VARIA
heldersche courant,
mm
populair Bijvoegsel van de
tig. Hij weet nog niet wat bem te doen
«aat, Ie stakkerd! Neen nog niet. - Ja,
hoor eens, Ik sie niet ia,-waarom ik dat
tot doen. Hij is toch Jouw hèe ben je
dut niet meer?"
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 30 JULI 1927.
mesdames de france.
Eskimo-schooljongen: Wat! Maar 18
onder nul. Wy krygen vanmiddag
Iiy was de trap al op, drie treden tege
lijk. „Hy ligt rechts op de kleerekasti"
riep mevrouw hem nog achterna. „Haast
jt wat, of wy missen de tram."
„Hy is er niet!"
„Kyk dan eens in de blauwe doos In
de volgende Iade, en haast je wat. wy ko
men to laat!"
„Hy ligt niet in de blauwe doos."
Tob Noplt Hoekje.
't Jutte rtje
288- (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
DE TWEEDE FLESCH.
Een misverstand.
It aten tegenover elkaar aan tafel, de
joviaal uitziende oude heer en de jonge
"ue oode heer was vroolljk en geheel op
jh gemak, de jonge man zenuwachtig,
scheen zij" aandacht nauwelijks te kunnen
bepalen tot het gesprek en een angstige
spanning k*am er <>P zijn gezicht telkens
sla bi/ ipluW «oheen te hooren.
MJa". *®i 0U(1® h®61" gemoedelijk,
tóen Bnrniy met je trouwde, zei ik wel,
dat Ik h#ar oooit weer zien wilde ik
had nou eenmaal geen vertrouwen in ar
tiesten! Maar och, ik heb 't natuurlijk
vol kunnen houden. En dat ze nou
nog niet eens thuis is, die kwade m^idl"
„Ja, oom, t speet haar ook, maa'r ze
móést gaan", zei Henri verstrooid, luiste
rend naar een vaag gerucht van boven.
Toen dwong hij zioh tot een glimlach.
„Kora oom, arink eens uit de wijn is,
belaag, wel niet zoo bijzonder...."
„De wijn is best, jongen!" Toen lachte
oom. „Het is maar goed, dat we niet meer
leven in den tijd van de Borgla's."
„Wat bedoelt U?"
JS'ou je weet wel 'n oude rijke oom,
die i'n testament verandert ten gunste
van zijn nichtje en haar man en die dan
tot dank een poedertje in z'n glas wijn
„Rrrrt!" rinkelde de telefoon en Henri
sprong overeind en holde naar het toestel
in de hall.
Glimlachend schonk oom zich nog eens
in en onwillekeurig luisterde hij naar bet
telefoongesprek van zijn neef.
rees nou niet klnder-
„Ja akelig, maar de ouden moeten
irden. W
>rbij
oi wezen. O Ja, hij is heelemaal niet las-
aptrulind w<>
ichtig. als alles voorbij i*. zul je er blij
„'t Waa Emmy maar", zei Henry, toen
Mfterugkwam in de huiskamer. „Die
idiote telefoonjuffrouw belt ineens af.
Maar zeg drinkt U nog eens uit, oom. U
weet, de tweede fleech is de beste."
„Neen, dank Je", zei oom, wat stijfjes.
„O, maar U moetl Op zoo'n dag nu U
voor 't eerst bij ons bent!"
„Rmt!" rinkelde de telefoon.
„Toe nou", noodde Henry nogmaals, ter
wijl hij opstond om naar de hal te gaan.
„Ik laat U niet los, voor die tweede fleech
leeg is!"
Weer luisterde de bezoeker naar het
telefoongesprek.
Jk kon het niet helpen hoor! De aan-
dulting waa ineen8 verbroken.
Neen, lk zei Je al, dat ik nog niet
Ik kan 't heuach niet doen. Ik vind 't zoo'n
Mlendig iets om te doen.... Hij is zoo
Nrtruuwend, zoo onschuldig.... Ja, dat
Weet ik nou, dan ben ik een lafaard.
Ja, de eerste fleaoh heeft hij leeg. Ik heb
in de tweede fleseh gedaan, maar die
*11 hy niet.... hij wist zeker wat er in
®t, arme vent...."
Oom zat met starende oogen te kijken
5®?' die tweede fleech, die er zoo schul
deloos uitzag. En weer luisterde hij.
»Wat geeft dat nou?" hoorde hij
y_e,nry'8 stem. Jk kan hem toch niet
dwingen om te drinken. Trouwens, het
Wee is ook heelemaal van Jou en niet van
I/" Ik spreek hard, zoo hard als ik
aar durf.Nou goed, neem dan 'n taxi
doe 't zelf.... Ik wasch m'n handen in
onschuld»
Henri terugkwam uit de hall,
■tond zijn oom by de deur.
hy weigerde de tweede fleech,
zei hy op sarcastischen toon.
«ienri weitl vuurrood.
»Ja mompelde hy, „dat soort dingen,
kan ik niet tegen. Emmy vond,
(wSfkdi'kP siste oom, „in koelen bloede
nlfij ®®n m°ord, maar dan heb je
t ,(len Hoed om Je plan uit te voerenl
dan geef je maar de schuld aan
i.tioede hemelt" schreeuwde Henri.
.Plotseling werd de deur geopend en een
*naPPU Jonge vrouw stond op den drempel,
vÖK oompje.Henri zeg wat heb-
06,1 jullie?"
i«V'MPreek niet tegen me", zei oom, „die
®ard hier....»
t»^ou, of hy 'n lafaard lal" zei Emmy
uïü?' 1'^ 8141 ^«laohe pijncp uit by den
«H„ en htl la te laf om Baby onderwyi
Wtter><lsl',er^* ®even omdat 't zoo
j^an boven klonk opeens klnderge-
jjJJaar nou", voegde Emmy er ernstig
wJl ,"nou hebben jullie den armen schat
aKk«r gemaakt! Hè, die mannen toch!"
H.
v/.
De „oude tantes".
Het is nooit aangenaam om iemands
„oude tante" te zijn. in den meest onplei-
/ierigtin zin dezer woorden. En het wordt
er zelfs niet aangenamer op wanneer men
„oude tante" is van koninkiyken bloede.
In deze minder prettige positie nu bevon
den zich omstreeks 1775 Mesdames de
France. Zy waren de dochters van Louis
le Bien-Aimé, die volgens Carlyle stierf
als bekooriyk kind-vrouwtje Marie-Antoi-
nette. Mesdames, genaamd Marle-Adelalde
en Vlctoire-Thérèse, waren nooit dol ge
weest op Marie-Antoinette, reeds niet toen
zy nog de Dauphine was en dat werd er
niet beter op toen de Jonge Oostenryksche
koningin werd van Frankrijk. De sym-
Kathle was trouwens wederzijds niet groot;
larie Antoinette's moeder, de machtige
Maria Theresia, had gretig geluisterd naar
de lasterpraatjes, die men gaarne omtrent
mesdames verspreidde. „Men kan noch
liefde noch achting voor haar gevoelen",
schreef ze haar dochter.
Toen haar konlnkiyke vader het tyde-
ïyke met het eeuwige had verwisseld en
de nieuwe hofhouding duideiyk toonde
niet van zins to zijn veel rekening te hou
den met de „oude tantes", toen besloten
Adelalde en Victolre zich terug te trekken.
Doch ze toonden overduideiyk de koningin
te haten. Ooh, ze waren niet de eenigen.
Een groot aantal Jaloersehe edelvrouwen,
onder leiding van madame de Marsan,
schepten er behagen in kwaad te spreken
van Marie-Antoinettec om haar mode, haar
vermaken, kortom haar heele persoontje
scherp te becritiseeren en belacheiyk te
maken. De „oude tantes" deden daaraan
van harte mede. Mesdames trokken zich
uit het Parysche hofleven dus terug en
gingen zich vestigen op Beilevue, gewezen
lusthof van Madame de Pbnijuxiour. Ze
hielden er een kleine hofhouding od na
met strenge etlkette, ontvingen er bulten-
Alles is betrekkelijk.
graden
tekft- '7,'"°' l~ Krijgtïïn
vru vanwege de warmte.
landache vorsten en dronken er naar wel
behagen. Haar kok was een „artist", be
roemd in bed Parys. Eenmaal logeerde
Marie-Antoinette's eigen zuster Marie-
'ristint- by de tantes op Beilevue. Wat
kon de koningin toen anders doen dan er
ook dineeren? Het leven gleed er overi
gens stilletjes heen.
Maar daar buiten waren de tijden woe
liger. En de angst voor hetgeen dreigde
had ook Mesdames beroerd. Tegen het
einde van 1790 besloten zy te vluchten.
Doel der reis was de Eeuwige Stad. Maar
het vertrek der oude dames was nog zoo
eenvoudig niet. De machtige „men" wilde
het beschouwen alB een voorlooper op een
ander vertrek dat „belangryker zou zyn.
Diezelfde „men" verlangde van den ko
ning, dat hy zyn tantes zou weigeren te
vertrekken. De raad van Parys weigerde
haar alvast de paspoorten. Doch de koning
in eigen persoon verschafte haar deze en
liet aan de Nationale Vergadering weten,
dat zyn tantes evenals alle andere burge
ressen vry waren bet koninkryk te ver
laten, indien zy dit wenachten. Dit onver
wacht antwoord van den koning gaf veel
wrijving, maar Mesdames vertrokken.
Booze tongen zeiden, dat zy den Dauphin
meegenomen hadden, doch dat bleek een
lasterpraatje.
De reis, intusschen, verliep niet vlot. Op
tal van plaatsen werden Mesdames aange
houden, omdat de gemeentebesturen met
wisten of de Nationale Vergadering het
wel zou goed keuren wanneer zy ongehin
derd passeerden.
In Arnay-le Duc werden zy eenvoudig
als gevangenen behandeld, terwyi men in
middels aan Parys liet vragen hoe met
haar te handelen. In de Nationale Verga
dering ontstond een heftig debat over de
kwestie. Toen sprak een generaal-afge
vaardigde, Menon genaamd, een wys
woord. „Europa", zei hy, „zou verbaasd
staan wanneer het bemerkte, dat de Natio
nale Vergadering vier uur lang heeft ge
sproken over het vertrek van twee oude
(iames, die de mis liever willen hooren in
Rome dan in Parys". De debatten werden
toen gesloten en Mesdames kregen verlof
verder te reizen, nu 11 dagen van gevan
genschap. Zonder al te veel moeite arri
veerden zy tenslotte in Rome, waar ze met
grooten luister werden ingehaald. Den dag
volgend op haar aankomBt ontving Paus
Pius VI haar, eenlge dagen later komt de
Heilige Vader zelfs by haar op bezoek, na
haar zyn geschenk te hebben gezonden,
bestaande uit 70 manden met fruit, bloe
men, gevogelte, enz. Is het wonder, dat
heel Rome zich na deze onderscheidingen
haastte de prinsessen te fêteeren? Het
moet te harer eer gezegd worden, dat ze
er een vry bcsoheiden gebruik van. maak
ten en meer dan ooit opgingen in haar
kerkeiyke plichten, In leder geval waren
wat blijdere dagen voor Mesdames aange
broken, maar ze zouden helaas niet van al
te langen duur zyn. Haar zwerftochten
waren nog niet beëindigd. Victoire stierf
in 1799 op 67-jarigen leeftyd, haar zuster
een groot half jaar later op 68-jarigen leef
tyd. Ze werden te Trlëst begraven. Later
toen de revolutlevlammen waren gedoofd,
Napoleon's grootheid was vervlogen on
Lodewyk XVIII weer op don Franschen
troon zat, zyn de twee kisten met het
stoffeiyk overschot van Mesdames met een
fregat van Trlëst naar Frankrijk overge
bracht en op plechtige wyze by gezet in de
basiliek van Salnt-Denis.
B.
HET POTLOOD.
Hoe komt het elgeniyk fn de
wereld?
Eeuwen geleden werd metallisch lood,
by wyze van potlood gebruikt, totdat in
1564 by Barrowdale in Cumberland de
eerste graphietmynen ondekt werden.
Kort na deze waardevolle ontdekking
werd in Engeland de potloodfabricage ter
hand genomen op een wyze, zooals die
tot nu toe nog grootendeels wordt ge
volgd. Het voor dit bedrijf zoo noodige
graphiet komt tegenwoordig meest uit
Ceylon en Mexico. Het spreekt vanzelf dat
het graphiet in zeer onzuiveren toestand
uit de aarde te voorsoWjn komt, ver
mengd als het is met vele bestanddeelen,
die eerst dienen verwijderd te worden.
In 1795 werd door een Fransohe uitvin
ding het reinigingsproces zeer vereenvou
digd. Teneinde het ruwe graphiet voor
de potloodfabricage geschikt te maken
wordt het eerst tot een fijn poeder ge
stampt en zoolang in groote bakken met
zuiver water gespoeld totdat alle onzui
verheden op den bodem gezonken zyn. De
gezuiverde graphiet wordt nu met een
speciale soort klei gemengd, waarvsn tot
voor den oorlog Duitschland de eenlge
leverancier was, maar die, naar thans
blijkt ook in Amerika wordt gevonden.
Te ramen met deze klei en lood wordt
nu het graphiet gemalen. Hoe beter qua-
liteit lood men gebruikt des te langer
dient er gemalen te worden en deze maal-
tyd varieert van vyf weken tot drie maan
den. Hoe harder het lood is, des te meer
klei er aan dient te worden toegevoegd
en hoe zachter lood des te meer graphiet
Na nu weder eenlge malen te zyn gewas-
schen heeft de stof uiteriyk veel overeen
komst met stopverf.
Nu wordt de substantie in een cilinder
gedaan, die op een gewonen koffiemolen
geiykt ,waar zich een ringetje in bevindt
zoo wüd als de verlangde dikte van het
potlood. Het nog slappe potlood wordt
met kracht door dezen ring gewrongen
en komt met een snelheid van 50 meter
per minuut op de gewilde dikte uit den
cylinder te voorschijn. Het potlood heeft
nu een dropkleur gekregen en wordt zoo
lang het nog zaoht is op lange tafels uit
gelegd waar het op de gewensohte lengte
wordt uitgesneden.
Met dit snijden wordt echter gewacht
totdat het potlood hard is geworden, daar
het andere krimpt en men niet op de
juiste maat zou kunnen afsnijden. Hoe
wel nu droog, is het potlood nog niet ge
schikt om in hout te worden gezet. Hier
toe dient het eerst nog te worden gebak
ken. Gedurende 8—6 uur wordt het aan
een hitte van 18002000° Celsius bloot
gesteld en komt dan glashard uit den
oven; eeret na afkoeling is het voor ver
dere bewerking te gebruiken. Voor het
hout is rood oederhout bet beste. De goede
soort komt uit Florida. Evenwel wordt het
daar al zoo schaarech dat de potloodfabrie
ken alles trachten op te koopen wat nog
te krijgen ia. Een bijzondere zorg ver-
eiaoht nog het vullen, hetgeen zelfs in
Amerika, andere het land der „labor-
saving-tools", nog steeds met de hand ge
schiedt.
B.
„Hy is er niet"
„Word maar niet nydig zegl Heb je op
den schoorsteenmantel gekeken? Hy moet
ergens zyn, als je maar goed zoekt...."
„Het ding is niet te vinden."
„Het moet. Ik kan niet naar Zandvoort
gaan zonder sjaal. Kyk eens kalm rond
on haal niet alles overhoop..,.
„Ik zio niets dat op een sjaal ïykt."
„Wacht eens. Zou lk hem in den zak
van myn mantel gestoken hebben....
ja, hier is hyi Daar gaat de tram! Nou
moeten we een kwartier waohten op de
volgende. Dan kunnen we net zoo goed
thuis blijven."
MUGGEN, VLIEGEN EN VLOOIEN.
De stofzuiger een verdel gin gs-
apparaat
We zitten nu weer flink onder de mug
gen en waar we ook onze toevlucht zoe
ken, overal is er wel een soort te vinden,
die onze vakantierust verstoort en ons
wanhopig doet zoeken naar middelen om
het „byten" te voorkomen of de pyniyk-
heid van den steek te doen verminderen.
De vliegenvanger en het muggengaas
doen overal weer dienst, maar beter zou
den de middelen werken, die het bestaan
dier lastige mee-etere, of liever mee-drin-
kers, onmogeiyk zouden maken. Onge
lukkig is in ons waterland het wegnemen
der wateren, waarin de eitjes gelegd en
de larven groot worden tot ze na het ver
poppen weer in muggen overgaan, vrijwel
onmogeiyk en moeten hier andere midde
len worden toegepast. Ook het werken met
petroleum, waardoor de larven belet wordt
aan de oppervlakte adem te halen, is hier
moeliyk door de groote uitgestrektheid
die behandeld zou moeten worden en de
geringe, belangstelling, die de meeste plat
telandsbewoners ten toon spreiden ln de
bedreiging van hun gezondheid. Het
meeste succes heeft nog de thans gevolgde
methode om de zwermen muggen, die in
de donkere stallen en schuren rust gezocht
hebben, met een stofzuiger weg te nemen
en te vernietigen.
i^üu uw uiiuurzuencrB van ubv j
Pasteur beveelt tegenwoordig een
bestrydingsmethode aan tegen de
en de ziekten die ze overbrengen
DE SJAAL.
Altijd hetzelfde.
Ze hadden juist vijf'minuten om de
tram te halen naar Zandvoort en waren al
aan de deur, toen mevrouw halt hield
en zei:
„Nu heb ik mijn sjaal vergeten! Wil je
hem even gaan halen, mannetje? Ik kan
er niet zonder."
Een halve minuut later stak mynheer
zyn hoofd uit het bovenraam en riep:
„Waar zei je dat hy was?"
„Rechts op de kleerekasti"
„lk kan hem daar niet vinden."
„Ik weet toch secuur, dat ik hem daar
heb laten liggen."
„KUk dan in die groene doos, aan je
linkerhand in de bovenste lade. Misschien
heb ik hem er niet uitgenomen.... Maar
maak toch voort 't is tijd voor de
tram."
„Ik kan hem niet vinden," roept meneer
weer een halve minuut later.
„Dat is vreemd, hy moet daar in zit
ten." „Ik heb er alles uit gehaald, maar
hy is er niet in."
„Waar kan hy dan in vredesnaam zyn?
Heb ik hem niet op 't bed laten liggen?
Dat moet wel, want....
Een der onderzoekers van het Instituut
een andere
overbrengen. Hy la
van oordeel, dat men de insecten die men
niet kan vernietigen, dient te beletten den
mensch kwaad to doen door bun voldoende
ander voedsel te geven; hy vergeiykt dit
met de oude methode om aan de kwade
geesten te offeren om hen mild te stem
men. Als voorbeeld haalt hy aan een witte
mier uit Senegamblë, die in droge tyden
de sappige vruchten van de grondnoten
aanvreet, maar dit nalaat, wanneer men
zorgt, dat de grond voldoende vocht bevat,
zoodat door „dry farmlng", die zorgt voor
het vasthouden van het vocht in den
grond, groote schade aan de grondnoten
voorkomen kan worden. Verder wyst hy
erop, dat allerlei vliegen en andere insec
ten voortdurend dorst hebben en daarom
in droge streken ook de menschen aan
vallen, by wie ze door de zweetafaoheiding
hun dorst kunnen lesschen. Vermoedeiyk
is dit dan ook de reden, dat in zeer droge
streken vooral de oogen en mond V8n sla-
ende kinderen, met honderden vliegen
ekt zyn, die daar wat vocht trachten te
vinden en hierdoor o. a. de kwaadaardige
Egyptische oogziekten verspreiden, waar
van de sterkste verspreiding plaats vindt
in den tyd van droogte en hitte. Een mid
del hiertegen zou zijn, dat de inlanders ln
die streken zorgden voor bakjes water of
vochtige lappen en vilt in de omgeving
der slapers en ïyders. Ze zyn er echter niet
gemakkeiyk toe to brengen, daar het
strijdt tegen hun overgeërfde gewoonten.
Een aantal steekmuggen, die ook den
mensch aanvallen en allerlei gevaariyke
ziekten kunnen overbrengen, geven de
voorkeur aan dieren, als ze deze kunnen
steken, boven den mensch. Dit biykt b.v.
in Afrika, waar een ruiter steeds veel min
der last heeft van allerlei muggen dan een
voetganger, torwyi een paard of muildier
er door omzwermd wordt, maar ook minder
nadeel ondervindt van hun beet. In Afrika
komen larven voor welke parasiteeren op
de op den grond slapende negers, en ge
vaariyke ziekten met groote sterfte over
brengen, maar ook die gasten zyn van
eenlge varkenssoorten, zoödat de conclusie
getrokken dient to worden, dat die larven
de menschen wei met rust zouden laten,
als ze voldoende voeding konden krijgen
uit de varkens, die vry schaarech gewor
den zyn.
Tenslotte kan men er nog op wyzen, dat
de rattonvlooien de pest overbrengen op
den mensch, zoodra ze door den dood der
ratten gedwongen worden zich andere
gastheeren te verschaffen. Men zou dus
den paradoxalen raad moeten geven om
tot vermyding van pest vooral veel ratten
aan te kweeken, al zal het veiliger zijn de
woningen zoo te bouwen, dat van nabuur
schap van rat en mensch geen sprake
kan zyn.
De Afrikaansdie „tick fever" heeraoht
vooral in Mohammedaansche kampen en
dorpen, terwyi de heidensche dorpen, vlak
in de buurt gelegen* er geen last van heb
ben. Als men nu weet, dat de laatste veel
varkens fokken en de eereten nooit en dat
de ziekte overgebracht wordt door een
larve, die de voorkeur geeft aan het var
ken boven den mensch, dan ziet men, dat
een der middelen tot besteding van die
gevaariyke ziekte is in het bevorderen der
varkensfokkery.
Ook in Europa is heft een bekend feit,
dat de malaria-mug in grooten getale ge
vonden wordt in stallen en dat de bewo-
LASTER
Een lastertonge ls vermaledflt
Anna Byns.
Wee® zelf goed on laat een ander maar
kwaad van TJ spreken, want wanneer gij
zelf geen schuld hebt, kunt gy gemakke-
ïyker de schuld van den lasteraar op U
nemen. Zoo ongeveer ls de gedachte, die
Frledrich Rückert uitgesproken heeft ln
één van zijn te weinig bekende schoone
spreuken. Het is droevig, wanneer wy be
denken, hoeveel ellende de laster al ge
bracht heeft over de menschen, er wordt
zoo ontzettend veel kwaad gesproken,
waar slechts goeds te vertellen valt, dat
wel niemand ter wereld vrij van laster zal
zyn gebleven. De menschen beoordeelen
de handelingen en gedragingen hunner
medemenschen vaak met Bepaalde, voor
opgezette bedoelingen en ten slotte zien
zij in de gedragingen die afwyken van de
hunne, iets kwaads of zachter uitgedrukt:
iets verkeerds. Een komende gelegenheid,
waarop de naam van den betreffenden
persoon wordt genoemd, wordt onbewust
aangegrepen om te spreken over hem en
laster, onschuldig nog, gaat aan het rollen.
Dan gaat het als met den rollenden
sneeuwbal, die hoe langer hoe grooter
wordt en ten langen leste ls het eenmaal
onschuldige praatje geworden tot vuigen
laster.
Wie dan weet te zeggen geiyk Maria
8tuart in Schilleris drama: „Ik ben beter
dan myn roep", of wie volgens Rflckert's
raad, wyi hy zich onschuldig kent, de
schuld van den laster van anderen met ge
latenheid draagt, is verstandig en handelt
wijs. De stroom van laster valt toch niet
te stuiten en wie door zyn gedrag slechts
den laster loochenstraft doet precies, wat
by ertegen doen kan. Er zyn voorbeelden
genoeg van, hoe de laster menschen llcha-
meiyk of geeeteiyk heeft gesloopt. Daar
om moet gy ervoor waken, dat de laster
over U, niet treft, want dan kunt g!J
er zeker van zyn, dat gy ten gronde gaat.
Troost U met de gedachte, dat het niet
de slechtste vruchten zyn, waaraan de
wespen knagen.
Der. JOS. DE OOOK.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Oock, van Merlenstraat 120, 's-G ra ven-
li age, grhtis zielkundige adviezen o. m. over
de whae, waarop zjj hun geest kunnen ver-
frisscheo en bun wilskracht en energie
kunnen verstenen.
De vragen zullen in dit blad geregeld
worden behandeld. Mochten de beantwoor
dingen te uitvoerig worden, dan direct
schrifteiyk aan de aanvragers.
Timmerman te H. Wat U hebt ls,
voor zoover dit uit Uw mededeelingen
valt op te maken, waarschyniyk geen ge
brek aan wilskracht, geen te kort aan
flinkheid, maar een zéér groote voorzich
tigheid om U uit te spreken. (Wy bedoe
len geenszins te zeggen: een to groote
voorzichtigheid.) Wanneer iemand over
een bepaald vraagstuk maar een meening
kent. dan is hy heel spoedig klaar met
zyn oordeel Hy zegt die eene meening en
de zaak is afgedaan voor hem. Is een an
der het niet eens, dan moet hy pas begin
nen te denken by het debat erover en dan
is hy niet zoo spoedig klaar. Aan den an
deren kant kent gy vyf meeningen en dat
belet U vlot te zeggen, wat gy denkt, om
dat gy voor alle vyf iets vindt, dat van
toepassing kan zyn. Te scrupuleus zyn,
te voorzichtig is dan verkeerd, want dat
geeft den indruk van gebrek aan practi-
schen kyk. Leert U eens den knoop flink
door to trekken op gevaar af, dat gy de
verkeerde meening neemt, want gy hebt
al tyd nog een reeervelegertje van vier
meeningen.
Aan onderstaande personen is persoon
lijk antwoord gezonden, aangezien de be
antwoording te uitvoerig was voor plaat
sing in dit blad: P. J. te H.; D. K. te H.;
G. G. te H.; Mej. J. te H.; Onderwijzeres
te H.; Verpleegster te H.
nare in streken met een grooten veestapel
véél minder last hebben van die muggen
dan in plaatsen, waar weinig of geen vee
te vinden is. Dit klopt dus alweer met de
hierboven aangeduide theorie van den
Franschen onderzoeker, dat de muggen
uit nood den mensch aanvallen. Het mid
del wordt er dan togeiyk by gegeven on
dat is in de veestreken het aantal door het
scboonzuigen der stallen gering to doen
blijven, waardoor de overbiyvenden zeker
voldoende dieriyke slachtoffers zullen vin
den en de menschen met rust laten. In de
steden echter zullen de muggen bestreden
moeten worden door den larven te beletten
te leven en te verpoppen, zoodat de stil
staande wateren in en rondom de steden
op de manier, gevolgd door Amerikanen
op de landengte van Panama, behandeld
moeten worden met petroleum, om te zor
gen dat het tallooze kroost der steekmug
gen zoo snel en afdoende mogeiyk ver
nietigd wordt
B.
Pa, wat is een optimist?
Dat is een man, die scheerkwasten
aan de bolsjewikl probeert to verkoopen.
Beschonkene: Hoe zit 'm dat nou,
ben ik nou heelemaal nog niet in de
kroeg geweest of hebben ze me d'r al uit
gesmeten?
Dame: Ik wil een hond, bij voorkeur
een dwergpincher.
Hondenkoopman toont haar een groote
hond.
Dame: Maar man, ik dacht dat het
een zeer kleine hond was?
Hondenkoopman: Zeker mevrouw, die
bestaan ook, maar dit is een zeldzaam
exemplaar, een reuzen-dwerg-pincher.