I De Praktijk van Helder 1 Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven TOONEEL-CAUSERIETJES van ZATERDAG 26 FEBR. 1927. No. 266 (auteursrechten voorbehouden) DE EENDAGSMUG, Als een ééndagsmug isde winterZondag verschenen, 's Morgens verscheen hij in den vorm van een lang aanhoudende sneeuwbui en 's avonds waren er al weer alle ken teelten en, dat het met zijn „zijn" uit was. Uit grauwe lucht was vroeg de stuif sneeuw voortgejaagd, die als scherpe afscheiding van een verhevenheidje sterk tegen de dorre kleur van het overig omringende afstak. Later warrelden de groote vlokken dooreen en plekten overal, zoodat weldra eeiu-ein kleed geweven was. Niet alleen de Jeu8d, doch ook de oude ren begroeten zoo'n sneeuwval met eenige vreugde, al maken zij zichzelf dan ook diets, dat ze niets vreeseljjkera vinden dan sneeuw. Wanneer se werkelijk hun gevoelens sulver durven doorschouwen, geloof ik, dat er toch naast die afschuw voor sneeuw nog een sprankelende blijheid over is, die hun hart, bij het zien der sneeuwvlokken, vreugdevol stemt. Wie een klein beetje gevoel heeft voor kleuren in de natuur moet wel onder de bekoring geraken van deze variatie in het algemeen aspeot der omringende dingen. De reine frischheid der paB gevallen sneeuw; het scherp zich afteekenen der boomeh- en huizenrijen tegen het smette loos wit der opgetaste donzige waterwat- tende diepe demping der straatgeluiden, die er het gevolg van is, maken onwille keurig een krachtigen indruk op het maar eenigszins voor indrukken vatbar? gemoed en niemand is er, die niet de weldadigheid daarvan ondergaat. Dat wil niet zeggen, dat er ook niet zijn de vele moeilijkheden en onaangenaamheden, die sneeuwval mee brengt. Doch als we werkelijk de gedachten en gevoelens konden doorschouwen van hen, die sneeuw uitsluitend als lastpost heeten te beschouwen, dan geloof ik, dat we zelfs ook bij hen een inwendige vreugde zouden hebben te registreeren. En schakelen we de ouderen uit, die allicht geneigd zijn tot mopperen, dan houden we toch nog over de jeugd, die zoo'n wintersche eendagsmug met uit bundige vreugde begroeten en er op een uitbuiterswijze van proflteeren. Zoo ook was het op den sneeuwzondag. Overal zag je de sleeën te voorschijn komen en overal was de jeugd bezig glij baantjes te maken. Om in het bargoensch van den huidigen tijd te blijven: het was een bij uitstek sportieve dag. Hier geen vastgestelde regelen, die Bport vaak maken tot een haarkloverij, die doet denken aan de vermeend gewichtige uit leggingen der schriftgeleerdenhier geen wedstrijdgedoe, dat sport dikwijls verlaagt tot het ontketenen der wildste hartstochten van afgunst en haat, zoodat het sportieve Neer. mltf?eel bedolv*n raakt, dertt J sneeuw vermaak der jeugd is om hïfihl.H e,ning der sport, die er en levenslust op te doen het »r m'"' in^e °*)en Hier ging derde dll °m of ee" ka™raad met een het einHe HnVan. een 8ecor|de eerder aan komen straat met zijn prikslee zou komen of met een vijfde seconde eerder J „lt.SU 7 OObUllUÜ O' de glijbaan zou hebben afgegleden.- kr«ehLnWeJ uet®n ,van behendigheid en ^achten, doch niet'om een stukje metaal bekertje, waar niemand" iets h„e0e,t| doch zuiver om de sportieve j genseer, die, net als aan deze wintersche eendagsmug, geen langer leven is be schoren. Waarom wordt in den regel het spel der jongeren spoedig eentonig en vervelend? omdat de ouderen zich daarmee te dikwijls bemoeien. u L),enlc.i4I?aa,r ?an b®t plaatje in verschil lende tijdschriften, waar twee ouderen bezig zijn een kinderspoortje te laten gaan en het kind; voor wien dat treintje be- rifTu ™8' spreekt van den spooktrein. v\ elilcht is het wat overdreven, doch het bevat in den grond waarheid. Je ziet het ook 'a zomers zoo vaak als vader met een oom bezig zijn een pracht vlieger aan den dijk op te laten, terwijl de jongen voor wien al dat moois gedaan wordt, met een verveeld gezicht rondloopt keisteentjes te gooien. Ook dan denk ik altijdgeef dien jongen een vlieger, gemaakt van een paar bam- boehQutjes, beplakt met. een krant en laat hem er mee rondscharrelen, dan zal zijn vreugde des te grooter zijn. En als het sneeujvt: een slee, waarmee ze kunnen raakbonzen, een pakje, dat.er tegen kan en liefst een paar klompen aan de voeten, zoodat heel wat voetellende wordt voorkomen. Maar helaas, daaraan zijn we ontgroeid. De praktische kijk op die eenvoudige dingen is ook verstikt in het zelf aange trokken harnas van conventie en van wat, behoort. Gelukkig de jeugd, als ze van een sneeuw zondag weet te halen van genot aan wat er van te halen is. Dan zou je zelf je jeugd ook nog wel eens willen doormaken..., doch het har- lend en druktemakend plaats op een der banken in het tramrfjtulg. Na een tijdje gereden te hebben, steekt een der heeren een sigaret op met het resultaat dat h}j weldra in een zeer heftig debat is gewik keld met een dikke viechvrouw, die met haar opgestroopte mouwen een zeer held- haftigen indruk maakt. „Zeg 's, snotneus, wil jij wel 's met dat ge smook uitsoheiell? „Ik zou niet weten waarom, juffrouw." „Dan kaik Je maar beter uit je doppen dan ka je 't lezeli" „Nou buurvrouw, maak je maar niet zoo kwaadl" De dikke vlschvrouw, nu pas in haar element, stort een geweldigen woorden vloed op den armen jongeling los, met be trekking tot diens verscheiden van dit aardische tranendal. De conducteur, die van het achterbalcon deze heftige discussie tusschen den roo kenden jongeling en de heftige visch vrouw met belangstelling had gevolgd vindt dat nu het oogenblik van optreden is aangebroken, trekt zijn gezicht in z'n ern stigste plooi en stevent met een 10 kilo metersvaartje op den blozenden jonge ling af. ijnheer, weet u wel dat het ten streng ste verboden is in het tramrijtuig te roo- ken." „Nooit van gehoord." „Nee mijnheer, 't staat daar met koeien van letters op het bordje." Dertig paar oogen richten zich op het veel ongelukken mee, maar hij was nu eenmaal niet van zijn idee af te brengen geweest en nu was ze er eigenlijk heel trotsch op, dat iedereen op het oogenblik over hein sprak en hem een held noemde, Zie-zool Nou ging ze. Met driftige pasjes liep ze de trappen af en de modderige straten van de stad door. Ze zou dien deftigen meneer wel eens gaan vragen of hij liet nou nog niet goed vond, dat zijn dochter Nettie met ïaar Henri trouwde! Ze zou hem vragen, of er van hém wel -ens zoo iets in de krant gestaan hadl Ze zou zeggen Maar voor de deur van het groote ïeerenhuis zakte haar moed een beetje en toen op het zware geluid van de bel, een lange huisknecht opendeed, vroeg ze heel inderdanlg „of ze asjeblieft Meneer even mocht spreken". De man vroeg haar naam en na een poosje wachten werd ze binnen gelaten. Ze durfde haar voeten bijna niet op de dikke loopers en tapijten neerzetten j'n toen ze op meneer's kamer kwam ging /.e op het puntje zitten van den stoel, die naar gewezen werd. Het was een ruime kamer, waar door prachtige gordijnen een ienigszins getemperd licht toegelaten werd. bordje. „Hek 't nie gezeld, praatjesmaker?" In formeert de bedrijvige visohvrouw. „Nu mijnheer?" „Maar oonduoteur," komt de veront waardigde jongen eindelijk los. „Daoht u soms, dat ik met dat bordje rekening kon houden? Op het bordje staat er naast ook: .Draagt Wlllem'a oorsetten", en daar naast staet: „Voed Je kinderen met maï zena." Dacht u soms dat ik me met al dien onzin kon bezighouden?" nas knelt te veel. R o b i n s o n. DAAR KON HIJ GEEN REKENING MEE HOUDEN. Dat was te veel! 't Is laat in den avond. Een vroolijk groepje jongelingen, die van het goede wel een beetje te veel hebben gehad, en van 'n verjaringsfuif van een hunner vrien den terugkomen, staat in een buitenwijk op de tram te wachten, die weldra luid tingelend verschijnt. Het geheele clubje stapt in den motorwagen en neemt joe- door carel j. brensa. *nHulshouwe van Jan Steen.' OfDe Epiloog van de „Levende Medusa". Het is waar. Ik ben deze laatste serie Tooneel-praatjes over de »Levende Me dusa* begonnen met een proloog. Maar dat wilde heelemaal niet zeggen, dat ik Voornemens was te eindigen met 'n epiloog. Dat bleek ook uit mijn laatste feuilleton. Ik dacht dat ik er nu met goed fatsoen af was. Maar »niks hoor!* Ik voel me zeer behoorlijk verplicht 'n laatste opstel te sbhrijven, juist naar aanleiding van wat ik gezegd heb in het zoogenaamde laatste. Dat heb ik te danken aan mijnheer Jan Elsensohn. Want u moet weten: Sinds honderd en zooveel dagen gaat er van dezen heer'n stuk. n Volksstuk, n Hulshouwe van Jan Steen. Ik weet niet of u er al van-gehoord hebt. Zoo niet Dan zult u er van hooren, vroeg of laat. Eu daarom ben ik verplicht te schrijven. Om 't stuk zelf en omdat ik juist in mijn laatste feuilleton vertelde, dat al.die ten- denz vanaf het tooneel onvruchtbaar was Nu, in den grond van de zaak geloof ik dat nog niettegenstaande ik »'n Huis- houwe van Jan Steen* gezien heb. Maar ik moet er nu iets bijvoegen. Ik moet nu duidelijkheidshalve me aldus uitdrukken Het is niet zoozeer de schuld van het tooneel en van de tooneelspelera, dat een of andere tendenz, laten we zeggen, 'n gedramatiseerde maatschappelijke toe stand vanaf de Bühne geen invloed ten foede uitoefent op het publiek of op de etrefïende maatschappelijke gioep. Het is veel meer de schuld van het publiek of van de betreffende maatschappelijke Sroep zelf. Het tooneel zou bij uitstek e goede plaats zijn om sociale of ka- rakterlijke of andere mistoestanden in een scherp waarschuwingslicht te stellen. In beginsel ie er geen betere- plaats en geen betere mogelijkheid. Maar de menschen wij, u en de rest die het aangaat en die er naar zitten te zien en te hooren, wij trekken er ons in den regel niets van aan. Het raakt onze koude kleeren niet. En deze keer is het onze fout Om der wille van het »Huishouwe van Jan Steen* ben ik genoodzaakt geworden dit te bekennen. Vandaar deze Epiloog. Want hoor wat er gebeurd is. We hebben gezien het stuk van John. Elsensohn. We wisten natuurlijk allang dat het ging, zelfs ,dat het goed ging. Maar als bedachtzame Hollanders zoo zijn wij vlogen we niet dadelijk op de zesde of twaalfde voorstelling af. We hebben gewacht tot de honderd-en- twaalfde. Dat mag u van ons hollanders 'n fotft noemen. Heel vaak is het ook 'n fout. Maar het heeft z'n reden. Want hier steekt nu een van de angeltjes, die ik de vorige week verzwegen heb en die Van Kerckhoven in zijn brandkast- scène ook stiekum verzweeg. We zijn op het gebied van tooneel in het bijzonder op het stuk van tendentieus tooneel al te vaak bedrogen om niet erg voorzichtig te wezen. Het is niet alleen te wijten aan de Gemeentebelasting of aan de te weinig ontwikkelde kunstzin, dat we het toonee mijden. Het is vanwege de Ingeslopen tooneel-voor den gek houderij van tegen woordig. In den regel is het niet prachtig. Want ik herinnei me dan hoevaak ik al heerlijk bij den neTis genomen beo. Ik herinner me dan b.v. hoe vaak iemand als Jan Mooy gegrepen heeft naar de tendentieuze tooneelbanier hoe hij ons trachtte te overtuigen van onze sociale-plicht en hoe dan veelal bleek dat het niets anders was dan 'n ietwat smoezelige rare lap, die hi, heen en weer zwaaide,! inplaats van banier. En hij is lang de eenige niet. Zelfs 'n gezelschap als het «Schouw- tooneel* gaat nog steeds door met af en toe onder de leuze »Nou sullen we 's ZIJN THUISKOMST. Een liefdedienst In haar kleine huiskamertje op een tweede verdieping van het stille fatsoen houders-buurtje liep oude juffrouw Picard zenuwachtig heen en weer. Zool Nu was ze bijna klaar. Ze moest nog haar Zondagschen mantel aan en haar goeie hoedje op eigenlijk zonde voor zulk slecht weert Even fcijkerr of 't misschien al droog was. Neen, nog altijd viel die vervelende motregen. Affyn, ze nam toch d'r paraplul mee, ze moest immers netjes bij die fijne menschen komen; anders maakte 't zoo'n raren in druk voor Henri. Tsjonge-jonge 1 Dat zou ze dan toch die rijke-lui eens laten lezen, hoe haar Henri zich gedragen had. Een held was iel 't Stond in alle kranten, dat hij het leven gered had van die hooge officieren, die in zijn vliegmachine zaten, toen de motor weigerde en het geheele toestel dreigde neer te sjorten. „Wat hij precies gedaan had, wist ze niet, van die vreemde woorden uit de krant over „vrilles" en „explosies" had ze geen verstand, maar er stond toch heel duidelijk dat héér zoon, héér Henri, zich kranig gehouden hadl Ja, ze was er wel erg op tegen geweest, dat hij aah de „vliegerij" ging, want er gebeuren veelte Langs de wanden stonden hooge boeken kasten en in liet midden een bureau- mlnistre. Door een deur tegenover juffr. Picard kwam een heer binnen met een aristocra isoh voorkomen, gladgesohoron gezicht <n een gouden lorgnet op den neus. Wat van haar verlangen was? hoorde ze hem vragen. Aarzelend begon ze te ertellen dat haar zoon Henri zoo'n ver Iriet had, omdat hij zooveel van zijn doohter Nettie hield en dat hij wel geen geld bad, maar ultatekend zijn brood ver- liende en zeker vlug vooruit zou komen. Binnen enkele uren zou bij thuis zijn in ze zou dan zoo graag tegen hem willen zeggen, dat alles in orde was... De oude heer viel haar in de rede en '.egon op vriendelijken toon uiteen te betten, dat hij zijn dochter gehuwd wilde zien met iemand van stsnd, liefst me iemand uit hooger kringen, dan hij zei:! was. Hij wist wel dat Nettie en haar zoon van elkandér hielden, maar dat zou met tertijd wel slijten, en voor beider bestwil nietwaar Aangemoedigd door zijn eenvoudige manier van spreken begon zij echter geest driftig te praten over zijn toekomst, over den moed, dien hij getoond had. Had meneer de krant dan nog niet gelezen? Neen dat had hij nog niet. Zenuwachtig trok ze het blad uit haar tasch en reikte het hem over. Belangstellend begon hij het verslag te lezen. Drommels, dat was toch kranig van zoo'n jongen 1 Hij, oud-majoor hij de in fanterie was zelf ook niet bang uitge vallen. In gedachten begon hij de kamer op en neer te loopen. Een van de officieren die door het flinke optreden van den jongen Picard behouden waren, kende hi en deze zou hem ongetwijfeld vooruit kunnen helpen. Hij had wel liever gezien dat Baron van de Veld maar daar zou toch we! niets van komenen dan dat trouwe moedertje, dat zoo voor haar zoon kwam pleiten Hij schelde en beval den be diende, zijn dochter te roepen. „Nettie", begon hij toen ze gekomen was, „houd jij van Henr-i Picard?" „O, papa, hoe kunt U dat vragen Ik houd zoo veel van heml" „Kindlief als dat zoo is, doe dan, wat je zelf denkt dat het beste is." „Papa Zwijgend wees hij op het artikel in de krant, dat zij opgewonden begon te lezen Daarna viel ze haar vader om den hals en kuste hem op beide wangen. „Papa, over een uur kan hij al aan komen I Ik ga direct met de auto naar het vliegveld om hem te halen I" En zij rende naar boven om zich te kleeden. Met tranen in de oogen dankte juffrouw iMcard Nettle's vader, en zielsgelukkig nam zij afscheid om ook baar jongen te gaan te verwelkomen. Toen zij op het vliegterrein aapkwam ze dat reeds vele belangstellenden op ornst van den Jongen aviateur wachten en onder dezen ontdekte ze al spoedig Nettie, die er lri haar modern mantelpakje allerliefst uitzag, terwijl ze in haar hand een bouquetje bloemen hield. Juffrouw Picard ging op enkele passen afstand van haar staan. Als haar zoon straks aankwam zou ze tegen hem zeggent Henri, lk heb alles In de krant gelezen, en nou kom ik je afhalen, en ik heb een groote verrassing voor je meegebracht ookl" Met zijn mooie oogen zou hij haar an aankijken en dan zou ze hein bij Vettie brengen. Wat zou hij een gezloht zetten! En wat zou hij blij zijn. Bij de gedachte aan zijn vreugde kon zij haar ongeduld bijna niet meer bedwin gen. Het duurde ook zoo lang Eindelijk hoorde ze de menschen zeggen: „Daar komt ie! Daar komt iet!" Ze keken allemaal denzelfden kant, wezen met den vinger naar den horizon Haar oogen waren zoo scherp niet meer, maar het duurde tooh niet lang of zij loorde het brommen van de motor en ilotsellng zag ztj ook Jiet toestel aan tomen, heel dichtbij al. Het kwam al lager en lager en de wielen raakten het veld iet rolde nog een heel eind over het terrein verder. Nu stond hst stil; alle aanwezigen drongen er heen, riepen hoera I schreeuw den joelden. De koene luobtrelslger stond op, deed zijn stofbril af sn sprong uit zijn machine op den grond. reuzedaad doen* malligheden te verkoo pen en het geachte publiek bij den neus te nemen met gedramatiseerde zedelessen. Denk b.v. maar 's aan het stuk: «Wat het Leven verwoest*, dat heelemaal geen stuk was, maar 'n vervelende, dooie aan- gekleede brochure over de geslachts ziekte. Zie dat heeft ons huiverig en scep tisch gemaakt. Nu moeten we dus twee meeningen recht zetten. In de eerste plaats deze, dat het ons goed recht was om langzamerhand met wat voorzichtigheid te staan tegenover aankondigingen van tooneel-met-tendenz. Vandaar onze draling om eerst ca de honderdste voorstelling naar'n Hulshouwe van Jan Steen te gaan. Ten opzichte van dit stuk bleek dit nu juist heel jammer. Want laat mij u zeggen, dat we van het »Huishouwe« meer dan pleizierig genoten hebben in de eerste plaats. En dat dit «Huishouwe* een absoluut gunstige uitzondering maakt op wat wij hierboven met tendenzstukken bedoelden. ik wist om te beginnen niet dat Jan Elsensohn zoo knap comedie spelen kon- En met hem de rest. Nog zelden heb. ik 'n gezelschap z.g. volksacteurs zoo prettig aan het werk gezien. Ze doen niet anders dan goede dingen. Hiermede hebben zij dus het gelijk aan hun kant gekregen. Elsensohn heeft een stuk theaterwerk voor den dag gebracht, dat van een zoo goede tendentieuse kwaliteit is, dat men de tendenz in het Seheel niet meer merkt. Dat is je ware. »e bedoeling zit er hior niet als een etiket opgeplakt, maar ze zit er doorheen als de gist door 'n schaal met oliebollen. D.w.z. Door de gist zijn de oliebollen juist lekker geworden. Het gegeven zou anders aanleiding kunnen wezen tot dik-doen. Het omschrijft de groote vraag van onzen tijdWat moeten we doen als| we getrouwd zijn. Alleen maar getrouwdb menschen bleven of vader en moeder worden Over dat vraagstuk wordt niet eindeloos veel ver teld. (Ik zou graag zeggen geboomd 1) Maar Elsensohn en de zijnen laten ons dat vraagstuk zien,. In de werkelijkheid, Want we maken nu twee gezinnen mee in hoofdzaak. Een gezin, dat de zoo afkeurenswaardige ziekte van onze be schaving vertoont: Trouwen en dan zoo deftig mogelijk leven,'n modern bovenhuis Zoo prachtig mogelijke meubels en spul len, fijne kleeren, mevrouw en meneerl Zorgen voor zich alleen en ietwat laag neerzien op al wat werkman heet en met z'n handen z'n boterham verdienen moet Als deze menschen al (per ongeluk) kind in hun huwelijk hebben, dan moet d kind... studeeren. Dokter worden als 't kan of advocaat. Vooral geen eenvoudig kinc Hiertegenover komt| dan 't gezin van den ouderwetsohen werkman 1 't' Huis- houwe van Jan Steen in vèrgelijking met het opgepoetste huishouden van de def tigers. En hoe groot is de tegenstelling Bij de eersten niets dan de dood in de pot. Narigheid Verdriet om het zelfge wilde kinderlooze. Angsten en vreezen Geen glimpje licht, geen zweempje vreug de in heel hun bestaan. Doode poppen bij de zijden schemérlamp en de dure sofa En dan 't andere gezin»Zeit u maar juffrouw, hoorLeven, beweging, geluk en vreugd. Ook wel narigheid, maar die verdrinkt-en verteert bij het gloeien van de levenswarmte. Hier geen deftig boven huis, maar 'n... woonschuit, die aan hobbelen slaat als de «Volharding* door den Amstel vaart. Hier zingen ze en spelen. Hier lokken ze blommen in de pot en geven 'n Sinterklaas avond, dat je de spijt over het deftig lev^nsgedoe tot 'n brok in je keel voelt. Hier zijn opgeschoten jongens, die met mekaar kiften, dat je uit de zaal zou willen roepenKkssst toe maar jongens, geef 'm van katoen 1 Hier wordt brood gegeten met gramofuonplaten, dat is bloedworst. Hier wordt aan alles wat verkeerd is in onze maatshappelijk hoog staande maatschappij den nekslag gege ven, van de Rein Leven beweging via de gelijkstelling van den mensch tot aan de vrouwenemancipatie toe. Er blijft geen spaan van over. Tenminste men versta mij nu goed za g, was Nettie, die geluk haar bloemeu De eerste die h|j hem straleude vau aanbood. Hartstoohtelljk drukte hij bet meisje ln de armen, kuste haarnog eens en nog 00118 „Lieve beste Henri!" fluisterde ze. alles 1> goed... alles is in ordel" Met zijn arm om haar heen geslagen schreden ze naar haar auto. De menschen verdrongen zioh om haar heen, drukten zij zijn handen, maar voor uiemand had hij oogen dan voor „zijn mooie lieve meisje Zij stapten in, de chauffeur Bioeg het portier dicht de auto reed weg Het publiek juichte, zwaaide met hoeden en zakdoeken. Heel achteraan stond het moedertje over haar rimpelige wangen rolden twee grootè tranen op haar Zondagschen man tel B. In de tram doe ik altijd net of ik slaap, dan hoef ik niet op te staan voor dames. Dat middel heb ik ook geprobeerd, maar de dame die vóór mi] stond zei toen tot haar vriendin: „Is 't niet vreeselijk, dat zoo'n jonge man zoo zwaar drinkt?" En toen moest ik wel opstaan om te laten zien, dat ik nuch ter was. Omgekeerd. Zij: De rentmeester is hier geweest. Ik heb hem een kwartaal huishuur betaald en baby laten zien. Hij: Je hadt beter gedaan hem de renite te laten zien en hem baby te geven. voor zoover deze in den grond allemaal le lelrstelling dige menschheid verkeerd worden gein- goede leirstellingen door de tegen woor- terpreteerd 1 En waardoor? Enkel en alleen omdat bet huishouwe van Jan Steen alle uiterlijke maatschappelijke heffing en dik doenerij aan haar laars lapt. Omdat ze gewoon blijft. Omdat ze kinderen hebben durven krijgen als de Hemel ze wilde geven Omdat ze de larie van den Schoonen Schijn heeft doorzien en menschelijk ge zond is inplaats van Maatschappelijk ziek t Daarom. En daarom verdient Jan Elsen sohn voor dit stuk werk onze waardeering. Bovendien omdat hij nergens overdrijft. Omdat hij self s aandurft om het voor- en nadeel van de beide levensinzichten open lijk te laten zien en dus nergens echt «tendentieus* wordt. Hij laat ons het eene duidelijk zien, maar hij verstopt terwille van het goede effect het andere niet. Het is echt en gezond. Eerlijk en openhartig. En er wordt gespeeld in evenwicht en gezapige spontaniteit. Het is waar. Hier wordt niet onder valsohe of schijnbare leuzen mooi gepraat. Hier wordt een sociale daad gedaan I En daarom voelde ik mij gedrongen, toen ik naar dit werk zat te kijken en terwijl mijn vrouw, die mee was, haar tweede zakdoek zat uit te wriugen van het vele huilen en het vele lachen bij mekaar, om mijn rèdeneering van de vorige week aan te vullen, ik zeg nu niet meer: Het tooneel is niet de goede plaats om sociale demonstraties te geven. Ik zeg nu Het tooneel zou de allerbeste plaats daarvoor kunnen zijnl Deze slag is voor Jan l Evengoed blijf ik zeggen, dat het niet veel uitwerken zal. Maar nu is de schuld werkelijk aan ons. Voor dat het er met ous allen nog veel slechter zal gaan uit zien, zullen we deze groote les wel niet ter harte nemen. We zullen voorloopig nog wel doorglijden op het afschuwelijke hellende vlak van den sohoonen schijn. Er zal nog veel moeten gebeuren voor het boezeroen en de gezellige hulskamer met kinderen, de trouw aau de natuur en het vader en moeder Inplaats van ^apa* en «Mama* weer in volstrekte eere zullen zijn. Maar het «Üouber-Ensemble* zal zioh niets te verwijten hebben. Zij heeft hier haar groote sociale plicht gedaan. En dit eerlijke woord moest m(j van het hart. Vandaar deze epiloog l 't Juttertje

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1927 | | pagina 7