VOOR DE VROUWEN.
BROOD EN KOREN IN HET
VOLKSGELOOF.
Zou er edele wraak bestaan?
Bij verschillende volken Relden Brood
en Koren als symbolen van Reluk en
voorspoed. Vandaar dat er schier overa
Rroote eerbied voor aan den daR gelegd
wordt
In Vlaanderen zal geen huismoeder ge-
doogen dat met „Jezuken's brood'1 zooals
het in den volksmond heet gemors,
wordt Niet slechts bij de bewoners van het
reuzengebergte in Bohemen, evenals in
sommige streken van Pruisen bestem
oudtijds of bestaat nog de gewoonte da
iemand, die een stukje hrood op straat
ziet liggen, dit oprapende, kust, alvorens
hij het ergens neerlegt, waar het niet ver
trapt kan worden, maar ook de Arabier
verzuimt niet het even aan de lippen te
brengen eer hij het op een steen of
muurrichel legt, waar de vogels het kun
nen vinden.
Het op den grond te laten liggen, zou
met misdaad gelijk staan.
De profeet Mohamed moet zelfs zijn
eerbied voor het brood zoo ver gedreven
hebben, dat hij het opgeraapte opat. Aan
de bacillendoodende werking der heete
zonnestralen in het Oosten was het wel
licht te danken dat een dergelijk gebruik
geen nadeelig gevolg voor de gezondheid
had.
Ten einde den zegenenden invloed van
het brood te vermeerderen, zou in ver
schillende streken geen huisvrouw, alvo
rens een brood aan te snijden, verzuimen
met het mes op de onderkorst een of
meer kruisen aan te brengen, terwijl
hier en daar de bakker reeds op de bo
venkorst een kruistoeken aanbracht; zoc
gemerkt, hebben naar 't volksgeloof wi
de heksen er geen invloed op.
Ook neemt men zich in acht het brood
niet verkeerd op tafel te leggen, daar dit.
evenals het omgeworpen zoutvat, ruzie
zou ton gevolge hebben.
Het verkeerd liggen van een brood zou de
vrees verwekken dat zich een verrader on
der de dischgenooten bevond, welk bij
geloof uit den riddertijd wortelt Immers
een ridder, die op een of andere wijze
aan de eer tekort gedaan had, werd niet
waardig geacht dat behoorlijk voor hem
gedekt werd. Men maakte hem, behalve
door het verkeerd leggen van het brood,
te schande door het tafellaken op zijn
plaats door te snijden.
Grimm zegt in zijn „Reichsaltertümer",
dat indien eenig ridder, die zich aan ver
raad had schuldig gemaakt met andere
ridders aan tafel zat, de wapenkoning of
heraut het tafellaken op zijn plaats door
sneed en het brood omkeerde.
Dit geschiedde b.v. gelijk verhaald
wordt bij Graaf Willem van Henegouwen,
aan een maaltijd bi) den Franschen ko
ning.
De beteekenis van brood en koren als
voorboden van geluk en voorspoed blijkt
inzonderheid uit de plaats welke zij inne
men bij de huwelijksceremoniën van ver
schillende volken.
De Wendsche bruid bewaart een stuk
je van de bruiloftstaart, verwachtende dat
dit haar voor rampen in 't leven zal be
waren, in Zweden vult men de zakken
der bruid met brood, hetwelk zij onder
weg uitdeelt aan de armen. In 't oude
Rome droeg de bruid bij de oonfarreatio
gelijk de huwelijksplechtigheid genoemd
werd naar het korenoffer hetwelk de
Flamen Dialis bracht, drie korenaren in
de hand, terwijl boven haar hoofd een
brood van „Mola Salsa", gemalen koren
met zout vermengd, hing.
In Engeland droeg de bruid oudtijds
een krans van korenaren, terwijl zij, bij
terugkeer uit de kerk met koren be
strooid werd.
Bekend ls ook het verhaal van de doch
ter van den ridder van 't kasteel bij Ober-
kamenz, die in haar baldadigheid twee
wittebrooden liet uithollen en zich met
dezen als schoenen getooid ter kerk wil
de begeven. Nauwelijks was zij op de
slotbrug gekomen of zoowel dez© als het
geheele kasteel stortte ineen en van de
misdadigster werd nooit meer Iets ont
dekt, tenzij een donkere vlek op een der
steeneni van de brug, welke nog altijd
haar laatsten voetstap aanduidt
Ook Andersen's sprookje van het
„Meisje, dat op het brood trad" blijve
nier niet onvermeld.
Toen het verwaande kind, uitgezonden
om een brood als geschenk weg te bren
gen, op haar weg aan een modderige plek
kwam wierp zij het brood in den modder,
ten einde daarop haar voet te zetten om
zich 't schoentje niet te bezoedelen.
Tot haar straf werd zij in diepte ge
trokken, waar haar bij de moerasvrouw
allerlei martelingen wachtten.
Eindelijk zij herinnerd aan het Vrouw
tje van Stavoren, die op zekeren keer aan
een der Gezagvoerders harer schepen
bevel gaf de kostbaarste lading mee té
brengen, welke, onverschillig tot welken
prijs, te bekomen was.
De schipipor wist niet beter te doen dan
zijn schip met koren te beladen. Toen
zijn gebiedster, bij zijn thuiskomst, de la
ding in oogenschouw nam, vroeg zij aan
welke scheepszijde hij het koren ingeno
men had. Op het antwoord „aan bak
boord", beval zij hem de lading onmiddel
lijk aan stuurboord in zee te werpen, zon
der zich te laten vermurwen door de
smeekbeden der armen, die op de kade
van het voorval getuigen waren.
En meende zij ook dat de bedreiging,
dat zij zelf nog eens om brood zou bede
len, evenmin in vervulling kon gaan, als
dat een door haar in zee geworpen vin
gerring ooit weer in haar handen zou ko
men, zoo waar als het was, dat in haar
keuken de ring in een visch teruggevon
den werd, zoo waar was het ook, dat later
zij tot de bitterste armoede verviel, ter
wijl de haven der eens zoo bloeiende stad
onbruikbaar gemaakt werd door de in on
noemelijk aantal opgroeiende looze hal
men, bekend onder den naam Vrouwe-
zand. B.
WAT IK IN DE KRANT LAS.
EN WAT IK ER VAN DACHT!
„Toen nam de krijgsheer een besluit,
gaf zijn trouw rijdier onvoorzichtig de
sporen en was weldra in den horizon
verdwenen.'1
Vandaar het gat, dat wij sinds eeni-
gen tijd in den horizon opmerkten.
„Het leven schijnt vaak slechts waarde
te ontleenen aan het feit, dat men eeni-
ge beproefde vrienden heeft"
Ja; vooral zoo tegen het eind van de
maand.
Een brandende lucifer, die uit hdt raam
van een vijfde verdieping te New York
werd geworpen, bleef aan en stak den
stroohoed van een voorbijganger in
brand.
Het beste bewijs, dat Amerika nu abso
luut kurkdroog is.
In het futuristisch-dadalstisch „Carnet
Brio Brac" van M. Senphor treffen wij
de volgende „gedichten" aan:
L Bruin en groen
Zijn Hollands koene kleur
met slotegeur.
De molens
nolens volens
aan de hemelpoort
zijn ongedoopte kinderen
nolens volens
voor eeuwig aan de hemelpoort
2. De hemel blijft gesloten
maar ln den grond
ontstond
*n groote plas
een kei daarin
en Amsterdam
via.
Ziedaar tenslotte in enkele regels alle
vroegere legenden over het ontstaan van
Amsterdam gelogenstraft
„Zul Je altijd, altijd aan me denken
Eduard?" lispelde zij. „Maar lieveling
hoe kun je daaraan twijfelen?" vroeg
Eduard.
Maar voor alle zekerheid nam htf rloh
voor een knoop ln zijn zakdoek te leggen.
I De meeste vrouwen beginnen een ro
man altijd aan het einde te lezen.
WiJ zouden haar voorstellen om in het
midden te beginnen; dan kunnen ze zich
niet alleen afvragen, hoe 't verhaal ein
digt maar ook, hoe het begint
Op een in Februari 1920 door het be
stuur van het waterschap „de gecombi
neerde Groote Waspiksche en Raams-
donksche binnen- en bultend ij ksche en
Overdiepsohe polder" te Waspik aan het
ministerie gericht schrijven werd door
dit ministerie geantwoord den 8den
Juni.1924.
Vermoedelijk heeft het schrijven van
iet adres zooveel tijd in beslag genomen.
Bijna iedere man denkt dat hij drie
dingen kan: ten eerste een krant behee^
ren, ten tweede de kachel aanmaken, ten
derde het land verstandig regeeren.
En tem vierde:
zijn.
zijn vrouw te slim af
DE VERSTROOIDE.
De aanleiding voor een beroemd
blijspel
Een van de oudste en beroemdste Fran
sche blijspelen is „De Verstrooide" van
Lahruyères (1696) hetwelk zijn ontstaan
aan een grappig voorval te danken heeft.
Labruyères zat eens met zijn geleerden
vriend, dokter Tillotson op een tuinbank
te Versaillea
In den ijver van het gesprek bemerkte
Tillotson niet, dat er een groote lang-
beenige mug op zijn kuit zat, hoewel hij
b]j den pijnlijken steek een oogenblik
ineenkromp.
„Waarde vriend, er zit een mug op je
been,'' zei eindelijk Lahruyères.
De geleerde begon, onder het verder
spreken, met de rechterhand de kuit.
van Labruyères te krabben en deze liet
lachend den verstrooiden geleerde zijn
gang gaan.
Nadat hij een minuut lang TlllotBon's
vinger aan zijn kous had geduld, hield
hij eindelijk diens hand vast en zei: „Ik
dank U voor het krabben, van mijn been
en voor de stof, die je me daarvoor voor
een blijspel verschaft hebt!"
Tillotson was de eerste, die, toen het
stuk werd opgevoerd, hartelijk lachte
over de figuur van den verstrooiden dok
ter waarin hij zichzelf terugvond
BABBELUURTJE OVER MODE.
Al gauw hebben we weer de gr».
vaoantie en vele mama's zijn nog <Vu
bezig de garderobe aan te vullen vooi tl
groote en kleine kindera. Wantzij
we éénmaal de siad uit, dan willen weoC
Jurken voor groote en kleine voMoen<le by ons hebben, om niet U d
t noodzakelijkheid te komen jurkjes -
meisjes.
biousjes of japonnetjes te moeten vas
schen. Voor hen echter, die vlug vorrl
schen te vertrekken, is het zaak, om wat
er nog te kort komt ln vlotte rake model-
letjes te kiezen, die toch aardig zijn en
ln een ommezien klaar zijn. Daurvoor zijt
het allerbest geschikt figuurtje 1 en 2,
Wanneer men deze van linnen in twet
tintjes munkt dan heeft men toch eet
leuk stelletje.
Van offon volle met een gekleurd hand
je afgezet, zijn de beide jurken (figuti
8 en 4) voor de groote en de kleine Jonge
dame ook zeer vlot in elkaar te zetter
Trotsch hun eenvoud van model en stofj
fage kunnen deze jurken toch zeer 1U I
en gekleed staan en kunnen dus voor vei I
schillonde gelegenheden dienst doen.
Aardige wundeljurken zijn de modellefr'
5 en 6. No. 6 wordt gemaakt van rrér
wollen mousseline. Rokje en lijfje, pj
de das hebben een 8 cM. breede game
band van een zeer licht afstekend tin
andere mousseline.
Het rokje is ln smalle stolle plooitjd
geperst.
Het Jurkje van 't zesde plaatje kaï
voor een 16- h 17-jarig meisje dienst doei
en gemaakt van foulald of bedrukte voile
ia het een fleurig toiletje. Aardig ia he
om kraag, mouwtjes, ceintuurtje en zoon
der Jurk van effen materiaal te makeö
En mochten de jongedames nu nog i*r
extra gekleed jurkje noodig hebben het
zU voor dineetje of danspartijtje dan ce
ven figuur 7 en 8, een paar moesjes ti
zien.
Het grootste meiske draagt eei
kleedje van zeegroen© taf-rijde. Het i
zeer simpel gemaakt, maar heeft zoo'i
lief aanzien gekregen door de tot tranj,
uitgerafelde biesjes, die ln wijde golvei
op de onderkant van het rokje gezet zijr
Ook op het lijfje is een weinig)» vm al
rafeltjes aangebracht
Het kleine meiske draagt een robetj
van crêpe de chine wat met eenaraiÉi
En gelach borduurwerk versiert ia.
DE GOEDE RAAD VAN CAESAR.
Elliefa arme kleine p»aje was echt ve«-
Irietig. Het scheen wel, of Ellie heelemafl
niet meer van hem hield en vroeger w«
Koelie haar lievelingetje geweest. Nu g>»
beurde bet, dat ze hem in geen uigdfe
streelde en vaak moest Ellie's moeder
zeggen: „Ellie, je hebt Roei nog geen mek
gegeven!"
Weet Je hoe dat kwam?
Een week geleden was Ellie Jarig gewedt
en o, wat had ze veel gekregen. Het mooiils
van alle cadeautjes vond ze een echte bafcf-
pop, heeiemaaJ ais een echte baby geklefld,
en een prachtig vuurrood geverfde kap-
fiets.
Dag in dag uit speelde Ellie in huls net
liaar baby-p »p en bulten met haar loop
fiets, ter wij; Be oog noch oor had voor «ia
anne Roelïe, die haar klagelijk miauwen!
va hep en vroeg om toch weer eens «net hen
te spelen.
Op zekeren morgen, dat Ellie weer met
liaar loopfiets op straat speelde, zocht Roeli»
in den tuin Caesar den bond op.
„Woef, waf", begroette Caesar hem. wHoe
gaat iiet met je, kleine vriend?"
wMiauw, miauw", klaagde Roelie. „Ik
voel ine zóó ellendig f
„Ellendig? Op zoo'n heerlijken dag el-
endig?" vroeg Caesar heel verbaasd. „Hoe
komt dat dan?"
Toen vertelde Roelie aan den ouden trou
wen Caesar, hoe ontrouw zijn kleine mees
teresje hein was, terwijl ze, vóór ze al dit
speelgoeddingen kreeg, alleen met hens
speelde.
JO, is dat alles, Roelie?" zei Caesar. „Nu,
lan zul je gauw geuoeg weer vrooHjk zijn.
Ik heb al zooveel jongen» en meisjes ge
kend en dat was ahijd hetzelfde. Als ze iets
nieuws kregen, dan vonden ze dat een
(mosje zóó mooi, dat ze alle anders »Peel'
goed schenen te vergeten. Maar i* f*1
pooqje ging dat vanzelf weer over eo "f*";
den ze weer even graag met het oude sp
goed als vroeger. Zoo zal het met BH6
wel gaan. Ze is nu zóó blij met haar baby-
pop en met haar loopfiets, dat ze g«efl
voor jou heeft. Maar weet je wat je doeB
moet? Als Ellie vanavond in de speelkan»®1
zit, dan maak je Jezelf zóó mooi, als
kunt Dan spring je ineens op haar schoot
en geeft haar kopjes en spint, zooals jullie
katten altijd doen. Dan zal je eens zien, wa>
er gebeurt!"
„Ik zal het eens probeeren. Dank je wei
hoor! zei Roelie weer wat opgewekter. El
's avonds, toen EUie in de speelkamer zat
was Roelie druk bezig zich te wasschen. o.
het groote schoonmaak was. Toen h<H heele*
maai schoon was en zijn snor keurig opge*
streken had, toen.... sprong Roelie ineeul
op Ellie's schoot en1 spon en spon en streek
mot zijn kopje langs Ellie's handjes.
En wat deed Ellie? „Och mijn Uevo schat-
tepoes. Ben je daar? Was ik jou wat ver
geten/? Dat vond je zeker wel erg leelijk van
't vrouwtje. Maar het zal niet weer gebeu
ren, hoor. Jij bent toch altijd het allerliefste,
hoor, liever dan alle poppen) van de wereld!
En Ellie streelde Roede en gaf hem haar
heele koekje.
En 's nachts was er geen gelukkiger
poesje in de wereld dan Roeliel
Corry Brem.