UIT DE WIJDE WERELD
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 2 JULI 1927.
KAREL DE GROOTE-FEEST IN
FRANKRIJK.
Een oud gebruik.
Den Bisten Januari zijn in Frankrijk de
leerlingen van alle scholen (tenminste die
voor meer uitgebreid onderwijs) vrij. Maar
alleen die leerlingen der lycea (gymnasia)
mogen aan het Karei de Groote-feestmaal
deelnemen, die eenmaal de eerste en twee
maal de tweede waren hunner klasse.
Aan dien maaltijd zitten de Rector en
rijn leeraren voor.
Natuurlijk doen de jeugdige knapperds
de gerechten groote eer aan, welke dien
dag bijzonder feestelijk zijn.
Aan het dessert wordt een lichte cham
pagne geschonken, en als dan de vreugde
ten top is gestegen, klinkt er een plotse
ling „chut" (stilte). Dan staat een Jeugdige
rijmelaar van zijn zetel op en begint, op
rijm, den lof te zingen van het lyceum,
den Rector, de leeraars, de geleerdheid
zelf enz. enz.
Wel mag hij over andere dingen rij
melen, maar dit ligt het meeat voor de
hand, en wordt dus allicht het eerst aan
gegrepen, door den jeugdigen feestrede
naar.
Hij doet dit niet uit zichzelf; hij is bij
algemeene stemmen door zijn makkers tot
dessert-poeét aangesteld.
Vroeger geschiedde deze rijmelarij in
het Latijn, en kon dus als nuttige oefening
gelden. Tegenwoordig geschiedt dit in het
rond-Fransch.
Als het gejuich na afloop en het hand
geklap heeft opgehouden, spreekt de Rec
tor nog een woordje.
Hij maakt dit echter heel kort, want de
jongens trappelen van ongeduld om aan
de ouders en makkers te gaan vertellen
hoe het was en „wat ze gehad hebben."
B.
Tot de meest merkwaardige van alle na
tuurverschijnselen behoort ongetwijfeld
het asphaltmeer op Trinldad.
Reeds ln het Jaar 1496 ontdekte Colum-
bus de eigenaardigheid van het aaphalt,
hij liet er zijn schip moe opkalefateren.
Het meer heeft een oppervlakte van 40
H.A. Hoe diep het is, weet men nog niet;
echter raakte men bij boringen van ruim
60 M. diepte nog geen grond.
De oppervlakte wordt slechts weinig
door water-aderen doorsneden. Het meer
zeif is soo hard, dat men er zonder go-
vaar op kan wandelen; het loopen maakt
hetzelfde geluid als liep men op een ge-
asphalteerde straat.
Reeds de oude Egyptenaren kenden de
asperge-cultuur. Op wandbeschilderingen
uit oude graven ziet men dikwijls, bossen
Tirges aangebracht.
et was daar immers de gewoonte de
lievelings-dieren en -planten van den
doode af te beelden en ook zijn lieve-
lingsspijs. De Egyptenaren schijnen dus
veel van asperges gehouden te hebben. De
Grieken kenden de plant slechts als ge
neesmiddel, maar de Romeinen gebruikten
haar als groente. Cato noemt de asperges
een streeling van het verhemelte en Pli-
nius noemt haar als een uitstekend voe
dingsmiddel.
De fuchsia is nu al 160 jaar In ons land
bekend. De botanicus Plumier, die in 1764
op last van Lodewijk XV, Zuid-Afrika be
reisde, ontdekte de fuchsia in de wouden
van Peru en nam haar mee naar Frank
rijk.
In Europa werd ze de lieveling van alle
kweekers. Aanvankelijk kende men uit
sluitend de fuchsia als struik.
Later pas mocht het gelukken Fuchsia-
boomen te kweeken. Een Engelsche tuin
man ontdekte haar eigenschap ooft te
leveren.
De vruchten der fuchsia alobosa, die
voornamelijk in Nieuw-Zeeland voorkomt,
worden daar als fuchsia-kersen verkocht
en zijn zeer smakelijk.
Sahwartz heeft getracht de vraag of de
oorworm alg een schadelijk Insect moet
worden beschouwd langs experimenteelen
weg op te lossen. Hij voederde een groot
aantal oorwormen in gevangen staat en
wel tegelijkertijd met de meest verschil
lende stoffen van dierlijken en plantaard!-
gen aard.
Van dierlijk voedsel werden verschaft
levende en doode poppen van mieren,
sluip en bladwespen, doode oorwormen,
bladluizen, rupsen en poppen van vlin
ders enz.
Het bleek nu dat dierlijk voedsel en
vooral de traag-krulnende plantenlulzen
gaarne genuttigd werden, wanneer het
uitsluitend werd toegediend.
Gaf men echter tegelijkertijd plant
aardig voedsel, als peren, bessen, bloem
bladeren van dahlia enz., dan werd aan dit
laatste de voorkeur gegeven; steeds werd
meer plantaardig dan dierlijk voedsel ge
bruikt en Schwartz kwam tot het resultaat,
dat voor den groententuln- en ooftbouw
de oorworm als schadelijk moet worden
beschouwd, terwijl haar nuttigheid slechts
zeer gering te noemen is.
DE EERSTE GOUDZOEKERS.
De geschiedenis van era
„pionier".
Toen de gouden zon van Callfornië pas
haar licht over de republiek der westelijke
*ereid liet schijnen, schenen haar stralen
plotseling een algemeene razernij te doen
omstaan.
Iedereen droomde van schatten, weelde
en genot.
Een Dorado was als door een slag van een
tooverroede opgerezen, dat de armen rijk
en de rijken nog rijker zou maken
Over dag praatte men van niets dan van
Wie zou gemeen stof op willen vegen,
*1* iedereen goudstof kon opscheppen?
Op zekeren dag kregen twee arbeiders,
werkzaam in een fabriek van fonograaf-
platen, rusie en bevochten elkaar met
hompen kaas. In de buurt stond een groote
kuip met de voor de platen noodige eleo-
trolytieche koper-vloeistof. Kort daarna
viel het op, dat de koper-cliché's, die op
de origineele opname door den electri-
schen stroom werden neergeslagen, bar
der waren dan vroeger, zoodat met min
der koperdikte kon worden volstaan. Daar
het natuurlijk de moeite loonde, dit ver
schijnsel te bestudeeren, werd een ge
deelte der oplossing chemisch onderzocht.
Daarbij werd geconstateerd, dat zij een
organische stof bevatte, waarschijnlijk
caseïne, de vaste stof der kaas. Men be
greep er aanvankelijk niets van, daar deze
stof niet aan het bad was toegevoegd, tot
een nader onderzoek tenslotte uitwees
wie daarvan de oorzaak waren: een paar
stukken kaas waren in het bad terechtge
komen!
Dat men van de ontdekking partij trok,
behoeft niet te worden vermeld. Het ver
haal vermeldt evenwel niet of de beide
vechtersbazen een aandeeltje In de winst
hebben gekregen voor hun medewerking 1
ROOVERS ALS GENDARMEN.
Pater Frans van Dorpe, missionaris te
Taje-la-hoe-soe-ho in Swijoeban, schrijft
dd. 10 Februari 1927 in hiet jongst ver
sohenen nummer van de Annalen van
Scheut het volgende over de Gendarmen
van 'K-Ga-Je-Hên:
Drie maanden geleden werden een der
tig roovers van de streek alhier bij het
leger ingelijfd en kregen toelating om een
gendarmerie op te richten; maar, ze moes
ten zelf zien waar. Eerst kwamen zij voor
stellen doen aan mij: ze waren welwillend
genoeg om aohter onze muren in ons dorp
te komen wonen en zouden ons bescher
men. Ik vond die bescherming zoodanig
bedenkelijk, dat ik de mannen verwees
naar een van mijn geburen: pater Leys-
sen, Curieus!.Die bedankte met even
veel plezier, ende oud-roovers-candi-
daat-gendarmen gingen zich dan op een
halven kilometer van hier vestigen, met
de beide: in tijd van nood naar de missie
te mogen vluchten.
De tijd verliep. Eensdaags vond de ka
pitein van de gendarmen, dat zijn mannen
het toch te bont maakten: zij liepen een
beetje te veel 's nachts uit om te stelen;
zijn oud-roover-geweten kwam daartegen
in opstand.
Doch wat daartegen aangevangen? Zijn
gendarmen liepen rond met geweren en
patronen! 't Chineesch nieuwjaar deed
hem een middel aan de hand om dat pro
bleem op te lossen, zonder nuttelooze ver
spilling van doodsverachting. Wat deed
ie?.... De kapitein gaf verlof aan zijn
mannen. Zy behoefden hem enkel verlof te
vragen en zy kregen verlof.
Doch daar was één voorwaarde, een zeer
redeiyke voorwaarde: wie op verlof trok,
moest zyn geweer thuis laten, 't Was toch
patent, dat niemand moederziel alleen met
een geweer op straat kon komen zonder al
zyn evennaasten in bekoring te leiden om
dat geweer af te pakken.
De inspraak van hun rooverhart dwong
de verlofgangers hiermee in te stemmen,
en de brandende begeerte van hun maag,
om met nieuwjaar eens duchtig thuis te
gaan smullen, benevelde hun gewone
scherpzinnigheid.
Zy trokken op zwier, een voor een, en.
lieten hun wapens thuis. Maar nu trad
de kapitein naar voren. Hy had zich aan
het hoofd gesteld van zyn luitenant en
vier oud-soldaten-tweede-klas, die hy zyn
vertrouwen en daarom geen verlof waar
dig achtte. Zonder wederstand te ontmoe
ten namen de dapperen het vertrek ln,
waar de aohtgelaten geweren en schiet
voorraad ln veiligheid waren opgesteld,
Als een arend, die zich neerstort op zyn
prooi, stortte de kapitein zich op den bult
en, gevolgd door zyn mannen, vluchtte hy
met de opgelichte geweren en patronen
weg.
Waar naar toe? Naar hier natuuriyk,
naar de missie.
OOnweerstaanbaar was hun smeek
bede: dat zy die gevaariyke dingen toch
ten onzent zouden mogen verbergen en
hun poover persoontje wegstekenachter
de muren van ons dorp.
Lang duurden de debatten, die daarop
volgden, maar de mannen van orde en
tuoht wonnen op ft einde htm pleit In ruil
lieten zy den pastoor van Taje-la-oe-soe-ho
de eer, nu op te treden als de beschermer
van de gendarmen tegen de roovers.
Het vrouwenhaar.
Men heeft dezer dagen kunnen lezen,
dat de gemeenteraad van het Duitsch-
Silezisch stadje Zerbau ter versterking
van de gemeentelijke schatkist een belas-
'ting heeft gesteld op het pagehaar der
vrouweiyke gemeentenaren boven de veer
tien jaar. Het spreekt van zelf dat het bar
biersgilde tegen dezen fiscalen maatregel
een schuimend protest heeft doen hooren
met steun van al de bobbed-dames, die be-
toogen dat het biliyk zou zyn als nu ook
een belasting werd geheven van al de
kaalhoofdige leden van de gemeente. Het
is de vraag, of Zerbau, dat zeker niet tot
de modernste contreien van Europa gere
kend kan worden, niet een beetje laat
koint met zyn, overigens origineel middel
om aan fondsen te komen. Want te Lon
den en Parys neemt men teeltenen waar,
die onmiskenbaar wyzen op den terugkeer
tot het lange haar met haarspelden. Te
Londen werd by het de vorige week ge
houden laatste Court van het seizoen vast
gesteld dat van de tientallen debutanten
nauwelijks één tiental geshingled was, de
zen hadden de kortheid van heur baar
trouwens zeer handig, verborgen door de
vaardige schikking van haar sluiers. En
men kreeg bovendien den indruk, dat by
deze geshlngelde dames het haar alweer
lang aan het worden was. Vele harer droe
gen, evenals de vrouwen met het lange
haar, ook al weer gewone metalen haar
spelden.
Ook te Parijs Is een beweging waar
neembaar, die onder de leus „terug tot de
schoonheid", aan de vrouw, met een lange
rok, het lange haar terug wil geven.
Een juwelier zelde dezer dagen, dat men
geen opalen koopt, voornamelijk vanwege
het by geloof, dat deee steenen ongeluk
aanbrengen aan den drager, uitgezonderd
aan degenen, die in October geboren zyn.
Hy beweerde, dat hem verschillende ge
vallen bekend waren, waarin engagemen
ten waren afgebroken na het dragen van
een verlovingsring met opalen. Alle byge-
loof heeft een basis van ge#nd verstand.
Vermoedeiyk is dit gerval gegrond op een
eigenschap van den opaal zelf.
De steen krimpt nl. ln wanneer hy warm
wordt en valt dan uit de zetting.
Kleine jongens, die nog niet verder dan
aan knikkers hadden gedacht, leerden hun
speeltuig verachten, omdat het met van
goud was.
iZoo was het gesteld in alle klassen der
maatschappij. De geheele natie scheen zich
te willen gereed maken om naar het goud
land te snellen, en de weg naar San Fran-
cisoo werd een levende linie, van avontu
riers, waaronder de bewoners der oostelijke
staten, de eigeniyke Yankees, de driftig-
sten en jjverigsten waren.
Doch met ai hunne ondernemingszucht
en knapheid waren velen van hen tot bittere
teleurstelling gedoemd
Die heerlijke berichten waren overdre
ven geweest, en niets anders dan zware
arbeid, waarby nog veel geluk moest komen,
kon het beoogde doel doen bereiken.
Deze teleurstelling was echter ln vele ge
vallen een prikkel, die de slimheid der
Yankees in dolle werking bracht, om, nu
het voorname doel van hun reis mislukt
was, ten minste nog eenlg voordeel daaruit
te halen.
Hier konden houten muskaatnoten en
haver van wilgenbladen niet baten, daar
speceryen weinig gevraagd waren, en het
vee op de ruime vlakten gras ln overvloed
vond.
Onder de emigranten uit Malne was een
geslepen kereltje van Bangor, die 2:yin hoeve
had verkocht en al zyn gereed geld gebruikt,
om zyn myngereedschap te koopern
Zich reeds koesterende ln den zonne-
achyn van een zeker fortuin, trok hy naar
het land' van belofte; maar nadat hij een
paar maanden had gegraven, zonder dat de
fortuin hem kwam opzoeken, smeet hy zyn
schop neer en kwam tot het besluit, dat het
niet aanging om langer voor niet te werken.
Hy had onderscheidene plekken bewerkt,
gelegen ln oorden, die men voor zeer rijk
hield; maar het had hem niet gebaat.
Doch Asa Fullar liet zich hierdoor niet
ter neer slaan, en vertrouwde dat hy wel
iets vinden zou om zyn schade te herstellen.
Hy verwonderde zich over zijn tegen
spoed, terwyi menschen om hem heen, die
het veel minder verdienden dan hy, over
goudklompen struikelden zoo groot als
eieren. „Daarom niet getreurd1", zei Asa.
„Ik zal hun laten zien, dat een Yankee
slim is".
Hy telde zyn geld eens na en bevond, dat
rijn vijfduizend dollars tot vyfhonderd wa
ren gesmolten. „Dat Is genoeg", zei hy.
,Jk doe het".
Hy trok een eind de Juba-rlvler op, en
kocht van een gelukkige compagnie, voor
driehonderd dollars, rijke, goudhoudende
quartz; toen naar Sacramente overstekende,
kocht hy een stukje land, even buiten dat
ieeds volkrijke district!, spitte den grond
om, en begroef zyn klompen quartz. Nadat
hy de plek weder had geiyk gemaakt en
teekentjes gezet waar de brokken lagen,
wachtte hy den uitslag zyner kunstgreep af.
Spoedig bood zich een gelegenheid aan,
om zyn plan ten uitvoer te brengen.
Een zijner buren, oen rijk man, maar
schrlkkeiyk gierig en inhalig, kwam reeds
den volgenden dag Asa bezoek brengen en
een praatje maken.
Asa had hem aan zien komen, en schieiyk
zyn spade genomen en ln den grond gesto
ken, alsof hy zoo pas begon te graven.
„Men zegt", merkte de vrek aan, „dat
Uw nieuwe koop niet zoo rijk is, als hy wel
zyn kon". „O, ik ben er wel mee tevre
den", antwoordde Asa, en gooide by toeval
een schop kiel om. „Het goud is schaars",
hervatte de vrek; „vooral dicht by de
volksplantingen".
„Ja", zelde Asa, nog een schop opwer
pende, „maar goudrijk land zou hier wel zyn
gewicht in dollars waardig zyn".
De oogen van den vrek begonnen te schit
teren-, want hy zag een stuk blinkend quartz,
dat Asa juist had opgeworpen. Deze daaren
tegen hield zich, alsof hij dit niet zag, en
bleef zeer koel.
Het zelfde,
gewone sust
Heb Je vanmiddag
niet genomen?
Zeker. Dadeiyk na het eten is mijn
vrouw gaan slapen.
Je vrouw? Maar lk vraag Je of je het
zelf hebt gedaan.
Natuuriyk, want als mijn vrouw rust,
heb ik ook rust.
later werd nog een stuk quartz even onver
schüliig opgeworpen-
De vrek zag uit wederom zeer wei; maar
Asa keek opzettelijk een anderen kant heen.
„iZeg eens, Asaf" waarom graaft gy hier
eigenlijk?" vroeg de bezoeker nu. „Och,
dat weet ik zelf haast niet", was het ant
woord. „Alleen maar omdat lk niets beters
te doen heb". „Hebt gy er wel eens aan
gedacht, om dit eigendommetje te verkoo-
pen?" gVerkoopen? Neen, niet byzon-
der". „Weet gij, ik zou het wel willen
koopen", zeide de vrek. „Wel, wat zoudt
ge willen geven?" vroeg Asa.
,yWat heeft het U gekost?" „Dat is
een heel andere vraag", was het antwoord.
„Denk eens, het is een gril van my,
en ik sta er voor bekend, dat ik somtijds
wonderlijke dingen doe denk eens, als ik
U tienduizend dollars voor dit piekje gaf.
Wat zegt ge daarvan?"
En terwyi de vrek sprak, trapte hy de
klompen quartz als toevallig weder in den
muilen grond, tot rij onzichtbaar waren ge
worden. Natuuriyk zag Asa dit niet.
„Komaan Asa, wat zegt gy?" „Wel, ik
moet er eens over denken". „Gy moest
liever maar terstond' besluiten. Tienduizend
collalr is een mooie som". „Dat is zoo,
maar twintigduizend is nog mooier", zei
Asa los weg, en tegelijk wierp hy nog een
klomp quartz op. Hij bukte, raapte het stuk
steen op, keerde het om, en zeide: „Dat zijn
aardige dingetjes, om nu en dan te vinden.
Zie, dat laat zich niet kwaad aanzien. Het
zit zoo vol goud, als een byenkorl vol honig.
Kyk maar!" En hy gaf het kostbaar brok
erts aan rijn buurman -ter bezichtiging Over.
„Ja", zeid deze onrustig. „Dat schijnt nog
al wat waard' te zyn; maar 4k zou niet den
ken, dat hier veel zulke stukken liggen".
„Ik ook niet", zeide Asa met het onnoo-
zelste gezicht van de wereld. „Welnu, dunkt
U niet dat het het best zou rijn myn aanbod
aan te nemen?" hervatte de ander nu, bran
dende van begeerte om het stuk land te be
zitten. „Want", dacht hy by ziohzelve, „als
TOB NOOIT HOEKJE.
Max Nordau.
De boog kan niet altijd gespannen staan
en de mensch, die in zyn leven niets doet
dan werken, dan zwoegen, houdt op mensch
•te zijn en degradeert zich tot machine. Hij
.s spoedig oud, ofschoon hard werken den
mensch jong houdt, want zyn geest noch
zy-n lichaam krijgen' voldoende rust. Maar
er is nog een grooter faotor dan die der
rust. De geest heeft behoefte af en toe eens
uit te vleugelen -boven het gewone, alle-
tfaagsche en zich op den wiekslag der Illusie
te verheffen boven zy-n dageiyjcschen ar
beid. Het moge vreemd schynen voor men
schen), die in de werkelijkheid staan, dat
wy aanbevelen, om van tijd tot tp onze
gedachten eens te verheffen boven het slijk
der gewone beslommeringen en te doen
uitwieken naar hoogere regionen. De prac-
tische menschen zulllen zeggen: „schep je
geen illusies", „blijf met je voeten op den
vasten grond, waarop je toch weer moet
terugkeerem!" Daartegenover zeggen wy:
„Geef u gerust af en toe eens over aan het
verbeeldingsspel Uwer gedachten; droom U
maar gerust eens weg uit de werkeiykheld
naar het sprookjesland, waaT Uw phun-tasie
U illusies toovert".
Het is zoo ge-zond voor den menseheiy-
ken geest, wanneer hij eens in zijn stroef
heid gesmeerd- wordt door de zoete olie der
illusies. Hy- wordt leniger en zal, wanneer
de dagtaak zym arbeid' komt vragen, gewon
nen hebben aan bruikbaarheid. Dit ls de
eene zyde van het nut deT Illusie. De ander
ligt hierin, dat onze illusies, de dierbare
goederen onzer ziel, niet altyd waanbeelden
behoeven te zy-n. maar dat zy heel dikwijls
voor verwezenlijking vatbaar zyn en dat
hetgeen wy ato Illusie droomen op een be
paald oogenblik den tastbaren vorm van- iets
bestaands aanneemt. Onze gedachten, ook de
sprookjesgedachten der illuple, hebben éen
neiging om zich te verstoffelijken en over
te gaan ln werkeiykheden.
Daarom moet elk mensch zich van tijd tot
tyd daaraan overgeven.
Dr. JOS. DE OOCK.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jog. de
Coek, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage, zielkundige adviezen o.m. over de
wijze waarop zy hun geest kunnen ver-
frisschen en hun wilskracht en energie
kunnen versterken.
De vragen zullen, in dit blad geregeld
worden behandeld. Moohten de beantwoor
dingen te uitvoerig worden dan direct
schrifteiyk aan de aanvragers.
Ondernemer te H.
Dat is zeer zeker gebrek aan wllskraohtl
U ziet toch even goed als wy, dat dergelijke
nalatigheden moeten lelden tot algeheele
mislukking ln zaken. U weet niet eens, hoe
de zaken staan, nu en al bijna twee Jaar
niet en toch blijft U maar doorgaan langs
bet sieuTpaadje. Uil .rees, om tot de ont
dekking te komen, dat de heele zaak mds is
en zich niet dekt, begint gy geen onderzoek.
Vindt U het zelf niet een beettfe heel erg?
Er is één raad, dien gy onmiddellijk moet
opvolgen. Heden nog begint gy een plan
op te zetten, hoe gy het moet aanleggen,
om achter de waarheid betreffende Uw
onderneming te komen, dat plan zet gy eerst
op pepier en voert het onverwijld uit. Zoek
het eerst daar, waar gy het zwakste punt
vermoedt en gy kunt overtuigd zyn, dat het
verdere onderzoek prettiger zal zyn. AI zijn
stroppen nog zoo groot; ga door en verlies
den moed niet, want gy moet de geheele
waarheid kennen met alle feiten en niet
één enkel feitje. Wanneer gy al de gebre
ken hebt opgespoord, dan begint gij het
grootste te verbeteren. Begin dus nog
heden.
Aan onderstaande personen is persoonMjk
antwoord gezonden, aangezien de beant
woording te uitvoerig was voor plaatsing in
dit blad.
K. J. te H.; D. te H.; N. N. te H.; Zoe
ker te H.; Leeraar te H.; Mej. D. te H.;
Mevr. K. -te H.; Vrager te N.
aan Asa!" vervolgde hy hardop: „ik zou
weer op andere gedachten kunnen komen.
Best dat gy de kans waarneemt terwijl ik
er zin in heb". „Neen, kom morgen
terug, dan zal lk met U spreken".
Maar de vrek Met zich zoo niet afschepen;
daar was hy veel te slim toe.
„Ik zal U eens wat zeggen", begon hy
weder. „Ik zie dat ik dit land spoedig noodig
zal hebben om er op te bouwen, want de
stad zal nog veel verder worden uitgebreid;
en als gy terstond den koop wilt sluiten,
zal ik er U twintigduizend dollars voor
geven. Ik laat U vijf minuten tyd1, om U te
bedenken". En daarmede haalde hij zyn
horloge uit den zak.
Asa veinsde nog geheel onverschillig te
biyven, en na verscheidene malen zyn keel
geschraapt te hebben, zeide hy dralend:
„Gy zult dan immers de onkosten van den
verkoop betalen?" „Ja!" „Nu, goed
dan. Het ls voor U."
De vrek Mep naar huis, om het noodige
te gaan beschikken; maar eer hy ging, zeide
hy: „Gy moogt niet graven terwyi ik weg
ben". „Geen lepelvol", zeiide Asa. - „lk
kom terstond -terug". En daarmede Mep hy
heen.
„Dat is geen slecht dagwerk", zei Asa,
alleen gebleven en de spade neerwerpende,
die hy nu niet meer noodig had. „Het land
kostte my honde-rdvijfenzeventlg dollars, en
het lokaas driehonderd. Dat ls negentien-
duizend vyfhonderd vijf en zeventig zuivere
winst. Op dat fortuintje mag ik straks wel
eens gaan drinken."
öDe kooper van het land kwam terug met
de noodige papieren, en in een paar uren
was de overdracht geteekend en had Asa
de klinkende munt, in de gedaan-te van goud
stof in vier lederen zakken veilig geborgen.
Zyn vrekkige vriend had op speculatie
gekocht, toen hy meende te'zien, hoe Asa
zyn fortuin verwaarloosde, en Met het land
een toevallig spitten zooveel geeft, wat zal geheel uitwasschen; men kan wel denken
dan een geregeld zoeken doen?" „Kom- - met welk gevolg. B.
't Juttertje
284. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Ïoud, en des nachts droomde men nog van
et gele metaal.
Misnoegde emigranten, die „het jonge
lend" hadden opgezocht om hun omatand'lg-
heden te verbeteren, zegenden het tot, dat
hen reeds halverwege naar het nieuwe
Ophlr had gebracht.
Eerlijk gezeten burgers, die hun leven
lang hadden gezwoegd zonder zoo rijk te
worden als zij wemaebten, meenden dat nu
hun schoonste verwachtingen op een* en
zonder moeite zouden vervuld worden.
e
Slimme speculanten verheugden zich bij
voorbaat op allerlei buitenkansjes.
Iedereen wilde terstond hooger op. Loop
jongens wilden kantoorbedienden, en kan
toorbedienden meesters worden. Bedelaars
zouden uit de mode raken, daar het bedelen
geheel noodelooe zou worden.
Hoe men dienstboden zou bekomen, als
«He melden schatrijk zouden zijn, was een
rzadsei.
Kleine oorzaken
D# Eonsverduiiterinjr van 39 Juni 1937,
waArsenomen op -h«t havenhoofd.
De zon kwam op aan, d'oost/erzoomen,
En huit de zee in zilverglans.
Het trillend schuim der wateretroamen
Vervliet in waaejee aan den trans.
Het golfgeklots, bij t zoimegloeien,
Dat zachtjes, eindloos verder deint,
Gaat met de wolken samenvloeien
Bij naadring aan het kimmeèind.
Het maanlicht spreidt zijn tentelaken
Vertwertend op het zonneroodi
Het edkkeltje, dat nog bleef blaken,
Verpurpert in dea aardrijke echoot.
Daar naadTen zachtbelichte .schimmen,
Als wasems op een lichte zucht;
Ze vlieden uit den zoom der kimmen,
En zweven trillend ln de luaht.
De rood verkleurde wolk kolommen
Verzinken op de zonnepreoht:
Natuur, de zee, het zwerk veretommen.
ft Ie al gehuld in eohemernacht.
En altijd1 blijft de etilte duren,
Totdat in t vaag gekleurd vereohletl
De apokenwaae, in grljz' figuren,
Verstervend aan den trans ontvliedt
De lakens van het maan zwart beuren
Hun tenten van den zonneboog,
Wier glinetring weer met purperkleuren
De duietre aarde overtoog.
De stilte ademt weer nieuw leven,...
Het zonlicht straalt van blijde vree....
De witte wolkkoloamnen zweven
Door ft luchtruim lange de eilvren zee...
T. DEKKER.
Het grillig noodlot kwelde hem altijd met
dezelfde teleurstelling.
Hst gesprek Mep voert, en een poosje
Je
Illusie.
De mensch held kent geen dier
baarder goed dan de illusie.