Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven Tob Nooit Hoek]e. van ZATERDAG 6 AUG. 1927. 289- (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). WELK WEER KRIJGEN WUf Onnoodlge vraag steeds regen, regen! D® groot© factor, die een vaeantie-reis kan doen slagen of hopeloos doen misluk ken ls steeds het weer. Een vacant! e met heldere luchten en aangename warmte laat betere herinneringen achter en wekt betere stemmingen dan een verregende vacantlettyd, doorgebracht ln de bosschen •n aan zee. Is het dan niet natuurlijk, dat men zich ln de vacantiemaanden meer be kommert om het weer dan de reet van het Jaar bij zijn werk ln de stad en dat men ln dien tijd prijs stelt op een degelijke voor- Itahtlng omtrent het komende weer? In de praktijk echter blijkt, dal men over het algemeen aan de deskundige voorlichting omtrent het komende weer minder waarde hecht dan t® wellicht ver dien! In welk toeristenhotel vindt men de verwachting van het Meteorologisch Instituut gepubliceerd? Sn rookt men ln vele toeristencentra niet vergeefs naar het telegrafisch weerbericht, aangeplakt aan postkantoor of gemeentehuis? Uit het feit dat het ontbreekt blijkt de weinige belangstelling van het vacantiepubliek en het te geringe vertrouwen, dat in de toe komst der verwachting alsnog wordt ge steld. Van den stedeling, die van de lucht niet meer siet dan een door de huizenrijen beperkt stuk, ls niet op deselfde belang stelling te rekenen, als van den landbou wer of Boeman, wiens geheete werken en doen door het weer wordt bepaald. De weersverwachting spreekt gewooo- lflk over vijf elementen ln volgorde: wind kracht, windrichting, bewolking, regen en temperatuur. Voor elk dezer elementen worden bepaalde termen gebruik! Van de windkracht spreekt men van zwak, matig, krachtig, stormachtig. Voor de windrich ting worden de streken aangeduid waar- tusschen de richting zal blijven, met de bewolklngstermen duidt men aan of de hemel weinig of «waar bewolkt af wel ge heel betrokken cal zijn, voor den regenval drukt men rich uit in verschillende gra den van waarschijnlijkheid, de tempera tuursverandering zegt of de volgende dag wanner of kouder zal zijn en of het ver schil al of niet aanmerkelijk aal wezen. Al deze vooruitzichten warden gegeven in min of meer geijkte termen, die men dan ook steeds in de officieel® verwach tingen terugvind! De weersverwachting, die te 11 uur 'a morgens wordt opgemaakt, wordt gere kend in te gaan 's avonds te uur en Ia geldig voor het daaropvolgende etmaal. Ook kunnen dikwijls bepaalde weersom- slagen en veranderingen met groote ze kerheid warden voorspeld, als onweers buien in den zomer, of inval van dood na een vorstperiode in den winter. In hoeverre ia bo op het uitkomen de» weersverwachtingen te rekenen? Wan neer men den leek de verzekering geef! dat volgens uitgebreid statistieken het aantal treffers dicht bfl 80 pc! ligt, dan bespeurt men veelal «enige verraste ver bazing. De reden hiervan is, dal mislukte verwachtingen ln den regel meer indruk maken dan geslaagd® ®n daardoor zwaar der getild worden. We willen hier niet afdalen W nauw keurige opgaven van cijfers van geslaag de verwachtingen. Op verschillende w#- sen is getracht de methoden van het op maken der verwachtingen te verbeteren door het invoeren van bepaalde weer vogels; opvallend ls hel echter dat bJJ geen enkele prognoticus bij objectieve kritiek het aantal treffers belangrijk groo- ter wordt dan 80 pc! Dit cijfer geeft dus de mate aan, waarmede het weer kan wor den voorspeld, en waarmede men dus te rekenen heeft bij het beoordeeld» van een weersverwachting. Het dubbele drietal zoo rustig weg vervolgd hebben als hel niet met elkaar in aanraking was gekamsa Dit geschied de aldus: De heer met flets en hond reed achter den heer met de vrouw en de hond en had hen ten slotte ingehaald. HJJ besloot, het echtpaar rechts te passeeren, omdat links een paar wagens en een tram naderden. De hond aan de ketting had echter anders besloten. HU wilde liever links passeeren omdat daar een lotgenoot van hem ging, die hij, naar hondenaard, even wilde be snuffelen, of aanblaffen, el naar hem bevieL Zoo kwam het dat het echtpaar zich op eens door den hondenketting voortgetrok ken voelde, dat mevrouw mijnheor's arm losliet en tegen dein fietser aanbonsde, die van zijn rijwiel sprong en nijdig omkeer de, over den ketting struikelde en viel, dat de ketting werd losgelaten en he«t koord eveneens, en de twee honden op den loop gingen, om even later een robbertje te vechten, dat de haren ln het rond dwar relden; dat oogenblikkelijk eenige straat jongens en een paar slagersjongens als uit den grond verrezen, het groepje omring den, dat Ik sou nog zoo een poosje voort kun nen gaan, vertellen van de scheldwoorden, en verwijten, die alles behalve malsch wa ren. Vooral mevrouw weerde zich duchtig, maar gelukkig was d« fietsrijder een be daard en beschaafd mensch. Het gelukte hem, mijnheer en mevrouw van zijn on schuld te overtuigen, vroeg beleefd of mijnheer zich niet bezeerd had, of hij van dienst kon zijn, om hem het stof af te kloppen, of mevrouw niet al te erg ge schrokken was en na alzoo olie op de gol ven gestort te hebben, floot hij zijn hond, greep hem bij den ketting, sprong op zijn fietste en zette zijn weg voor! Zijn bond hlnktet B. DB HONDEN. Ben ware geschiedenis. Er was "n mijnheer, die een fiets had en een hond. De mijnheer zat op de fiets, en de hond zat aan de ketting, door den mijnheer vastgehouden. Hij trapte niet al te vlug, zoodat de hond hem „bij kon hou den". Toch weet ik niet of de hond het een pretje vond. Er was 'n mijnheer die *n vrouw had en een hond. De vrouw hing aan zijn rech terarm. De hond zat aan een koord, dat de mijnheer in zijn linkerhand had. Mijnheer wandelde, dus moest t hondje aan bet koord ook wandelen. Ik weet echter niet of dte hond het „*n pretje" vond. Het scheen dal hij liever fifo! gedraafd had. HEHAAKBRENGEB& Vriendelijke ultooodiglngen worden hier en daar gedaan aan den Ooievaar, om te komen op of bij boerenschuren. Pennen worden op het hooge dak gestoken, waar- tusschen, of een wagenrad wordt op een paal geplaatst, waarop heer Ooievaar zijn takken nest kan plaateen. En er zit poëzie ln, wan neer men den eiber zoo rustig op één poot ziet staan, of wanneer hij bij aankomst op het nest zijn eigenaardig geklepper laat hoo- rea Mooi decoreert het, wanneer schilders het „ui versmeet" hébben aangebracht op het hoofdmoment van hun landschap in beeld. Em waC speelt de Ooievaar een rol in het kindrJeven, en met hoeveel gejuich ls het voor 18 jaar begroet geworden, dat de Haagscbe Ooievaar eindelijk gehoor gekre gen heeft op zijn klapperend geroep voor het Koninklijk Paleis. Door dWiwen, heen is deze steitlooper met rijn wit-en-zwarte-pak beschouwd ge worden als schat- of heibaanlbrenger. De naam ooievaar, afgeleid' van odebaar, duidt er op. HU werd dan ook en wordt ook nog wel geëerd en ontzien, en zelfs op bijge lovige wijze gehuldigd. Vooral de Moham medanen vereeren hem, omdat hij een groot aantal kruipende dieren verdelgt. In ons land evenwel ziet men hem niet meer zoo gaarne als vroeger, want men heeft ontdekt, dat hU vooral veel nuttige kikvorschen ver slindt, en ondankbaar is het zeker, dat hU eenden- en kippenlkuikens niet met rust kan laten, en dat hfl vele andere pasgebo ren vogeljongen, als klokspijs naar binnen slaat. Dat heeft het hem gedaan, dait er minder uitnoodigingen voor den nestbouw uitgezet worden. Toch is het te wenschen, dat de boer ook hier wat door de vingers wil zien, want ons land zonder dien eiber zou ons Hand niet meer zijn. Ieder jaar in Maart of April wilen we hem gaarne begroeten! als lentebode en in het najaar, wanneer hU weer naar de oevers van den Nip trekt, geven we hem onze groeten mede en een „tot ziend" in het vol gend voorjaar. En we willen blijven! zingen van: „Klapper maar, klapper maar, wit- en zwarte Ooievaar", al weten we, dat hij met uitzondering vaa de zwarte vleugels en schoudervederen geheel wit is. Ook hooren we nog gaarne vertellen dé zonderlinge meeningen, die omtrent het verhulzen van den ooievaar bestaan, dat de zwakke dieren door de jongeren gedra gen worden over de Mlddellandsche Zee en dat de al te oude en te zwakke exemplaren door snavetalagen om het leven gebracht worden. Ze benooren thuis ln het rijk der Bprookjes, maar ook sprookjes en verdichte verhalen zijn dikwijls mooi. Slechts mi en dan laat een andere Ooie vaar zich bU ons zien. mi. de Zwarte Ooie vaar. Hij wordt al dus genaamd naar de bruinzwarte kleur der bovendeelen. De exemplaren, die bij ons gezien zijn en waar van er enkele zijtn geschoten en geprepa reerd, in onze musea zijn weer te vinden, moeten als dwalingen beschouwd worden. Bek en pooten van deze donkere soort zijn ook rood gekleurd, doch dit is meer intens dan dat van den gewonen eiber. De Zwarte Ooievaar broedt niet op daken en wagenraderen, maar in bosschen. In l et Zuiden van Europa kan men wel nesten van hem vinden, en 's winters trekt hjj heel Zuidelijk, zelfs tot aan de Kaapkolonie, en ln Azië tot Mongolië. Een vogel, die ook slechts zelden bU ons voorkomt, is de Ibis. En als we dien naam hooren noemen denkeü we aan den heiligen TSk dier Egypteoareu, den Aboe-H&nnee (Vader Johanmes), den vogel, die ln den tempel verpleegd1 werd met een aan aan bidding grenzenden eeihled. Zijn lijk werd gebalsemd, waarbU ceremoniën verricht werden. En dit alles geschiedde, omdat de Ibis de slangen verdelgde, omdat zijn vede ren op de schijngestalten van de maan ge leken en) omdat zijn 'komst het wasseni van den NiJl aankondigde, waardoor nieuwe vruchtbaarheid! aan het dal gegeven zou worden. Toch is de heilige Ibis niet de soort, die zich af en toe in ons land laat zien. De Aboe-Hanmies toch kenimerkt zich door een wit vederkleed, met alleen zwart aan den kop en hals en aan, den top van den staart, terwijl]! de vleugeltoppen en de staart ver sierd, zijn met lange, zwarte dekvederen, die een paarsen weerschijn hebben. De bij ons voorkomende Ibis, die ook des winters in Egypte leeft, is de groene Ibis (Plegiadis falcinelhs L.) met groene, metaalglanzen.de vederen op vleugels, rug en staart en met bruin aan de onderzijde. Deze vogel, die een lengte heeft van ruim 6 dM., kenmerkt zich dadelijk door den stenk naar beneden gefcromden snavel met twee groeven, die van den neuswortel tot aan' de enavelpunt voortloopen, wat kenmerk genoeg is ter on derscheiding van andere, bij ons voorko mende Gressores. De groene Ibis broedt o.m. aan de Zwarte en aan de Caspische Zeeën. 6 En zullen we ook thans nog Ooievaar en Ibis als heilige vogels beschouwen? Ja, evenals we dat lederen vogel willen doen, als passende in het schoone geheel, dat we Natuur noemen. We hebben ons te bedroe ven over reeds verloren gegane vormen, die nimmer weerkeeren. En daarom worden de landlieden uitgemoodigd, hier en daar ge legenheid' voor een „uiversnest" te wilen aanbrengen. Voor een te sterke vermenig vuldiging van den ooievaar behoef; men niet zoo spoedig bevreesd te zijn, want werkelijk zijn, althans in ons land, de gelederen sterk gedund, daar men op vele plaatsen de jongen heeft weggenomen, die voor dieren tuinen en parken gretig koopers vonden. De nieuwsbladen hebben ons die handelin gen dikwijls als euveldaden voorgesteld. En voor den Ibis, en ook voor den Zwar ten Ooievaar, die slechts nu en dan ©enigen tijd gastvrijheid bij ons komen vragen, ver zoeken we, die wel te willen verieenen. Ge woonlijk wordt elke „vreemde" vogel on middellijk vervolgd, maar zoodoende ook zal Nederland niet zoo spoédig de woonplaats worden van die species, welke hier nu zoo sporadisch verschijnen, zooals de Ibis. We kunnen er toe meewerken, zonder dat de jacht aan banden gelegd wordt, om de avifauna van ons land uit talrijker soorten en meerder aantal te doen bestaan. DE JAZZ-MFZTEK IN ONZE MODERNE SAMENLEVING. Eik tijdperk kenmerkt zich door een be paalde cultuur, welke laatste weer samen- hangt met het karakter dier periode. We zien reeds vele eeuwen voor Chris tus, tijdens de periode der Grieken (dus vóór de Romeinsche overheersching) een groot aantal monumentale bouwwerken ver rijzen, welke hun weerga niet vinden (men denk© aan het partbenon bij Athene). Zoo is het middeleeuwsche tijdperk bekend door de, in Noord-Frankrijk ontstane Gothische architectuur, welke haar sporen nog draagt in de nu nog bestaande kathedralen, terwijl wij overgaande van de romantische periode naar die der laatste eeuwen, een streven naar nieuwe wegen en breken met de oude vormen, waarnemen. We kunnen hetzelfde van de muziek zeg gen. Ook zij ia, als vanzelfsprekend, onder hevig aan cultiveering. Weer beginnende hij de Grieken met hun koordithyrame (afkomstig uit Korin- the phm. 600 v. Chr.), gevolgd door de Tra gedie (van tragos bok, ode =gezang), komen wU, gaande over dé middeleeuwen met haar troubadours en meester-zangers, tot onzen tijd zijn nieuwst® scheppings ideeën. Onze hedendaagsche muziek heeft rich echter een veelzljdigen vorm eigen gemaakt, d.wz. zij uit zich op verschillend gebied. Zoo heeft men oja. het al wat verouderd im pressionisme (met als natuurlijke, zoo niet doelbewuste grondlegger: Claude Debussy), waarbij het stemmige in verband moet wor den gebracht met een fijn getint kleuren spel, dat soms symbolisch aandoet Verder is er het ,^eo-clflfiaioiisme", een richting, die bepaalt: het vernieuwen van het klassieke principe. Men kan verder de ideeën opnoemen van autoriteiten als Igor Strawlnaky Schönberg, Erik Satie (met al zeer eigenaardige denk beelden!), Soriabine, welke laatste de stem ming in de muziek in verband niet de kleu ren van een bepaalde piano (hcht-lklavier) tracht te brengen. En 'nu komen we tot dat, waar het om ging> nJ. de richting, die is te beschouwen als „een samenraapsel van het afval der orohest-techmiek" volgena oneen, in Parijs wonenlden landgenoot Mathijs V ermeulen. We zullen echter nalaten, het woord „rinhtfilmg" nog langer bij dezen rnuziek- factor te gebruiken. Immers, een richting is hier toch zoo moeilijk te veronderstellen, daar men de Jazz-muziek in de allereerste plaats niet kan beschouwen als een natuur lijke uiting van haar scheppers. Verder zullen wijl zwijgen over het ont staan (natuurlijk ln Amerika), daar ddit te onbelangrijk is. De oorsprong dor Jazz Ss to zoeken) Mj de negers, zooalfl trouwens met al de mo derne dansen! het geval is. Het verschil is alleen te zoeken in het natuurlijk aanwen den der dans-melodiëni bij deze primitieve vólkern en het geraffineerde omzetten en verfijnen door de beschaafde wereld. Echter, haar invloed is zeer groot; zoo groot zelfs, dat componisten als Strawimky e a. niet nalaten kunnen Jazz-effecten in hun werken! aan te brengen. We kunnen! de aanwezigheid der moderne Jazzmuziek van twee konten beschouwen, nl uit cultureel' en maatschappelijk «oog punt. Wat het eerste betreft, ls het zeer «en rechtstreeksch antwoord te ge ven op den vraag: „Heeft de Jazz-muziek cultureede waaide in ons leven? Velen zijn gauw met het antwoord klaar en zeggen kortweg: neen. Doch er zijn er ook, en1 niet alleen de dansende menigte, maar ook mu- ziek-autoritelten en 'bekende componisten, die deze vraag nog eens in overweging wil len nemen, alvorens beslist te antwoorden. Om goed te kunnen oordeelen, moet men de Jazz gaan hooreniin de inrichtingen, waar zij thuis hoort, nl. de openbare dans-lokall- teiten en mondaine dancings, zooais b.v. het gebouw: Mille Colonne te Amsterdam^ Riche te Zamdvoort, het Kurhaus te Scheveningen, om maar enkele te noemen. En dan, opge nomen in de sfeer, die hier heerséht, is het niet te ontkennen, dat het prikkelende rythme der piano en het slagwerk, de weelg-rinneüjke toon der saxophone, een niet te miskennen invloed' uitoefenen op de aanwezigen. Men ziet hier dus een absoluut verkeerde zijde. Daartegenover staat, dat de volledige bezetting Jazz-Band's van ongewone sa menstelling is en de orchest-effeoten soms karakteristiek zijn; de componist kon zich dienaangaande veel dingen eigen maken en! in instrumentatie-ken'nds verrijken. Uit maatschappelijk oogpunt beschouwen we de Jazz als een voordeel, daar zij velen het dagelijksch brood in den mond geeft, hoewel nu niet verondersteld moet worden, dat de leden! van een eerste-rangs Jazz orkest hun vak niet. verstaan. Als voorbeeld nemen wij het beroemde Amerikaansche ensemble onder Paul Whiteitian's „begeestering". Het is ongelooflijk, wat deze lieden prestoeren op hun gebied. Bjj hun bezoek aan ons land waren vele muziek-critici naa r Amsterdam' gekomen. Een van hen, de heer Karei de Jong, zeö een) uitnemend concert-pianist, zeide ver stomd te staan over de twee klavier-spelers uit dezen band. „Wat deze lui prestoeren, zoo schreef hij in hét „Haarlemseh Dag blad", doet geen enkele professor van welk conservatoire ook, hen na." De techniek van deze spelers grensde aan het wonderbaarlijke, heft zelfde gold van alle leden van dit beroemde orchest 'Desniettemin, de tijd moet uitmaken of hier werkelijk een stuk opvoeding van de toekomst is aangeboden. Men) kan over slechts enkele jaren, waarin deze factor telt, niets bepaalds aangaande dit alles zeg gen. Maar zeer zeker is vast te stellen, dat men, al dan niet in directen zin, met een groot onderdeel ©ener vermechaniseerde en misschien toekomstige kunst-uiting te doen heeft, waarmee echter nog niet gezegd is, dat de muziek in die toekomst ontbloot Zal wezen van subjectiviteit of oprechtheid. Daar zullen, hopen we, de werkelijk erméïige werkers, die het goed mét vrouwe Musica meenen, voor zorgen. G. Michela (Haarlem, 27-7-*27. VAN DE GROOTEN DER AARDE. ELIAfl ANNE BORGER, „Het Friesche Wonder". In 1801 kwam een zeventienjarige Frie sche boerenjongen naar Leiden om daar te dingen naar een studiebeurs. Toen de knaap met rijn boersche kleeren en zijn eenvoudig voorkomen met de andere mededingers in de wachtkamer was ge laten, werd hij door dé overigen met mee lijden aangezien. Om met hem den spot te drijven hielden rij hem een Grieksoh Nieuw Testament voor en vroegen: wat is dit voor een taal? Maar hun verbazing was groot, toen het boertje zei: dat is Hol- landsch, en voor de vuist weg de open geslagen bladzijde vertaalde, zoo vloeiend, alsof hU den gewonen bijbel voor rich had Hij slaagde dan ook met glans voor het moeilijk examen. Deze knaap was Eli as Anne Borger, géb. te Joure, 00 Fébr. 1784, en slechts gedurende vier jaren was hij door ds. Schliker van Langeweer voorbereid AI spoedig bleek hoe schitterend zijn gaven waren en hoe bUzonder zUn aanleg tot taalstudie was, zoodat hU bij de studenten den naam kreeg: „Het Friesche wonder*. ZUn studie ln de godgeleerdheid werd op 23-Jarigen leeftijd gekroond door de promotie, waarvoor hij een dissertatie over over Paulus" Brief aan de Galaten inleverde. Toen bleek hoe prima werk hU had geleverd De curatoren waren zoo op getogen, dat zij de onkosten 700) voor hun rekening namen en de plechtigheid bijwoonden. Zelfs de stedelUke regeering verscheen daarbU en bood den jongen doctor een gouden medaille aan. Het werd een, in dien tijd zeldzaam voorkomende, promotie „met den Kap'1 waarbU Borger den gouden ring en den zUden doctors hoed ontving. Onder klokkenspel en trom- pettengésohal en een optocht had de fees telijkheid plaats 18 Oct. 1807. Vrijwel ter- stond daarop volgde zUn benoeming tot loctor in de uitlegkunde van den bijbel. Zes weken later, op December, hield hU zUn oratie. In. 1818 weid hU buitengewoon hoogleeraar, twee jaar later gewoon hoog- leëraar ln de theologie en in 1817 hoog leeraar in de geschiedenis en oude lette ren. Ware hU niet reeds vroeg overleden, hU zou allicht een wereldberoemdheid heb ben verkregen. BU het nageslacht ls Borger feitelijk door één beroemd geiworden vers, rijn „Ode aan den RUn" bekend gebleven. Vele gedichten heeft hU niet nagelaten, ongeveer honderd kleine bladrijden be vat zUn bundeltje „DichterlUke nalaten schap", maar voor dien tijd, die berucht was om zUn bombast, was zjjn dichtwerk heel goed. WU mogen niet nalaten te ver melden, hoe zwaar beproefd Borger was in rijn huiselijk leven, toen hij die Ode dichtte, omdat deze inderdaad den toon ervan rechtvaardigt. In 1814 gehuwd met Abrahamina van der Meulen, werd in Juni daaraanvolgend zUn zoon geboren, maar de moeder overleed een week later. HU heeft in oen roerend lied Jets voor mijn kind'1, rijm liefde tot de aangebeden GOED-ZIJN. Parijs houdt een „semalne de la bonté", een week der zacht moedigheid. „Blijmoedig weldoen": bene agere, wbb de spreuk van Spinoza, den grooten No- derlandschen wijsgeer. Het krantenbe- Jicht, dat er in Parijs een '„week van achtmoedlgheid" werd gehouden, moge velen met vreugde hebben vervuld over het nobele, schoone, hooggestemde plan, er eens een week van zachtmoedigheid op na te houden, ons heeft het diep gegrief<k dat zooiets noodlg is, dat bij extra-aankon diging de menschen erop gewezen moeten worden, om eens een weekje de zachtmoe digheid te betrachten. Het is alsof wij leven in een wereld van verscheurende dieren, waarin eens iemand moet opstaan en een beetje zachtaardigheid prediken. Is het geen schande voor dén mensch, dat hU er nog eens in het bUzonder op gewezen moet worden, dat hU zijn tijger pakje voor een week moet afleggen en in een schaapsvacht kruipen. Alsof dat wat geeft! De volgende week maar dubbel en dwars de klauwen weer uitgeslagen en de schade ingehaald voor het goede, dat wU betracht hebben. Het is droevig, dat de mensch eraan moet worden herinnerd, dat hij goed moet zUn en zjjn naasten niet als rijn rijand moet beschouwen. Wie zou dit verwachten in de twintigste eeuw na Christus? WU hebben ons stil teruggetrokken en hebben ons geschaamd voor onszelf en voor onze soortgenooten. En wU hebben gelezen in de „Imitatio Christi'* van Tho mas van Kempen, dat wondere hoek met de reine ideeën, die voor elk mensch van welke religie hU ook zU, zuiverend en lou terend werken. WU moeten niet door achtmoed igheidsdagen'8 „bedewetten" of andere uiterlUke vertooningen komen tot grooter menschetijkheid. WU moeten met onszelf beginnen, wij moeten ons scha men voor eigen onverdraagzaamheid, ruwmoedigheid", „hardaardigheid'1 en probeeren de kern ln ons binnenste te zuiveren van smetten, die een „blijmoe dig weldoen" belemmeren. Dr. J08. DE OOOK. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Oock, Van Merlenstraat 120, 's-Graven- bage, gratis zielkundige adviezen o. m. over de wijze, waarop zij hun geest kunnen ver- frisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen zullen in dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beantwoor dingen te uitvoerig worden, dan direct schriftelijk aan de aanvragers. Huisvader te H. Het ls altijd veir- keerd, meer te willen BchUnen, dan men is. Een dergelUke toestand, wreekt altijd zichzelf. Zeker, behoeft men niet met zUn armoede te koop te loopen, maar leven boven rijn stand ls een dwaasheid. Den raad, dien wU U geven is „breek er mede en wel terstond". Schaam U niet, voor zoogenaamde vrienden. Begin een goed- kooper huis te huren en vereenvoudig in alle oprichten Uw leefwijze. Spoedig zult ge dan tot de ontdekking komen, dat ge rijker zU! dan het nu Lijkt. Heusch, naar hetgeen U ons schreef» zUt gU niet arm, maar leeft gij enkel te royal voor uw inkomen. Duizenden en duizenden moeten het met veel minder doen. Haal u toch niet noodeloos zorg op den hals. Door uw zorgen wordt gij ner veus en prikkelbaar. Wanneer gU onzen raad opvolgt, zult gU u zeer spoedig een ander mensch voelen en zal het leven weer waarde voor U krijgen. Gijzel! en uw gezin zullen er bij winnen en niet, zooals u nu denkt er ongelukkig doét worden. Veel suooea en wij hopen nog Iets van U te hooren. Aan onderstaande personen is persoon lijk antwoord gezonden, aangezien de be antwoording te uitvoerig was voor plaat sing ln dit blad. D. K. te H.; G. te H.; Mevr. S. te ff; Matroos te ff; D. V. te ff: S. M. te H. vrouw bezongen, die rijn boersche manie ren gaarne over t hoofd had giezien, ter- wille van zUn groote talenten. Vijf jaar later in 1810, beproefde hij opnieuw het huwelijksgeluk met OorneLia Scheltema. Ditmaal ging het nog slechter. Een doch tertje kwam in Februari 1820 levenloos ter wereld, en kort daarna stierf de moe der. Het kindje werd opgegraven en in de groote kist bij haar moeder gelegd. Bor ger was wanhopig en gevoelde iets van schuld, dat tweemalen oen vrouw was overleden, wat ihij uitte in rijn lied, dat beroemd werd: Zoo rust dan eindelUk 1 ruwe Noorden Van hageljacht en stormgeloei, En vloeit de RUn weer langs zUn boorden, Ontslagen van den winterboei. Onverdiend heeft dit gedicht bloot ge staan aan allerlei minvleiende beoordde lingen. Hiervan draagt zonder dat hij dit kwaad bedoeld heeft, Nicolaas Be ets de schuld. Want in rijn Camera Obaoura neemt hij es een loopje mee. Er is nog een reden, waarom Borger verdient te worden herdacht HU mag worden beschouwd als een voorloop er van het latere modernisme. Wel mag worden gezegd, dat de uitkomst, waartoe hij kwam en waarin hij eenigérins van het traditioneele standpunt afweek, zoo be scheiden en behouden was,' dat wU eigen- tijk niet goed verstaan, dat de door hem voorgedragen liberale denkbeelden zulk een ergernis hebben verwekt. Nu zal daarbU hebben meegewerkt, dat Borger een leerling was geweest van Prol. Van Voorst Toen nu de jeugdige geleerde 't Juttertje B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1927 | | pagina 11