VOOR DE KINDEREN
xxxxxxxxxx
x
X
X
X
X
X
X
X
X
HOE ZIET DE WERELD ER
TEGENWOORDIG UIT?
De denkende menjsch.
De meeste menschen haten de pijn van
het denken meer diar> de pijn van ster
ren.
(The Natiën.)
Don kan uitkomen.
Zelfmoord is wel de meeat persoonlijke
aangelegenheid ter wereld.
(Nocturne.)
Klagendie boeren.
Op een boerenbruiloft bij Deldien wa
ren eenigen tijd geléden ongeveer dui
zend gasten tegenwoordig.
(Alg, Handelsblad.)
Het eeuwig vrouwelijke.
De meeste vrouwen kunnen zich ei nie i
van onthouden meer te neggen dan haar
bedoeling waa
(J. Mortimer.)
Het rtfke Amerika.
Men heeft het hier nu al 200 ver ge
bracht, dat er lieden zijn die het woordjo
Slechts'' kunnen gebruiken voor 10.000.000
dollars.
(Daily Financial Amorioa.)
Het monster.
ank end e hui-
en zidh ge-
De kruipende,
dtxedoar, die (kirt ais een d
draagt als een vergiftig reptiel, zich hul
lend in een schaapsvacht, waaronder de
klauwen van een wreeden wolf verbor
gen zijn.
(The Worker.)
De zaken erlsla.
Met heel Europa staat ook Nederland
voor een berg van eoonomisohe moeilijk
heden en gevaren.
Nergens zal men over dien berg heen
komen zonder dlat de zwaksten onderweg
bezwijken.
(De Economische Branding.)
Personen van Bang.
De vrouwelijke beambten aan de grif
fies der (Duitsohe) rechtbanken zijn er
in titulatuur op vooruitgegaan. Hulp
boekhoudsters aldaar, vroeger Hulfbucn-
halterinnen genaamd, zullen voortaan
heeten: Difttarisohe Straf anstaltsasaiart en-
tinnen. De vroegere Hilfsaufseherinnen
zullen voortaan heeten: Strafanstalswacht-
meisterincen.
Amor
Juni was heel wat stiller dan gewoon
lijk, vooral de vele jonggetrouwde paar
tjes wisten we; zeker niet, omdat de
omgeving de smalle bosohbaadjes en
de intieme duinpannetjes niet aan hun
doel zouden beantwoorden, maar misschien
wek omdat ze zich in het buitenland vei
liger voelen voor de spiedende blikken
van vrienden en kennissen.
(Zeker Badnleuws.)
Toen vroeg ik 'm: „Waar ligt dat nou
aan? Ik denk dat ik ropht op de baan sla
en dat ding gaat in een aardappelkuil!"
En toen zeide hif: „Ik zal t u zeggen
Sir, alles wat u doet is foutief. De bewe
ging van uw rechterhiol én linkertee-
nen.dat deugt niet Zoo ook van uw
rechter- en linkerknie, zoo ook uw af
stand van de beenen tot den bal, zoo ook
de afstand van uw linker- tot uw rechter
been, en ook uw heupdraai, ook het mee
gaan van uw boven-lichaam, en de bewe
ging van uw linker- en rechter schouder,
en uw linker- en rechtereJleboog, zoo ook
uw polsen, en de stand van uw linker en
rechterduim, terwijl de greep van de vier
■vingers van uw linker- eni de vier vingers
van uw rechterhand niet deugt evenals
hot zwaaien van uw hoofd, en de lijn van
uw blik en de stand van uw oogen, zoo
ook
„Maar, dat ls geen sport, dat ls ana
tomie!"
„Ik heb u nog slechts op een gedeelte
van uw fouten gewezen. Hersens Sir, her
sens en concentratie! Denk nu eens goed
aan dat alles en probeer het nu nog eens!"
Ik concentreer dus m'n gedachten op
al m'n ledematen waar ook maar eenige
beweging in zit, ik denk aan m'n vijf- en
twintig fouten, ik gebruik m'n hersenen
zooals ik ze nog nooit gebruikt heb. En
wat was het resultaat van dat allee? Een
nieuwe bal in de aardappelkuil.
„Kijk naar uw bal, Sir. Kijk naar uw
baL"
„Maar ik doe niets anders als naar da'
lamme ding kijken."
„Pardon Sir, u kijkt een tiende secon
de te vroeg op. Bovendien hebt u er nog
een paar fouten bij gekregen. U gaat me;
uw stok te snel op en te langzaam neer,
Hensens, Sir en concentratie."
„Loop naar de
„Dat is een nieuwe fout Sir. Noodt vloe
ken, zelfbeheersching en vooral.een
goed humeur. Golf is een quaestie van
een gelijkmatig temperament Kijk naar
uw bal mijnheer!"
„Kijk naar den baL Wacht maar. Wed
den dat ik een bal van 200 meter sla?"
En sacre-de-ju! Ik raak het ding boven
op z*n kop en hij piept 'm in -een braam
struik op vijf meter afstand.
„Kijk naar den bal, Sir. Kijk naar den
bal!"
„Als nou er niet naar gekeken heb, dan
laat ik me hangen."
op U'
B Sir,
uw teenen
hersens,
HOE EK GOLF SPEELDE.
Kffk naar uw bal mijnheer!
Onlangs las ik in een van onze grootste
weekbladen een nummer getiteld „Het
Golfspel". Het is nu niet mijn bedoeling
hierop eenige critiek te leveren, mijn per
soonlijke ondervindingen hebben mij ech
ter geleerd dat het ook mogelijk is dit
spel op andere wijze te belichten, zooals
uit het onderstaande zal blijken.
Mijn plan was om tijdens mijn vacantie
te loeren „golven". Ieder fatsoenlijk
mensch speelt tegenwoordig golf; waar
om ik dus niet? Ik stap op een goeien dag
naar den Engelschen professional te X.
en ik zeg tegen 'm: „Ik wou graag les
nemen Sir." Hij zegt: „Ml right, Sir!01
Hij verkoopt me verschillende stukken
hout met ijzer beslagen, hij stopt me een
half dozijn witte rubber-balletjes in m'n
hand, hij zet me midden op een vierkant
gras-veldje, hij geeft me één van de vele
stokken en eenige elementaire instructies,
hij poot een balletje op een klein; hoopje
zand en hij zegt tegen me: „Probeer het
maar eens!" En ik probter het Ik neem
het stuk hout als een slag-zwaard op, ik
keil het door de lucht, ik kijk recht voor
me uit om m'n bal aan de horizon te zien
verdwijnen. Ik zie niks en als ik vraag
aan mijn Engelschman: „Waar is m'n
bal?" dlan 'antwoordt 'hij dood-laoomiek:
„Op het hoopje zand' Sir!"
En hij had gelijk, ik had er gladweg
overheen geslagen.
Toen probeerde ik het nog eens. Ik
haal het stuk hout over mijn schouder,
ik haal het terug in de richting van den
bal, ik geef 'm een mep, ik kijken
ik zie niks. „Mijn bal?" Waar is m'n
bal?" en de vent zegt dood-laooniek:
„Heelemaal naar rechts, in de aardappel
kuil, Sir!"
„In de aardappelen?! Maar dan ga ik
hem halen1"
„Onnoodig, Sir. U vindt 'm toch niet!"
„Maar die bal kost 1.60. De prijs van
een Martini plus fooi!"
„Yes Sir! En als u voldoende geduld
hebt zult u in den loop der dagen er zon
der twijfel een paar dozijn in aardappel
kuilen en braamstruiken deponeeren. En, mwr
u nif* ongerust. Er wordt er zoo'n I dan 100. De Universala .Esperanto Asocio
enkele maal wel eens een terug gevon- (Alg. Esp. Ver.) is in 44 verschillende
landen door de deligitjo afgevaardig
den vertegenwoordigd.
Ziedaar eenige feiten, die toch wel be
wijzen, dat het Esperanto in zijn 40-jarig
.pli
den bal te komen. U gaat
staan en.enfin. Hersens
concentratie. Kijk naar den bal Sir."
„Nou dan. Een, twee drie.hup.
Waar is m'n bal?"
„Naar links, Sir. Juist in het konijnen
hol van dat heuveltje. Bovendien hebt u
er een paar nieuwe fouten bij gekre
gen
„Sacre-de-Ju-de-de-ju!"
„Niet zenuwachtig worden, Sir. Een ge
lijkmatig humeur. Kijk naar den bal"
Klaar ik heb er genoeg van. De kan
die ballen niet meer zien."
„Toch nog kijken, Sir."
„En hoeveel tijd kost me dat nou wel
om eenigszins zeker te zijn van m'n slag?"
„Als u geregeld speelt ongeveer zes
jaar, Sir. Kijk naar den bal Sir."
„Zes jaar?! Zes jaar?!"
„In uw geval misschien acht of tien. En
er is ook groote kans dat u het nooit leert.
Kijk naar den bal mijnheer."
„Ik geef het op. Dat spel leer ik nooit."
„Dat zegt iedereen, Sir. En juist omdat
ze het nooit leeren zijn ze er zoo gek op.
Kijk naar den bal Sir.r
Enfin, ik heb tien dozijn ballen verlo
ren, en ben m'n humeur kwijt geraakt,
ik heb al m'n vingers door gespeeld, ik
scheld dagelijks m'n huishouden uit
enfin, het is het heerlijkste spel wat je je
denken kunt. Ik 'ben een maniak gewor
den.
O. P. v. R.
HET ESPERANTO.
Weet men wat het ls?
Het is opmerkelijk hoeveel misverstand
er nog heerscht ten aanzien van het Es
peranto en zijn beoefenaren.
Over het algemeen ziet men de voor
standers eener wereldtaal aan voor groote
dealisten, die meestal de wetenschappe
lijke zijden der quaestie niet bestudeerd
hebben en geen begrip hebben van het
wezen eener nationale daad.
Nog vrij vaak meent men, dat de espe
rantisten alle nationale talen wenschen
uit te roeien en daarvoor één universeele
taal in de plaats willen stellen.
Deze opvatting behoort volkenkun
dig, geografisch, economisch en historisch
tot de onmogelijkheden en is dan ook
de bedoeling niet
Het Esperanto wil zijn een hulptaal
naast de levende taal, om het onderling
verkeer, waaraan wegens taalverschil
vele moeilijkheden in den weg worden
gelegd, te vergemakkelijken.
Een zuiver practisch doel dus.
Eigenaardig is het, dat juist de Engel-
sche volken van het nut eener werelds-
taal het meest doordrongen 7.tjn
In Noord- en Zuid-Afrika wordt aan
verschillende scholen facultatief of ver
plicht onderwijs in Esperanto gegeven,
terwijl de Saksische Hoogeschool twee
jaar geleden een leerstoel voor het Espe
ranto instelde.
De litteratuur is reeds zeer uitgebreid
en bestaat zoowel uit oorspronkelijke als
vertaalde werken op velerlei gebied.
De Bijbel is eerst kort geleden in Espe-
ranto-vertaling gereed gekomen.
Het aantal bladen bedraagt reeds meer
bestaan proefhoudend is gebleken.
Aan haar eenvoudige en internationale
samenstelling dankt deze wereldhulptaa"
haar vrij grooten bloei.
De geschiedenis van het stelsel ls in
het kort deze.
Na de verschijning van het Volapük
dat zooveel gemoederen in beweging
bracht, publiceerde een Poolsoh oogarts in
1887 onder het pseudoniem Dro. Espe
ranto (hij die doopt), de lingvo Internica
internationale taal1 die al spoedig
naar den schuilnaam van haar ontwerper
werd genaamd.
Deze taal' berustte op een fundament,
dat op zijn beurt weer gebaseerd was op
de grondstellingen der indo-europeesche
talen. De meeste naties vonden daarin dus
vormen terug, ontleend aan hun nationale
taal. Daarbij kwam nog, dat de spraak
kunst geen uitzonderingen of onregelma
tige werkwoorden bevatte en uit een be
perkt aantal stamwoorden radikoj
bestond. De beteekenis hiervan kon door
toevoeging van voor- of achtervoegsels
worden gewijzigd.
De klemtoon viel altijd op de voorlaat
ste lettergreep.
Uit het bovenstaande blijkt reeds, hoe
eenvoudig de grondbeginselen der nieu
we internationale taal zijn. Het eeperanto
werd dus ook kort na zijn verschijning
druk beoefend, en baarde bi) het aanlee-
ren weinig moeilijkheden.
De zelfstandige naamwoorden b.v. ein
digden altijd op o, bijvoegelijke naam
woorden op a, bijwoorden op e, werk
woorden op L
Neemt men dus den stam van echrjj
vem, ds skrlb, dan is skribo schrift,
skriba schriftelijk (bijv. nmw.), skribe
schriftelijk (bijwoord), skribi schrijven.
Geslachtsverschil kent men niet, want
het lidwoord ls altijd la. Het schrift is dus
la skribo.
Het Esperanto getuigt van een buiten-
rone talenkennis van zijn ontwerper,
L. L. Zanmienhof.
Het is begrijpelijkerwijze niet volmaak;
en kan als kunsttaal niet gelijk staan aan
een levende taal, doch voor het inter
nationale verkeer, zoowel mondeling als
schriftelijk, kan het goede diensten be
wijzen.
Het is daarom jammer, dat er nog zoo
veel, heel vaak ongemotiveerd vooroor
deel bestaat.
De Poolsohe oogarts Dr. Lazarus Lode-
wijik Zaïmenhof, is, zooals hierboven reeds
gezegd, de ontwerper van het Esperanto
geweest. Zijn levensgeschiedenis behoort
wellicht tot de meest tragische. Hij was
een groeft idealist en nam zioh reeds op
jeugdigen leeftijd voor ©en wereldtaal te
stichten.
Het Poolsohe grensplaatsje Bjelostok
waar hij 16 December 1869 geboren was
bood zéé een droef beeld van rassen
haat, dat hij zich geroepen voelde de
mensohheid een middel ter verbroedering
aan de hand te dben.
In 1878 was de taal in hoofdzaak gereed
onder den naam Lingvo Universala.
Voordeelen van stoffelijken aard heb
ben zijn uitvinding hem nooit gebracht.
Dr. Zamenhof heeft altijd met 'groote fi-
nianeieele moeilijkheden te kampen gehad.
Verbroedering der menschheid. ziedaar
zijn ideaal'.
Maar de wereldoorlog ontnam hem dit
en bracht hem een zwaren geestelijken
slag toe.
Den 15den April van het jaar 1917 stierf
hij tengevolge daarvan en door komme:
en gebrek, te Warschau op 67-jarigen
leeftijd.
Een treurig einde van een geniale en
edele figuur.
B.
KOFFIE.
denl"
Aldus sprak de man, en aangezien ik
zuinig van nature ben, ging me dat ver
lies van dien bal waarachtig aan het hart.
Een koffie praatje.
Allen kennen wij de koffie, maar dan
tooh 't meeat als heerlijk geurenkte drank,
die in ons land geheel ingeburgerd is.
Ook kennen wij meestal de koffieboo-
nen, el zijn we geen keukenpieten, in de
winkels toch liggen deze volop opgesta
peld.
Maar dat is dan ook wel het uiterste,
wat de meesten onzer van koffie weten
en kennen.
Toch diendon we van den drank, die
we meestal meermalen per dag genieten,
die reputaties vermoordde op gezellige
kransjes, fortuinen schiep en verwoestte
op de beurs, wel iets meer te weten.
De koffieboonen worden op de planta
ges, nadat ze geplukt zijn, op hoopen ge
veegd, om te drogen.
Vervolgens worden ze uitgespreid op
groote droogvlakken, teneinde de droging
spoediger en rationeeler te d<ïen plaats
lebben. Het doel hiervan is het omhulsel
der boonen, de eigenlijke zaden der plant,
losser te maken.
Wanneer de massa vervolgens in een
bassin is geworpen, scheidt het door-
stroomend water de omhulsels en andere
omrednhedien van de zaden at
De boonen bezinken op den bodem, de
rest wordt doorden stroom meegevoerd.
De verdere bewerking, zooals het sor-
teeren, laten zich raden, de boonen ko
men eindelijk aan ter bestemder plaatse,
de kleur is dan nog grijsgroen.
De ons bekende „koffie-kleur" is dus
eigenlijk volstrekt geen koffie-kleur, doch
wordt er eerst aan gebracht door het
branden.
Het branden geschiedt in daarvoor in
gerichte branderijen, tegenwoordig heeft
men echter machines, die in de etalages
van de koffiewinkels de boonen branden
oqder de oogen van de koopers, die dus
zelf kunnen oontroleeren of zij verschge-
brande koffie ontvangen.
Wat er verder met de koffie geschiedt
weet een ieder, het bakje „troost" dat het
oude vrouwtje er van weet te bereiden, of
het keurig geserveerde „kleintje" in het
chic café, 't is slechts verschil van vorm,
waarin de koffie genoten wordt.
B.
Is je vrouw op reis?
Neen, die ligt nog Je bed. Die staat
eerst op als ze haar middagdutje gedaan
heeft.
Wat is het grootste kunstwerk?
Het verkoopen van de schilderij611
die men maakt.
Ik zie dat je een glazen oog hebt
.N elisboer I
Ja, mijnheer, maar dat is fopperij
van den dokter geweest, want ik kan er
niets mee zien.
Vrouw: Zie je man hoe die Zilver-
steins naar ons kijken. Ze hebben het ze
ker over ons faillissement.
Man: Laat ze kijken, 't is allemaal
nijd!
Hoe is het afgeloopen met dat meis
je waar Veltman mee flirtte?
Je bedoelt, met wie hij dacht te flir
ten? Ze heeft hem getrouwd.
Dame (tot heer die met een file reizi
gers uit een D-trein stapt): Is u de
laatste?
Heer: Neen mevrouw, die komt ach
teraan.
Dokter: Heb ik niet uw overleden
vrouw ook behandeld?
Patiënt: Neen, die heeft geen dok
ter gehad, die is haar natuurlijken dood
gestorven.
(Mevr. A.: Zeg lieve, lk kom je even
opzoeken, ik heb je maar een paar woord
jes te zeggen.
Mevr. B.: Dat treft bijzonder. Ik heb
juist een uurtje den tijd.
Gevangenbewaarder Gaat in den nacht
thuiskomend): Sapperloot, mijn vrouw
heeft nog licht 'aan. Nee, dan ga ik maar
liever bij den moordenaar in oei zeven
liggen.
Hoofdinspecteur der spoorwegen reist
incognito, buigt zioh bij een klein station
uit het raampje en roept een employé:
Zeg kun je niet eventjes een glas water
aanreiken?
Ik durf niet, mijnheer, het Groote
Beest is op den trein!
A.: .En zie je, de kruik gaat zoolang
e water tot ze berst.
B.: Je bedoelt zeker: barst.
A.: Nou goed, barst dan.
Winkelier: Wat is er aan de hand?
Denk er aan dat hier in onze zaak de
klant altijd gelijk heeft
Bediende: Hij zei, dat u een ouwe
schavuit bent
HET VERDWAALDE PRINSESJE.
Melisande was een arm varkenshoed-
stertje. Dag in diag uit lieip zij over die
ïeuvels met de varkens van den1 boer,
Van zonsopgang tot zonsondergang had
ze tijd om na te denken over haar lot en
dat van haar armen vader. Je mloet weiten),
dat Melisanidle's vadér tot voor een jaar
ook gewerkt had bij denzelfden rijken
boer, waar Melisande nu nog in dienst
was. Melisande was toen) melkmeisje op
de groote boerderij, en omdat ze zoo'n
lief meisje was wildé de 'boer met 'haar
trouwen. Maar de boer was een oude,
knorrige man, die zijn ondergeschikten
slecht behandelde en Melisainde's vaider
wilde hem volstrekt zijn lief dochtertje
niet tot vrouw geven. Toen werd Meli
sande's vadOr ontslagen en Melisande
mocht alleen blijven als varbenshoedster-
tje. Wat kon Melisande anders doen, zoo
lang Vader geen' ander werk gevonden
had. En nu had Vaider al een jaar lang het
heele land1 doorgeloopen en overal om
werk gevraagd', maar de slechte hoer had
overal verteld, dat Melisande's Vadea» een
dief was, zoodat niemand hem in dienst
wou hebben. Een heel jaar lang hadden
Melisande en haar Vader moeten leven
van het kleine ibeetje geld, dat Melisande
verdiende. Jullie begrijpt wel, dat Meli
sande's gedachten niet erg opgewekt
waren. t
Op ziekeren dag, toen Melisande weer
met 'haar varkens over de heuvels dwaal
de, stapte een lakei van den Koning op
haar af en vroeg haar, of zij misschien
ook een klein meisje gezien had' met een
geél-izijden jurkje en gouden schoentjes.
„Neen," antwoordde Melisande: JEr is
•hier al in drie dagen niemand langs ge
komen. Wie is dat kindje?"
„Ons lief prinsesje Rosabel," antwoordi-
dO de lakei ^Gistermiddag was ze ineens
verdwenen en niemand kan haar vinden
en, niemand 'heeft haar gezien. Onze arme
Koning en Koningin, zijn radeloos van
angst. Wie haar vindt, mag een wenisoh
dloen en als die niet onmogelijk is zal de
Koning haar vervullen. Zul je ook meer
zoeken, meisje?"
'Nu dat zou Melisande zieker. Die mo<v
dige kleine Rosébel. mo^
De lakei .ging weer verder en Meli
samde dwaalde en zocht en zocht tot de
zon onder ging. Toen bracht ae haar
varkens naar de hokken; maar na do
avondboterham ging ze weer opweg, ter-
1 wijl ze een paar 'boterhammen meenam.
Zou ze verdwaald zijn of zouden slechte
cmenischen haar ontvoerd hébben? En als
ze verdwaald was, wat zou ze dan een
honger hebben. O, als ik haar map kon
vinjdjeni, voor hot toeelconaail nacht is. Zoo
dacht Melisande onder het voortloopen.
Ze zon eerst maar eens gaan zoeken in
het groote bosch, dat achter het paleis
van den Koning begon en zich uitstrekte
tot de heuvelen waar Melisande haar var
kens hoedde. Spoedig had ze het bosah
bereikt, maar juist, toen! ze er 'binnen
wilde gaan, hoorde ze een wanhopig ge
snik en daar zag ze een klein meisje voor
over op het mos liggen. Melisande knielde
bij haar neer, streelde over haar kopje
en vroeg: „Och, kleintje, wat scheelt er
Benl betraand gezichtje keek omhoog
en1 een bedroefd stemmetje zeide: „Ik heb
zoo'n honger en ons paleis is w V, waar
op, weer een nieu we huilbui volgde.
je paleis?" vroeg Melisande verwon
derd. „Den je dan prinses Rosabel? Waar
zajn dian Jo gwl zijden jurkje 8ni je igcyu-
den schoentjes?"
„Mijn jurkje héb ik stukgescheurd
aan de braamstruiken en mijn schoentjes
had ik in 't bosch uitgetrokken, om har
der te kunnen loopen."
Waarom ben je weggeloop*®?" vroeg
Melisandè nu.
„Ik speelde met de elfjes in den paleis
tuin. Een1 elfje vroeg me, of ik mee ging
naar Elfenland Ik liep haar maar steeds
achterna, den tuin' uit en het iboeah ia
Maar ineens was het elfje verdwenen en
Elfenland kon ik niet vinden. En lk 'héb
in het bosch geslapen en .bramen gegeten,
maar nu heb ik zoo'n honger en ik 'ben
zoo moe. Weet jij mijn paleis wel te vla
den?"
„Ik zal je wel thuis brengen, Rosabel,"
antwoordde Melisande. „Maar eet eerrt
wat,". En Melisande gaf Rosabel de mee
genomen boterhammen. Rosabel at ze
met graagte op, waarna Melisande haar
op den rug nam en het 'groote boschpad
op liep, dat naar het paleis leidde. Ze liep
oen heelen nacht door haarst zonder rusten
en juist, toen do zon opkwam, bereikte ze
den pabispoort Prinses Rosabel lachte
en huilde van blijdschap, sprong van Me
lisande's rug en liep naar dien schildwacht
toe. Deze blies luid op een horen, om het
heele paleis te laten weten, dat prinses
Rosabel gevonden was. Iedereen liep
naar buiten, d!e Koning en de Koningin,
de hofdames, de bamerheetreni en alle be
dienden. Nu moest de prinses vertellen,
hoe ze gevonden was en de Koningin riep
uit: „Waar is dat lieve meisje?"
Ja, waar was Melisande. DoodéliJk ver-
moedd was ze op den grond gaan zitten
met den rug tegen het schildwachthuisje
en onmiddellijk was ze in slaap gevallen
Ze merkte het niet eens, hoe ze opgetild
werd en te bed gelegd. Pas, toen het
avond! was, werd ze wakker. Met schrik
vloog ze overeind' uitroepend: „Waar ben
ik? O, de varkens!" Een kamermeisje ver
telde haar, waar ze was en bracht haar
toen naar den Koning en de Koningin,
die 'haar hartelijk bedankten voor wat ze
voor Prinses Rosabel gedaan had, en
haar vroegen, wat haar liefste wensdh
was.
Nu, daar behoefde Melisande niet lang
over te denken. „O, Koning, geef alstu
blieft mijn Vader een 'betrekking." vroeg
ze. Toen moest ze alles vertellen. Wat waa
de Koning boos. Hij liet den rijken boer
streng straffen, omdat hJJ Melisande's
Vader zoo behandeld' had. -
Melisande werd in het vervolg kinder
meisje bij het prinsesje en Melisande's
Vader kroeg een groote eigen boerderij
vlak bij het paleis.
I.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige
P
Rum
Laren
Alkmaar
Purmerend
N a a r d e
W e s p
A n s
d
Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje
weer aan.
Zwarte Piet, marseppin, motorbotter,
koning, adder, kous, jas.
I.
Nieuwe raadsels.
Welk spreekwoord staat hier?
n.
g
Op de kruisjes-
lijnen komt de naam
van iets, dat weer
gauw zal plaats
hebben.
Op de le rij het
gevraagde woord
op de 2e rij een
boomop de 8e rij
een soort taartje;
op de 4e rij een plaats in Limburgop
de 5e rij een deel van Overijselop de
>e rij een scheldnaam voor een booze
vrouwop de 7e rij een zoetwatervisch;
op de 8e ry een schoenmakerswerktuig;
op de 4)e rq een verzoek om stilte op de
10e rq een medeklinker.
Ingez. door Annie Romijn.
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
CT t' U A. R.; J. en A. S.
A W V'; E'W" W'W
üjul;*±*
„Pardon Sir. U kook een vijfde seconde
te vroeg op. Bovendien hebt u er weer
eenige fouten bij gekregen. U gooit uw
stok naar voren inplaats van reoht naar
TL
M HB; A,; A' en A- B.; K. en
M R 6ote£B" P-B.; H. B4
D on'v n B;; °-; J-C-' B. en J. 1
N* e£ D o'- a de G,; P'S'E-(i'
M H i 2°a de H-;J-H-
G L 'p 'T r dJip- K-; A-K-; K-