UIT DE WIJDE WERELD Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van ZATERDAG 2 JULI 1927. KAREL DE GROOTE-FEEST IN FRANKRIJK. Een oud gebruik. Den Bisten Januari zijn in Frankrijk de leerlingen van alle scholen (tenminste die voor meer uitgebreid onderwijs) vrij. Maar alleen die leerlingen der lycea (gymnasia) mogen aan het Karei de Groote-feestmaal deelnemen, die eenmaal de eerste en twee maal de tweede waren hunner klasse. Aan dien maaltijd zitten de Rector en rijn leeraren voor. Natuurlijk doen de jeugdige knapperds de gerechten groote eer aan, welke dien dag bijzonder feestelijk zijn. Aan het dessert wordt een lichte cham pagne geschonken, en als dan de vreugde ten top is gestegen, klinkt er een plotse ling „chut" (stilte). Dan staat een Jeugdige rijmelaar van zijn zetel op en begint, op rijm, den lof te zingen van het lyceum, den Rector, de leeraars, de geleerdheid zelf enz. enz. Wel mag hij over andere dingen rij melen, maar dit ligt het meeat voor de hand, en wordt dus allicht het eerst aan gegrepen, door den jeugdigen feestrede naar. Hij doet dit niet uit zichzelf; hij is bij algemeene stemmen door zijn makkers tot dessert-poeét aangesteld. Vroeger geschiedde deze rijmelarij in het Latijn, en kon dus als nuttige oefening gelden. Tegenwoordig geschiedt dit in het rond-Fransch. Als het gejuich na afloop en het hand geklap heeft opgehouden, spreekt de Rec tor nog een woordje. Hij maakt dit echter heel kort, want de jongens trappelen van ongeduld om aan de ouders en makkers te gaan vertellen hoe het was en „wat ze gehad hebben." B. Tot de meest merkwaardige van alle na tuurverschijnselen behoort ongetwijfeld het asphaltmeer op Trinldad. Reeds ln het Jaar 1496 ontdekte Colum- bus de eigenaardigheid van het aaphalt, hij liet er zijn schip moe opkalefateren. Het meer heeft een oppervlakte van 40 H.A. Hoe diep het is, weet men nog niet; echter raakte men bij boringen van ruim 60 M. diepte nog geen grond. De oppervlakte wordt slechts weinig door water-aderen doorsneden. Het meer zeif is soo hard, dat men er zonder go- vaar op kan wandelen; het loopen maakt hetzelfde geluid als liep men op een ge- asphalteerde straat. Reeds de oude Egyptenaren kenden de asperge-cultuur. Op wandbeschilderingen uit oude graven ziet men dikwijls, bossen Tirges aangebracht. et was daar immers de gewoonte de lievelings-dieren en -planten van den doode af te beelden en ook zijn lieve- lingsspijs. De Egyptenaren schijnen dus veel van asperges gehouden te hebben. De Grieken kenden de plant slechts als ge neesmiddel, maar de Romeinen gebruikten haar als groente. Cato noemt de asperges een streeling van het verhemelte en Pli- nius noemt haar als een uitstekend voe dingsmiddel. De fuchsia is nu al 160 jaar In ons land bekend. De botanicus Plumier, die in 1764 op last van Lodewijk XV, Zuid-Afrika be reisde, ontdekte de fuchsia in de wouden van Peru en nam haar mee naar Frank rijk. In Europa werd ze de lieveling van alle kweekers. Aanvankelijk kende men uit sluitend de fuchsia als struik. Later pas mocht het gelukken Fuchsia- boomen te kweeken. Een Engelsche tuin man ontdekte haar eigenschap ooft te leveren. De vruchten der fuchsia alobosa, die voornamelijk in Nieuw-Zeeland voorkomt, worden daar als fuchsia-kersen verkocht en zijn zeer smakelijk. Sahwartz heeft getracht de vraag of de oorworm alg een schadelijk Insect moet worden beschouwd langs experimenteelen weg op te lossen. Hij voederde een groot aantal oorwormen in gevangen staat en wel tegelijkertijd met de meest verschil lende stoffen van dierlijken en plantaard!- gen aard. Van dierlijk voedsel werden verschaft levende en doode poppen van mieren, sluip en bladwespen, doode oorwormen, bladluizen, rupsen en poppen van vlin ders enz. Het bleek nu dat dierlijk voedsel en vooral de traag-krulnende plantenlulzen gaarne genuttigd werden, wanneer het uitsluitend werd toegediend. Gaf men echter tegelijkertijd plant aardig voedsel, als peren, bessen, bloem bladeren van dahlia enz., dan werd aan dit laatste de voorkeur gegeven; steeds werd meer plantaardig dan dierlijk voedsel ge bruikt en Schwartz kwam tot het resultaat, dat voor den groententuln- en ooftbouw de oorworm als schadelijk moet worden beschouwd, terwijl haar nuttigheid slechts zeer gering te noemen is. DE EERSTE GOUDZOEKERS. De geschiedenis van era „pionier". Toen de gouden zon van Callfornië pas haar licht over de republiek der westelijke *ereid liet schijnen, schenen haar stralen plotseling een algemeene razernij te doen omstaan. Iedereen droomde van schatten, weelde en genot. Een Dorado was als door een slag van een tooverroede opgerezen, dat de armen rijk en de rijken nog rijker zou maken Over dag praatte men van niets dan van Wie zou gemeen stof op willen vegen, *1* iedereen goudstof kon opscheppen? Op zekeren dag kregen twee arbeiders, werkzaam in een fabriek van fonograaf- platen, rusie en bevochten elkaar met hompen kaas. In de buurt stond een groote kuip met de voor de platen noodige eleo- trolytieche koper-vloeistof. Kort daarna viel het op, dat de koper-cliché's, die op de origineele opname door den electri- schen stroom werden neergeslagen, bar der waren dan vroeger, zoodat met min der koperdikte kon worden volstaan. Daar het natuurlijk de moeite loonde, dit ver schijnsel te bestudeeren, werd een ge deelte der oplossing chemisch onderzocht. Daarbij werd geconstateerd, dat zij een organische stof bevatte, waarschijnlijk caseïne, de vaste stof der kaas. Men be greep er aanvankelijk niets van, daar deze stof niet aan het bad was toegevoegd, tot een nader onderzoek tenslotte uitwees wie daarvan de oorzaak waren: een paar stukken kaas waren in het bad terechtge komen! Dat men van de ontdekking partij trok, behoeft niet te worden vermeld. Het ver haal vermeldt evenwel niet of de beide vechtersbazen een aandeeltje In de winst hebben gekregen voor hun medewerking 1 ROOVERS ALS GENDARMEN. Pater Frans van Dorpe, missionaris te Taje-la-hoe-soe-ho in Swijoeban, schrijft dd. 10 Februari 1927 in hiet jongst ver sohenen nummer van de Annalen van Scheut het volgende over de Gendarmen van 'K-Ga-Je-Hên: Drie maanden geleden werden een der tig roovers van de streek alhier bij het leger ingelijfd en kregen toelating om een gendarmerie op te richten; maar, ze moes ten zelf zien waar. Eerst kwamen zij voor stellen doen aan mij: ze waren welwillend genoeg om aohter onze muren in ons dorp te komen wonen en zouden ons bescher men. Ik vond die bescherming zoodanig bedenkelijk, dat ik de mannen verwees naar een van mijn geburen: pater Leys- sen, Curieus!.Die bedankte met even veel plezier, ende oud-roovers-candi- daat-gendarmen gingen zich dan op een halven kilometer van hier vestigen, met de beide: in tijd van nood naar de missie te mogen vluchten. De tijd verliep. Eensdaags vond de ka pitein van de gendarmen, dat zijn mannen het toch te bont maakten: zij liepen een beetje te veel 's nachts uit om te stelen; zijn oud-roover-geweten kwam daartegen in opstand. Doch wat daartegen aangevangen? Zijn gendarmen liepen rond met geweren en patronen! 't Chineesch nieuwjaar deed hem een middel aan de hand om dat pro bleem op te lossen, zonder nuttelooze ver spilling van doodsverachting. Wat deed ie?.... De kapitein gaf verlof aan zijn mannen. Zy behoefden hem enkel verlof te vragen en zy kregen verlof. Doch daar was één voorwaarde, een zeer redeiyke voorwaarde: wie op verlof trok, moest zyn geweer thuis laten, 't Was toch patent, dat niemand moederziel alleen met een geweer op straat kon komen zonder al zyn evennaasten in bekoring te leiden om dat geweer af te pakken. De inspraak van hun rooverhart dwong de verlofgangers hiermee in te stemmen, en de brandende begeerte van hun maag, om met nieuwjaar eens duchtig thuis te gaan smullen, benevelde hun gewone scherpzinnigheid. Zy trokken op zwier, een voor een, en. lieten hun wapens thuis. Maar nu trad de kapitein naar voren. Hy had zich aan het hoofd gesteld van zyn luitenant en vier oud-soldaten-tweede-klas, die hy zyn vertrouwen en daarom geen verlof waar dig achtte. Zonder wederstand te ontmoe ten namen de dapperen het vertrek ln, waar de aohtgelaten geweren en schiet voorraad ln veiligheid waren opgesteld, Als een arend, die zich neerstort op zyn prooi, stortte de kapitein zich op den bult en, gevolgd door zyn mannen, vluchtte hy met de opgelichte geweren en patronen weg. Waar naar toe? Naar hier natuuriyk, naar de missie. OOnweerstaanbaar was hun smeek bede: dat zy die gevaariyke dingen toch ten onzent zouden mogen verbergen en hun poover persoontje wegstekenachter de muren van ons dorp. Lang duurden de debatten, die daarop volgden, maar de mannen van orde en tuoht wonnen op ft einde htm pleit In ruil lieten zy den pastoor van Taje-la-oe-soe-ho de eer, nu op te treden als de beschermer van de gendarmen tegen de roovers. Het vrouwenhaar. Men heeft dezer dagen kunnen lezen, dat de gemeenteraad van het Duitsch- Silezisch stadje Zerbau ter versterking van de gemeentelijke schatkist een belas- 'ting heeft gesteld op het pagehaar der vrouweiyke gemeentenaren boven de veer tien jaar. Het spreekt van zelf dat het bar biersgilde tegen dezen fiscalen maatregel een schuimend protest heeft doen hooren met steun van al de bobbed-dames, die be- toogen dat het biliyk zou zyn als nu ook een belasting werd geheven van al de kaalhoofdige leden van de gemeente. Het is de vraag, of Zerbau, dat zeker niet tot de modernste contreien van Europa gere kend kan worden, niet een beetje laat koint met zyn, overigens origineel middel om aan fondsen te komen. Want te Lon den en Parys neemt men teeltenen waar, die onmiskenbaar wyzen op den terugkeer tot het lange haar met haarspelden. Te Londen werd by het de vorige week ge houden laatste Court van het seizoen vast gesteld dat van de tientallen debutanten nauwelijks één tiental geshingled was, de zen hadden de kortheid van heur baar trouwens zeer handig, verborgen door de vaardige schikking van haar sluiers. En men kreeg bovendien den indruk, dat by deze geshlngelde dames het haar alweer lang aan het worden was. Vele harer droe gen, evenals de vrouwen met het lange haar, ook al weer gewone metalen haar spelden. Ook te Parijs Is een beweging waar neembaar, die onder de leus „terug tot de schoonheid", aan de vrouw, met een lange rok, het lange haar terug wil geven. Een juwelier zelde dezer dagen, dat men geen opalen koopt, voornamelijk vanwege het by geloof, dat deee steenen ongeluk aanbrengen aan den drager, uitgezonderd aan degenen, die in October geboren zyn. Hy beweerde, dat hem verschillende ge vallen bekend waren, waarin engagemen ten waren afgebroken na het dragen van een verlovingsring met opalen. Alle byge- loof heeft een basis van ge#nd verstand. Vermoedeiyk is dit gerval gegrond op een eigenschap van den opaal zelf. De steen krimpt nl. ln wanneer hy warm wordt en valt dan uit de zetting. Kleine jongens, die nog niet verder dan aan knikkers hadden gedacht, leerden hun speeltuig verachten, omdat het met van goud was. iZoo was het gesteld in alle klassen der maatschappij. De geheele natie scheen zich te willen gereed maken om naar het goud land te snellen, en de weg naar San Fran- cisoo werd een levende linie, van avontu riers, waaronder de bewoners der oostelijke staten, de eigeniyke Yankees, de driftig- sten en jjverigsten waren. Doch met ai hunne ondernemingszucht en knapheid waren velen van hen tot bittere teleurstelling gedoemd Die heerlijke berichten waren overdre ven geweest, en niets anders dan zware arbeid, waarby nog veel geluk moest komen, kon het beoogde doel doen bereiken. Deze teleurstelling was echter ln vele ge vallen een prikkel, die de slimheid der Yankees in dolle werking bracht, om, nu het voorname doel van hun reis mislukt was, ten minste nog eenlg voordeel daaruit te halen. Hier konden houten muskaatnoten en haver van wilgenbladen niet baten, daar speceryen weinig gevraagd waren, en het vee op de ruime vlakten gras ln overvloed vond. Onder de emigranten uit Malne was een geslepen kereltje van Bangor, die 2:yin hoeve had verkocht en al zyn gereed geld gebruikt, om zyn myngereedschap te koopern Zich reeds koesterende ln den zonne- achyn van een zeker fortuin, trok hy naar het land' van belofte; maar nadat hij een paar maanden had gegraven, zonder dat de fortuin hem kwam opzoeken, smeet hy zyn schop neer en kwam tot het besluit, dat het niet aanging om langer voor niet te werken. Hy had onderscheidene plekken bewerkt, gelegen ln oorden, die men voor zeer rijk hield; maar het had hem niet gebaat. Doch Asa Fullar liet zich hierdoor niet ter neer slaan, en vertrouwde dat hy wel iets vinden zou om zyn schade te herstellen. Hy verwonderde zich over zijn tegen spoed, terwyi menschen om hem heen, die het veel minder verdienden dan hy, over goudklompen struikelden zoo groot als eieren. „Daarom niet getreurd1", zei Asa. „Ik zal hun laten zien, dat een Yankee slim is". Hy telde zyn geld eens na en bevond, dat rijn vijfduizend dollars tot vyfhonderd wa ren gesmolten. „Dat Is genoeg", zei hy. ,Jk doe het". Hy trok een eind de Juba-rlvler op, en kocht van een gelukkige compagnie, voor driehonderd dollars, rijke, goudhoudende quartz; toen naar Sacramente overstekende, kocht hy een stukje land, even buiten dat ieeds volkrijke district!, spitte den grond om, en begroef zyn klompen quartz. Nadat hy de plek weder had geiyk gemaakt en teekentjes gezet waar de brokken lagen, wachtte hy den uitslag zyner kunstgreep af. Spoedig bood zich een gelegenheid aan, om zyn plan ten uitvoer te brengen. Een zijner buren, oen rijk man, maar schrlkkeiyk gierig en inhalig, kwam reeds den volgenden dag Asa bezoek brengen en een praatje maken. Asa had hem aan zien komen, en schieiyk zyn spade genomen en ln den grond gesto ken, alsof hy zoo pas begon te graven. „Men zegt", merkte de vrek aan, „dat Uw nieuwe koop niet zoo rijk is, als hy wel zyn kon". „O, ik ben er wel mee tevre den", antwoordde Asa, en gooide by toeval een schop kiel om. „Het goud is schaars", hervatte de vrek; „vooral dicht by de volksplantingen". „Ja", zelde Asa, nog een schop opwer pende, „maar goudrijk land zou hier wel zyn gewicht in dollars waardig zyn". De oogen van den vrek begonnen te schit teren-, want hy zag een stuk blinkend quartz, dat Asa juist had opgeworpen. Deze daaren tegen hield zich, alsof hij dit niet zag, en bleef zeer koel. Het zelfde, gewone sust Heb Je vanmiddag niet genomen? Zeker. Dadeiyk na het eten is mijn vrouw gaan slapen. Je vrouw? Maar lk vraag Je of je het zelf hebt gedaan. Natuuriyk, want als mijn vrouw rust, heb ik ook rust. later werd nog een stuk quartz even onver schüliig opgeworpen- De vrek zag uit wederom zeer wei; maar Asa keek opzettelijk een anderen kant heen. „iZeg eens, Asaf" waarom graaft gy hier eigenlijk?" vroeg de bezoeker nu. „Och, dat weet ik zelf haast niet", was het ant woord. „Alleen maar omdat lk niets beters te doen heb". „Hebt gy er wel eens aan gedacht, om dit eigendommetje te verkoo- pen?" gVerkoopen? Neen, niet byzon- der". „Weet gij, ik zou het wel willen koopen", zeide de vrek. „Wel, wat zoudt ge willen geven?" vroeg Asa. ,yWat heeft het U gekost?" „Dat is een heel andere vraag", was het antwoord. „Denk eens, het is een gril van my, en ik sta er voor bekend, dat ik somtijds wonderlijke dingen doe denk eens, als ik U tienduizend dollars voor dit piekje gaf. Wat zegt ge daarvan?" En terwyi de vrek sprak, trapte hy de klompen quartz als toevallig weder in den muilen grond, tot rij onzichtbaar waren ge worden. Natuuriyk zag Asa dit niet. „Komaan Asa, wat zegt gy?" „Wel, ik moet er eens over denken". „Gy moest liever maar terstond' besluiten. Tienduizend collalr is een mooie som". „Dat is zoo, maar twintigduizend is nog mooier", zei Asa los weg, en tegelijk wierp hy nog een klomp quartz op. Hij bukte, raapte het stuk steen op, keerde het om, en zeide: „Dat zijn aardige dingetjes, om nu en dan te vinden. Zie, dat laat zich niet kwaad aanzien. Het zit zoo vol goud, als een byenkorl vol honig. Kyk maar!" En hy gaf het kostbaar brok erts aan rijn buurman -ter bezichtiging Over. „Ja", zeid deze onrustig. „Dat schijnt nog al wat waard' te zyn; maar 4k zou niet den ken, dat hier veel zulke stukken liggen". „Ik ook niet", zeide Asa met het onnoo- zelste gezicht van de wereld. „Welnu, dunkt U niet dat het het best zou rijn myn aanbod aan te nemen?" hervatte de ander nu, bran dende van begeerte om het stuk land te be zitten. „Want", dacht hy by ziohzelve, „als TOB NOOIT HOEKJE. Max Nordau. De boog kan niet altijd gespannen staan en de mensch, die in zyn leven niets doet dan werken, dan zwoegen, houdt op mensch •te zijn en degradeert zich tot machine. Hij .s spoedig oud, ofschoon hard werken den mensch jong houdt, want zyn geest noch zy-n lichaam krijgen' voldoende rust. Maar er is nog een grooter faotor dan die der rust. De geest heeft behoefte af en toe eens uit te vleugelen -boven het gewone, alle- tfaagsche en zich op den wiekslag der Illusie te verheffen boven zy-n dageiyjcschen ar beid. Het moge vreemd schynen voor men schen), die in de werkelijkheid staan, dat wy aanbevelen, om van tijd tot tp onze gedachten eens te verheffen boven het slijk der gewone beslommeringen en te doen uitwieken naar hoogere regionen. De prac- tische menschen zulllen zeggen: „schep je geen illusies", „blijf met je voeten op den vasten grond, waarop je toch weer moet terugkeerem!" Daartegenover zeggen wy: „Geef u gerust af en toe eens over aan het verbeeldingsspel Uwer gedachten; droom U maar gerust eens weg uit de werkeiykheld naar het sprookjesland, waaT Uw phun-tasie U illusies toovert". Het is zoo ge-zond voor den menseheiy- ken geest, wanneer hij eens in zijn stroef heid gesmeerd- wordt door de zoete olie der illusies. Hy- wordt leniger en zal, wanneer de dagtaak zym arbeid' komt vragen, gewon nen hebben aan bruikbaarheid. Dit ls de eene zyde van het nut deT Illusie. De ander ligt hierin, dat onze illusies, de dierbare goederen onzer ziel, niet altyd waanbeelden behoeven te zy-n. maar dat zy heel dikwijls voor verwezenlijking vatbaar zyn en dat hetgeen wy ato Illusie droomen op een be paald oogenblik den tastbaren vorm van- iets bestaands aanneemt. Onze gedachten, ook de sprookjesgedachten der illuple, hebben éen neiging om zich te verstoffelijken en over te gaan ln werkeiykheden. Daarom moet elk mensch zich van tijd tot tyd daaraan overgeven. Dr. JOS. DE OOCK. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jog. de Coek, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage, zielkundige adviezen o.m. over de wijze waarop zy hun geest kunnen ver- frisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen zullen, in dit blad geregeld worden behandeld. Moohten de beantwoor dingen te uitvoerig worden dan direct schrifteiyk aan de aanvragers. Ondernemer te H. Dat is zeer zeker gebrek aan wllskraohtl U ziet toch even goed als wy, dat dergelijke nalatigheden moeten lelden tot algeheele mislukking ln zaken. U weet niet eens, hoe de zaken staan, nu en al bijna twee Jaar niet en toch blijft U maar doorgaan langs bet sieuTpaadje. Uil .rees, om tot de ont dekking te komen, dat de heele zaak mds is en zich niet dekt, begint gy geen onderzoek. Vindt U het zelf niet een beettfe heel erg? Er is één raad, dien gy onmiddellijk moet opvolgen. Heden nog begint gy een plan op te zetten, hoe gy het moet aanleggen, om achter de waarheid betreffende Uw onderneming te komen, dat plan zet gy eerst op pepier en voert het onverwijld uit. Zoek het eerst daar, waar gy het zwakste punt vermoedt en gy kunt overtuigd zyn, dat het verdere onderzoek prettiger zal zyn. AI zijn stroppen nog zoo groot; ga door en verlies den moed niet, want gy moet de geheele waarheid kennen met alle feiten en niet één enkel feitje. Wanneer gy al de gebre ken hebt opgespoord, dan begint gij het grootste te verbeteren. Begin dus nog heden. Aan onderstaande personen is persoonMjk antwoord gezonden, aangezien de beant woording te uitvoerig was voor plaatsing in dit blad. K. J. te H.; D. te H.; N. N. te H.; Zoe ker te H.; Leeraar te H.; Mej. D. te H.; Mevr. K. -te H.; Vrager te N. aan Asa!" vervolgde hy hardop: „ik zou weer op andere gedachten kunnen komen. Best dat gy de kans waarneemt terwijl ik er zin in heb". „Neen, kom morgen terug, dan zal lk met U spreken". Maar de vrek Met zich zoo niet afschepen; daar was hy veel te slim toe. „Ik zal U eens wat zeggen", begon hy weder. „Ik zie dat ik dit land spoedig noodig zal hebben om er op te bouwen, want de stad zal nog veel verder worden uitgebreid; en als gy terstond den koop wilt sluiten, zal ik er U twintigduizend dollars voor geven. Ik laat U vijf minuten tyd1, om U te bedenken". En daarmede haalde hij zyn horloge uit den zak. Asa veinsde nog geheel onverschillig te biyven, en na verscheidene malen zyn keel geschraapt te hebben, zeide hy dralend: „Gy zult dan immers de onkosten van den verkoop betalen?" „Ja!" „Nu, goed dan. Het ls voor U." De vrek Mep naar huis, om het noodige te gaan beschikken; maar eer hy ging, zeide hy: „Gy moogt niet graven terwyi ik weg ben". „Geen lepelvol", zeiide Asa. - „lk kom terstond -terug". En daarmede Mep hy heen. „Dat is geen slecht dagwerk", zei Asa, alleen gebleven en de spade neerwerpende, die hy nu niet meer noodig had. „Het land kostte my honde-rdvijfenzeventlg dollars, en het lokaas driehonderd. Dat ls negentien- duizend vyfhonderd vijf en zeventig zuivere winst. Op dat fortuintje mag ik straks wel eens gaan drinken." öDe kooper van het land kwam terug met de noodige papieren, en in een paar uren was de overdracht geteekend en had Asa de klinkende munt, in de gedaan-te van goud stof in vier lederen zakken veilig geborgen. Zyn vrekkige vriend had op speculatie gekocht, toen hy meende te'zien, hoe Asa zyn fortuin verwaarloosde, en Met het land een toevallig spitten zooveel geeft, wat zal geheel uitwasschen; men kan wel denken dan een geregeld zoeken doen?" „Kom- - met welk gevolg. B. 't Juttertje 284. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Ïoud, en des nachts droomde men nog van et gele metaal. Misnoegde emigranten, die „het jonge lend" hadden opgezocht om hun omatand'lg- heden te verbeteren, zegenden het tot, dat hen reeds halverwege naar het nieuwe Ophlr had gebracht. Eerlijk gezeten burgers, die hun leven lang hadden gezwoegd zonder zoo rijk te worden als zij wemaebten, meenden dat nu hun schoonste verwachtingen op een* en zonder moeite zouden vervuld worden. e Slimme speculanten verheugden zich bij voorbaat op allerlei buitenkansjes. Iedereen wilde terstond hooger op. Loop jongens wilden kantoorbedienden, en kan toorbedienden meesters worden. Bedelaars zouden uit de mode raken, daar het bedelen geheel noodelooe zou worden. Hoe men dienstboden zou bekomen, als «He melden schatrijk zouden zijn, was een rzadsei. Kleine oorzaken D# Eonsverduiiterinjr van 39 Juni 1937, waArsenomen op -h«t havenhoofd. De zon kwam op aan, d'oost/erzoomen, En huit de zee in zilverglans. Het trillend schuim der wateretroamen Vervliet in waaejee aan den trans. Het golfgeklots, bij t zoimegloeien, Dat zachtjes, eindloos verder deint, Gaat met de wolken samenvloeien Bij naadring aan het kimmeèind. Het maanlicht spreidt zijn tentelaken Vertwertend op het zonneroodi Het edkkeltje, dat nog bleef blaken, Verpurpert in dea aardrijke echoot. Daar naadTen zachtbelichte .schimmen, Als wasems op een lichte zucht; Ze vlieden uit den zoom der kimmen, En zweven trillend ln de luaht. De rood verkleurde wolk kolommen Verzinken op de zonnepreoht: Natuur, de zee, het zwerk veretommen. ft Ie al gehuld in eohemernacht. En altijd1 blijft de etilte duren, Totdat in t vaag gekleurd vereohletl De apokenwaae, in grljz' figuren, Verstervend aan den trans ontvliedt De lakens van het maan zwart beuren Hun tenten van den zonneboog, Wier glinetring weer met purperkleuren De duietre aarde overtoog. De stilte ademt weer nieuw leven,... Het zonlicht straalt van blijde vree.... De witte wolkkoloamnen zweven Door ft luchtruim lange de eilvren zee... T. DEKKER. Het grillig noodlot kwelde hem altijd met dezelfde teleurstelling. Hst gesprek Mep voert, en een poosje Je Illusie. De mensch held kent geen dier baarder goed dan de illusie.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1927 | | pagina 7