V
♦V
KWINKSliGEN
VOOR DE VROUWEN.
xxxxxxxxxxx
DE VADER VAN DEN ZOMERTIJD.
Nog luttele weken slechts en de door
velen geroemde, door sommigen ook ver-
wenschte zomertijd is weer aangebroken.
Wij zijn er reeds lang aan gewend ge
raakt Wij weten niet beter of het hoort
zoo, maar dat het denkbeeld al van 1784
dateert en dat niemand minder dan Benja
min Franklin het eerst op de gedachte is
gekomen, zal voor menigeen een nieuwtje
mogen heeten. De vork zit zóó \in den
steel:
Op een «vond had een van Franklin's
bedienden vergeten de luiken van de
slaapkamer te sluiten. Franklin bemerkte
het niet toen hij naar bed ging. Maar den
volgenden morgen werd hij om vijf uur
al wakker door een stralenden zonneschijn,
die zijn kamer verlichtte.
„Nu is het dus 'al volop dagl" zei Frank
lin bij zichzelf. „En bijna alle menschen
slapen nogl Wat een dwaasheid, en
wat een verkwistingl 's Avonds steken wij
kunstlicht aan, uren lang! Als wij eerder
naar bed gingen en vroeger opstonden,
zouden wij minder kunstlicht gebruiken,
en gezonder leven op den koop toe!"
En daar h+1 een man van de daad was, be
sloot hij voor zichzelf althans zijn dag
regeling te veranderen. Hij stond voort
aan om vier op en profiteerde van het eer
ste daglicht
Links en rechts maakte hi) propaganda
voor dat idee, en vond ook wed aanhangers.
Maar niet genoeg naar zijn zin.
Toen bedacht hö, dat de staat zou kun
nen ingrijpen ,en de menschen eenvoudig
zou kunnen dwingen om vroeger op te
staan. Het denkbeeld om daarvoor de klok
ken een uur vooruit te zetten, kwam ech
ter niet bij hem op. Hij stelde voor, dat
de staat het hebben van vensterluiken zou
verbieden, zoodat ieder door het zonlicht
gewekt zou worden en dat hij voorts de
kaarsen zou rantsoeneeren, om daardoor
de menschen te dwingen zuiniger met het
VAN
DE GROOTEN DER
AARDE.
UIT HET LEVEN VAN JEAN GOBELIN
Hoe Je vroeger vakman werd.
Toen Jean Gobelin twaalf jaar oud was,
kwam hij als schoenmakersleerling bp een
vriend van zijn vader te Soissons in de
leer. Met den jongen was echter niets aan
te vangen en aille vermaningen en aan
moedigingen waren tevergeefsch. Meester
Au tour, de schoenmaker, noemde hem een
droomer en een luiaard.
Soms zat hij een half uur in gedach
ten en speelde met bowte lapjes en draad
jes als een klein kind. Zondags liep hjj
naar de museums en naar de kerken, om
alles wat gekleurd en bont was te bewon
deren; naar de gebrande ramen in de ker
ken en naar de mooie bonte tapijten kon
hij uren kijken. Meester Auteur was rade
loos. Was het een vreemde jongen ge
weest, dan had hij hem al lang wegge
stuurd; maar daar de vader van Jean een
jeugdvriend van hem was, die te Reima
woonde, zoo aarzelde hij zoolang het nogj
maar even ging.
Op zekeren dag liep hem echter de gal
over en hij wierp dien onhrulkbaren leer
ling, nadat hij hem flink had afgeranseld
uit de werkplaats.
Jean begon luid te schreien en stond in
den gang. zonder te weten wat te begin
nen. De vrouw van den schoenmaker riep
bem in de huiskamer, waar zij met haar
dochtertje Julienne bezig was.
„Ja," sprak Julienne, „dat hebben we
wel zien aankomen, het schoenmakersvak
is niets voor jou, er zit wat anders in Je
dan een schoenmaker.
Weet je zelf niet waar je zin in hebt?"
Jean schudde het hoofd.
„Je hebt altijd zoo'n schik gehad in de
bonte tapijten en draperieën in de kerk en
kunstlicht om te gaan. Vanzelf zou hen I in het museum, heb je geen zin om tapijt
dat er toe brengen vroeger naar bed tel wever te worden?"
BABBELUURTJE OVER MODE.
De Capes, „kletterbui
BH .1 dl. Ue«llnertuUM>|kand<«n.
welke zich zoo heerlijk bij onze moderne
wijze van leven aanpassen, mogen wij
waarlijk d» Cape niet vergeten. Zij is zoo'n
makkelijk, hupsch en elegant kleeding-
stuk, dat zij verdient wel wat meer in onze
aandacht te zjjn. Want immers echt onze
belangstelling heeft de cape niet. Wij voe
len ons er toch altijd1 een beetje uit-
lieemsch in, een beetje in 't oog vallend,
ja zelfs een weinig buitenissig. Of.
soms ook erg gewoontjes, wanneer het
stuk dan een echte regen-cape is van de
één of andere lodenstof of waterproof. In
dit geval is er dan zoo'n aardige kabouter
muts op den rug gehangen, Gie bij een
En toch kan de cape zoo'n buitengewoon
gezellig en handig garderobe-stuk zijn Zij
die er ééns aan begonnen zijn, kunnein er
niet meer buiten, willen er, zoodra de
éénen versleten is, er direct weer een an
dere voor in de plaats hebben. Zij zijn
makkelijk voor: de reis, schouwburg
bezoek of visite, eventjes gauw over de
huisjapon heen te slaan enz. enz.
Bovendien kunnen zij in zooveel ver
schillende modellen en stoffen gemaakt
worden. Onze teekening geeft een paar
mooie modellen te zien, welke voor ver
schillende doeleinden geschikt zijn.
Daar is b.v. het eerste model: k eurig en
gaan en daardoor ook vroeger weer op te
staan. Ten slotte wenschte hij, dat van re-
geeringswege eiken morgen bij zons
opgang alle klokken in het land lang en
heftig geluid zouden worden. Mocht dat
lawaai nog niet voldoende blijken om do
menschen uit het bed' te jagen dan zouden
in alle groote straten-ook nog kanonnen
worden afgeschoten.
De staat is niet ingegaan op FranklLn's
voorstellen. Zijn denkbeeld is echter onbe
wust blijven doorwerken. Tot het 180 Jaar
later ten uitvoer werd gebracht, eenvou
dig door de klokken te verzetten 1
Maar het heeft wel lang geduurd voor
dit Oolumbusei, zooals het nu staat, op zijn
punt werd gezet!
BIJ DE SAMOJEDEN IN SIBERIE.
Géén lectuur voor zindelijke lieden.
Dr. Kai Donner, een Fin, heeft herinne
ringen te boek gesteld over zijn reis van
drie jaren door de eenzame toendra's van
Noord-Siberië, waar hij als geöjke der Sa-
mojeden leefde.
De Samojeden, vertelt hij, slapen graag
lang. Als de zon al hoog aan den herne
staat, staan de vrouwen op, om het vuur
aan te leggen. De mannen rooken intus-
schen hun morgenptjpje, om flink wakker
te worden. Nadat men zich flink op alle
mogelijke lichaamsdeelen gekrabt heeft
(o Mzenplaag) gaat men tot het ochtend-
bad over, Water is zeldzaam en kostbaar
en dus vindt het bad aldus plaats: de Sa-
mojeed neemt een finke teug water, spoelt
zijn mond, spuwt hetzelfde water over in
zijn handen, om met die natte handen ten
slotte zijn hoofd te „wasschen". De moe
ders passen ditzelfde systeem tevens op
hun kinderen toe. Het moet, volgens den
reiziger, een koddig gezicht zijn, als de
Samojedennioeder haar kind' waeciht, door
het.'t gezicht vol te spuwen.
Bij het schijnsel van maan en sterren
of van het Noorderlicht, dat door hot gat
in de tent, dat voor rookafvoer dient, naar
binnen schijnt, zitten te Samojeden des
avonds bijeen. We maken, vertelt <fr. Don-
ner, ons geweer schoon of repareeren het
een en ander. Af en toe kom ik in de
gunst bij een der vrouwen, door haar uit
.mijn welvoorzien naaigarnituur een mo
derne speld te geven." Als belooning mag
ik dan, voor ik ga slapen, mijn hoofd te
gen haar knieën leggen, om de grootste en
zixjhbaarete luizen uit mijn haren te laten
zoeken. Na korten tijd zijn er een kleine
honderd gevonden, waarvan de vetste, met
zichtbaar welbehagen, bij wijze van bon
bon, in den mond der vrouwen verdwij
nen.
De diertjes echter, die in mijn onder
goed huizen, kan ik met den besten wil
ter wereld niet te pakken krijgen. Het is
in de toendra zoo koud; dat men zich lie
ver maar niet verschoont. Er blijft dus
niets anders over dan zich de huid' stuk te
krabben of er eenvoudig aan te wennen
Zijden ondergoed noch sublimaat helpen
en ik hecht al even weinig waarde aan
het wollen „luizenlapje", dat de Russische
soldaten op hun borst dragen, om er de
lieve parasieten naar toe te lokken.
Bjj het haardvuur vertellen de mannen
elkaar van hun berenjachten. De vrouwen
maken het avondmaal gereed. Hoeveel
honger ik ook heb, is toch mijn eetlust
niet al te groot. Van de zeven kleine kin
deren in mijn hut, „doet," er telkens een
iets op den grond. Moeder, die met het
eten bezig is, pakt den kleinen misdadiger
beet, maakt hem en den grond een beetje
schoon en.gaat, zonder zich de handen
te wasschen, verder met eten koken. Tus-
schendoor krabt zij zich op haar hoofd of
op haar buik of maakt iets aan haar schoe
nen in orde. Als het eten klaar is, haalt
zij het eetgerei voor den dag, dat zij schoon
maakt door er op te spuwen en het dan net
zoo lang te wrijven tot het droog is. On
eer zulke omstandigheden kan men er ze-
Y#jVa? z^n' ^at a^e bewoners van een
zelfde hut, dezelfde ziekte krijgen en als
er vandaag één last van zijn maag heeft
is dat morgen hij allen het geval. Geluk
Jean sloeg de oogen op. Ze schitterden
van vreugde.
„Ja," riep hij, „een mooi taptJt weven
met mooie patronen er ln, dat zou heerlijk
zijn!"
„Jij droomer," sprak de moeder van Ju-1
lienne, „moeten anderen je op een idee
brengen wat geschikt voor je la Nu dit
maal zai het misschien lukken, want ik heb
in Parijs een broer, die tapijtwever is;
daar kan je heen gaan en vragen of hij
Je in de leer wil nemen.
Julienne zal even hierover gaan naar
mijnheer Maron, die zal wel een briefje
aan mijn broer schrijven. Pak Jij intua-
schen Je koffertje.
Toen hi) beneden kwam stond Julienne
al op hem te wachten met een brief voor
den tapijtwever Sousson te Parijs en een
flink pak boterhammen voor onderweg en
zij verzocht hem spoedig heen te gaan,
daar haar vader in aantocht was en het
beter was dat deze hem niet zag. Hi) greep
de hand van het meisje en kuste die zon
der een woord uit te brengen; wendde hij
zich om en lieip vlug weg.
Jean stapte vlug verder. Toen het av«>n<!
werd mocht hij bij een .boer in d» schuur
slapen, en toen de zon voor de derde maal
onderging wandelde hij reeds door de
poort van de hoofdstad.
Spoedig vond hij het huis van meester
Sousson en toen hij zich voorstelde en ver
telde, dat Julienne Autour hem gestuurd
had en hem ook een brief had meegeven,
toen reikte de oude man hem vriendelijk
de hand en sprak: „In de kleine Julienne
stel ik vertrouwen, zdj is een verstandig
klein ding, en zij zal mij dus met jou niets
kwaads op den hals schuiven en daarom,
wees welkom. Het verven en weven zul Je
prettiger vinden dan het schoenmaken.
Maar het is een zwaar werk, en wie wat
lui is uitgevallen, doet beter aan zijn oud
handwerk te blijven."
Jean keek gedurende deze rede al rond
in de weverij; zijn oogen keken bewonde
rend naar de hoopen scharlakenrood» en
purperen wol en naar de prachtige patro
nen, waaraan de gezellen bezig waren,
en toen de meester uitgesproken had, riep
hij verheugd:
„Ik wil alles doen, beste meester als ft
uw leerling mag zijn in deze schoone
kunst."
Dit antwoord beviel den meester.
„Heel goed," zeide hij, „ik zal vandaag
nog aan uw vader over de zaak schrijven."
Daarmee was Jean in de nieuwe zaak
opgenomen, en hoe meer hij op de hoogte
kwam hoe meer belang hij stelde in het
tapijtweven. Nauwelijks een half jaar later
was hjj al zeer bekwaam in het vak. Een
bijzonderen aanleg toonde hij in het sa
menstellen der kleuren, en het duurde niet
lang of hij overtrof daarin alle gezellen.
Toen hij zjjn vierjarigen leertijd volein
digd had, was hij even bekwaam als de
oude meester in het vak, zoodat deze hem
een zeer mooi getuigschrift gaf.
Toen hij ging reizen, om ziah nog meer
te bekwamen, kwam hij in Italië op de
hoogte van de weverijen «n van vele an
dere zaken, waar men in Frankrijk nog
niet mee bekend was.
Ook leerde hij daar een verbeterde
weefstoel kennen, zoodat hij eindelijk weer
terugkeerde, zijn vakkennis buitengewoon
frad
JJituw, miauw, miauw." schreeuwde
Moortje nu luider, luid, dat Beppie,
het kleine poesen-tfn eestende het hoorde
en vlug naar haai^llevellng kwam kijken.
„Moortje, mijn sohatje, wat scheelt er
nnn?" vroeg Bep medelijdend, terwijl se
het poesje oppakte. Maar Moortje had
geen lust om gestreeld en gislragen te
wonten. Ze wilde haar moeder terug heb
ben.
„Maimna, Moortje huilt zoo," zei Bep
tegen haar moeder, die ook juist de keu
ken binnenkwam. ,A kttk nu eens. zjj
steekt haar nageltjes uit W at een snoezig*
dingetje".
„Ja,* antwoordde Lep* moeder: „Pas
maar op, dat ze Je niet krabt"
„Ik geloof, dat ze nog niet krabben kan,"
zei Beb weer. „Moortjes klauwtjes zijn nog
zoo stomp."
Nu werd Moortje boos. „Niet kunnen
krabben! Dat zou hij Beb eens laten zien."
En Moortje trok zoo hard hij kon zijn
klauwtje langs Bep'a hand.
„Rijk maar Mamma," zei Bep nu. „Hij
trekt alleen maar een wit streepje over
mijn hand. Wat eep kleine domoor!"
„Miauw, miauw," schreeuwde Moortje
nu woedend, omdat Beppie haar een dom
oor noemde en omdat ae werkelijk niet
krabben kon.
Toen moeder poes een half uurtje latei
eens kwam kijken, of haar kind al ver
standlger was geworden, liep Moortj»
haar dadelijk tegemoet, roepende: 'jroe
der, Ik wil zoo graag leeren, hoe ik nfji
klauwtjes kan scherpen. Laten we alsu-
blieft meteen beginnen."
Moeder was verheugd over zooveel flwr
en begon, na een liefkoozend likje p
Moortjes zwart fluweelen kopje, <le as
van dien dag opnieuw. Moortje was iu
heel vlijtig en niet meer klelnzeerlg. 7a
eend ge dagen waren zijn nageltjes enrn
scherp als die van moeder poes, zoodat k
maar hoop, dat Beppie Moortje niet wer
zal opnemen, als Moortje een boose bd
heeft en dat Beppie haar ook niet mes-
voor domoor zal uitmaken. Anders kon
witte streepje op Bebs handje wel eeo
een heel leeüffke krab worden 1
RAADSELS.
Oplossingen der vorige
4
m
10. lm mor
o»
w
JSJUB
bij uitstek geschikt voor de reis. Deze
mantel is gemaakt vap donker-beige
kasha duvetine. De vorm Is verdeeld in
smalle banen, welke onder breed eindi
gen met geperste plooien. De hals is ge
vat in een smal boordje en wanneer men
de cape los wilt dragen, dan hangt deze
aan bretels. De garneering bestaat uit ver
schillend gekleurde stukjes leer.
Het volgende model is van bruin kasha-
dou gemaakt en heeft van voren eenige
oaup-lijnen, welke met licéré-bandjes ztfn
uitgebiesd. In de laatste lijnen bevinden
zich split-klepjee om de handen door te
kunnen steken.
De middelste mantel is prachtig als
avond- of visite-cape. Zij is nJ. van don
ker lila t aft zijde gemaakt De groote
schouderpas is rijk versierd met koord-
stiksels. Zoo ook de uiteinden der met een
sierlijke lus om den hals gestrikte das.
De cape onderaan links is van bois-de-
rose traversstof. Het aardige van dit mo
del is, dat het half uit een manteltje en
half uit cape bestaat Door deze combina
tie wordt het stuk uitstekend geschikt
voor wandel-kleeding daar het veel meer
tailleur-effect vertoont dan de overigen.
Het rechtsche model vertoont den rug
van het link er-model.
n.
Antwerpen begint met een a en eindigt
(het woord „eindigt") begint met een e.
Nieuwe raadsels.
L
De kleine weverij van Gobelin nam
daardoor een buitengewone vlucht.
Reeds na een jaar kon hij zijn toekomst dag."
als verzekerd beschouwen. Hjj vroeg de
hand van Julienne Autour, die hem nieti
„Nou." «ei Jantje," als dat zoo is, dan
eet de Koningin zeker pas den volgenden
Kinderlijk.
P Liesje (op wijnstokken wijzend, die zeer
wend' gew(hnke J<>nge vrouw, iort zjjn): papa, hieraan groeien zeker de
X
X
X
werd een goede hulp in de «aak en daar
door ging de weverij voortdurend vooruit;
er werden ook verbindingen met het bui
tenland aangeknoopt en de tapijten van
Gobelin kregen spoedig een wereldbe
roemde vermaardheid, zoodat hjj metter
tijd één der rijkste en aanzienlijkste bur
gers van Parijs werd. Na bijna vijf eeuwen
glanst in de kunstgeschiedenis oog de
naam Gobelin met gouden letters.
Verschil van opvatting.
Politie-agent: Het vissdhen ln dit water
is verboden. Dat is van de gemeente. An
ders krijg je 10 gulden boete.
Visscher (die een kever aan den haak
geslagen heeft, omdat hij gehoord had dat
de visschen er «oo veel van hielden): Ik
visch niet; ik wou alleen den kever ver
drinken.
Hij ging naar Parijs het was onge-
Iveer in het jaar 1460 en richtte een ta
pijtweverij op met Italiaansche stoelen.
Xaast de schoone kleuren en het mooie
sterke weefsel, was voor hem het patroon
ook een hoofdzaak voor een goed tapijt
En zoo ontwierp hij de kunstigste pa
tronen.
In dien tijd weefde men hoofdzakelijk
arabesken, bloemen en ook wapenen ln de
tapijten.
kig is het „vuil" op de toendra betrekke-1 jachtpartijen en dit vond algemeenen bij-
lijk schoon", «ood'at alles zoo'n vaart nooit vaL Spoedig dweepte heel Parijs met de
loopt.
Niet eens een cent
Ben bedelaar kwam voor een huis en
riep: .L>ames en hoeren een centje asje-
blieft!" Niemand gaf antwoord. Hi) zag
nog eens op naar de vensters en herhaalde
zijn bede; doch dit bleef vruchteloos.
Toen keerde hij zich om en nam af
scheid met de woorden: „Kale boel daar!
Ze hebben niet eens een cent."
Niet vleiend.
Heer (tot bedelaar): Je vraagt me om
een aalmoes en neemt niet eens je hoed
af; is dat nu een manier van doen?"
Bedelaar: „Neem me niet kwalijk, mijn
heer, ik mag het niet doen; daar ginds
staat een diender, ais die ziet dat ik mijn
hoed afneem, merkt htj dat ik bedel. Nu
meent hij, dat we een praatje maken ais
twee goede vrienden."
Wanneer do koningin eet
Hot boeren gezin «at Zondags aan tafel
en middagmaalde om een uur.
„De ministers", «ei Klaas, „zie je, die
eten nou pas om vier uur 's middags".
„Hoe hooger de menschen zijn, des te
later eten ze," zei moeder de vrouw.
MOORTJE IS ONDEUGEND!
„Kijk, deze tafelpoot is heel goed om
je te oefenen," zei moeder poes. „Let goed
op, hoe ik het doe. Ik ga op mijn achter-
pooten staan, zoo rechtop met mijn voor-
pooten tegen de tafelpoot Nu trek ik mijn
nagels stevig omlaag langs het hout, zóó,
poot voor poot En nog eens en nog eensl"
„O, moesje, waarom moet ik nu leeren,
mijn nagels te scherpen?" miauwde Moor
tje klageilijk.
„Waarom je dat moet?" herhaalde moe
der poes. „Wacht maar eens tot Je lust
krijgt in boomen te klimmen, dan zul je
wel zien, waarom je nagels scherp moeten
zijn! Vooruit, op je aohterpootonl Goed
zoo. Nu trekken met je nagels. Kom, niet
zoo kleinzeerig. Ja, als Je een baby-poes
wilt blijven, dan ga ik weg. Dan moet Je
maar alleen blijven!"
En moedor poes stapte met een boos
zwaaiende staart de keukendeur uit en den
,,lt" in, terwijl Moortje snikte „Miauw,
Op de kruis-
jcsiyuen komt de
naam te staan
van dingen, die
dagelijks ln de
kranten staan.
Op de le rij bet
gevraagde woord
op de 2e «rij de
naam van een
boomsoort;op de
Be rij dingen, die onmisbaar zijn bij het
bepalen van den tijd; op de 4e rij
bewoner van een der Europeesche lauden
op de 6e rij een werkwoord, dat geen
ijver uitdrukt; op de 6e rij nog een werk
woord met een ongunstige beteekents;
op de 7e rij een voorwerp voor huis
houdelijk gebruik; op de 8e rij een ver
voermiddel, veel ln grootere steden voor
komend; op de 9e rij een boom; op de
10e rij een voorzetsel; op de 11e rij een
medeklinker.
Ingez. door Jo Herman van Schaik.
IL
ln een nauw en donker huisje,
Woont een dik en druk mevrouwtje.
Praten doet zij bijster graag,
Maar zij kan niet tegen een douwtje.
En gaat de deur ook dikwijls open,
Nooit komt zij er uitgeloopen.
Veel stijve witte knechten
Omringen haar getrouw.
Zij luisteren stilzwijgeud
Naar 't praten van mevrouw.
Vaak dragen vijf andere dienstbaren
Het eten de huisdeur in.
Fijn maken doen 't de knechten,
Maar proeven dat doet mevrouw.
Wie is die mevrouw
lugez. door Plet Keyzer.
Goede oplossingen van belde raadsels
ontvangen van:
J. A.; K. A.; H. B.; A. v. d. B.; 8. en J.
B.; T. B.; A. en A. B.; M. (J.; J. 0.; A. O.;
C. A. en M. A. D.; G. en A. D.; D. en J. D.;
A W. A n*T - - -
tuin .wwyv o»vuaW »j41A
miauw, het doet ook «oo zeerl Ik wil geen
scherpe nageltjes hebben. Mammie, mam-
mi el" Maar moeder poes vond, dat Moor
tje nu eens flink gestraft moest worden;
35e deed net of «e het gejammer van haar
kind niet hoorde.
en F. v. P. v. 6.: J. W. 8.; O. T.; T.;
W. T.; T. V.; R. V.; A. W.; M. EL W.;
W. W.; P. v. d. W.; A. IJ.; 8. en M. v. Z.
De prijzen zijn ten deel gevallen aan:
Bertua Bos; Krugerstraat 61.
Alardus Oornielje, Sohagenstraat W.
C. A. en M. A. Dekkers, Goverastraat 84.
Annle Heyblbk, Goverastraat 9.
Greta Kroonstuiver, \b»lcngraoht IA
Alle Molenaar, GoverJirtraat 46.
J. W. Bralt, Ruyterstraat 87.
Truua Venoma, 8ohagenstraat 87.
Andreaa Wierama, WUhelriiluastiaaf 8>.
Aga Yaka, Goversatraat
als hoofdbedekking dienst
l-!/. !1Mi. V
o,
9
V.
*9
Corry Brens.
X
werld «en hiitn In Ae mttür en jjalve flegchjes
Jean Gobelin was daarmede echter niet
tevreden; hij bracht ook dieren en men
schen in zijn patronen; soms geheele
-o.uiv-1schilderden kroningfeesten, tournooien en
tapijten van Gobelin
rv.4 J - t— -