Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
Tob Nooit Hoek]e.
van ZATERDAG 6 AUG. 1927.
289- (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
WELK WEER KRIJGEN WUf
Onnoodlge vraag steeds
regen, regen!
D® groot© factor, die een vaeantie-reis
kan doen slagen of hopeloos doen misluk
ken ls steeds het weer. Een vacant! e met
heldere luchten en aangename warmte
laat betere herinneringen achter en wekt
betere stemmingen dan een verregende
vacantlettyd, doorgebracht ln de bosschen
•n aan zee. Is het dan niet natuurlijk, dat
men zich ln de vacantiemaanden meer be
kommert om het weer dan de reet van het
Jaar bij zijn werk ln de stad en dat men ln
dien tijd prijs stelt op een degelijke voor-
Itahtlng omtrent het komende weer?
In de praktijk echter blijkt, dal men
over het algemeen aan de deskundige
voorlichting omtrent het komende weer
minder waarde hecht dan t® wellicht ver
dien! In welk toeristenhotel vindt men
de verwachting van het Meteorologisch
Instituut gepubliceerd? Sn rookt men ln
vele toeristencentra niet vergeefs naar het
telegrafisch weerbericht, aangeplakt aan
postkantoor of gemeentehuis? Uit het
feit dat het ontbreekt blijkt de weinige
belangstelling van het vacantiepubliek en
het te geringe vertrouwen, dat in de toe
komst der verwachting alsnog wordt ge
steld. Van den stedeling, die van de lucht
niet meer siet dan een door de huizenrijen
beperkt stuk, ls niet op deselfde belang
stelling te rekenen, als van den landbou
wer of Boeman, wiens geheete werken en
doen door het weer wordt bepaald.
De weersverwachting spreekt gewooo-
lflk over vijf elementen ln volgorde: wind
kracht, windrichting, bewolking, regen en
temperatuur. Voor elk dezer elementen
worden bepaalde termen gebruik! Van de
windkracht spreekt men van zwak, matig,
krachtig, stormachtig. Voor de windrich
ting worden de streken aangeduid waar-
tusschen de richting zal blijven, met de
bewolklngstermen duidt men aan of de
hemel weinig of «waar bewolkt af wel ge
heel betrokken cal zijn, voor den regenval
drukt men rich uit in verschillende gra
den van waarschijnlijkheid, de tempera
tuursverandering zegt of de volgende dag
wanner of kouder zal zijn en of het ver
schil al of niet aanmerkelijk aal wezen.
Al deze vooruitzichten warden gegeven
in min of meer geijkte termen, die men
dan ook steeds in de officieel® verwach
tingen terugvind!
De weersverwachting, die te 11 uur
'a morgens wordt opgemaakt, wordt gere
kend in te gaan 's avonds te uur en Ia
geldig voor het daaropvolgende etmaal.
Ook kunnen dikwijls bepaalde weersom-
slagen en veranderingen met groote ze
kerheid warden voorspeld, als onweers
buien in den zomer, of inval van dood na
een vorstperiode in den winter.
In hoeverre ia bo op het uitkomen de»
weersverwachtingen te rekenen? Wan
neer men den leek de verzekering geef!
dat volgens uitgebreid statistieken het
aantal treffers dicht bfl 80 pc! ligt, dan
bespeurt men veelal «enige verraste ver
bazing. De reden hiervan is, dal mislukte
verwachtingen ln den regel meer indruk
maken dan geslaagd® ®n daardoor zwaar
der getild worden.
We willen hier niet afdalen W nauw
keurige opgaven van cijfers van geslaag
de verwachtingen. Op verschillende w#-
sen is getracht de methoden van het op
maken der verwachtingen te verbeteren
door het invoeren van bepaalde weer
vogels; opvallend ls hel echter dat bJJ
geen enkele prognoticus bij objectieve
kritiek het aantal treffers belangrijk groo-
ter wordt dan 80 pc! Dit cijfer geeft dus
de mate aan, waarmede het weer kan wor
den voorspeld, en waarmede men dus te
rekenen heeft bij het beoordeeld» van een
weersverwachting.
Het dubbele drietal zoo rustig weg
vervolgd hebben als hel niet met elkaar
in aanraking was gekamsa Dit geschied
de aldus:
De heer met flets en hond reed achter
den heer met de vrouw en de hond en had
hen ten slotte ingehaald. HJJ besloot, het
echtpaar rechts te passeeren, omdat links
een paar wagens en een tram naderden.
De hond aan de ketting had echter anders
besloten. HU wilde liever links passeeren
omdat daar een lotgenoot van hem ging,
die hij, naar hondenaard, even wilde be
snuffelen, of aanblaffen, el naar hem
bevieL
Zoo kwam het dat het echtpaar zich op
eens door den hondenketting voortgetrok
ken voelde, dat mevrouw mijnheor's arm
losliet en tegen dein fietser aanbonsde, die
van zijn rijwiel sprong en nijdig omkeer
de, over den ketting struikelde en viel, dat
de ketting werd losgelaten en he«t koord
eveneens, en de twee honden op den loop
gingen, om even later een robbertje te
vechten, dat de haren ln het rond dwar
relden; dat oogenblikkelijk eenige straat
jongens en een paar slagersjongens als uit
den grond verrezen, het groepje omring
den, dat
Ik sou nog zoo een poosje voort kun
nen gaan, vertellen van de scheldwoorden,
en verwijten, die alles behalve malsch wa
ren. Vooral mevrouw weerde zich duchtig,
maar gelukkig was d« fietsrijder een be
daard en beschaafd mensch. Het gelukte
hem, mijnheer en mevrouw van zijn on
schuld te overtuigen, vroeg beleefd of
mijnheer zich niet bezeerd had, of hij van
dienst kon zijn, om hem het stof af te
kloppen, of mevrouw niet al te erg ge
schrokken was en na alzoo olie op de gol
ven gestort te hebben, floot hij zijn hond,
greep hem bij den ketting, sprong op zijn
fietste en zette zijn weg voor!
Zijn bond hlnktet
B.
DB HONDEN.
Ben ware geschiedenis.
Er was "n mijnheer, die een fiets had
en een hond. De mijnheer zat op de fiets,
en de hond zat aan de ketting, door den
mijnheer vastgehouden. Hij trapte niet al
te vlug, zoodat de hond hem „bij kon hou
den". Toch weet ik niet of de hond het
een pretje vond.
Er was 'n mijnheer die *n vrouw had en
een hond. De vrouw hing aan zijn rech
terarm. De hond zat aan een koord, dat de
mijnheer in zijn linkerhand had. Mijnheer
wandelde, dus moest t hondje aan bet
koord ook wandelen. Ik weet echter niet
of dte hond het „*n pretje" vond. Het
scheen dal hij liever fifo! gedraafd had.
HEHAAKBRENGEB&
Vriendelijke ultooodiglngen worden hier
en daar gedaan aan den Ooievaar, om te
komen op of bij boerenschuren. Pennen
worden op het hooge dak gestoken, waar-
tusschen, of een wagenrad wordt op een paal
geplaatst, waarop heer Ooievaar zijn takken
nest kan plaateen. En er zit poëzie ln, wan
neer men den eiber zoo rustig op één poot
ziet staan, of wanneer hij bij aankomst op
het nest zijn eigenaardig geklepper laat hoo-
rea Mooi decoreert het, wanneer schilders
het „ui versmeet" hébben aangebracht op
het hoofdmoment van hun landschap in
beeld. Em waC speelt de Ooievaar een rol in
het kindrJeven, en met hoeveel gejuich ls
het voor 18 jaar begroet geworden, dat de
Haagscbe Ooievaar eindelijk gehoor gekre
gen heeft op zijn klapperend geroep voor
het Koninklijk Paleis.
Door dWiwen, heen is deze steitlooper
met rijn wit-en-zwarte-pak beschouwd ge
worden als schat- of heibaanlbrenger. De
naam ooievaar, afgeleid' van odebaar, duidt
er op. HU werd dan ook en wordt ook nog
wel geëerd en ontzien, en zelfs op bijge
lovige wijze gehuldigd. Vooral de Moham
medanen vereeren hem, omdat hij een groot
aantal kruipende dieren verdelgt. In ons
land evenwel ziet men hem niet meer zoo
gaarne als vroeger, want men heeft ontdekt,
dat hU vooral veel nuttige kikvorschen ver
slindt, en ondankbaar is het zeker, dat hU
eenden- en kippenlkuikens niet met rust
kan laten, en dat hfl vele andere pasgebo
ren vogeljongen, als klokspijs naar binnen
slaat. Dat heeft het hem gedaan, dait er
minder uitnoodigingen voor den nestbouw
uitgezet worden. Toch is het te wenschen,
dat de boer ook hier wat door de vingers wil
zien, want ons land zonder dien eiber zou
ons Hand niet meer zijn.
Ieder jaar in Maart of April wilen we
hem gaarne begroeten! als lentebode en in
het najaar, wanneer hU weer naar de oevers
van den Nip trekt, geven we hem onze
groeten mede en een „tot ziend" in het vol
gend voorjaar. En we willen blijven! zingen
van: „Klapper maar, klapper maar, wit- en
zwarte Ooievaar", al weten we, dat hij met
uitzondering vaa de zwarte vleugels en
schoudervederen geheel wit is.
Ook hooren we nog gaarne vertellen dé
zonderlinge meeningen, die omtrent het
verhulzen van den ooievaar bestaan, dat
de zwakke dieren door de jongeren gedra
gen worden over de Mlddellandsche Zee en
dat de al te oude en te zwakke exemplaren
door snavetalagen om het leven gebracht
worden. Ze benooren thuis ln het rijk der
Bprookjes, maar ook sprookjes en verdichte
verhalen zijn dikwijls mooi.
Slechts mi en dan laat een andere Ooie
vaar zich bU ons zien. mi. de Zwarte Ooie
vaar. Hij wordt al dus genaamd naar de
bruinzwarte kleur der bovendeelen. De
exemplaren, die bij ons gezien zijn en waar
van er enkele zijtn geschoten en geprepa
reerd, in onze musea zijn weer te vinden,
moeten als dwalingen beschouwd worden.
Bek en pooten van deze donkere soort zijn
ook rood gekleurd, doch dit is meer intens
dan dat van den gewonen eiber.
De Zwarte Ooievaar broedt niet op daken
en wagenraderen, maar in bosschen. In
l et Zuiden van Europa kan men wel nesten
van hem vinden, en 's winters trekt hjj heel
Zuidelijk, zelfs tot aan de Kaapkolonie, en
ln Azië tot Mongolië.
Een vogel, die ook slechts zelden bU ons
voorkomt, is de Ibis. En als we dien naam
hooren noemen denkeü we aan den heiligen
TSk dier Egypteoareu, den Aboe-H&nnee
(Vader Johanmes), den vogel, die ln den
tempel verpleegd1 werd met een aan aan
bidding grenzenden eeihled. Zijn lijk werd
gebalsemd, waarbU ceremoniën verricht
werden. En dit alles geschiedde, omdat de
Ibis de slangen verdelgde, omdat zijn vede
ren op de schijngestalten van de maan ge
leken en) omdat zijn 'komst het wasseni van
den NiJl aankondigde, waardoor nieuwe
vruchtbaarheid! aan het dal gegeven zou
worden.
Toch is de heilige Ibis niet de soort, die
zich af en toe in ons land laat zien. De
Aboe-Hanmies toch kenimerkt zich door een
wit vederkleed, met alleen zwart aan den
kop en hals en aan, den top van den staart,
terwijl]! de vleugeltoppen en de staart ver
sierd, zijn met lange, zwarte dekvederen,
die een paarsen weerschijn hebben. De bij
ons voorkomende Ibis, die ook des winters
in Egypte leeft, is de groene Ibis (Plegiadis
falcinelhs L.) met groene, metaalglanzen.de
vederen op vleugels, rug en staart en met
bruin aan de onderzijde. Deze vogel, die
een lengte heeft van ruim 6 dM., kenmerkt
zich dadelijk door den stenk naar beneden
gefcromden snavel met twee groeven, die
van den neuswortel tot aan' de enavelpunt
voortloopen, wat kenmerk genoeg is ter on
derscheiding van andere, bij ons voorko
mende Gressores. De groene Ibis broedt
o.m. aan de Zwarte en aan de Caspische
Zeeën. 6
En zullen we ook thans nog Ooievaar en
Ibis als heilige vogels beschouwen? Ja,
evenals we dat lederen vogel willen doen,
als passende in het schoone geheel, dat we
Natuur noemen. We hebben ons te bedroe
ven over reeds verloren gegane vormen, die
nimmer weerkeeren. En daarom worden de
landlieden uitgemoodigd, hier en daar ge
legenheid' voor een „uiversnest" te wilen
aanbrengen. Voor een te sterke vermenig
vuldiging van den ooievaar behoef; men niet
zoo spoedig bevreesd te zijn, want werkelijk
zijn, althans in ons land, de gelederen
sterk gedund, daar men op vele plaatsen de
jongen heeft weggenomen, die voor dieren
tuinen en parken gretig koopers vonden.
De nieuwsbladen hebben ons die handelin
gen dikwijls als euveldaden voorgesteld.
En voor den Ibis, en ook voor den Zwar
ten Ooievaar, die slechts nu en dan ©enigen
tijd gastvrijheid bij ons komen vragen, ver
zoeken we, die wel te willen verieenen. Ge
woonlijk wordt elke „vreemde" vogel on
middellijk vervolgd, maar zoodoende ook zal
Nederland niet zoo spoédig de woonplaats
worden van die species, welke hier nu zoo
sporadisch verschijnen, zooals de Ibis. We
kunnen er toe meewerken, zonder dat de
jacht aan banden gelegd wordt, om de
avifauna van ons land uit talrijker soorten
en meerder aantal te doen bestaan.
DE JAZZ-MFZTEK IN ONZE
MODERNE SAMENLEVING.
Eik tijdperk kenmerkt zich door een be
paalde cultuur, welke laatste weer samen-
hangt met het karakter dier periode.
We zien reeds vele eeuwen voor Chris
tus, tijdens de periode der Grieken (dus
vóór de Romeinsche overheersching) een
groot aantal monumentale bouwwerken ver
rijzen, welke hun weerga niet vinden (men
denk© aan het partbenon bij Athene). Zoo
is het middeleeuwsche tijdperk bekend door
de, in Noord-Frankrijk ontstane Gothische
architectuur, welke haar sporen nog draagt
in de nu nog bestaande kathedralen, terwijl
wij overgaande van de romantische periode
naar die der laatste eeuwen, een streven
naar nieuwe wegen en breken met de oude
vormen, waarnemen.
We kunnen hetzelfde van de muziek zeg
gen. Ook zij ia, als vanzelfsprekend, onder
hevig aan cultiveering.
Weer beginnende hij de Grieken met
hun koordithyrame (afkomstig uit Korin-
the phm. 600 v. Chr.), gevolgd door de Tra
gedie (van tragos bok, ode =gezang),
komen wU, gaande over dé middeleeuwen
met haar troubadours en meester-zangers,
tot onzen tijd zijn nieuwst® scheppings
ideeën.
Onze hedendaagsche muziek heeft rich
echter een veelzljdigen vorm eigen gemaakt,
d.wz. zij uit zich op verschillend gebied.
Zoo heeft men oja. het al wat verouderd im
pressionisme (met als natuurlijke, zoo niet
doelbewuste grondlegger: Claude Debussy),
waarbij het stemmige in verband moet wor
den gebracht met een fijn getint kleuren
spel, dat soms symbolisch aandoet Verder
is er het ,^eo-clflfiaioiisme", een richting, die
bepaalt: het vernieuwen van het klassieke
principe.
Men kan verder de ideeën opnoemen van
autoriteiten als Igor Strawlnaky Schönberg,
Erik Satie (met al zeer eigenaardige denk
beelden!), Soriabine, welke laatste de stem
ming in de muziek in verband niet de kleu
ren van een bepaalde piano (hcht-lklavier)
tracht te brengen.
En 'nu komen we tot dat, waar het om
ging> nJ. de richting, die is te beschouwen
als „een samenraapsel van het afval der
orohest-techmiek" volgena oneen, in Parijs
wonenlden landgenoot Mathijs V ermeulen.
We zullen echter nalaten, het woord
„rinhtfilmg" nog langer bij dezen rnuziek-
factor te gebruiken. Immers, een richting
is hier toch zoo moeilijk te veronderstellen,
daar men de Jazz-muziek in de allereerste
plaats niet kan beschouwen als een natuur
lijke uiting van haar scheppers.
Verder zullen wijl zwijgen over het ont
staan (natuurlijk ln Amerika), daar ddit te
onbelangrijk is.
De oorsprong dor Jazz Ss to zoeken) Mj
de negers, zooalfl trouwens met al de mo
derne dansen! het geval is. Het verschil is
alleen te zoeken in het natuurlijk aanwen
den der dans-melodiëni bij deze primitieve
vólkern en het geraffineerde omzetten en
verfijnen door de beschaafde wereld.
Echter, haar invloed is zeer groot; zoo
groot zelfs, dat componisten als Strawimky
e a. niet nalaten kunnen Jazz-effecten in
hun werken! aan te brengen.
We kunnen! de aanwezigheid der moderne
Jazzmuziek van twee konten beschouwen,
nl uit cultureel' en maatschappelijk «oog
punt. Wat het eerste betreft, ls het zeer
«en rechtstreeksch antwoord te ge
ven op den vraag: „Heeft de Jazz-muziek
cultureede waaide in ons leven? Velen zijn
gauw met het antwoord klaar en zeggen
kortweg: neen. Doch er zijn er ook, en1 niet
alleen de dansende menigte, maar ook mu-
ziek-autoritelten en 'bekende componisten,
die deze vraag nog eens in overweging wil
len nemen, alvorens beslist te antwoorden.
Om goed te kunnen oordeelen, moet men
de Jazz gaan hooreniin de inrichtingen, waar
zij thuis hoort, nl. de openbare dans-lokall-
teiten en mondaine dancings, zooais b.v. het
gebouw: Mille Colonne te Amsterdam^ Riche
te Zamdvoort, het Kurhaus te Scheveningen,
om maar enkele te noemen. En dan, opge
nomen in de sfeer, die hier heerséht, is
het niet te ontkennen, dat het prikkelende
rythme der piano en het slagwerk, de
weelg-rinneüjke toon der saxophone, een
niet te miskennen invloed' uitoefenen op de
aanwezigen.
Men ziet hier dus een absoluut verkeerde
zijde. Daartegenover staat, dat de volledige
bezetting Jazz-Band's van ongewone sa
menstelling is en de orchest-effeoten soms
karakteristiek zijn; de componist kon zich
dienaangaande veel dingen eigen maken
en! in instrumentatie-ken'nds verrijken.
Uit maatschappelijk oogpunt beschouwen
we de Jazz als een voordeel, daar zij velen
het dagelijksch brood in den mond geeft,
hoewel nu niet verondersteld moet worden,
dat de leden! van een eerste-rangs Jazz
orkest hun vak niet. verstaan.
Als voorbeeld nemen wij het beroemde
Amerikaansche ensemble onder Paul
Whiteitian's „begeestering".
Het is ongelooflijk, wat deze lieden
prestoeren op hun gebied.
Bjj hun bezoek aan ons land waren vele
muziek-critici naa r Amsterdam' gekomen.
Een van hen, de heer Karei de Jong, zeö
een) uitnemend concert-pianist, zeide ver
stomd te staan over de twee klavier-spelers
uit dezen band. „Wat deze lui prestoeren,
zoo schreef hij in hét „Haarlemseh Dag
blad", doet geen enkele professor van welk
conservatoire ook, hen na."
De techniek van deze spelers grensde aan
het wonderbaarlijke, heft zelfde gold van alle
leden van dit beroemde orchest
'Desniettemin, de tijd moet uitmaken of
hier werkelijk een stuk opvoeding van de
toekomst is aangeboden. Men) kan over
slechts enkele jaren, waarin deze factor
telt, niets bepaalds aangaande dit alles zeg
gen. Maar zeer zeker is vast te stellen, dat
men, al dan niet in directen zin, met een
groot onderdeel ©ener vermechaniseerde en
misschien toekomstige kunst-uiting te doen
heeft, waarmee echter nog niet gezegd is,
dat de muziek in die toekomst ontbloot Zal
wezen van subjectiviteit of oprechtheid.
Daar zullen, hopen we, de werkelijk erméïige
werkers, die het goed mét vrouwe Musica
meenen, voor zorgen.
G. Michela
(Haarlem, 27-7-*27.
VAN DE GROOTEN DER
AARDE.
ELIAfl ANNE BORGER,
„Het Friesche Wonder".
In 1801 kwam een zeventienjarige Frie
sche boerenjongen naar Leiden om daar
te dingen naar een studiebeurs. Toen de
knaap met rijn boersche kleeren en zijn
eenvoudig voorkomen met de andere
mededingers in de wachtkamer was ge
laten, werd hij door dé overigen met mee
lijden aangezien. Om met hem den spot te
drijven hielden rij hem een Grieksoh
Nieuw Testament voor en vroegen: wat is
dit voor een taal? Maar hun verbazing
was groot, toen het boertje zei: dat is Hol-
landsch, en voor de vuist weg de open
geslagen bladzijde vertaalde, zoo vloeiend,
alsof hU den gewonen bijbel voor rich
had Hij slaagde dan ook met glans voor
het moeilijk examen.
Deze knaap was Eli as Anne Borger,
géb. te Joure, 00 Fébr. 1784, en slechts
gedurende vier jaren was hij door ds.
Schliker van Langeweer voorbereid AI
spoedig bleek hoe schitterend zijn gaven
waren en hoe bUzonder zUn aanleg tot
taalstudie was, zoodat hU bij de studenten
den naam kreeg: „Het Friesche wonder*.
ZUn studie ln de godgeleerdheid werd
op 23-Jarigen leeftijd gekroond door de
promotie, waarvoor hij een dissertatie
over over Paulus" Brief aan de Galaten
inleverde. Toen bleek hoe prima werk hU
had geleverd De curatoren waren zoo op
getogen, dat zij de onkosten 700) voor
hun rekening namen en de plechtigheid
bijwoonden. Zelfs de stedelUke regeering
verscheen daarbU en bood den jongen
doctor een gouden medaille aan. Het werd
een, in dien tijd zeldzaam voorkomende,
promotie „met den Kap'1 waarbU Borger
den gouden ring en den zUden doctors
hoed ontving. Onder klokkenspel en trom-
pettengésohal en een optocht had de fees
telijkheid plaats 18 Oct. 1807. Vrijwel ter-
stond daarop volgde zUn benoeming tot
loctor in de uitlegkunde van den bijbel.
Zes weken later, op December, hield hU
zUn oratie. In. 1818 weid hU buitengewoon
hoogleeraar, twee jaar later gewoon hoog-
leëraar ln de theologie en in 1817 hoog
leeraar in de geschiedenis en oude lette
ren. Ware hU niet reeds vroeg overleden,
hU zou allicht een wereldberoemdheid heb
ben verkregen.
BU het nageslacht ls Borger feitelijk
door één beroemd geiworden vers, rijn
„Ode aan den RUn" bekend gebleven.
Vele gedichten heeft hU niet nagelaten,
ongeveer honderd kleine bladrijden be
vat zUn bundeltje „DichterlUke nalaten
schap", maar voor dien tijd, die berucht
was om zUn bombast, was zjjn dichtwerk
heel goed. WU mogen niet nalaten te ver
melden, hoe zwaar beproefd Borger was
in rijn huiselijk leven, toen hij die Ode
dichtte, omdat deze inderdaad den toon
ervan rechtvaardigt. In 1814 gehuwd met
Abrahamina van der Meulen, werd in
Juni daaraanvolgend zUn zoon geboren,
maar de moeder overleed een week later.
HU heeft in oen roerend lied Jets voor
mijn kind'1, rijm liefde tot de aangebeden
GOED-ZIJN.
Parijs houdt een „semalne de
la bonté", een week der zacht
moedigheid.
„Blijmoedig weldoen": bene agere, wbb
de spreuk van Spinoza, den grooten No-
derlandschen wijsgeer. Het krantenbe-
Jicht, dat er in Parijs een '„week van
achtmoedlgheid" werd gehouden, moge
velen met vreugde hebben vervuld over
het nobele, schoone, hooggestemde plan,
er eens een week van zachtmoedigheid op
na te houden, ons heeft het diep gegrief<k
dat zooiets noodlg is, dat bij extra-aankon
diging de menschen erop gewezen moeten
worden, om eens een weekje de zachtmoe
digheid te betrachten. Het is alsof wij
leven in een wereld van verscheurende
dieren, waarin eens iemand moet opstaan
en een beetje zachtaardigheid prediken.
Is het geen schande voor dén mensch,
dat hU er nog eens in het bUzonder op
gewezen moet worden, dat hU zijn tijger
pakje voor een week moet afleggen en in
een schaapsvacht kruipen. Alsof dat wat
geeft! De volgende week maar dubbel en
dwars de klauwen weer uitgeslagen en de
schade ingehaald voor het goede, dat wU
betracht hebben. Het is droevig, dat de
mensch eraan moet worden herinnerd, dat
hij goed moet zUn en zjjn naasten niet als
rijn rijand moet beschouwen. Wie zou dit
verwachten in de twintigste eeuw na
Christus?
WU hebben ons stil teruggetrokken en
hebben ons geschaamd voor onszelf en
voor onze soortgenooten. En wU hebben
gelezen in de „Imitatio Christi'* van Tho
mas van Kempen, dat wondere hoek met
de reine ideeën, die voor elk mensch van
welke religie hU ook zU, zuiverend en lou
terend werken. WU moeten niet door
achtmoed igheidsdagen'8 „bedewetten" of
andere uiterlUke vertooningen komen tot
grooter menschetijkheid. WU moeten met
onszelf beginnen, wij moeten ons scha
men voor eigen onverdraagzaamheid,
ruwmoedigheid", „hardaardigheid'1 en
probeeren de kern ln ons binnenste te
zuiveren van smetten, die een „blijmoe
dig weldoen" belemmeren.
Dr. J08. DE OOOK.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Oock, Van Merlenstraat 120, 's-Graven-
bage, gratis zielkundige adviezen o. m. over
de wijze, waarop zij hun geest kunnen ver-
frisschen en hun wilskracht en energie
kunnen versterken.
De vragen zullen in dit blad geregeld
worden behandeld. Mochten de beantwoor
dingen te uitvoerig worden, dan direct
schriftelijk aan de aanvragers.
Huisvader te H. Het ls altijd veir-
keerd, meer te willen BchUnen, dan men
is. Een dergelUke toestand, wreekt altijd
zichzelf. Zeker, behoeft men niet met zUn
armoede te koop te loopen, maar leven
boven rijn stand ls een dwaasheid. Den
raad, dien wU U geven is „breek er mede
en wel terstond". Schaam U niet, voor
zoogenaamde vrienden. Begin een goed-
kooper huis te huren en vereenvoudig in
alle oprichten Uw leefwijze. Spoedig zult
ge dan tot de ontdekking komen, dat ge
rijker zU! dan het nu Lijkt.
Heusch, naar hetgeen U ons schreef»
zUt gU niet arm, maar leeft gij enkel te
royal voor uw inkomen. Duizenden en
duizenden moeten het met veel minder
doen. Haal u toch niet noodeloos zorg op
den hals. Door uw zorgen wordt gij ner
veus en prikkelbaar. Wanneer gU onzen
raad opvolgt, zult gU u zeer spoedig een
ander mensch voelen en zal het leven
weer waarde voor U krijgen. Gijzel! en
uw gezin zullen er bij winnen en niet,
zooals u nu denkt er ongelukkig doét
worden.
Veel suooea en wij hopen nog Iets van
U te hooren.
Aan onderstaande personen is persoon
lijk antwoord gezonden, aangezien de be
antwoording te uitvoerig was voor plaat
sing ln dit blad. D. K. te H.; G. te H.;
Mevr. S. te ff; Matroos te ff; D. V. te ff:
S. M. te H.
vrouw bezongen, die rijn boersche manie
ren gaarne over t hoofd had giezien, ter-
wille van zUn groote talenten. Vijf jaar
later in 1810, beproefde hij opnieuw het
huwelijksgeluk met OorneLia Scheltema.
Ditmaal ging het nog slechter. Een doch
tertje kwam in Februari 1820 levenloos
ter wereld, en kort daarna stierf de moe
der. Het kindje werd opgegraven en in de
groote kist bij haar moeder gelegd. Bor
ger was wanhopig en gevoelde iets van
schuld, dat tweemalen oen vrouw was
overleden, wat ihij uitte in rijn lied, dat
beroemd werd:
Zoo rust dan eindelUk 1 ruwe Noorden
Van hageljacht en stormgeloei,
En vloeit de RUn weer langs zUn boorden,
Ontslagen van den winterboei.
Onverdiend heeft dit gedicht bloot ge
staan aan allerlei minvleiende beoordde
lingen. Hiervan draagt zonder dat hij dit
kwaad bedoeld heeft, Nicolaas Be ets de
schuld. Want in rijn Camera Obaoura
neemt hij es een loopje mee.
Er is nog een reden, waarom Borger
verdient te worden herdacht HU mag
worden beschouwd als een voorloop er van
het latere modernisme. Wel mag worden
gezegd, dat de uitkomst, waartoe hij
kwam en waarin hij eenigérins van het
traditioneele standpunt afweek, zoo be
scheiden en behouden was,' dat wU eigen-
tijk niet goed verstaan, dat de door hem
voorgedragen liberale denkbeelden zulk
een ergernis hebben verwekt. Nu zal
daarbU hebben meegewerkt, dat Borger
een leerling was geweest van Prol. Van
Voorst
Toen nu de jeugdige geleerde
't Juttertje
B.