wilden graag
een grooten ruiker voor Moeder meebren
gen, maar ze werden zoo erg warm, dat
ze al gauw languit in de schaduw van
een rozenstruik lagen te rusten.
„Wat zijn ze toch beelderig hó", zei
Annie, terwijl ze omhoog wees naar een
overhangende tak vol wilde roosjes, die
zachtjes boven haar hoofd heen en weer
wiegelde.
„Ja, snoezig", antwoordde Jo wat sla
erig. „Vreemd toch dat de mensehen ze
ondsrozen noemen. Ze lijken toeh niets
op hondjes". Haar stem werd al slaperi
ger en slaperiger.
„Kom maar mee, dan zal ik het je laten
zien", fluisterde een zacht stemmetje aan
haar oortje.
Verrast keek Jo om en zag een leuk
klein mannetjo in een rood pakje.
„Wie ben je", vroeg Jo.
„Ik ben Rodio, de verzorger van den
dierentuin in Tooverland", antwoordde
het ventje.
„Hebben de Elfen een dierentuin P"
vroeg Jo nu. „Dnar heb lk nog nooit van
gehoord".
„Natuurlijk ls er een dierentuin In Too
verland en een massa dieren, dat er zijn 1
Wou Je ze eens zien P"
„O graag", riep Jo uit.
„Best!" antwoordde het ventje. „Maar
zóó kun je niet mee. Je bent veel te groot".
Rodio wuifde met zijn tiapdje en Jo
voelde, hoe ze kleiner en kleiner werd,
tot ze niet grooter meer was dan Rodio.
„Geef mo nu een hand en loop hard
mee",, zei deze, en daar renden ze duin
op, duin af.
In een oogwenk waren ze in een bosoh
en plotseling stonden ze stil bij een poort
tusschen een paar saamgegroeide boomen.
„Hier is de dierentuin zei Rodio.
Waar zijn de dieren?" vroeg Jo ver
baasd. „Ik zie er niet één". -
„Kjjk dan eens naar deze groote leeu
wenbekken", antwoordde Rodio. „Ze gapen
wijd van den honger. Ik ben wat laat 1"
Jo nu zag het ook, hoe de leeuwen
bekken open en dicht gingen. „Zijn ze
niet gevaarlijk P" vroeg ze een beetje
angstig.
„Natuurlijk niet", antwoordde Rodio
ernstig. „In Tooverland zijn geen gevaar
lijke wezens. Weet je wie gevaarlijk en
wreed zijn Dat zijn de menschen en kin
deren, die de mooie bloemen afplukken
en ze dan ergens laten liggen, omdat ze
geen zin meer hebben, ze naar huis te
dragen".
hoog© eisdhen te stellen, dan wijst men
u een eenvoudig logies aan; leeft u op
'grooteren voet, dan vindt u te Parijs ©en
woning in denzelfden geest, ais dat u
thuis gewoon is."
,Jn een hotel?" vroeg ik.
Heen, in particuliere huizen. In ieder©
stad staan dag aan dag honderden wonin
gen leeg, want de heele wereld reist, en
ieder laat een volkomen installatie achter.
Zoo ia3s u van Amsterdam naar Parijs
gaat, is er natuurlijk een Parijizenaar te
vinden, die naar Amsterdam moet of er
gens anders heen. U bent hem Met, imanr
u ruilt in zekeren zin met hem.
Hij heeft zijn woning bij het Parijsohe
agentschap beschikbaar gesteld."
„Rn waar slaapt hij?"
„In uw bed natuurlijk!" zed dé uitvin
der met fonkelende oogen.
„Meneer, ik ben getrouwd!''
„Dat is 'hij ook!" zedde 'groote hervor
mer van het reöswezen lachend, alsof hij
daarmede xnijh bedenking geheel te Met
deed. Toen ging hij voort: „Begrijpt u
Met, dat daardoor vele tmiMoenon, die
ieder jaar -aan hotelrekeningen worden
uitgegeven, in de familie zouden blijven?"
Ik vond het idéé vreemd, urm nu ik be
greep het nu toch. Schuchter waagde ik
een tegenwerping te maken.
„Als ik 'bedenk, dat ik nu sinds zes
weken van huis ben, en dat in dien tijd
6 maal 7, dat ds 42 - verschillende men
schen in mijn bed zouden geslapen'heb
ben. tenminste als uw voorbeeld al
werkelijkheid was geworden.dan zou
me dat toch wel eens wat te machtig kun
nen worden." Hij keek me aan, zooals we
een kind aankijken, dat iets dom» heeft
gezegd.
„Twee eö) veertig menschen of mis
schien geen enkele", antwoordde Mj, op
dé staart van' den zin den zwaren nadruk
legend. „Dat hangt er toch maar van
af, Met waar?"
Daarop verzonk hjj Veer in overpein
zingen; zijn brein verwerkte opnieuw
groote denkbeelden, dat zag ik aan zrfn
Jo kreeg een kleur. Zt) was ook wel
eens zoo wreed geweest.
Plotseling klonk een onwelluidend ge-
sohreeuw. „Wat ls dat?" vroeg Jo ver
schrikt.
„Dat is in het papegaaienhuls daar
aan den overkant", zei Rodio.
Jo liep snel naar de aangewezen plek
en zag een perk vol Papegaai-tulpen, dio
hun hoofdjes heen en weer bewogen en
luid schreeuwden.
„Kijk, daar is het VlinderhulB", zei
Rodio, terwijl bij een rij vlinderbloemen
van de Lathyrus, Gouden Regen, Brem.
Erwten, enzoovoorts aanwees. Dat vond
Jo aardig. Ze had het vroeger nooit op
gemerkt, maar de bloemen leken ook
werkelijk op vlinders.
„Daar zijn de tijgers", vervolgde Rodio,
toen ze langs een plek prachtige tijger
lelies wandelden, „en daar de huisdieren".
Nu zag Jo Paardenbloemen, Hondsdraf,
Hondsroos, Kattestaarten en Boksbaard.
„Eenig, eenig", juichte ze.
„Kijk, en hier zijn de duivenhokjes",
zei Rodio weer. „Ze heeten eigenlijk Ver
bena's, maar de kinderen noemen ze ook
wel duivenhokjes, omdat er in elk hokje
twee groote duifjes zitten, of twee groote
en twee kleine".
Jo wilde juist In een hokje kijken, toen
Rodio haar bi) den schouder greep en
Mtriep:
„Kom, we moeten naar huis. Het is al
te laat". Tenminste Jo dacht, dat Rodio
het deed, maar het bleek haar al gauw,
dat het Annie was, die haar wakker maakte.
Onder het naar huis loopen, vertelde
Jo haar droom. „Wat jammer hó, dat ik
de duifjes niet gezien heb", besloot ze
haar verhaal.
„Ja", antwoordde Annie, „maar laten
we gauw naar huis loopen. In den tuin zijn
Verbena's. Dan kunnen we eens kijken
of er ook dMfjes in zitten".
En waarlijk, toen de meisjes de Ver
bena-bloempjes goed bekeken, zagen ze
in elk bloempje twee meeldraadjes, waar
van de helmknopjes als een paar duifjes
naast elkaar zaten 1
RAADSEHL
Oplossingen der vorige raadsels.
L
Stavoren. (sta voren).
IL
Eon vriendelijk gezicht geeft overal
licht. neef en nicht, roohter, groente,
liegen,-vijzel, kil, d, v, a.
Nieuwe raadsels.
L
X Op de kruisjes komt
de naam van eon lloht
ontvlambare stof,
Op de le rij een
XXXXXXXXX medeklinker; op de 2e
een plant, die op zand
grond groeit, op de 8e
net tegenovergestelde
van koude; op de 4e
een plaats ln Noord-Holland; op de 6e
het gevraagde woord; op de 6e een
land in Europa; op de 7e een gedroogd
vruchtjeop de 8e een bijvoeglijk naam
woord njet ongunstige beteskenisop de
9e een medeklinker.
n.
Welk spreekwoord staat Meronder P
e k q i .6. ..0..t.
Goed© oplossingen van beid© raadsels
ontvangen van:
li. A.; T. en H. A.; J. B.; M. en 8. B.;
K. B.; P. O. de B.; M. ter B.: H. B.; A.
en J. B.; O. B.; K. en M. B.; J. en 8. B.;
g. o.; D. o.; M. A. D.; B. od J. D.; D.
en V. D.; A. E.; P. 8. E. G.; J. G.; J. G.;
A. g.; R. en G. g.; J. H.; O. de H.; F. H..
J. le J.; P. K.; A. K.; J. K.; A. K.; G. K.|
g. L.; P. L.; A. R.; J. en A. 8.; P. 8.»
g. T.; 8. T.; O. T.; R. V.; O. V.; A. W.*»
E. W.; J. W.; W. W.
ila een poos 'kwam er trouwens alweer
een voor den dag.
„(J zoudt dan ook de familietafel Met
missen, en inderdaad alles bezitten, wat
in ue hotels slechts dn staat is de gezellig
heid van het huiselijk leven vólkernen na
te bootsen.
U zoudt in den vreemd© onbezorgd aan
uw gezin kunnen denken, want u zoudt
weten, dat het wel behoed was.
Het speciale ihkwartieringöbiljeü voor
„Familieleven" moest namelijk gelijktij
dig verplichten tot het deugdelijk: uit
oefenen der vaderlijke plichten, o.a. de
opvoeding der kinderen. Stel dat bijvoor
beeld oen Rus tijdelijk uw slaapkamer
gebruikt, dan zorgt Mj onderwijl ook voor
de opvoeding van uw kroost."
„En den dag daarna is misschien een
Turk," waagde ik Mertegen in te bren
gen. ,Hc zou ten slotte rnijin kinderen
Met meer herkennen. Het zou toch wei
verstandig zijn eerst eens enkel© onder-
wijs-specialiteiten over de zaak te hoo
ien."
Zijn fantasie liep vluchtig over derge
lijke bezwaren heem, MJ hoorde zo nau
welijks.
„Daardoor zou leder huls in een soort
van hotel worden veranderd. Eenmaal
schellen voor de vrouw des huizes, twee-
maal voor de dochters," ging lk voort
Menkt u Met dat dit d© 'grootste wanver
houdingen zou meebrengen?"
Ja?hto toTTed)e:n en zweeg,
btation na station vloog joortjtf. Hij ven-
enW woord ™°er aan mijl en
rn! t ^Lep Itepolns verzonken
Telnnsbrück,waar 'het zoo heerlijk mooi
tenminste Met alle
Lctete bezet zijn, verliet hjj de coupé.
h} «P treeplank: stond,
wSnlln nogmaals om met de
ptaf vSiAXSSS^OTOr
tstkat op maken!" verae-
opflohrtfven.
B.
Corry Brens.
götZa)UÜ/fc.
v B.