ST. NICOLAAS-NUMMER Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van ZATERDAG 4 DEC. 1926. NO. 254 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) 5 (35x53x36) (56x56x36) <35x36x38) 06x36x36) 006X300© <3S><9SXso Qtï)i30(90 OgxaCKag) C ST. NIKOLAAS. ült de historie. Deze nooit volprezen kindervriend heeft werkelijk geleefd, en was bisschop van Myra. Maar hij was niet de ©enige van dien naam. Er is nog' een Sint Nikolaas van Tolentyn, wiens herinnering den lOen September wordt gevierd. Deze twee wor den wel eens met eltfhar verward. Nikolaas van Tolentyn zal wel een heel beste man geweest zijn, anders toch had den ze hem niet heiig verklaard. Maar de lieve, de goede, de echte, de onze, dat is de gulhartige Bisschop van Myra, en zijn dag wordt zelfs door kleine Joodjes en Protestantjes gevierd, al is hij een Room- Bche Heilige; zóózeer is hy goliefdl Myra of Bari, het oude Barum, waar hy bisschop was, ls een kleine plaats aan de Adriatische Zee, waarvan de bevolking grootendeels bestond uit zeelieden en tis- schers. Daar leefde hij en stierf er in het jaar 862. Reeds ln 480 werd hij gerekend tot de patroon-heiligen, dat wil zeggen, die groote heiligen die hun vierdag hebben en tot wier eer fhen kerken bouwt. Het zetten van schoentjes onder sien schoorsteen kan wel van een oud-Hel- densch gebruik zyn, maar het wordt t eruggebracht tot een gebeurtenis uit het leven van Sint Nikolaas. Men zegt, dat hy, vernemende vim een gezin dat Jstille armoe" leed en te trotsch was om te be delen, op een avond stil langs hun huis sloop en door een openstaand venster of een gebroken ruit een beurs met goud binnenwierp, die toevallig in een schoen terechtkwam. En sedert zetten de kinderen schoentjes SINT NICOLAASVERTELLING. Vóór ze naar bed gingen, zetten ze ach ter de kachel hun klompjes neer, in de hoop, dat de Sint er 's nachts door den schoorsteen, wat in zou Laten vallen. Dan zongen ze alle Sinterklaasliedjes, die ze kenden en als de liedjes uit waren, zei moeder: „En nu naar boven, kindertjes. En heel stil wezen hoor, want denk er om, dat de Sint over de daken rijdt, en als hy jullie hoort kibbelen, gaat hy vast voorbij." Gehoorzaam gingen ze dan het bruin geschilderde trapje op en kropen met hun drietjes in één ledikant, héél dicht by el kaar. Moeder kwam ze toedekken. Ze stopte de oude molton deken achter hun ruggen en maakte een heeriyk voeten kot. Dan gaf ze ieder een nachtzoon en liep het krakende trapje af, naar de kleine achterkamer, die schaarsch verlicht werd door een oude petroleumlamp. In een rieten leunstoel, vlak by d'e lamp, ging ze zitten en nam de kapotte kleertjes van de kinderen ter hand. 't Was een oud versleten jurkje dat hersteld moest wor den, of een belapte taoek, die bezweken was onder de capriolen, die haar acht jarige jongen er mee gemaakt had. Ze zuohtte dan, dl© goel© moeder, en haar oogen werden gevuld met tranen, als ze dacht aan haar drietal, dat daar boven rustig lag in hun ledikantje, onbe wust van de zorgen, die haar zoo zwaar drukten. Haar man hadi do laatste maanden op zee zoo weinig verdiend en zy zelf was vaak te moe en afgemat, om er met ver stelwerk, wat by to verdienen. En als dan haar drie kleine, lieve kinderen, waarvan de oudste acht en de Jongste vier jaar was, hRar zoo ameekend om oen snee brood konden vragen, als zo niet meer had, dan zuchtte ze: „O. dat er eens oen andere tyd mocht komen." Ook nu weer was het zoo hard. Andere kinderen zetten hun schoen neer en ver of klompjes voor Sint Nikolaas klaar, en doen er, uit vriendelijkheid en beleefd heid, wat voer in voor zyn paard. De SM Nikolaas-deuntjes, die den van 1! December uit duizenden kinder- mondjeh opklinken tot den ouden vriend, zyn talrijk. Welk kind heeft nooit gezon gen van: Sinterklaas, goed heilig manl Trek je beste tabberd an, ltyd er me© naar Amsterdam, Van Amsterdam naar Spanje; Appeltjes van Oranje, Pruimen van de boomen; Sinterklaas zal komen. In zyn hoedanigheid van beschermer der zeelieden wordt hy aldus toegespro ken: Sint Nikolaas van Tolentin, Breng mij een schuitje met lekkerding. In Vlaanderen werd het „schuitje" uit het liedje hier en daar verbasterd tot „schortje", en heet het: Sint Nikolaas van Tolentin, Breng me een schortje met lekkerding 1 Is myn schortje wat te kleene, Wy zullen een grooter gaan loenenl Wie nu St. Nikolaas by toeval nog niet kende, die kent hem nu; en wie soms niet recht wist hoe hem, te ontvangen, die kan nu, uit do verschillende -manieren er ééntje kiezen. En wie het op z*n Texelsch wil doen, kan het uit het volgende leeren. Roods lang voor den 5den December maakt men daar toebereidselen voor het feest Is elndeiyk de dag aangebroken waarop men den goeden Sint herdenkt, dan eerst komt aan het licht waarmee men zich zoolang te voren bezighield, want alles wordt tot dien tyd met zorg ge heim gehouden. Des morgens hoort men overal een oorverdoovend getoeter. De jongens blazen dan op groote ho rens, die bijna ln elk huisgezin aanwezig zyn, en alleen op dezen dag te voorschijn worden gehaald. '8 Middags om twee uur vertoonen zich op straat de eerste „Sinterklaasjes". 't Zyn kinderen met een masker voor het gezicht, en in een vreemd, opzichtig costuum gekleed. Aan enkele pakjes ls veel zorg besteed, en sommige kleinen zien er dan ook alleraardigst uit. Zoodra het donker begint te worden zyn de kleine gemaskerden verdwenen, en komt de tyd voor „straatvegers". Opgeschoten jongens in een vreemd soortig, maar gewooniyk minder fraai pak, met een ketting aan een der voeten en een bezem in de hand, hollen door de straten en verjagen de kinderen die zy ontmoeten. r telden dan 's morgens op school, met biy gelukkige gezichten, dat de Sint „gereden had", en dat ze wat heeriyks in hun schoen gevonden hadden. Maar zy, ze was te arm om wat voor haar kleuters te koop en. Ze was blij, dat ft' hun nog een stuk brood kon geven, 't Was hard, vooral als ze 's morgens naar beneden kwamen rennen, om nieuwsgierig in hun klompjes te kijken, waar natuur lijk niets ih was. O, dan had moeder wel hardop kunnen huilen, naar ze sprak al tijd haar kinderen weer moed in en zei maar, dat de Sint zeker nog niet in de buurt was geweest. Nu lag haar drietal rustig boven. Ze konden wel eens kibbelen, ais ze naast el kaar in het ledikant lagen, dat wel wat te klein was, om drie kinderlichaampjes goed te bergen. Ze duwden elkaar dan opzy en huilden soms zóó hard, dat moeder naar boven moest komen om vrede te maken. De laatste dagen echter waren ze zoo stil als muizen, want moeder bad gezegd, dat do Sint over de daken reed. Boven hun ledikant was een klein dak raampje. Daardoor konden ze de sterren zien en als de maan scheen, wipte er wel eens een manestraaltje naar binnen, pre cies op huiv ledikant. Dat vonden ze heer- Ujk, want dan was het niet zoo griezelig donker. Maar nu, tegen St. Nioolaas kwam de man in t' geheel niet kyken en was het nachtduister op hun zoldertje, alleen zagen ze door het venstertje wat bleeke sterretjes. 't Was wel een beetje angstig, vonden ze, dat de Sint met zwarte Piet straks over hun huls kon gaan. En ze luisterden heel aandachtig, en als ze maar even Iets hoorden, dat hun vreemd voor kwam, verroerden ze zich niet. Eindelijk vielen ze dan van vermoeienis in slaap, en ze droomden, dat de Sint, op z'n mooie witte paard, vlak voor hun venstertje stond. Hy keek vriendelijk, door het raampje 's Avonds versohynoni de volwassenen in hun Sint Nikolaaspak. 't Is nu een volslagen maskerade. Allen hebben zich onherkenbaar gemaakt, en wenschen niets liever dan onbekend te biyven. Gewooniyk vereenigen de vermomden zioh tot groepjes dlo 't best to vergeiyken zyn by een kermistroep. Door het zingen van liedjes of t be spelen van instrumenten trachten zy de aandacht van de vele wandelaars tot zich te trekken. Soms voeren zy een tentje met zich, waar de voorbygangers dikwijls tegen hun wil worden binnengetrókken, om er de kunsten van een goochelaar, een buik spreker of een waarzogster te bewonderen. Ja, meermalen zag ik beren en olifanten, uitstekend nagemaakt, die door de gemas kerden voortgeleid werden. Tegen elf uur zyn byna alle geoostu- meerden verdwenen. Het feest wordt dan ln de herbergen'voortgezet, onder muziek en dans: „En klinken de tonen van vedel en trom, Dan draait en dan zwaait daar de vroo- Ujke drom". Voor de kinderen bestaat 's avonds het feest in het kyken naar de gecostumeer- den. Eerst den volgenden morgen, op den „zoekertjesdag", vinden zy hun geschenk jes, die hier of daar verstopt werden. B. HET SEVT-NIOOLAASFEEST. naar binnen en knikte lachend met zyn hoofd. Zyn lange witte baard ging op en neer. Piet, de zwarte knecht, stond met een open zak by den schoorsteen en gooi de maar lekkers naar beneden, net zoo lang, tot de SM zei dat ze verder moes ten gaan. Als de kinderen 's morgens wakker werden, was het eerste wat ze deden, vlug naar beneden loopen om te kyken of er wat in hun klompjes tb as. „Moeder," vroeg de zesjarige Nelly op een morgen, toon de klompjes weer leeg achter de kachel stonden, „Moeder, zou de Sint de arme menschen niet vergeten. Hy zal 't zoo druk hebben by de rijke menschen, dat hy geen tyd heeft voor de armen, 't Moet toch ook veel prettiger zyn om by rijke menschen te komen. Als ik Sinterklaas was kwam ik ook liever in mooie huizen, met prachtige kamers. U ook niet moes?" NeLly's vragende kinderoogen richtten zioh op haar moeder. „Ach nee kindje, de Sinterklaas komt juist graag by arme menschen. Hy weet toch wel, daj de rijke menschen het niet zoo noodig hebben. En daar brengt hij dan ook alleen speelgoed. Maar by arme menschen brengt hy kleeren en taal en speculaas. „O moe, wat zou het heeriyk zyn als de Sint nou toch eens kwam van 't jaar." „Ja, dat zou het Nelleke, en wie weet hè?" Zoo troostte moeder haar kindertjes, als ze smorgens weer niets vonden, en haar met lastige vragen overvielen. Eindelijk was de groote dag daar! Koes en Nelleke waren 'smorgens naar school gegaan en Jopie, de jongste van de drie, was by moeder thuis. -Om 4 uur kwamen de twee uit school en in het schemerdonkere achterkamertje gingen ze heel vriendschappeiyk by el kaar zitten, Jopie in hun midden. „En als hy nou eens kwam Kees, wet SINT NIKOLAAS EN DB DRIE KLEINE JONGEN Een Sint Nikolaas legenda Drie kleine jongetjes gingen zingende langs de straat en zoo hun brood verdie nend. Zy hebben een goeden dag gehad, een draagt een beurs, zwaar van het geld. Donker en eenzaam 1b de weg, zullen zy voor do nacht begint, nog een veilig on derdak kunnen vinden? Eindelijk een herberg, maar.als de waardin hen reeds heeft binnengelaten, wil de gierige herbergier hen weer buiten sluiten, aan zulke armoedzaaiers is niets te verdienen. En pas na lang tegenstrib belen, geeft hy zich gewonnen terwille van zyn vrouw. Totdat de nacht ls gekomen en allos rustig is in huis. Dan krijgt de duivel hem beet en sluipt hy naar de kamer waar de jongens slapen, met een zware byi ge wapend. Arme kinderen, wreed worden zij ver moord, hun geld wordt hun ontstolen en de lijkjes worden, alsof het zwynevleesoh ware, ln een vat met pekelzout gestopt. De misdaad blijft verborgen, wie kond© er do drie zwervende knapen? Een heeft ze gekend, de goede bisschop Nikolaas. Zie, hy gaat zeven Jaar later denzelfde weg, die eens de knapen gingen. Zie hoe ook hij om gastvry onderdak vraagt Hom wordt het niet geweigerd. De kos telijkste spyzen worden - hem voorgezet, maar d© bisschop weigert elk gerecht Waarom? Jong vleesoh heeft hy gero ken, dat moet de waardin hem brengen. En nu brengt de herbergierster, angstig on bevend de kuip met het gepekeld vleesoh der armé, vermoorde kinderen en zet het bibberend van angst vlak voor den bisschop' neer. Die raakt met zijn hand het vat aan en dano wonder, her leven de drie knapen. En de heilige Nikolaas bergt ze ln zijn UIT SINTERKLAAS' LEVEN. EEN MIRAKEL VAN SINT NIKOLAAS. De goodo St Nioolaas had zijn Introk genomen by een waardin te Myra en toen deze vernam dat haar gast tot do bisschop pelijke waardigheid was verheven, llot zij haar kind in den steek en yide weg naar de kerk. Ongelukkigerwyze was zo even te voren bozig gewocst om haar kind te wassóhen, en om hot waschwater niet te gauw koud te laten worden, had zo het tobbetje boven het vuur gezet Tijdens haar afwezigheid begon het water te ko ken, maar dat deert do zuigeling niet, die kraaiend van plelzier met het lustig bor relende water speelt Tydens de mis denkt de imoeder eens klaps aan haar kindje. Ze vliegt naar huls 'en.vindt het wicht ongedeerd. Ze gaat er mee naar de kork terug, toont het dien verbaasden korkgangeiB en roemt don heiligen NlkolaaB, wiens room tot duizelingwekkende hoogte stijgt EEN LEGENDE VAN SINT NIKOLAAS. Te Patera leefde lang geleden een man die drie schoone dochters had. Straatarm was de man en teen hy geen enkele mogeiykheid zag om aan geld te komen, besloot hy ten einde raad tot het ergste wat hy doen kon: hy trok naar Gal- llolfl om daar in het vreemde land de eer zyner dochters te verkoop en. D© hoillge Nikolaas kwam dit te weten. IJlingH maakte hij zich op weg om de frreeselijke daad te verhoeden, spoorslags reed hij den vader en zyn drie dochters achterop. En in den schoorsteen van het huis, waar zy overnachtten, strooide de bis schop al hot geld, dat hij van zijn ouders had geérfcl, vele, vel© goudstukken, naar beneden. En de vader ,vol dankWtarheld, herken de ln den milden gever den goéden bis schop. FRAGMENT. (Uit JDe St Nlcolaasavtmd) oiut fm| mantel en voert ze mee naar bulteaa, op Nojr altijd meeviert mot «on kinderlijken gewit! zyn witte paard. DE UITVLUCHT VAN EEN ARME MOEDER Sinterklaas kompt van 't Jaar niet, Jong. Wie zeit dat dan Me moeder. Hy het de 8paansche griep gekregen. Wat, ben jij al vier maal voor" ge weest? Ja, maar telkens vrijgesproken, en eenmaal was ik'zelfs onschuldig. ddO HchuttOD azen zou je dau vragen?" „Een voetbal Nel, ©en heusohe, echte voetbal Net een als Dik van den slager. Ik zou het heerlijk vinden, zelf een voetbal te hebben. Ik ging dan een eigen club op richten. Ik zou hem de „SMerklaasclub" noemen, omdat ik den bal van den SM gekregen had." „Ach Kees, wat heb je nou aan een voet bal. Je trapt je klompen maar stuk en dat kost moeder maar geld. Weet je wat ik zou vragen? Ik vroeg een pop, die kon slapen. Zalig Kees, een pop, die haar oogen toedoet, als je haar neerlegt" „Nou, geef my maar een voetbal, veel fyner Nel, dan tien poppen." „En wat zou jy wiEen hebben Jopeke?" vroeg Kees aan zyn jongste, zusje, ter- wyi hy haar van'den grond optilde en door de rondte zwaaide, zoodat ze kraalde van pret „Jij moet een ezeltje hebben, Jopie, dan kan je ln den tuin rijden. Ha, htb hh, Jo peke op een ezeltje." Kees vond het idee zoo grappig, dat hy het uitgierde van pleizier. Moeder en Nelleke lachten mee. En moeder hoopte vurig, dat er dit jaar om haar gezin ge dacht zou worden. „Aan tafel kinderen, 't Is etenstyd." Dat liet het drietal zich geen tweemaal zeggen en gauw zochten zo hun plaatsje op. Na moeders gebed vielen ze op heit brood aan, dat In minder dan geen tijd naur binnen was. De petroleumlamp was ontstoken. Het licht wierp overal geheimzinnig© schadu wen. Bulten tikte de regon tegen de rui ten. Verder weg klonken de zwakke, doffe klanken van paardonhoeven, die steeds diohterby kwamen. Rytulgwielen ratelden. „Kom kindertjes, naar bed' toe." „Ach moes, nog even, toe nou, t is Sin terklaas."* Drie paar oogen kyken moeder vragend aan. Daar houdt ses rijtuig stilt Een beschei den klopje op de buitendeur, die direct geopend wordt. De kinderen rillen, als voelen ze, dat het groote geluk nu gaat komen. „Zij we hier terecht by de familie „Ja meneer Piet de knecht," zegt moe der en ze doet de deur heel wijd open. „We zyn goed1 Sinterklaas!" roept Piet naar het rijtuig, waaruit SM Nioolaas verschynl „Zoo, zoo, zyn we er," zegt SM Nicolaas en hy slaat zijn rooden mantel open, die van binnen met hermelijn gevoerd is. De groote staf, met gouden knop, houdt hij in zyn hand, en zoo stapt hy het armelijke huisje binnen. Jopie is van schrik achter moeders leun stoel weggekropen, toen ze den zwarten Piet zag en Kees en Nelleke staan te be ven van angst en biydschap. Maar als de Sint eenmaal is gezeten en Plet de knecht zyn groote zak in de Wa rner heeft neergezet, komen ze schoor voetend dichterbij. En als de SM hen met warme stem vraagt, of ze hun best gedaan hebben van het jaar, of ze goed geleerd hebben en©>f ze gehoorzaam' voor moeder geweest zyn, zyn ze hun schroom valligheid' spoedig vergeten en antwoor den, met nog wel bevende stemmetjes, óp de vragen. En eindeiyk zelfs zingen ze nog de liedjes die ze geleerd' hebben. Dan doet Plet de knecht, zyn zak open en doolt maar rond. Voormoeder kleeren en taai on speculaas, dat ze kan verdeelen. Voor Kees een paar stevige sohoenon, waarmee hij zioh een echte Jongeheer voelt, voor Nelleke e©n pop en prachtige haarstrlkken en voor Jopeke een klein, wit ezeltje. Om 0 uur ging de Sint pas weg en de kinderen zongen zóó lang, tot het rijtuig hrelemaai weggerateld was, Zoo'n biyden dag hadden ze nog nooit gehad. 't Juffertje Al wat er mocht vorand'ren, al wat er 1* vergaan, Uw feost, o nrrljte blesahop, Bleef Immer nog 'bestaan, Die dag van stil verrassen, van vreugd' voor jong en oud. Waar groot «n klein naar hunilc'ren, Zelfs knapen nog zoo stoiut Sint Nioolaas, de bisschop, de groote kinder vriend, Wat deod hij wèl ln etllto, Hoe wenl hij eens bemind. En uit het grijs verleden, spreekt hij tot ons een woord; Nog passend ln het heden, Voor wie er slechts naar hoort: „Tot weldoen en verblijden, zij lsdsr steeds bereid, •Men steun' vooral don arme lm koudon wintertijd." Neon, op Sint Niklaaa-avond heersch' vreugdo overal, In hutten en paleizen, Waar men zich wenden zal. Gaan wij niet over dakon, als eenmaal Sint Niklaas, Verzelt ons, zooals eertijds Geen Moortje „Pleter-baus", Als moor ons harte warm 'klopt, al voor dien naasten nood, Dan willen we graag offren, Voor klein oö ook voor grooi. Zoo trekt don straks een leger van Sinter klazen op, Met marsepljn en speelgoed, Stijg dan de pret ton top! Laat rollen vrij de applen, en 't lekkers door de schouw, Wat grabbelt t kleine volkje, Wie 't meest wel hebben zou. In armelijke woning, een knaap tot moeder zei, 1c Ga zochtkene erven kijken, Of Sint iets bracht voor mij De moeder, droef te moedo, pinkt zochtkene weg een traan, Zal niet haar vroolijk joogken. Vergeefs naar *t „schoentje" gaan? Maar hoor, wat komt er nader, verschijnt daar niet een hand. Die t venstor heeft geopend, 't Gordijn schoof aan één kant? Wat liet die hand toch vallen, pardoes maar op den grond, 't Bracht moeder ln verrukking, De kleine danst in rond! Zoo loeft, na mLe «ouwen, de goede bUeohop voort, Hij toovort vreugd' cd blijdschap, Waar eene mon zuchten boord', Uw goaat, o kinderheilige, dring' diep tot allen door, O, goede geest van mildheid, Licht gij do menBchhold' voor! Sint-NiJcolaa* niet waar? O vol liem, vis Wieme hoofd' niet al te boot vervuld ie van Der wijsheid, die helaas, mijn brein niot kiui ■bevatten. 'k Meen beursnieuwe, politiek en eoorttfoUJko meer, Om met cljn kinderen mee te leven in in 't weleer, Om dacren lang vooruit de winkels rond to dwalen, Of aan «en „vrijster" oog zijn hart eens op te balen. Ik min dien winterdag vol bloesem, lied on Beur, Ik min dat zoete feost van suiker en likeur, Het zielverkwikkend Ijs, de schuim der limonade, 'k Zie liever dan ln druk, mijn naam ln chooolado! En, Epikearus, zog, ia niot de lekkere tand, De trouwste paranimf dor kies van t waar verstond? Vindt m' ln de Republiek der stille lekker bekken Niet moeetal wijze Hén of schadeloos© eekken? Ja Kinde, heilige, nog neemt mijn hart u aan! En had de wereld slodhte wat beter u verstaan. Uw geest van weldoen en van liefde meer begrepen, 'k Zou met uw naamdag nog geruster kunnen dwepen. Want lieve hoorders, is 't niet kannlbaalflch on wreed, Dat men op 7/ulk een feest het hongrig volk vergeet, Dat met een zdeklijk oog komt op uw'lekkers En met zijn bleeké neus kleeft aan do winkel glazen? DE GENESTET. Jamei.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 13