VOOR DE KINDEREN xxxxxxxxxx x X X X X X X X X HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT? De denkende menjsch. De meeste menschen haten de pijn van het denken meer diar> de pijn van ster ren. (The Natiën.) Don kan uitkomen. Zelfmoord is wel de meeat persoonlijke aangelegenheid ter wereld. (Nocturne.) Klagendie boeren. Op een boerenbruiloft bij Deldien wa ren eenigen tijd geléden ongeveer dui zend gasten tegenwoordig. (Alg, Handelsblad.) Het eeuwig vrouwelijke. De meeste vrouwen kunnen zich ei nie i van onthouden meer te neggen dan haar bedoeling waa (J. Mortimer.) Het rtfke Amerika. Men heeft het hier nu al 200 ver ge bracht, dat er lieden zijn die het woordjo Slechts'' kunnen gebruiken voor 10.000.000 dollars. (Daily Financial Amorioa.) Het monster. ank end e hui- en zidh ge- De kruipende, dtxedoar, die (kirt ais een d draagt als een vergiftig reptiel, zich hul lend in een schaapsvacht, waaronder de klauwen van een wreeden wolf verbor gen zijn. (The Worker.) De zaken erlsla. Met heel Europa staat ook Nederland voor een berg van eoonomisohe moeilijk heden en gevaren. Nergens zal men over dien berg heen komen zonder dlat de zwaksten onderweg bezwijken. (De Economische Branding.) Personen van Bang. De vrouwelijke beambten aan de grif fies der (Duitsohe) rechtbanken zijn er in titulatuur op vooruitgegaan. Hulp boekhoudsters aldaar, vroeger Hulfbucn- halterinnen genaamd, zullen voortaan heeten: Difttarisohe Straf anstaltsasaiart en- tinnen. De vroegere Hilfsaufseherinnen zullen voortaan heeten: Strafanstalswacht- meisterincen. Amor Juni was heel wat stiller dan gewoon lijk, vooral de vele jonggetrouwde paar tjes wisten we; zeker niet, omdat de omgeving de smalle bosohbaadjes en de intieme duinpannetjes niet aan hun doel zouden beantwoorden, maar misschien wek omdat ze zich in het buitenland vei liger voelen voor de spiedende blikken van vrienden en kennissen. (Zeker Badnleuws.) Toen vroeg ik 'm: „Waar ligt dat nou aan? Ik denk dat ik ropht op de baan sla en dat ding gaat in een aardappelkuil!" En toen zeide hif: „Ik zal t u zeggen Sir, alles wat u doet is foutief. De bewe ging van uw rechterhiol én linkertee- nen.dat deugt niet Zoo ook van uw rechter- en linkerknie, zoo ook uw af stand van de beenen tot den bal, zoo ook de afstand van uw linker- tot uw rechter been, en ook uw heupdraai, ook het mee gaan van uw boven-lichaam, en de bewe ging van uw linker- en rechter schouder, en uw linker- en rechtereJleboog, zoo ook uw polsen, en de stand van uw linker en rechterduim, terwijl de greep van de vier ■vingers van uw linker- eni de vier vingers van uw rechterhand niet deugt evenals hot zwaaien van uw hoofd, en de lijn van uw blik en de stand van uw oogen, zoo ook „Maar, dat ls geen sport, dat ls ana tomie!" „Ik heb u nog slechts op een gedeelte van uw fouten gewezen. Hersens Sir, her sens en concentratie! Denk nu eens goed aan dat alles en probeer het nu nog eens!" Ik concentreer dus m'n gedachten op al m'n ledematen waar ook maar eenige beweging in zit, ik denk aan m'n vijf- en twintig fouten, ik gebruik m'n hersenen zooals ik ze nog nooit gebruikt heb. En wat was het resultaat van dat allee? Een nieuwe bal in de aardappelkuil. „Kijk naar uw bal, Sir. Kijk naar uw baL" „Maar ik doe niets anders als naar da' lamme ding kijken." „Pardon Sir, u kijkt een tiende secon de te vroeg op. Bovendien hebt u er nog een paar fouten bij gekregen. U gaat me; uw stok te snel op en te langzaam neer, Hensens, Sir en concentratie." „Loop naar de „Dat is een nieuwe fout Sir. Noodt vloe ken, zelfbeheersching en vooral.een goed humeur. Golf is een quaestie van een gelijkmatig temperament Kijk naar uw bal mijnheer!" „Kijk naar den baL Wacht maar. Wed den dat ik een bal van 200 meter sla?" En sacre-de-ju! Ik raak het ding boven op z*n kop en hij piept 'm in -een braam struik op vijf meter afstand. „Kijk naar den bal, Sir. Kijk naar den bal!" „Als nou er niet naar gekeken heb, dan laat ik me hangen." op U' B Sir, uw teenen hersens, HOE EK GOLF SPEELDE. Kffk naar uw bal mijnheer! Onlangs las ik in een van onze grootste weekbladen een nummer getiteld „Het Golfspel". Het is nu niet mijn bedoeling hierop eenige critiek te leveren, mijn per soonlijke ondervindingen hebben mij ech ter geleerd dat het ook mogelijk is dit spel op andere wijze te belichten, zooals uit het onderstaande zal blijken. Mijn plan was om tijdens mijn vacantie te loeren „golven". Ieder fatsoenlijk mensch speelt tegenwoordig golf; waar om ik dus niet? Ik stap op een goeien dag naar den Engelschen professional te X. en ik zeg tegen 'm: „Ik wou graag les nemen Sir." Hij zegt: „Ml right, Sir!01 Hij verkoopt me verschillende stukken hout met ijzer beslagen, hij stopt me een half dozijn witte rubber-balletjes in m'n hand, hij zet me midden op een vierkant gras-veldje, hij geeft me één van de vele stokken en eenige elementaire instructies, hij poot een balletje op een klein; hoopje zand en hij zegt tegen me: „Probeer het maar eens!" En ik probter het Ik neem het stuk hout als een slag-zwaard op, ik keil het door de lucht, ik kijk recht voor me uit om m'n bal aan de horizon te zien verdwijnen. Ik zie niks en als ik vraag aan mijn Engelschman: „Waar is m'n bal?" dlan 'antwoordt 'hij dood-laoomiek: „Op het hoopje zand' Sir!" En hij had gelijk, ik had er gladweg overheen geslagen. Toen probeerde ik het nog eens. Ik haal het stuk hout over mijn schouder, ik haal het terug in de richting van den bal, ik geef 'm een mep, ik kijken ik zie niks. „Mijn bal?" Waar is m'n bal?" en de vent zegt dood-laooniek: „Heelemaal naar rechts, in de aardappel kuil, Sir!" „In de aardappelen?! Maar dan ga ik hem halen1" „Onnoodig, Sir. U vindt 'm toch niet!" „Maar die bal kost 1.60. De prijs van een Martini plus fooi!" „Yes Sir! En als u voldoende geduld hebt zult u in den loop der dagen er zon der twijfel een paar dozijn in aardappel kuilen en braamstruiken deponeeren. En, mwr u nif* ongerust. Er wordt er zoo'n I dan 100. De Universala .Esperanto Asocio enkele maal wel eens een terug gevon- (Alg. Esp. Ver.) is in 44 verschillende landen door de deligitjo afgevaardig den vertegenwoordigd. Ziedaar eenige feiten, die toch wel be wijzen, dat het Esperanto in zijn 40-jarig .pli den bal te komen. U gaat staan en.enfin. Hersens concentratie. Kijk naar den bal Sir." „Nou dan. Een, twee drie.hup. Waar is m'n bal?" „Naar links, Sir. Juist in het konijnen hol van dat heuveltje. Bovendien hebt u er een paar nieuwe fouten bij gekre gen „Sacre-de-Ju-de-de-ju!" „Niet zenuwachtig worden, Sir. Een ge lijkmatig humeur. Kijk naar den bal" Klaar ik heb er genoeg van. De kan die ballen niet meer zien." „Toch nog kijken, Sir." „En hoeveel tijd kost me dat nou wel om eenigszins zeker te zijn van m'n slag?" „Als u geregeld speelt ongeveer zes jaar, Sir. Kijk naar den bal Sir." „Zes jaar?! Zes jaar?!" „In uw geval misschien acht of tien. En er is ook groote kans dat u het nooit leert. Kijk naar den bal mijnheer." „Ik geef het op. Dat spel leer ik nooit." „Dat zegt iedereen, Sir. En juist omdat ze het nooit leeren zijn ze er zoo gek op. Kijk naar den bal Sir.r Enfin, ik heb tien dozijn ballen verlo ren, en ben m'n humeur kwijt geraakt, ik heb al m'n vingers door gespeeld, ik scheld dagelijks m'n huishouden uit enfin, het is het heerlijkste spel wat je je denken kunt. Ik 'ben een maniak gewor den. O. P. v. R. HET ESPERANTO. Weet men wat het ls? Het is opmerkelijk hoeveel misverstand er nog heerscht ten aanzien van het Es peranto en zijn beoefenaren. Over het algemeen ziet men de voor standers eener wereldtaal aan voor groote dealisten, die meestal de wetenschappe lijke zijden der quaestie niet bestudeerd hebben en geen begrip hebben van het wezen eener nationale daad. Nog vrij vaak meent men, dat de espe rantisten alle nationale talen wenschen uit te roeien en daarvoor één universeele taal in de plaats willen stellen. Deze opvatting behoort volkenkun dig, geografisch, economisch en historisch tot de onmogelijkheden en is dan ook de bedoeling niet Het Esperanto wil zijn een hulptaal naast de levende taal, om het onderling verkeer, waaraan wegens taalverschil vele moeilijkheden in den weg worden gelegd, te vergemakkelijken. Een zuiver practisch doel dus. Eigenaardig is het, dat juist de Engel- sche volken van het nut eener werelds- taal het meest doordrongen 7.tjn In Noord- en Zuid-Afrika wordt aan verschillende scholen facultatief of ver plicht onderwijs in Esperanto gegeven, terwijl de Saksische Hoogeschool twee jaar geleden een leerstoel voor het Espe ranto instelde. De litteratuur is reeds zeer uitgebreid en bestaat zoowel uit oorspronkelijke als vertaalde werken op velerlei gebied. De Bijbel is eerst kort geleden in Espe- ranto-vertaling gereed gekomen. Het aantal bladen bedraagt reeds meer bestaan proefhoudend is gebleken. Aan haar eenvoudige en internationale samenstelling dankt deze wereldhulptaa" haar vrij grooten bloei. De geschiedenis van het stelsel ls in het kort deze. Na de verschijning van het Volapük dat zooveel gemoederen in beweging bracht, publiceerde een Poolsoh oogarts in 1887 onder het pseudoniem Dro. Espe ranto (hij die doopt), de lingvo Internica internationale taal1 die al spoedig naar den schuilnaam van haar ontwerper werd genaamd. Deze taal' berustte op een fundament, dat op zijn beurt weer gebaseerd was op de grondstellingen der indo-europeesche talen. De meeste naties vonden daarin dus vormen terug, ontleend aan hun nationale taal. Daarbij kwam nog, dat de spraak kunst geen uitzonderingen of onregelma tige werkwoorden bevatte en uit een be perkt aantal stamwoorden radikoj bestond. De beteekenis hiervan kon door toevoeging van voor- of achtervoegsels worden gewijzigd. De klemtoon viel altijd op de voorlaat ste lettergreep. Uit het bovenstaande blijkt reeds, hoe eenvoudig de grondbeginselen der nieu we internationale taal zijn. Het eeperanto werd dus ook kort na zijn verschijning druk beoefend, en baarde bi) het aanlee- ren weinig moeilijkheden. De zelfstandige naamwoorden b.v. ein digden altijd op o, bijvoegelijke naam woorden op a, bijwoorden op e, werk woorden op L Neemt men dus den stam van echrjj vem, ds skrlb, dan is skribo schrift, skriba schriftelijk (bijv. nmw.), skribe schriftelijk (bijwoord), skribi schrijven. Geslachtsverschil kent men niet, want het lidwoord ls altijd la. Het schrift is dus la skribo. Het Esperanto getuigt van een buiten- rone talenkennis van zijn ontwerper, L. L. Zanmienhof. Het is begrijpelijkerwijze niet volmaak; en kan als kunsttaal niet gelijk staan aan een levende taal, doch voor het inter nationale verkeer, zoowel mondeling als schriftelijk, kan het goede diensten be wijzen. Het is daarom jammer, dat er nog zoo veel, heel vaak ongemotiveerd vooroor deel bestaat. De Poolsohe oogarts Dr. Lazarus Lode- wijik Zaïmenhof, is, zooals hierboven reeds gezegd, de ontwerper van het Esperanto geweest. Zijn levensgeschiedenis behoort wellicht tot de meest tragische. Hij was een groeft idealist en nam zioh reeds op jeugdigen leeftijd voor ©en wereldtaal te stichten. Het Poolsohe grensplaatsje Bjelostok waar hij 16 December 1869 geboren was bood zéé een droef beeld van rassen haat, dat hij zich geroepen voelde de mensohheid een middel ter verbroedering aan de hand te dben. In 1878 was de taal in hoofdzaak gereed onder den naam Lingvo Universala. Voordeelen van stoffelijken aard heb ben zijn uitvinding hem nooit gebracht. Dr. Zamenhof heeft altijd met 'groote fi- nianeieele moeilijkheden te kampen gehad. Verbroedering der menschheid. ziedaar zijn ideaal'. Maar de wereldoorlog ontnam hem dit en bracht hem een zwaren geestelijken slag toe. Den 15den April van het jaar 1917 stierf hij tengevolge daarvan en door komme: en gebrek, te Warschau op 67-jarigen leeftijd. Een treurig einde van een geniale en edele figuur. B. KOFFIE. denl" Aldus sprak de man, en aangezien ik zuinig van nature ben, ging me dat ver lies van dien bal waarachtig aan het hart. Een koffie praatje. Allen kennen wij de koffie, maar dan tooh 't meeat als heerlijk geurenkte drank, die in ons land geheel ingeburgerd is. Ook kennen wij meestal de koffieboo- nen, el zijn we geen keukenpieten, in de winkels toch liggen deze volop opgesta peld. Maar dat is dan ook wel het uiterste, wat de meesten onzer van koffie weten en kennen. Toch diendon we van den drank, die we meestal meermalen per dag genieten, die reputaties vermoordde op gezellige kransjes, fortuinen schiep en verwoestte op de beurs, wel iets meer te weten. De koffieboonen worden op de planta ges, nadat ze geplukt zijn, op hoopen ge veegd, om te drogen. Vervolgens worden ze uitgespreid op groote droogvlakken, teneinde de droging spoediger en rationeeler te d<ïen plaats lebben. Het doel hiervan is het omhulsel der boonen, de eigenlijke zaden der plant, losser te maken. Wanneer de massa vervolgens in een bassin is geworpen, scheidt het door- stroomend water de omhulsels en andere omrednhedien van de zaden at De boonen bezinken op den bodem, de rest wordt doorden stroom meegevoerd. De verdere bewerking, zooals het sor- teeren, laten zich raden, de boonen ko men eindelijk aan ter bestemder plaatse, de kleur is dan nog grijsgroen. De ons bekende „koffie-kleur" is dus eigenlijk volstrekt geen koffie-kleur, doch wordt er eerst aan gebracht door het branden. Het branden geschiedt in daarvoor in gerichte branderijen, tegenwoordig heeft men echter machines, die in de etalages van de koffiewinkels de boonen branden oqder de oogen van de koopers, die dus zelf kunnen oontroleeren of zij verschge- brande koffie ontvangen. Wat er verder met de koffie geschiedt weet een ieder, het bakje „troost" dat het oude vrouwtje er van weet te bereiden, of het keurig geserveerde „kleintje" in het chic café, 't is slechts verschil van vorm, waarin de koffie genoten wordt. B. Is je vrouw op reis? Neen, die ligt nog Je bed. Die staat eerst op als ze haar middagdutje gedaan heeft. Wat is het grootste kunstwerk? Het verkoopen van de schilderij611 die men maakt. Ik zie dat je een glazen oog hebt .N elisboer I Ja, mijnheer, maar dat is fopperij van den dokter geweest, want ik kan er niets mee zien. Vrouw: Zie je man hoe die Zilver- steins naar ons kijken. Ze hebben het ze ker over ons faillissement. Man: Laat ze kijken, 't is allemaal nijd! Hoe is het afgeloopen met dat meis je waar Veltman mee flirtte? Je bedoelt, met wie hij dacht te flir ten? Ze heeft hem getrouwd. Dame (tot heer die met een file reizi gers uit een D-trein stapt): Is u de laatste? Heer: Neen mevrouw, die komt ach teraan. Dokter: Heb ik niet uw overleden vrouw ook behandeld? Patiënt: Neen, die heeft geen dok ter gehad, die is haar natuurlijken dood gestorven. (Mevr. A.: Zeg lieve, lk kom je even opzoeken, ik heb je maar een paar woord jes te zeggen. Mevr. B.: Dat treft bijzonder. Ik heb juist een uurtje den tijd. Gevangenbewaarder Gaat in den nacht thuiskomend): Sapperloot, mijn vrouw heeft nog licht 'aan. Nee, dan ga ik maar liever bij den moordenaar in oei zeven liggen. Hoofdinspecteur der spoorwegen reist incognito, buigt zioh bij een klein station uit het raampje en roept een employé: Zeg kun je niet eventjes een glas water aanreiken? Ik durf niet, mijnheer, het Groote Beest is op den trein! A.: .En zie je, de kruik gaat zoolang e water tot ze berst. B.: Je bedoelt zeker: barst. A.: Nou goed, barst dan. Winkelier: Wat is er aan de hand? Denk er aan dat hier in onze zaak de klant altijd gelijk heeft Bediende: Hij zei, dat u een ouwe schavuit bent HET VERDWAALDE PRINSESJE. Melisande was een arm varkenshoed- stertje. Dag in diag uit lieip zij over die ïeuvels met de varkens van den1 boer, Van zonsopgang tot zonsondergang had ze tijd om na te denken over haar lot en dat van haar armen vader. Je mloet weiten), dat Melisanidle's vadér tot voor een jaar ook gewerkt had bij denzelfden rijken boer, waar Melisande nu nog in dienst was. Melisande was toen) melkmeisje op de groote boerderij, en omdat ze zoo'n lief meisje was wildé de 'boer met 'haar trouwen. Maar de boer was een oude, knorrige man, die zijn ondergeschikten slecht behandelde en Melisainde's vaider wilde hem volstrekt zijn lief dochtertje niet tot vrouw geven. Toen werd Meli sande's vadOr ontslagen en Melisande mocht alleen blijven als varbenshoedster- tje. Wat kon Melisande anders doen, zoo lang Vader geen' ander werk gevonden had. En nu had Vaider al een jaar lang het heele land1 doorgeloopen en overal om werk gevraagd', maar de slechte hoer had overal verteld, dat Melisande's Vadea» een dief was, zoodat niemand hem in dienst wou hebben. Een heel jaar lang hadden Melisande en haar Vader moeten leven van het kleine ibeetje geld, dat Melisande verdiende. Jullie begrijpt wel, dat Meli sande's gedachten niet erg opgewekt waren. t Op ziekeren dag, toen Melisande weer met 'haar varkens over de heuvels dwaal de, stapte een lakei van den Koning op haar af en vroeg haar, of zij misschien ook een klein meisje gezien had' met een geél-izijden jurkje en gouden schoentjes. „Neen," antwoordde Melisande: JEr is •hier al in drie dagen niemand langs ge komen. Wie is dat kindje?" „Ons lief prinsesje Rosabel," antwoordi- dO de lakei ^Gistermiddag was ze ineens verdwenen en niemand kan haar vinden en, niemand 'heeft haar gezien. Onze arme Koning en Koningin, zijn radeloos van angst. Wie haar vindt, mag een wenisoh dloen en als die niet onmogelijk is zal de Koning haar vervullen. Zul je ook meer zoeken, meisje?" 'Nu dat zou Melisande zieker. Die mo<v dige kleine Rosébel. mo^ De lakei .ging weer verder en Meli samde dwaalde en zocht en zocht tot de zon onder ging. Toen bracht ae haar varkens naar de hokken; maar na do avondboterham ging ze weer opweg, ter- 1 wijl ze een paar 'boterhammen meenam. Zou ze verdwaald zijn of zouden slechte cmenischen haar ontvoerd hébben? En als ze verdwaald was, wat zou ze dan een honger hebben. O, als ik haar map kon vinjdjeni, voor hot toeelconaail nacht is. Zoo dacht Melisande onder het voortloopen. Ze zon eerst maar eens gaan zoeken in het groote bosch, dat achter het paleis van den Koning begon en zich uitstrekte tot de heuvelen waar Melisande haar var kens hoedde. Spoedig had ze het bosah bereikt, maar juist, toen! ze er 'binnen wilde gaan, hoorde ze een wanhopig ge snik en daar zag ze een klein meisje voor over op het mos liggen. Melisande knielde bij haar neer, streelde over haar kopje en vroeg: „Och, kleintje, wat scheelt er Benl betraand gezichtje keek omhoog en1 een bedroefd stemmetje zeide: „Ik heb zoo'n honger en ons paleis is w V, waar op, weer een nieu we huilbui volgde. je paleis?" vroeg Melisande verwon derd. „Den je dan prinses Rosabel? Waar zajn dian Jo gwl zijden jurkje 8ni je igcyu- den schoentjes?" „Mijn jurkje héb ik stukgescheurd aan de braamstruiken en mijn schoentjes had ik in 't bosch uitgetrokken, om har der te kunnen loopen." Waarom ben je weggeloop*®?" vroeg Melisandè nu. „Ik speelde met de elfjes in den paleis tuin. Een1 elfje vroeg me, of ik mee ging naar Elfenland Ik liep haar maar steeds achterna, den tuin' uit en het iboeah ia Maar ineens was het elfje verdwenen en Elfenland kon ik niet vinden. En lk 'héb in het bosch geslapen en .bramen gegeten, maar nu heb ik zoo'n honger en ik 'ben zoo moe. Weet jij mijn paleis wel te vla den?" „Ik zal je wel thuis brengen, Rosabel," antwoordde Melisande. „Maar eet eerrt wat,". En Melisande gaf Rosabel de mee genomen boterhammen. Rosabel at ze met graagte op, waarna Melisande haar op den rug nam en het 'groote boschpad op liep, dat naar het paleis leidde. Ze liep oen heelen nacht door haarst zonder rusten en juist, toen do zon opkwam, bereikte ze den pabispoort Prinses Rosabel lachte en huilde van blijdschap, sprong van Me lisande's rug en liep naar dien schildwacht toe. Deze blies luid op een horen, om het heele paleis te laten weten, dat prinses Rosabel gevonden was. Iedereen liep naar buiten, d!e Koning en de Koningin, de hofdames, de bamerheetreni en alle be dienden. Nu moest de prinses vertellen, hoe ze gevonden was en de Koningin riep uit: „Waar is dat lieve meisje?" Ja, waar was Melisande. DoodéliJk ver- moedd was ze op den grond gaan zitten met den rug tegen het schildwachthuisje en onmiddellijk was ze in slaap gevallen Ze merkte het niet eens, hoe ze opgetild werd en te bed gelegd. Pas, toen het avond! was, werd ze wakker. Met schrik vloog ze overeind' uitroepend: „Waar ben ik? O, de varkens!" Een kamermeisje ver telde haar, waar ze was en bracht haar toen naar den Koning en de Koningin, die 'haar hartelijk bedankten voor wat ze voor Prinses Rosabel gedaan had, en haar vroegen, wat haar liefste wensdh was. Nu, daar behoefde Melisande niet lang over te denken. „O, Koning, geef alstu blieft mijn Vader een 'betrekking." vroeg ze. Toen moest ze alles vertellen. Wat waa de Koning boos. Hij liet den rijken boer streng straffen, omdat hJJ Melisande's Vader zoo behandeld' had. - Melisande werd in het vervolg kinder meisje bij het prinsesje en Melisande's Vader kroeg een groote eigen boerderij vlak bij het paleis. I. RAADSELS. Oplossingen der vorige P Rum Laren Alkmaar Purmerend N a a r d e W e s p A n s d Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan. Zwarte Piet, marseppin, motorbotter, koning, adder, kous, jas. I. Nieuwe raadsels. Welk spreekwoord staat hier? n. g Op de kruisjes- lijnen komt de naam van iets, dat weer gauw zal plaats hebben. Op de le rij het gevraagde woord op de 2e rij een boomop de 8e rij een soort taartje; op de 4e rij een plaats in Limburgop de 5e rij een deel van Overijselop de >e rij een scheldnaam voor een booze vrouwop de 7e rij een zoetwatervisch; op de 8e ry een schoenmakerswerktuig; op de 4)e rq een verzoek om stilte op de 10e rq een medeklinker. Ingez. door Annie Romijn. Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: CT t' U A. R.; J. en A. S. A W V'; E'W" W'W üjul;*±* „Pardon Sir. U kook een vijfde seconde te vroeg op. Bovendien hebt u er weer eenige fouten bij gekregen. U gooit uw stok naar voren inplaats van reoht naar TL M HB; A,; A' en A- B.; K. en M R 6ote£B" P-B.; H. B4 D on'v n B;; °-; J-C-' B. en J. 1 N* e£ D o'- a de G,; P'S'E-(i' M H i 2°a de H-;J-H- G L 'p 'T r dJip- K-; A-K-; K-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 14