„Wat is dat voor een dwaze nieuwigheid, al dat linnengoed?^ zei ze. „In mijn tijd was het mooi ais we twee heimden hadden en we kochten pas eern nieuw als het oude ver gieten was. Maar. wij waren dan ook .n zijde gekleed en zagen1 er niet uit als grisetles Toch werd deze verontwaardigde oude dame 85 jaar oud!, ondanks haar zeer be perkten linnengoedvoorraad Een duur tapijt. Een koopman van Londen heeft laatst een Perzisch tapijt gekocht, dat in het kas teel van Schoenbrunn had gelegen. Hij' be taalde het met 100.000 pond, dus ruim 170)00.000 frank! Kenners weten te ver tellen, dat het werd gemaakt in den) loop der XVIe eeuw, en in kleur en aan pracht alles overtreft), wat sindsdien werd gemaakt KINDERVERDRIET. De Indringers. Heel voorzichtig op haar teenen^ liep Treesije door het groote, nu zoo stille huis. Ze voelde zich huiverig en kil, en nu ieder zoo zachtjes sprak of fluisterde, durfde zij ook niet meer hardop te lachen' en zingen als voorheen. Want er was iets heel vreemds gebeurd, iets wat voor 't kleine kinder brein tje niet bevattelijk was. Eerst was moesje ziek geweest j 200 lang, ze was er aan gewend, dat ze 's mor gens door paatje uit haar bedje getild werd, en zoo even bïj moesje mocht komen, om haar „goeden morgen" te zeggen, daarna werdi ze door de oude Mina aangekleed, on at en toe werd ze eens bil moesje gebracht, want die bleef den beelen dag op bed liggen, eni dat vond Treesje in deni beginne erg naar, maar later was ze er aan, gewond geraakt. Toen op een ochtend was 't gebeurd, het vreemde dat moesje roerloos stil in bed lag en zoo wit en paatje had gesnikt, en ge zegd, dat moesje nu was heengegaan, voor goed, en1 toon Troosje had gevraagd waar heen, had hij gezegd: „Naar Onzen LIevon Heer. Die heeft haar geroepen". Maar T re esje vond dat niet aardig van Onzon Lieven Heer. Dat alles overdacht ze, t-rwijl ze de lange gang doorliep, aan 't einde daarvan stond de deur half open.... Ze wist, dat er gis terenavond vreemde mannen in huis waren geweest, die hadden moesje daar neerge legd in 'n groote gele kist, ze moest toch even kijken nu, wipt angstig nieuwsgierig de kamer binnen, (laar ligt moesje, temid den van heel veel bloemen, o, zoo mooi, en zoo stlL Even komt ze onder de bekoring van) het intens zwart om haar heen, ze kijkt lang op het doode lieve gelaat, kan niet begrijpen, dat moesje nu werkelijk dood Is en fluistert eerst zacht, dan luider: „Moeder", en ais op haar angstig roepen ede lieve bekende stem niet antwoordt, voelt ze zich angstig en verlaten, en begint zacht te snikken). Snel komt haar vader de kamer binnen, neemt z'n kleine schat in z'n armen en draagt haar liefkozend weg, naar de vrien delijk verlichte huiskamer, neemt haar daar op z'n knie, laat haar paardje rijden, en doet alles, om z'n verdriet te doen vergeten. En, kinderen vergeten zoo gauw.... En, Treesje weet nog niet, dat de echte rouiw dan pas haar hartje zal binnen slui pen, als 't zwarte kleedje, dat ze nu draagt, reeds lang versleten is. In 't eerst was het stil int huis, zoo zonder moesje, maar al spoedig had Treesje daar geen erg meer in, ze voelde, dat haar vader haar al de ontbre kende moederliefde vergoedde, voelde zich zijn troetelkindje, hij' nam veel meer notitie van haar, dan vroeger, nam haar na 't eten altijd even op z'n knie, en vertelde dan een mooi verhaaltje, enl als de oude Mina haar dan 's avonds had uitgekleed, bracht paatje haar op Z'n rug naar boven, legde haar in DE BESTE OPLOSSING. Een oud liedje op een nlouwe wijs. „Te Huur ongemeubileerd© suite. Te bevragen letter X.Y. van' dit blad1." Tweemaal las hiji de advertentie over. „Dat is nu net wat voor mij'", en langzaam herlas hyi: „te-huur-on-ge-meu-bi-leer-de- sui-te, zie je, dan maak ik mijn atelier vóór, daar is natuurlijk het beste licht en dan kan ik achter maffen!". Den volgenden middag was er al ant woord op zijn brief, hij was een van de eer sten geweest, en werd verzocht Donderdag te komen kijken. „Donderdag?" Laafs kijken Gisteren was 't Woensdag, dus vandaag Donderdag, 't Klopt als de rekening van Bartjes. 's Mid dags was Huug aan het opgegeven adres. 't Was een wonder, 't Leek wel voor hem gemaakt, ruime kamers met groote ramen, en op het Nóórdenü Het inenisch was ook nog al redelijk met haar prijs. Hij zou maar gauw toehappen „Nu, juffrouw, dan zal ik de kamers maar nemen". „Ja ziet U, uit Uw schrijven kon ik niet opmak on), of U getrouwd bent, enme we verhuren alleen aan getrouwde lui". Ver draaid, daar hadt je 't nou al. Zou ie nog niet gauw even, kunnen trouwen? Het zou toch zond© zijn als hij die prachtkamere niet kreeg. Ondertussdhen keek de juffrouw hem aan. Wel een nette vent, die zwart© hoed bed! en dekte haar warm toe. Zoo was het iederen avond en paatje werd allengs weer vroolijto, en Treesje vond het zoetjes aan niet zoo heel erg meer, dat moesje nu dood was, ze had toch haar paatje nog, wiens af god ze was. Hij' verwende z'n kleine meisje wel een beetje, bracht altijd wat moois voor haar mee, en maakte haar jong leventje blij' en zonnig Totdat op een goeden dag de nieuwe moeder kwam.en hoe jong Treesje ook was, voelde ze instinctmatig, dat 't nu met haar rijk gedaan was. Maar de jonge moeder deed alles wat ze kon, om 't kleine meisje voor zich te winnen, speelde met haar pop, en las met haar in haar prentenboeken, en Treesje"s jong, ontvankelijk hartje opende zich gewillig voor iedere toenadering, en ofschoon ze heel goed gevoelde, dat ze de liefdie van haar vader nu deelde met een ander, was ze toch daar niet jaloersch om, want de nieuwe moeder vond ze heel aardig. (Maar op een morgen werd Treesje wak ker door een vreemd geluid in huis, dat ze niet kende, t was *t zwakke, hulpeloos ge schrei van' een heel klein kindje, en juist wilde ze vragen waar dat vandaan kwam, toen paatje heel verheugd op haar toetrad, en zeide, dat d© ooievaar dien nacht 'n klein broertje gebracht had, om mee te spelen, of ze nu niet blij) was. .Maar Treesje was met d© komst van het broertje maar matig ingenomen).... Naarmate 't ventje grooter werd, nam de gelukkige vader steeds meer notitie van z'n jongen, hij was zoo trotsch op zijn stam houder, en als hij 's avonds van 't kantoor kwam, liep hij dikwijls Treesje voorbij, regelrecht naar de kinderkamer, waar hij wist, dat z'n jonge vrouw de kleine om dezen tijd in 't bad had; hiji plaste met hem in 't water dat de baby t ultkraald© van pret, en als hij dan netjes schoon en aangekleed even' op z'n knie kwam zitten, liet hij hem spelon met zCn goudenl horloge.... En Treesje, die haar vader gevolgd Is en ln de openstaande deur alles ziet, krijgt plotseling 'n vreemd gevoel dat uit haar binnenste opstijgt, naar de keel; ze wil hul- loni, 't uitsnikkont maar trots weerhoudt haar. Totdat paatje 't spelen met z'n Jongen moe, haar plotseling ln de gaten krijgt, haar naar zich toetrekt, on liefdevol vraagt: „Waar denkt mijn kleine meid wel aan, dat ze zoo treurig kijkt?" IMaar Treesje kan niet antwoorden., eerst moet' dat akelige vreemde gevoel uit haar keel weg, ze begint heftig te snikken, drukt haar natte snoetje tegoni paatje's mooi ge steven overhemd, eni ais ze eindelijk wat be daard is, komt op zijn herhaalde vraag klnderlijik-tnaief 't antwoord: „Als deze moesje en broertje nu ook dood zljln, brengt U dan weer speelgoed voor mij mee, en mag lk dan weer op Uw knie paardje rijden?"- BABBELUURTJE OVER MODE. Mantels van zijde-stof. 't Is met deni zijden mantel al even eigen aardig gegaan ais met den bont-mantel. Werd het aanvankelijk voor groote luxe aangezien, oom van een der beide materialen een ma uttel te bezitten, ln betrekkelijk korten tijd is dit totaal veranderd. Zoowel de bontals zijden mantel zijn absoluut ingeburgerd en men kan ze tegenwoordig evengoed in alle soorten en kwaliteiten krijgen als den mantel van stof. 't Is 'dan ook vanzelf sprekend, dat ze zoowel in een voudige modellen als in zeer chique uitvoe ring te krijgen zijn. Onze teekening laat ons stond hem chique. Als hij nou maar ge trouwd was, ongetrouwde lui wou ze vast niet hebben, en een man alleen heelemaal niet. Je kon ze maar achterna sjouwen, alles heten ze maar liggen!. Nee hoor, daar dankte ze voor. ^Mijnheer?" „Mijnheer" schrok op uit zijn overpein zingen. „Oh ja, of ik getrouwd ben? En U verhuurt ze niet aan een ongetrouwden heer?" „Nee meiheer, dat doe ik niet, dat heb ik me vast voorgenomen". „Ja ziet U, juffrouw", zei Huug ten einde raad, „ik ben nog niet getrouwd, maar 't zal niet lang meer duren". ,jOh, is U verloofd?" Met een vuurroode Heur zei Huug „ja, maar 't is nog niet publiek". „Zoo, zoo", zei de juffrouw vol medege voel, „ja, dat is wat anders, dan zou ik er met mijn man eens over moeten spreken. Dat scheelt nog wel eens, ziet U, zoo'n meisje. Zoo'n man alleen trekt zich van den boel niet veel aan". En hoofdschuddend slofte ze weg. 4 Manlief vond het goed, zoodat Huug zich een paar dagen later installeerde en zich best thuis gevoelde. En hoe langer hij de kamers had, ho© beter ze hem bevielen. Maar de juffrouw vond bet) te gek, eeni ver loofde, die nooit naar Z'n meisje gaat, en die z'n meisje nooit ont/vangt, nee, dat was haai» te geleerd; en vrij vinnig zei ze hem ©eins: „Is U wel verloofd, m'n man zegt ook, ik geloof er niks van. U moet 't meisje eens hier laten komen, want anders zeg ik U op". „Dat akelige wijf", dacht Huug. „Ze zet me er uit als ze ziet, dat ik geen meisje heb". In gedachten Mep Huug de rij van zijn kennisjes af. Geen een zou zich voor zoo'n grap leemen. Wacht eens, die Miep van Royen, dat was de meer elegante en bewerkelijke genres zien. soepele rever aangebracht van een fijn af stekende tint crêpe de chine. Voor iemand die erg durft is zelfs wit zeer frappant. Anders neme men een veel stillere tint als leverkleur, donk er-lila, fijn grijs, etc., etc. De eerste mante® van de rij Is gemaakt van zacht lila ctêpo-maton een fijn korrelige, bijna doffe crêpe-soort. De mantel ls geheel zonder garneerinig gehou den, maar de stof la op zichzelf tijk ver werkt. Immers de fijm geplisseerde baantjes ln die voorpanden on ln de mouwen geven een zeer vlot en chic cachet aan den mantel. Een fijm effect ontstaat door de aan de gladde deelen gesneden oelntuurtjes zoo wel aan het voorpand als aan de mouwen. Zeer gedistingeerd staat het, om het hoedje in een ietsje donkerder tint bij te dragen. De hieronder staande mantel is uitgevoerd van zwart crêpe sa tin, met de glanzende kant naar buiten en de doffe kant voor de garneerstuikken gebruikt). De snit van den mantel is hoogst elegant, met een weinig aansluitende lijn. Ook hierbij is weer het plisseeren als gameermiddel aangewend. Zeer karakteristiek staat de groote slappe revers met het daaraan verbonden tamelijk kleine achterkraagje. Het 'is een uiterst ge schikt model voor een fijne ranke figuur. Het derde model is eigenlijk een en semble van perlgrijs satin marocain, zóó bedoeld, dat de japon van. de glanzende zijde gemaakt wordt met de d o f f e zij ais garneering eni de mantel van doffe zijde met de glanzende zij1 als garneering. 't Is een lang niet makkelijk snij-model. Maar door een knappe vakkundige uitge voerd zal het een juweeltje van elegance en soberheid zijin. Japon- en mantel zijn één van model enl opvatting, alleen dan in tegen overgesteld1 gebruik van zijde. Dan ten laatste nog een voorbeeld voor Ottoman in zwart of donkergrijs. De Ottoman-zijde is het mooiste als tail- leurvorm vervaardigd. Dit past zich het beste aan bij' het min of meer stijve uiter lijk der zijde. Zoo ook ons model. Dit is in zeer strengen vorm gehouden. Om een en ander echter iets te verzachten en er dus naast het correcte uiterlijk, ook een vrien- delijken schijn aan te geven, is de groote wel een aardig kind, die zou hem wel willen helpen. jNou, juffrouw, misschien! kan m'n meisje van de week wel eens komen, 't zal anders moeite kosten, de ouders zijn nogal conservatief, enfin U begrijpt wel". Nog geen uur daarna stond Huug in vlsite-costuum bij de familie Van Royen, en even later was hij in het gezellige 'bou doir van Miepi „Hè, jij, Huug, dat had ik' toch zeker niet verwacht", verwelkomde ze hein met een diepe blos, dien'hij echter niet bemerkte. ,JHa, wat zal ik je zeggen, k val maar met de deur in huis, ik zit in de klem, wü je me helpen?" „Natuurlijk,, graag zelfs, ais het tenmin ste niet t© gek is". „Nou dan, je weet toch, dat m'n vorige huisbaas geen „artistieke" lui meer in z'n huis wilde hebben, na die scène van z'n dochter met Wülem Kreek? Hij' zei me met 14 dagen de huur op, en dat net, terwijl ik met m'n stuk voor de tentoonstelling bezig was. Hij was niet te vermurwen. Je snapt, ik was radeloos. Toen zag ik een adverten tie, een suite werd aangeboden. Nee zeg, en wat voor een suite. Voorkamer op t Noor den, met reuze ramen, 't leek voor een atelier gebouwd. De prijs was redelijk en daar komt me dat menech aanzetten met d'r gezanik of ik getrouwd ben. Anders kon ik de kamer® niet krijgen). Toen heb ik maar beweerd, dat ik verloofd was, en.... ik kreeg de kamers. Nu wil ze me'n verloofde zien. Je snapt, dat ik er in zit! En nu wilde ik vragen of jij een paar weken voor m'n verloofde wilt spelen, tot m'n doek af is. Zie zoo, weet je 't, wil je me helpen)?" Onder z'n laatste woorden was Miep on natuurlijk bleek geworden. Zij die Huug zoo Mef had), die in werkelijkheid zoo graag zijn verloofde zou willen rijn, zij zou voor z'n verloofde moeten spelen? Nee, dat ging niet, dat kon ze niet. Maar mocht ze dan Men kieze den hoed in de kleur van de revers, zoodat men een fijn geheel ver- krijge. EEN ONVERWACHTE REIS. (Het gebeurde in een bergachtige streek op een klein stationnetje. Op het terrein, waar de goederenwagens stonden, speelden dikwijls de jongens van het dorp. Eigenlijk mocht dat niet, maar de oude baanwachter had al lang opgehouden met de jongens weg te jagen. Ze waren hem- allemaal veel te vlug af en ze zorgden wel, dat ze niet op de spoorbaan waren), als een trein op komst was. De tijden!, waarop de acht of tien trei nen dagelijks Let kleine stationnetje pas seerden of er stilhielden kenden ze op hun duimpje. Er was voor de jongens geen heerlijker speelplaats te denken dan de plaats, waar de goederenwagens stonden. Hoe heerlijk konden ze er krijgertje spelen en verstop pertje, Indiaantje en roovertje, waarbij de wagens dienden als hutten of holen. Op een vrijen Zaterdagmiddag kwamen de jongens weer bij het station bijeen, om te spelen. Tot hun teleurstelling zagen ze, dat er slechts één wragen stond. Nu kon er van „Indiaantje" niets komen, want één hut was veel te weinig voor twee vijandige stammen. Verstoppertje of roovertjeJfing ook niet, maar de belhamel van het troepje wist al weer een andet spelletje. „We spe len treintje", riep hiji -uit. ,Jk ben de ma chinist en ga in het rem-hokje zitten en julüe bent passagiers. Als ik de rem los Huug terwille van zichzelf, de kans op suc ces onthouden? 't Was een zware strijd, maar tenslotte zei ze met vaste stem: ,,'t Is goed, Huug, zeg me maar wat ik moet doen". „Ja, ik zou zoo zeggen), als je een® per week komt, is 't genoeg, en dan, ja", hier werd) Huug rood van verlegenheid, „ja, dan zal ik je wel een kus moeten geven, want je snapt, dat ze staat te apioniieeren, die feeks". Even rilde Miep, maar toen zei ze opge wekt: „vooruit dan maar, wanneer zal de voorstalMng beginnen?" „Wanneer 't je het beste schikt. Oh Miep, wat is 't toch Mef van je, je kunt niet be grijpen, hoe dankbaar ik je ben". „Ja, toe maar, dat is wel goed hoor. Watl denk je van vanmiddag, dan is het maar ge beurd, hè?" "t Schikte best, en zoo kwam Miep dan, zenuwachtig en zeer bekoorlijk in haar groene pak, met de coquette muts op haar blond© krulhaar, om halfvier aanwandelen. „Df mijnheer Teriaan thuis was?" „Ja, juffrouw, komt U maar binnen, ik zal mijnheer even roepenf*. Onhandig en rood kwam Huug aanloopen. „Dag Miep, leuk dat je er bent, kind" En vluchtig kuste hij haar op de wang. „Nou, nou, die zijn nu verloofd! Dan ging 't in mijn fijd anders hoor; een zoo'n zoen tje op je wang! 't Is me de moeite!" (Lachend verdween de juffrouw in de keuken. 'Miep en Huug keken eikaar aan en op eens zeiden ze tegelijk: .^Wat bloos jij", waarna ze in een schaterend gelach uit barstten. "t Werd nu een gewoonte, dat Miep ©ons per week haar „welkomst- en afscheids- kusje" kwam halen, zooais ze het zelf spot tend betitelde. Niemand vermoedde, hoe ze er onder leed, maar had ze de verandering in Huug gezien, ze zou stellig minder ver driet gehad hebbent maak en we duwen samen even, dan loopt de wagen wel een stukje vanzelf. En dan duwen we hem weer terug". „Ja> ja", dat vonden de anderen goed. Maar zouden ze heusch zoo'n zware wagen voort kunnen duwen? De „machinist" meende van weL De rails waren immers zoo glad. Ze konden het in eik geval pro- beerem En als de wagen begon te rijden), zouden ze er nog vlug inspringen en zoo aMemaal een eindje echt vanzelf itrein spelen. De aanvoerder van het troepje maakte de rem los, kwam weer omlaag en begon met eeniige anidere jongens tegen den wagen te duwen. Tot hun groote verbazing kostte het niet de minste moeite, den wagen aan het rijden te krijgen. Vlug vlug sprongen ze achter elkaar er in en daar ging het, van het station af! Hoe ver zou de wagen loo-pen, eer hij stilhield. Het scheen wel, of hij' snel ler en sneMer ging. „Eenig, heerlijk, fijn!" juichten de jongens. „Wat loopt hij langi" Maar de oudste jongen juichte niet mee: een vreeselijke gedachte ging hem door het hoofd. „Weet julMe wel, dat we omlaag gaan. Wel langzaam, zoodat je het niet ziet, maar het volgende station ligt toch wel tweehon derd meter lager. En zoo zuMen we door gaan, net zoo lang tot we ergens tegen aan botsen!" De jongens werden stil en bleek van angst. De wagen Mep nu zóó hard, dlat er van uitspringen geen sprake meer was. Het rêpihoJqje kon ook niet bereikt worden. „O, was ik er maar in blijven zittenl", kreunde „de machinist". AIet is alles mijn schuld". Maar daar wilden* de vrienden niet van hooren. Ze waren aMemaal even dom geweest. De kleinere jongens begonnen te schreien en de grooteren keken heel ernstig. .Het eeniige, wat we doen kunnen, is waar schuwen hij baanwachtershuisjes of bij een station, waar we langs komen", opperde een van de jongens. „Kijk ginds ls al een huisje. Schreeuwen* jongens!" En aUe Jongens ke ken uit de deuropening van den goederen wagen en schreeuwden, schreeuwden, toen ze langs het huisje reden. Tot hun geluk was de baanwachter erin. Hoe ontstelde de man, toen hij de losse goederenwagen zag, die nu met sneltreinvaart langs die raila stoof. Nog veel grooter werd zijn schrik, toen hij de schreeuwende, angstige jongens zag ln den wagen. Maar onmiddellijk wlstx de man, wat hem te doen stond. .Rrrrlng", daar belde hij het naaste station op. „Hallo, halio. Een goederenwagen vol kinderen los geraakt. Komt over oen kwartier langs. :acht hem op te vangen. Vlug, hf&stl", zoo sclireeuwde hij door de telefoon. De stationchef, die de boodschap ontving, rende naar buiten. Wat een gelukkig toe- vaL Daar stond juist op de baan, waar de goederenwagen langs zou komen, een loco motief gereed, om eenige goederenwagens te rangeeren, „Hé, machinist/", riep de chef. „Rijden. Achter je aan komt ©en losgeraakte goede renwagen. Vang die voorzichtig op. Er zijn kinderen inP De machinist begreep gelukkig dadelijk de bedoeling van den chef, bracht rijn ma- ohine aan den gang en reed langzaam voor uit Spoedig zag hij! achter zich de goede renwagen aankomen en hfj zorgde, dat de locomotief een) even sneMe vaart kreeg als de wagen. Toen mindlerde hij langzaam, heel langzaam zijn vaart, zoodat de goederen- wagen hem geleidelijk inhaalde en eindelijk met een Mchtfen schok tegen den locomotief liep. Na nog eenige minuten remde de ma chinist brachit de locomotief tot staan en stoomde toen terug naar zijn station, waar de chef en het personeel angstig stonden te wachten. De ouders van de jongens werden tele grafisch van het gebeurde op de hoogte ge bracht en de jongens met den eerstvolgend den trein naar hun dorp teruggezonden, waar ze de eerste weken althans angstvaMig hun oude speelplaats vermeden! RAADSELS. Valsch geid. Nog een nieuw raadseltje van Ag© Yska: Wat ziet men niet, als men ziet en wat ziet men als men niet ziet? Zoo naderde het stuk zijn voltooiing, en werd met zorg ingepakt en verzonden. Kon het anders, of hèt stuk waar zooveel moeite en liefde aan geofferd was, kwam bekroond terug? Toen Miep 's middags kwam, zei Huug: „Ja, Miep, nu is het stuk bekroond en ben je eindelijk van je taak verlost, hè? Heb je het heel erg gevonden?" ,Hee hoor, ,k vind1 het een eer, diat lk nu ook nog mee heb geholpen aan, je doek en jus je succes. En zeg, lk heb een manier, dat je ook zonder die oomedie hier kunt biijvent Je doet straks erg verdrietig en zegt dan tegen je hospita, dat ik onze verloving ver brak. Dan heeft ze wel zooveel medelijden, dat ze je hier laat blijven". „Miep, je bent een juweel hoor, *t ls prachtig bedacht, hoor. Ik d/oo straks heel erheugd', en vertel de hoepita, dat onze verloving deze week pubMek wordt, en dat we binnen) een jaar gaan trouwen. Nee, zeg nu maar niets, wacht even". 'Huug ging naar zijn bureau en kwam terug met twee doosje®. 1 fet grootste opende hij, haalde er een prachtige broche uit èn niét op haar pro test lettende, spelde hij die op haar blouse. ,«Dat is uit dankbaarheid voor je niet ge noeg te waardeeren hulp, en dit als blijk dat je mijne oplossing de beete vindit, en dat is toch zoo, nietwaar?" Een gjad goud bandje zat plotseling om ,v* vaQ baar linkerhand. ithutet keek Miep er naar en zei toen on vast. „Je 'bedoelt toch niet, dat d© comedie nog verder moet gaan?" ,H©e, mijn engel, ik bedoel dat jij, of je wordt me^ lianen een jaar mijn vrouw Zonder dat ze het merkten, ging de deur oponi en gluurde de juffrouw naar binnen. Griniiek.end trok ze weer terug, mompelend: „hum, ze beginnen het toch wel te leeren". Corry Brons. B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1927 | | pagina 8