VARIA heldersche courant, mm populair Bijvoegsel van de tig. Hij weet nog niet wat bem te doen «aat, Ie stakkerd! Neen nog niet. - Ja, hoor eens, Ik sie niet ia,-waarom ik dat tot doen. Hij is toch Jouw hèe ben je dut niet meer?" Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 30 JULI 1927. mesdames de france. Eskimo-schooljongen: Wat! Maar 18 onder nul. Wy krygen vanmiddag Iiy was de trap al op, drie treden tege lijk. „Hy ligt rechts op de kleerekasti" riep mevrouw hem nog achterna. „Haast jt wat, of wy missen de tram." „Hy is er niet!" „Kyk dan eens in de blauwe doos In de volgende Iade, en haast je wat. wy ko men to laat!" „Hy ligt niet in de blauwe doos." Tob Noplt Hoekje. 't Jutte rtje 288- (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). DE TWEEDE FLESCH. Een misverstand. It aten tegenover elkaar aan tafel, de joviaal uitziende oude heer en de jonge "ue oode heer was vroolljk en geheel op jh gemak, de jonge man zenuwachtig, scheen zij" aandacht nauwelijks te kunnen bepalen tot het gesprek en een angstige spanning k*am er <>P zijn gezicht telkens sla bi/ ipluW «oheen te hooren. MJa". *®i 0U(1® h®61" gemoedelijk, tóen Bnrniy met je trouwde, zei ik wel, dat Ik h#ar oooit weer zien wilde ik had nou eenmaal geen vertrouwen in ar tiesten! Maar och, ik heb 't natuurlijk vol kunnen houden. En dat ze nou nog niet eens thuis is, die kwade m^idl" „Ja, oom, t speet haar ook, maa'r ze móést gaan", zei Henri verstrooid, luiste rend naar een vaag gerucht van boven. Toen dwong hij zioh tot een glimlach. „Kora oom, arink eens uit de wijn is, belaag, wel niet zoo bijzonder...." „De wijn is best, jongen!" Toen lachte oom. „Het is maar goed, dat we niet meer leven in den tijd van de Borgla's." „Wat bedoelt U?" JS'ou je weet wel 'n oude rijke oom, die i'n testament verandert ten gunste van zijn nichtje en haar man en die dan tot dank een poedertje in z'n glas wijn „Rrrrt!" rinkelde de telefoon en Henri sprong overeind en holde naar het toestel in de hall. Glimlachend schonk oom zich nog eens in en onwillekeurig luisterde hij naar bet telefoongesprek van zijn neef. rees nou niet klnder- „Ja akelig, maar de ouden moeten irden. W >rbij oi wezen. O Ja, hij is heelemaal niet las- aptrulind w<> ichtig. als alles voorbij i*. zul je er blij „'t Waa Emmy maar", zei Henry, toen Mfterugkwam in de huiskamer. „Die idiote telefoonjuffrouw belt ineens af. Maar zeg drinkt U nog eens uit, oom. U weet, de tweede fleech is de beste." „Neen, dank Je", zei oom, wat stijfjes. „O, maar U moetl Op zoo'n dag nu U voor 't eerst bij ons bent!" „Rmt!" rinkelde de telefoon. „Toe nou", noodde Henry nogmaals, ter wijl hij opstond om naar de hal te gaan. „Ik laat U niet los, voor die tweede fleech leeg is!" Weer luisterde de bezoeker naar het telefoongesprek. Jk kon het niet helpen hoor! De aan- dulting waa ineen8 verbroken. Neen, lk zei Je al, dat ik nog niet Ik kan 't heuach niet doen. Ik vind 't zoo'n Mlendig iets om te doen.... Hij is zoo Nrtruuwend, zoo onschuldig.... Ja, dat Weet ik nou, dan ben ik een lafaard. Ja, de eerste fleaoh heeft hij leeg. Ik heb in de tweede fleseh gedaan, maar die *11 hy niet.... hij wist zeker wat er in ®t, arme vent...." Oom zat met starende oogen te kijken 5®?' die tweede fleech, die er zoo schul deloos uitzag. En weer luisterde hij. »Wat geeft dat nou?" hoorde hij y_e,nry'8 stem. Jk kan hem toch niet dwingen om te drinken. Trouwens, het Wee is ook heelemaal van Jou en niet van I/" Ik spreek hard, zoo hard als ik aar durf.Nou goed, neem dan 'n taxi doe 't zelf.... Ik wasch m'n handen in onschuld» Henri terugkwam uit de hall, ■tond zijn oom by de deur. hy weigerde de tweede fleech, zei hy op sarcastischen toon. «ienri weitl vuurrood. »Ja mompelde hy, „dat soort dingen, kan ik niet tegen. Emmy vond, (wSfkdi'kP siste oom, „in koelen bloede nlfij ®®n m°ord, maar dan heb je t ,(len Hoed om Je plan uit te voerenl dan geef je maar de schuld aan i.tioede hemelt" schreeuwde Henri. .Plotseling werd de deur geopend en een *naPPU Jonge vrouw stond op den drempel, vÖK oompje.Henri zeg wat heb- 06,1 jullie?" i«V'MPreek niet tegen me", zei oom, „die ®ard hier....» t»^ou, of hy 'n lafaard lal" zei Emmy uïü?' 1'^ 8141 ^«laohe pijncp uit by den «H„ en htl la te laf om Baby onderwyi Wtter><lsl',er^* ®even omdat 't zoo j^an boven klonk opeens klnderge- jjJJaar nou", voegde Emmy er ernstig wJl ,"nou hebben jullie den armen schat aKk«r gemaakt! Hè, die mannen toch!" H. v/. De „oude tantes". Het is nooit aangenaam om iemands „oude tante" te zijn. in den meest onplei- /ierigtin zin dezer woorden. En het wordt er zelfs niet aangenamer op wanneer men „oude tante" is van koninkiyken bloede. In deze minder prettige positie nu bevon den zich omstreeks 1775 Mesdames de France. Zy waren de dochters van Louis le Bien-Aimé, die volgens Carlyle stierf als bekooriyk kind-vrouwtje Marie-Antoi- nette. Mesdames, genaamd Marle-Adelalde en Vlctoire-Thérèse, waren nooit dol ge weest op Marie-Antoinette, reeds niet toen zy nog de Dauphine was en dat werd er niet beter op toen de Jonge Oostenryksche koningin werd van Frankrijk. De sym- Kathle was trouwens wederzijds niet groot; larie Antoinette's moeder, de machtige Maria Theresia, had gretig geluisterd naar de lasterpraatjes, die men gaarne omtrent mesdames verspreidde. „Men kan noch liefde noch achting voor haar gevoelen", schreef ze haar dochter. Toen haar konlnkiyke vader het tyde- ïyke met het eeuwige had verwisseld en de nieuwe hofhouding duideiyk toonde niet van zins to zijn veel rekening te hou den met de „oude tantes", toen besloten Adelalde en Victolre zich terug te trekken. Doch ze toonden overduideiyk de koningin te haten. Ooh, ze waren niet de eenigen. Een groot aantal Jaloersehe edelvrouwen, onder leiding van madame de Marsan, schepten er behagen in kwaad te spreken van Marie-Antoinettec om haar mode, haar vermaken, kortom haar heele persoontje scherp te becritiseeren en belacheiyk te maken. De „oude tantes" deden daaraan van harte mede. Mesdames trokken zich uit het Parysche hofleven dus terug en gingen zich vestigen op Beilevue, gewezen lusthof van Madame de Pbnijuxiour. Ze hielden er een kleine hofhouding od na met strenge etlkette, ontvingen er bulten- Alles is betrekkelijk. graden tekft- '7,'"°' l~ Krijgtïïn vru vanwege de warmte. landache vorsten en dronken er naar wel behagen. Haar kok was een „artist", be roemd in bed Parys. Eenmaal logeerde Marie-Antoinette's eigen zuster Marie- 'ristint- by de tantes op Beilevue. Wat kon de koningin toen anders doen dan er ook dineeren? Het leven gleed er overi gens stilletjes heen. Maar daar buiten waren de tijden woe liger. En de angst voor hetgeen dreigde had ook Mesdames beroerd. Tegen het einde van 1790 besloten zy te vluchten. Doel der reis was de Eeuwige Stad. Maar het vertrek der oude dames was nog zoo eenvoudig niet. De machtige „men" wilde het beschouwen alB een voorlooper op een ander vertrek dat „belangryker zou zyn. Diezelfde „men" verlangde van den ko ning, dat hy zyn tantes zou weigeren te vertrekken. De raad van Parys weigerde haar alvast de paspoorten. Doch de koning in eigen persoon verschafte haar deze en liet aan de Nationale Vergadering weten, dat zyn tantes evenals alle andere burge ressen vry waren bet koninkryk te ver laten, indien zy dit wenachten. Dit onver wacht antwoord van den koning gaf veel wrijving, maar Mesdames vertrokken. Booze tongen zeiden, dat zy den Dauphin meegenomen hadden, doch dat bleek een lasterpraatje. De reis, intusschen, verliep niet vlot. Op tal van plaatsen werden Mesdames aange houden, omdat de gemeentebesturen met wisten of de Nationale Vergadering het wel zou goed keuren wanneer zy ongehin derd passeerden. In Arnay-le Duc werden zy eenvoudig als gevangenen behandeld, terwyi men in middels aan Parys liet vragen hoe met haar te handelen. In de Nationale Verga dering ontstond een heftig debat over de kwestie. Toen sprak een generaal-afge vaardigde, Menon genaamd, een wys woord. „Europa", zei hy, „zou verbaasd staan wanneer het bemerkte, dat de Natio nale Vergadering vier uur lang heeft ge sproken over het vertrek van twee oude (iames, die de mis liever willen hooren in Rome dan in Parys". De debatten werden toen gesloten en Mesdames kregen verlof verder te reizen, nu 11 dagen van gevan genschap. Zonder al te veel moeite arri veerden zy tenslotte in Rome, waar ze met grooten luister werden ingehaald. Den dag volgend op haar aankomBt ontving Paus Pius VI haar, eenlge dagen later komt de Heilige Vader zelfs by haar op bezoek, na haar zyn geschenk te hebben gezonden, bestaande uit 70 manden met fruit, bloe men, gevogelte, enz. Is het wonder, dat heel Rome zich na deze onderscheidingen haastte de prinsessen te fêteeren? Het moet te harer eer gezegd worden, dat ze er een vry bcsoheiden gebruik van. maak ten en meer dan ooit opgingen in haar kerkeiyke plichten, In leder geval waren wat blijdere dagen voor Mesdames aange broken, maar ze zouden helaas niet van al te langen duur zyn. Haar zwerftochten waren nog niet beëindigd. Victoire stierf in 1799 op 67-jarigen leeftyd, haar zuster een groot half jaar later op 68-jarigen leef tyd. Ze werden te Trlëst begraven. Later toen de revolutlevlammen waren gedoofd, Napoleon's grootheid was vervlogen on Lodewyk XVIII weer op don Franschen troon zat, zyn de twee kisten met het stoffeiyk overschot van Mesdames met een fregat van Trlëst naar Frankrijk overge bracht en op plechtige wyze by gezet in de basiliek van Salnt-Denis. B. HET POTLOOD. Hoe komt het elgeniyk fn de wereld? Eeuwen geleden werd metallisch lood, by wyze van potlood gebruikt, totdat in 1564 by Barrowdale in Cumberland de eerste graphietmynen ondekt werden. Kort na deze waardevolle ontdekking werd in Engeland de potloodfabricage ter hand genomen op een wyze, zooals die tot nu toe nog grootendeels wordt ge volgd. Het voor dit bedrijf zoo noodige graphiet komt tegenwoordig meest uit Ceylon en Mexico. Het spreekt vanzelf dat het graphiet in zeer onzuiveren toestand uit de aarde te voorsoWjn komt, ver mengd als het is met vele bestanddeelen, die eerst dienen verwijderd te worden. In 1795 werd door een Fransohe uitvin ding het reinigingsproces zeer vereenvou digd. Teneinde het ruwe graphiet voor de potloodfabricage geschikt te maken wordt het eerst tot een fijn poeder ge stampt en zoolang in groote bakken met zuiver water gespoeld totdat alle onzui verheden op den bodem gezonken zyn. De gezuiverde graphiet wordt nu met een speciale soort klei gemengd, waarvsn tot voor den oorlog Duitschland de eenlge leverancier was, maar die, naar thans blijkt ook in Amerika wordt gevonden. Te ramen met deze klei en lood wordt nu het graphiet gemalen. Hoe beter qua- liteit lood men gebruikt des te langer dient er gemalen te worden en deze maal- tyd varieert van vyf weken tot drie maan den. Hoe harder het lood is, des te meer klei er aan dient te worden toegevoegd en hoe zachter lood des te meer graphiet Na nu weder eenlge malen te zyn gewas- schen heeft de stof uiteriyk veel overeen komst met stopverf. Nu wordt de substantie in een cilinder gedaan, die op een gewonen koffiemolen geiykt ,waar zich een ringetje in bevindt zoo wüd als de verlangde dikte van het potlood. Het nog slappe potlood wordt met kracht door dezen ring gewrongen en komt met een snelheid van 50 meter per minuut op de gewilde dikte uit den cylinder te voorschijn. Het potlood heeft nu een dropkleur gekregen en wordt zoo lang het nog zaoht is op lange tafels uit gelegd waar het op de gewensohte lengte wordt uitgesneden. Met dit snijden wordt echter gewacht totdat het potlood hard is geworden, daar het andere krimpt en men niet op de juiste maat zou kunnen afsnijden. Hoe wel nu droog, is het potlood nog niet ge schikt om in hout te worden gezet. Hier toe dient het eerst nog te worden gebak ken. Gedurende 8—6 uur wordt het aan een hitte van 18002000° Celsius bloot gesteld en komt dan glashard uit den oven; eeret na afkoeling is het voor ver dere bewerking te gebruiken. Voor het hout is rood oederhout bet beste. De goede soort komt uit Florida. Evenwel wordt het daar al zoo schaarech dat de potloodfabrie ken alles trachten op te koopen wat nog te krijgen ia. Een bijzondere zorg ver- eiaoht nog het vullen, hetgeen zelfs in Amerika, andere het land der „labor- saving-tools", nog steeds met de hand ge schiedt. B. „Hy is er niet" „Word maar niet nydig zegl Heb je op den schoorsteenmantel gekeken? Hy moet ergens zyn, als je maar goed zoekt...." „Het ding is niet te vinden." „Het moet. Ik kan niet naar Zandvoort gaan zonder sjaal. Kyk eens kalm rond on haal niet alles overhoop..,. „Ik zio niets dat op een sjaal ïykt." „Wacht eens. Zou lk hem in den zak van myn mantel gestoken hebben.... ja, hier is hyi Daar gaat de tram! Nou moeten we een kwartier waohten op de volgende. Dan kunnen we net zoo goed thuis blijven." MUGGEN, VLIEGEN EN VLOOIEN. De stofzuiger een verdel gin gs- apparaat We zitten nu weer flink onder de mug gen en waar we ook onze toevlucht zoe ken, overal is er wel een soort te vinden, die onze vakantierust verstoort en ons wanhopig doet zoeken naar middelen om het „byten" te voorkomen of de pyniyk- heid van den steek te doen verminderen. De vliegenvanger en het muggengaas doen overal weer dienst, maar beter zou den de middelen werken, die het bestaan dier lastige mee-etere, of liever mee-drin- kers, onmogeiyk zouden maken. Onge lukkig is in ons waterland het wegnemen der wateren, waarin de eitjes gelegd en de larven groot worden tot ze na het ver poppen weer in muggen overgaan, vrijwel onmogeiyk en moeten hier andere midde len worden toegepast. Ook het werken met petroleum, waardoor de larven belet wordt aan de oppervlakte adem te halen, is hier moeliyk door de groote uitgestrektheid die behandeld zou moeten worden en de geringe, belangstelling, die de meeste plat telandsbewoners ten toon spreiden ln de bedreiging van hun gezondheid. Het meeste succes heeft nog de thans gevolgde methode om de zwermen muggen, die in de donkere stallen en schuren rust gezocht hebben, met een stofzuiger weg te nemen en te vernietigen. i^üu uw uiiuurzuencrB van ubv j Pasteur beveelt tegenwoordig een bestrydingsmethode aan tegen de en de ziekten die ze overbrengen DE SJAAL. Altijd hetzelfde. Ze hadden juist vijf'minuten om de tram te halen naar Zandvoort en waren al aan de deur, toen mevrouw halt hield en zei: „Nu heb ik mijn sjaal vergeten! Wil je hem even gaan halen, mannetje? Ik kan er niet zonder." Een halve minuut later stak mynheer zyn hoofd uit het bovenraam en riep: „Waar zei je dat hy was?" „Rechts op de kleerekasti" „lk kan hem daar niet vinden." „Ik weet toch secuur, dat ik hem daar heb laten liggen." „KUk dan in die groene doos, aan je linkerhand in de bovenste lade. Misschien heb ik hem er niet uitgenomen.... Maar maak toch voort 't is tijd voor de tram." „Ik kan hem niet vinden," roept meneer weer een halve minuut later. „Dat is vreemd, hy moet daar in zit ten." „Ik heb er alles uit gehaald, maar hy is er niet in." „Waar kan hy dan in vredesnaam zyn? Heb ik hem niet op 't bed laten liggen? Dat moet wel, want.... Een der onderzoekers van het Instituut een andere overbrengen. Hy la van oordeel, dat men de insecten die men niet kan vernietigen, dient te beletten den mensch kwaad to doen door bun voldoende ander voedsel te geven; hy vergeiykt dit met de oude methode om aan de kwade geesten te offeren om hen mild te stem men. Als voorbeeld haalt hy aan een witte mier uit Senegamblë, die in droge tyden de sappige vruchten van de grondnoten aanvreet, maar dit nalaat, wanneer men zorgt, dat de grond voldoende vocht bevat, zoodat door „dry farmlng", die zorgt voor het vasthouden van het vocht in den grond, groote schade aan de grondnoten voorkomen kan worden. Verder wyst hy erop, dat allerlei vliegen en andere insec ten voortdurend dorst hebben en daarom in droge streken ook de menschen aan vallen, by wie ze door de zweetafaoheiding hun dorst kunnen lesschen. Vermoedeiyk is dit dan ook de reden, dat in zeer droge streken vooral de oogen en mond V8n sla- ende kinderen, met honderden vliegen ekt zyn, die daar wat vocht trachten te vinden en hierdoor o. a. de kwaadaardige Egyptische oogziekten verspreiden, waar van de sterkste verspreiding plaats vindt in den tyd van droogte en hitte. Een mid del hiertegen zou zijn, dat de inlanders ln die streken zorgden voor bakjes water of vochtige lappen en vilt in de omgeving der slapers en ïyders. Ze zyn er echter niet gemakkeiyk toe to brengen, daar het strijdt tegen hun overgeërfde gewoonten. Een aantal steekmuggen, die ook den mensch aanvallen en allerlei gevaariyke ziekten kunnen overbrengen, geven de voorkeur aan dieren, als ze deze kunnen steken, boven den mensch. Dit biykt b.v. in Afrika, waar een ruiter steeds veel min der last heeft van allerlei muggen dan een voetganger, torwyi een paard of muildier er door omzwermd wordt, maar ook minder nadeel ondervindt van hun beet. In Afrika komen larven voor welke parasiteeren op de op den grond slapende negers, en ge vaariyke ziekten met groote sterfte over brengen, maar ook die gasten zyn van eenlge varkenssoorten, zoödat de conclusie getrokken dient to worden, dat die larven de menschen wei met rust zouden laten, als ze voldoende voeding konden krijgen uit de varkens, die vry schaarech gewor den zyn. Tenslotte kan men er nog op wyzen, dat de rattonvlooien de pest overbrengen op den mensch, zoodra ze door den dood der ratten gedwongen worden zich andere gastheeren te verschaffen. Men zou dus den paradoxalen raad moeten geven om tot vermyding van pest vooral veel ratten aan te kweeken, al zal het veiliger zijn de woningen zoo te bouwen, dat van nabuur schap van rat en mensch geen sprake kan zyn. De Afrikaansdie „tick fever" heeraoht vooral in Mohammedaansche kampen en dorpen, terwyi de heidensche dorpen, vlak in de buurt gelegen* er geen last van heb ben. Als men nu weet, dat de laatste veel varkens fokken en de eereten nooit en dat de ziekte overgebracht wordt door een larve, die de voorkeur geeft aan het var ken boven den mensch, dan ziet men, dat een der middelen tot besteding van die gevaariyke ziekte is in het bevorderen der varkensfokkery. Ook in Europa is heft een bekend feit, dat de malaria-mug in grooten getale ge vonden wordt in stallen en dat de bewo- LASTER Een lastertonge ls vermaledflt Anna Byns. Wee® zelf goed on laat een ander maar kwaad van TJ spreken, want wanneer gij zelf geen schuld hebt, kunt gy gemakke- ïyker de schuld van den lasteraar op U nemen. Zoo ongeveer ls de gedachte, die Frledrich Rückert uitgesproken heeft ln één van zijn te weinig bekende schoone spreuken. Het is droevig, wanneer wy be denken, hoeveel ellende de laster al ge bracht heeft over de menschen, er wordt zoo ontzettend veel kwaad gesproken, waar slechts goeds te vertellen valt, dat wel niemand ter wereld vrij van laster zal zyn gebleven. De menschen beoordeelen de handelingen en gedragingen hunner medemenschen vaak met Bepaalde, voor opgezette bedoelingen en ten slotte zien zij in de gedragingen die afwyken van de hunne, iets kwaads of zachter uitgedrukt: iets verkeerds. Een komende gelegenheid, waarop de naam van den betreffenden persoon wordt genoemd, wordt onbewust aangegrepen om te spreken over hem en laster, onschuldig nog, gaat aan het rollen. Dan gaat het als met den rollenden sneeuwbal, die hoe langer hoe grooter wordt en ten langen leste ls het eenmaal onschuldige praatje geworden tot vuigen laster. Wie dan weet te zeggen geiyk Maria 8tuart in Schilleris drama: „Ik ben beter dan myn roep", of wie volgens Rflckert's raad, wyi hy zich onschuldig kent, de schuld van den laster van anderen met ge latenheid draagt, is verstandig en handelt wijs. De stroom van laster valt toch niet te stuiten en wie door zyn gedrag slechts den laster loochenstraft doet precies, wat by ertegen doen kan. Er zyn voorbeelden genoeg van, hoe de laster menschen llcha- meiyk of geeeteiyk heeft gesloopt. Daar om moet gy ervoor waken, dat de laster over U, niet treft, want dan kunt g!J er zeker van zyn, dat gy ten gronde gaat. Troost U met de gedachte, dat het niet de slechtste vruchten zyn, waaraan de wespen knagen. Der. JOS. DE OOOK. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Oock, van Merlenstraat 120, 's-G ra ven- li age, grhtis zielkundige adviezen o. m. over de whae, waarop zjj hun geest kunnen ver- frisscheo en bun wilskracht en energie kunnen verstenen. De vragen zullen in dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beantwoor dingen te uitvoerig worden, dan direct schrifteiyk aan de aanvragers. Timmerman te H. Wat U hebt ls, voor zoover dit uit Uw mededeelingen valt op te maken, waarschyniyk geen ge brek aan wilskracht, geen te kort aan flinkheid, maar een zéér groote voorzich tigheid om U uit te spreken. (Wy bedoe len geenszins te zeggen: een to groote voorzichtigheid.) Wanneer iemand over een bepaald vraagstuk maar een meening kent. dan is hy heel spoedig klaar met zyn oordeel Hy zegt die eene meening en de zaak is afgedaan voor hem. Is een an der het niet eens, dan moet hy pas begin nen te denken by het debat erover en dan is hy niet zoo spoedig klaar. Aan den an deren kant kent gy vyf meeningen en dat belet U vlot te zeggen, wat gy denkt, om dat gy voor alle vyf iets vindt, dat van toepassing kan zyn. Te scrupuleus zyn, te voorzichtig is dan verkeerd, want dat geeft den indruk van gebrek aan practi- schen kyk. Leert U eens den knoop flink door to trekken op gevaar af, dat gy de verkeerde meening neemt, want gy hebt al tyd nog een reeervelegertje van vier meeningen. Aan onderstaande personen is persoon lijk antwoord gezonden, aangezien de be antwoording te uitvoerig was voor plaat sing in dit blad: P. J. te H.; D. K. te H.; G. G. te H.; Mej. J. te H.; Onderwijzeres te H.; Verpleegster te H. nare in streken met een grooten veestapel véél minder last hebben van die muggen dan in plaatsen, waar weinig of geen vee te vinden is. Dit klopt dus alweer met de hierboven aangeduide theorie van den Franschen onderzoeker, dat de muggen uit nood den mensch aanvallen. Het mid del wordt er dan togeiyk by gegeven on dat is in de veestreken het aantal door het scboonzuigen der stallen gering to doen blijven, waardoor de overbiyvenden zeker voldoende dieriyke slachtoffers zullen vin den en de menschen met rust laten. In de steden echter zullen de muggen bestreden moeten worden door den larven te beletten te leven en te verpoppen, zoodat de stil staande wateren in en rondom de steden op de manier, gevolgd door Amerikanen op de landengte van Panama, behandeld moeten worden met petroleum, om te zor gen dat het tallooze kroost der steekmug gen zoo snel en afdoende mogeiyk ver nietigd wordt B. Pa, wat is een optimist? Dat is een man, die scheerkwasten aan de bolsjewikl probeert to verkoopen. Beschonkene: Hoe zit 'm dat nou, ben ik nou heelemaal nog niet in de kroeg geweest of hebben ze me d'r al uit gesmeten? Dame: Ik wil een hond, bij voorkeur een dwergpincher. Hondenkoopman toont haar een groote hond. Dame: Maar man, ik dacht dat het een zeer kleine hond was? Hondenkoopman: Zeker mevrouw, die bestaan ook, maar dit is een zeldzaam exemplaar, een reuzen-dwerg-pincher.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1927 | | pagina 7