OP VACANTIE-REIS IN
HET BUITENLAND.
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 13 AUG. 1927.
VAN DE GROOTEN
AARDE.
DER
DE LEKKE BAND.
Te veel IJver
Ik reed met mijn vrouw in mijn auto
buiten op een prettigen landweg.
„Louise", zei ik, „is zoo'n auto niet iets
heerlijks?" Je zit maar achter het stuur,
doet niets, denkt aan niets
„Pas op die sloot Gerard!", viel mijn
vrouw me in de reden. „Denk dan ten
minste om mijn veiligheid."
„Maak je maar niet bang, vrouwtje oe
luister naar het gezang der vogels," zei ik.
„Ik luister naar het getoeter van de
auto achter ons, die voorbij wil."
Ik zwenkte naar den kant van den weg
en Louise greep mij bij den arm en gilde:
„O, Gerard, maak me toch niet zoo aar
het schrikken!"
Ik glimlachte en genoot van mijn wagen
en van de natuur rondom mij, toen, Juist
toen de andere auto ons ln woeste vaart
was voorbij gesnord, een hevige knal go
boord werd.
Louise gilde weer en een oogenbllk
daoht ik dat iemand op ons had gescho
ten. In het volgende oogenbllk begreep ik
echter dat mijn rechter-achterband was ge
sprongen.
In de opwinding schakelde ik de hoog
ste versnelling ln ln plaats van te rem
men, de wagen zwenkte en Louise maakt<
zich gereed om er uit te springen; op hei
laatste oogenbllk, vóór we tegen een hek
reden, wist ik hem echter tot staan te bren
gen en Louise zeggend kalm te blijven,
stapte ik uit.
„O, Gerard," riep Louise uit, „wat is ei
toch gebeurd?"
Mijn kans schoon ziende om met mijl
verstand van auto's indruk op mijn vrouw
te maken, zei ik: „O, er lg niets om je on
gerust over te maken. Ik zal dat zaakje
wel even opknappen."^®
„Wat ben Je toch handig, manniel"
zei ze.
Ik nam uit de gereedschapskist al wat
tr uoodig was om eeu wiel uu een band a:
te nemen, zette de dommekracht onder de
as en vijzelde den wagen op zoodat het
wiel van den grond vrij kwam. Louise waf
lntusschen met een boek op het hek gaar
zitten, waar we bijna doorheen gereden
waren.
Ik werkte haastig, om nog meer indruk
op Louise te maken en begon met het wiel
van de as te trekken.H
Ik trok met zachte rukjes, maar toen
gebeurde er iets, wat ik niet had kunnen
voorkomen. De dommekracht slipte onder
de as weg en daar ik het wiel aan den on
derkant vast had, werd mijn hand tus-
Bchen den slappen band en den weg ge
klemd.
Louise keek op mijn ©enigszins luider
uitroep op.
„Kan ik je helpen, Gerard?"
Ik schudde van neen en klooi op mjjr
bezeerde vingers.
„Neen, zei ik, mij misselijk voelend
door de olie die ik van mijn vingers zoog,
„laat me maar begaan."
„Laat me je toch liever helpen," hield
Louise aan.
P^n maa^e me nfldig. „Louise," zei
ik, „als een automobilist met een onder
vinding van zes - e zes weken, ben ik
volkomen in staat om zoo'n karweitje al
leen op te knappen."
Louise zweeg. Weer lichtte ik met de
dommekracht den wagen op en ditmaal
kreeg ik het wiel er af. Ik ging er mee
achter den wagen staan en begon met den
band-afnemer te werken. Maar dat ging
niet gemakkelijk en na tien minuten hard
werken was ik nog net zoo ver als toen ik
begon.
Ik hoorde aan de manier waarop Louise
zat te zingen, dat ze zich begon te vervelen
en een kloek besluit nemend, viel ik ander
maal op den band aan. „Ze zal er af," zei
ik tandenknarsende en mij het zweet van
het gelaat vegend.
Maar na nogmaals tien minuten was het
eenige dat ^er af" gekomen was, het vel
FEUILLETON
Er zijn in het leven van den uioiiscb
oogenibukken, waarin een gevoel van haast
kinderlijke blijdschap domineert; waarin
het schijnt alsof de naaste toekomst pers
pectieven van louter vreugd en zonneglans
opent. OogenbJikken, wanneer staat to
komen de vervulling van diep gekoesterde
verlangens, dia bevredig!^ van lang sluime
rende begeerten.
Zulk een oogenfefik is ongetwijfeld aan
gebroken, wanneer d!e trad&tianeele boog,
die niet altijd gespannen mag zym, de ge-
wenschte ontspanning behoeft; wanneer
vaoantieneisplamnen, reeds lang gewikt en
gewogen, ©en begin van verwezenlijking
beloven te krijgen.
Vraagt men waarheen de Nederlanders
in hun vacaintie het 'liefst reizen, dam zal
het overgroot© deed aanstonds antwoorden:
naar de bergen. Niet omdlat ons eigen land
van schoonheid verstoken is wed verte
van dat. De uitgestrekte weUe-vlakten,
doorsneden door vele rechtlijnige silooten
met aan weerszijden rijen knotwilgen, met
hier on daar een karakteristieken modem
een kerktoren, wat hoog geboomte, blijven
steeds van een eigenaardige bekoring. Onze
prachtige bosschen, onze uitgestrekt© heide
velden, onze grillig gevormd© duinen imet
d© bewegelijke zee doen ons telkens den
louterenoen invloed van het onvergankelijk
schoon© en verhevene ondergaan en bren
gen ons weer terug tot de natuur.
lntusschen. het romantische bergland
schap heeft altijd een groot© aantrekkings
kracht uitgeoefend op de bewoners van het
nuchtere laagland De verklaring zal wel
hierin zijn te zoeken, dat de verbeefldling der
Nederlanders diep getroffeni wordt door het
forsche van het berglandschap; dat de ge
weldige natuurtafereélten hen iin ontroering
brengen en losmaken van het alledaagsche
'leven. En dient niet juist de vacanitae om
ons eenogen tijd te onttrekken aan de alle
daagsche sfeer, om ons nieuwe levens
van al mijn knokkels
m'n wijsvinger.
en een nagel van
Plotseling hoorde ik de stem van Louise
vlak naast mij.
„Maar Gerard," zei ze, „waarom heb Je
me niet gezegd, dat we een lekken band
hebben?"
„Doe nu toch zulke dwaze vragen niet
„zei ik nijdig, „zie je niet. dat ik bezig
ben?"
„Jawel," zei ze, „maar ik begrijp niet
waarom.
„Natuurlijk begrijp Je dat niet!" beet ik
haar toe.
,Jk begrijp heusch niet, waarvoor Je Je
zoo aftobt, Gerard," zei ze.
„Zoo, begrijp ja dat niet," antwoordde ik
bedaard. „En hoe zullen we dan hier van
daan komen hè, als je me dat dan maai
even vertelt. Zou jij soms een middel we
ten om zonder werken een gesprongen
band te repareeren?"
Zwijgend keek ik haar aan. Ik voelde
me bepaald ziek. In mijn verlangen om
mijn vrouw eens te laten zien, hoe goed
ik met auto's overweg kon, had ik heele-
maal niet aan het reserve-wiel gedacht.
Maar troostend zei Louise, toen we vijf
minuten later weer verder reden:
„Hoe meer een automobilist weet, hex
meer hij kan vergeten."
MEESTER JEAN GRILLET,
EMAILLEUR DE LA REINE.
Een ouderwetech handwerksman.
Hij waande zich een groot man. Niet
alleen omdat hij een bijzonder soort email
vervaardigde, maar ook omdat hij dichtte.
Er verscheen een bundel van zijn hand:
»La beauté des plus belles dances de la
cour* was de titel. En maitre Grillet
kon inderdaad van deze schoonheid ge
tuigen, want al was hij uit het volk ge
boren, deze émailleur slaagde er al dra
in aan het glorierijkste hof van Europa
het Fransche, te komen. Het was een tijd
van schittering en van praal: de eerste
helft der 17e eeuw. Maitre Grillet was
niet rijk, maar hij had machtige bescher
mers, die weliswaar meer zijn emailleer
kunst dan zijn poëzie bewonderden, maar
er toch in slaagden hem te pousseeren.
's Meesters Vrouw MarieRose, uit Au-
vergne afkomstig, vond weinig vreugde
in de goddelijke gave der dichtkunst,
haar echtgenoot toebedeeld. Zij was een
goede zuinige huisvrouw en als het kon
verjoeg ze de muzen gaarne uit de om
geving van haar man. Het was ook wel
eens noodig, want Meester Grillet had
er een handje van de materieele zorgen
des levens te vergeten als hij aan het
dichten was geslagen. Toen hij zijn vrouw
het hof maakte had hij haar omtrent zijn
financiën gerust gesteld. MarieRose
zag hem echter toch gaarne aan het
werk, het emailleeren van glas, was on
getwijfeld in die dagen een bijzondere
kunst. Meester Grillet was daarvan zelf
overtuigd en sprak er dan meestal met
grooten geestdrift over. En bewonderaars
vond hij genoeg.
Grillet verstond ook de merkwaardige
kunst overal en onder alle rangen er
standen vrienden te maken. Zijn be
schermers waren deftige abbé's, hertogen,
graven die in nauwe betrekking stonden
met het hof en de koningin-regentes.
Maar zijn vrienden waren koetsiers
stalknechts, kamerdienaars, van wie hl,
vernam hoe de booge heeren over hem
dachten. Op die manier was hij op de
hoogte van ieder praatje, ieder gerucht
stonden er langen tijd voor, en verklaarde
er ontdaan van te zijn.*
Meester Grillet kwam, gelijk gezegd
aan het hof en liet den iongen koning
zien hoe hij werkte. De minister-kardinaal
de Mazarin vond het wonderl:
oed, dat de 7-jarige Lodewijk XIV o
■lijk genoeg,
i-ljk XIV op
ezo wijze werd bezig gehouden. Evenwel,
het kleine koninkje zag nauwelijks kans
het geld bij elkaar te krijgen om den
artist naar behooren te beloonen en on
middellijk dichtte Grillet daar een klaag
zang over, Zijn noodlot vervolgde hem
tot in het koninklijk palels zei hijWant
deze groote man was zeer gevoelig er
voor wanneer men hem niet beloonde op
de vorstelijke wijze waarop bij beloond
wilde worden. Hij was min of meer schra
perig aangelegd, een ondeugd misschien
in hem versterkt of aangekweekt door
zijn dierbare RoseMarie. Wee dengene,
die hem een bestelling deed, welke later
niet werd geaccepteerd, wee dengene,
die zich wat al te zuinig betoonde tegen
over hem, in welk opzicht ook. Onbarm
hartige spotrijmpjes verschenen op den
onverlaat. Parijs lachte. En wie zag zich
gaarne belachelijk gemaakt? Een groot
figuur was hij niet Maar wel een op
merkelijk man, type van zijn hoofsche
tijd, die geleden heeft onder een niet-
gewaard zijn, zooals hij gewaardeerd
wilde zijn. Want zijn email werd gekocht
en om zijn verzen werd gelachen. Meer
niet. Het Parijs der 17de eeuw had niet
veel tijd voor hem disponibel. Zijn troost
in neerslachtige buien was zijn kleine
Muze. Noch den geboorte-, noch den
sterfdatum van Meester Jean Grillet
weet de onverschillige Historie te ver
melden.
De ongetrouwde (lezende): Het heet
dat het laatste woord in een argument dik
wijls het gevaarlijkste ia
De getrouwde: Mag ik die krant var
je hebben?
De ongetrouwde: Waarom?
De getrouwde: Dan Iaat ik dat aan
mijn vrouw lezen.
Emma: De struisvogel ziet niet vee:
en eet alles.
Marie: Wat zou dat een ideale rnan
voor je zijn.
vreugd© te geven), om onzen geest te ver
heffen, om ons gemoedsleven rijker te
maken?
Inderdaad, reizen met overleg, verheldert
den geest, verruimt het gemoèxl, versterkt
het Mchaaml
Maar reizen is een groote kunst, ver-
eischt voldoende geestelüike voorbereiding,
en vooral een budtonlandacke reis levert
talrijke bezwaren op. Nog steeds komen die
majestueuze bergen, lieflijke dalen, schit
terende gletschers, uitgestrekte bosschen
en schilderachtige meren niet uit zichzelf
naar ons toe; wij moeten er ons heen bege
ven, en het bereizen van een zoo duur land'
als Zwitserland vereischt een niet al te be
scheiden maatschappelijfcen welstand. Het
zijn dan ook de gezelschapsreizen met haar
coöperatief karakter, die al deze prachtige
Landstreken hebben ontsloten voor tiendui
zenden Nederlanders, die vroeger nooit
hadden durver! denken, dat ook zij eenmaal
deae genietingen zouden ondergaan I
Waarde lezers, wiji stellen U thans voor,
dat wij allen één groot reisgezelschap uit
maken, dat wij nu tezamen een van de
meest geliefkoosde reistochten door Zwit
serland1 gaan maken. Het zal wellicht hij
sommigen van U herinneringen aan vroe
ger ondervonden reisgenot wakker roepen;
het zal ongetwijfeld' ook velen anikneeren
om straks eveneens hun deel te vragen aan
wat natuurschoon eni bergnomantiek aan
bekoring bieden. Wat mu volgt is dus niet
een van die vele reisverhalen, waarin
vooral nadruk pleegt te worden gelegd op
de lekkere maaltijden en de min of meer
zachte bedden; reisverhalen waarvoor men
best een standaardmodel zou kunnen 'Vast
stellen, met hier en daar voor het goed
fatsoen tusschen gestrooid die woorden:
■mooi, prachtig., schitterend), grootsch, ver
rukkelijk. Neem, wij gaan nu tezamen) de
werkelijkheid beleven; wij allen staan thanB
op dezen inooien zomerdag op het station,
te midden van het geroezemoes en gewir
war, en wachten de komst van den trein
af, die ons over de grens zal voeren.
Daar rolt zwaar dreunend en wielen-
knareend het groote atoomgevaar!© die over
gcr
iedere canard, die door Parijs mocht gaan
En voegt men daarbij nu 'smans gavt
om zijn indrukken en gevoelens te uiten
in vlotte en duidelijke verstaanbare
zij het misschien ook wat laag bij de
grondsche verzen, dan 1b het te be
grijpen dat hij een zeer populaire flguui
was en dat omtrent hem tal van aneodoten
in omloop zijn.
Op zekeren Nieuwjaarsdag schonk
Griflet een van zijn beschermers, den
oomte de Montéciair een thermometer.
Een zeer bijzonder en kostbaar geschenk
Want al had Galilel het instrument om
streeks 1608 uitgevonden, zoo was het
omstreeks 1645 toch nog slechts aan ge
leerden bekend. En in een lang gedicht
werd den comte uiteengezet, welke dien
sten bet cadeau kon bewijzen. Deze ge-
emailleerde thermometer, besloot hij, wat
onontbeerlijk voor een pater familias met
volwassen dochters, om te zien of zfc
reeds geschikt waren om in het huwelijks
bootje te stappen.
Als Grillet aan het werk was, dan
emailleerde hij niet alleen thermometers,
maar allerlei objects de luxe w.o. bij
voorbeeld veel oorhangers. Zijn clientèle
was de rijkdom en vooral de voorname
edellieden aan het hof hadden pleizier
in zijn mooi werk en in zijn rijmelarij
bij alles en nog wat. Zoo maakte hij een
maal voor monsieur de Oongis een Cupi-
dotje van glas. Hoe het met dit Cupidotje
afliep vertellen Grillet's eigen geschriften:
>Mademoiselle Destin zette het op haar
étagère en monsieur le baron de Livet
kapping binnen. ,Kailm 'blijven), dame© en
heeren, niet zenuwachtig dringen, voor
ieder is een gereserveerde plaats". „[Mijn
heer, wilt U instappen, in den tSiein kunnen
wij voorstellen en kennismaken. Wat zegt
U, heeft U uw bewijs van Nederlanderschap
vergeten? 't Is lastig, maar we zullen er U
wel dooramokkeJenl".
„Alle© klaar?"
^Vertrekken/1"
We rijden, waarde lezers, en gleden over
de spoorstaven, naar het Zuiden. Roosen-
daal-dlouane. One reisgezelschap wordt vrij
wel ongemoeid gelaten. Een enkele koffer
wordt doorzucht; noodelooze moeite, sigaren
zijn niet te vinden de eigenaar heeft zidh
immers urenlang gepijnigd met de vraag
hoe hij de sigaren het best in zijn overjas
kon wegstoppen! De afdeeling rookers (en
rooksters) ondier ons blijkt nu merkbaar op
gelucht.
Wij passeeren spoedig Brussel en Namen
met den fraaien rivierovergang; komen
door die bekoorlijke Ardennen!, den Elzas,
het heuvelachtige landschap met het ietwat
droomerig karakter, het Noordelijke ge
deelte van de Vogezen. Terwijl de wielen
nu eindeloos reoitatief uit de rails slaan,
gebruiken wij onze maaltijden in dien res
tauratiewagen/, het rollende restaurant. Zoo
kooien wij. weldra in Bazel, dat een bezoek
overwaard is; wij zullen er alleen maar
overnachten, want het verlangen naar de
heigen zit er al zoo in.
In Zwitserland.
Wij zijn dlan nu in Zwitserland, dat prach
tige stuk natuur, dat in het hart' van Europa
uitsteekt als eer ateutelsteen in een gewelf,
met een eigen motief van schoonheid. Het
land, waar de toerist de meest uitgebreide
tegensteEingen ondergaat: 's morgens ©en
bad) in het meer, in een zomersch klimaat;
's middags in een sleetje op de bergen, niet
een paar loodrechte kilometers onder zich.
Wij verlaten nu Bazel', dat schijnt dienst
te doen als een reuzensluis om den toeris-
tensttroom naar de centra van1 Zwitserland
door te spuien. Van Bazel naar Bern is het
een prettige reis; de fabrieken en goed ver
zorgde velden bewijzen, dat Zwitserland
niet alleen van vreemdelingen leeft, al is
8HAW-ANEODOTEN.
Eens zoo vertelt een Engelsch blad
ging do première van een stuk van Shaw
voor een uitverkocht huis in Londen. Shaw
woonde de voorstelling bij, aan het slot
moest de auteur op de planken komen en
een donderende ovatie ving aan.
Plotseling begint een meneer op het schel
linkje hevig te fluiten Er ontstaat een kort
rumoer. Maar Shaw wenkt stilte en zegt
daarop naar boven:
„Ja, m'n waarde, Ik ben het heelemaa!
met je eens. Het is een slecht stuk, maar
wat wllien U en ik met zijn belden beginnen
tegen dit heele huis vod enthousiaste dom
koppen?"
Men zegt, dat Shaw zijn St» John voor de
film heeft afgestaan. Zou het waar zlju?
Shaw ls een groot vriend van de film.
Eens kreeg hjj van een groote film-onder
neming het verzoek, de verfilming van een
van zijn stukken toe te staan. HU ant
woordde: „Als wij het over het honorarium
eens kunnen worden, ben ik bereid op uw
voorstel in te gaan. Maar ik moet, ais mijn
stuk verfilmd wordt, de volgende condities
stellen: le. Mijn naam noch die van het stuk
mogen genoemd1 worden. 2e. Alle personen
moeten andere namen krijgen dan rij in het
stuk hebben. 8e. De handeling moet zoo
weinig mogelijk op die van het stuk lijken.
4
Een Engelsch© dagbladredactie, die goed
koop aan een bijdrage van Shaw's hand wilde
komen, vroeg hem eens in een brief, wie
volgens hem de tien grootste thans levende
auteurs waren. Shaw's antwoord1 luidde:
1. George Bemand Shaw.
2. G. Bernard Shaw.
8. G. B. Shaw.
4. G. B. S.
6. Shaw.
6. (Bernard Shaw.
7. George Shaw.
8. Shaw (G. B.).
9. Shaw (G. Bernard).
10. Shaw (George Bernard).
het toerisme ook zoo tot in kleinigheden
georganiseerd, dat de stationskruiera in
Bern ons in het Engelsch aanspreken, wat
sommigen blijkbaar als een schoon compii
ment, weer anderen als een streeleride
taxatie van hun welstand beschouwen. Na
tuurlajk herkennen onze lamdgenooten in
den vreemde elkaar direct aan de uitspraak
der vreemde talen, die zij dadelijk veel min
der goed spreken als toeristen uit Pair ia
mee toehoored en met een kwalijk verbor
gen grijns op fouten zitten te wachten. Ve
len zijn dian ook zoo verstandig, met drukke
handgebaren aain te vullen wat aan den
goeden zinsbouw- ontbreekt; spreken die
vreemde taal ge tijk 'men het pleegt te
noemen meer met de handen dan met den
mond, en bepalen er zich toe, hun talen
kennis te demonstreeren door in de trein-
ooupé het drietalige voorschrift, diat men
binnen het venster dient te blijven, met
zoo goed mogelijken toon- en tongval hardop
te lezen....
De Beren.
Onversaagd stappen we nu Bern- 'binnen,
de Bundiesstadt met de arcaden en fontei
nen. Natuurlijiki wordt heel wat tijd bestee*
aan den Berenkuil, waar groote hoeveelhe
den wortelen worden toegediend aan de
beren, die een fleech melk van de hooge
balustrade uitgegoten, met buitengewone
vaardigheid1 ln hun keel weten op te van
gen» Op de promenade achter het Bundes-
palast, verlustigen wij ons al in het gran
dioos schouwspel van de Alpen aan den
horizon, en wanneer wij Bern weer spoedig
met den trein verlaten, hangen de amateur-
fotografen reeds uit de raampjes om hun
stel opnamen te beginnen. In Thun komen
wij bij' het meer van dien naam; wij stappen
nu over op de atoomboot, waarmede wij een
heerlijken vaartocht maken en die ons lange
den kegelvormigen berg, die Niesen heet,
naar Interlaken brengt.
'Interlaken, het uitverkoren' kampement
voor toeristen in (Jen zoimerx ligt vlak voor
de voeten van een groot aantal bergen me
uitstekende reputatie en aan de uitmon
ding van een paar dialen, cllie voor uitstapjes
van allerlei aard' als geknipt zij/a
De Jungfrau.
Natuurlijk maken wij den' belangrijksten
Tob Nooit Hoekje.
BELEMMERINGEN,
„De mensch tot de eeuwigheid
heen gedicht, moet zich werpen
op het ln den tijd gegeven©,"
Dr. J. D. Bierens de Haan.
In een studie over „De overwonnen
Tegenstand" zegt de schrijver aan wien
wij het bovenstaande oitaut antieenen o.m.:
;De energie moet tijd hebben zich te oefe
nen aan het konkrete, eer zfi zich begeeft
ot het eeuwige; zU moet den strijd' des
evens, de worsteling voor het bestaan
meeleven."
Deze woorden van wijsheid kunnen den
mensch een troost worden, wanneer hU
©rneerzit, peinzend en tobbend over de
waarde des levens, als hem de levensstor-
men dreigen weg te vagen van zijn met
moeite en inspanning verworven plekje op
de aarde. Belemmeringen en tegenslag zijn
dingen, waarop de mensch zijn krachten
moet beproeven, om te zien of hij sterk
genoeg is, een trap van hooger mensche-
lykheid te beklimmen, om te toetsen of hU
hoven zichzelf en de rampspoeden des le
vens kan staan. Wil de mensch die
eeuwige waarden verwerven, die noch door
de motten noch door roest worden ver
teerd, dan moet hij zijn krachten be
proeven op het in den tijd gegevens.
Al wat het leven ons geeft aan
tegenspoed cd ongeluk, aan belemmerin
gen, tegenhoud en tegenstand zijn even
zooveel wetsteenen, om de wapenen op te
scherpen, die moeten dienen voor den
strijd met het nog zwaardere, opdat de
mensch tenslotte uit zal wieken boven hot
gowoon-menschelUke, dat smart en leed,
kommer en ellende nog gevoelt als pla-
en, waarmee onzichtbare machten ons
zoeken.
De mensch moet de belemmeringen des
levens gevoelen als toetssteenen zijner
persoonlijkheid. Wie niet zóóveel begrijpt
van het leven, dat hU tobbend blijft ter-
neerzitten, wanneer het leven strijd van
hem verlangt, zal hoe langer hoe dloper
zinken, want terecht heeft Immanuel Kant
gezegd: „De mensch wil vrede, maar de
natuur weet beter, wat voor de soort ge
schikt is; zU wil strijd."
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Oock, Van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage, gretis zielkundige adviezen o. m. over
tle wijze, waarop zU hun geest kunnen ver-
frisschen en hun wilskracht en energie
kunnen verstemen»
Do vragen zullen ln dit blad geregeld
worden behandeld. Mochten de beantwoor-
dlngen te uitvoerig worden, dan direct
schriftelijk aan de aanvragers.
Dr. JOS. DE OOOK.
Bediende te H. Wat U aanziet voor
een slecht geheugen ls geen slecht geheu
gen. U beziet de zaak verkeerd, U vraagt
Uzelf af: Ik wil wel onthouden, maar ik
kan niet. Wil ik nu niet sterk genoeg, heb
Ik gebrek aan wilskracht? Neen. Gij hebt
geen gebrek aan wilskracht, maar gebrek
aan belangstelling. Alles wat U werkelijk
interesseert onthoudt gij, wat het beste be
wijs is, dat uw geheugen puik in orde is.
Wat U behoeft, is meer belangstelling.
Wat gU denkt, vergeten te hebben, hebt
gij in werkelijkheid nooit geweten. Wan
neer iemand geplaatst wordt in een omge
ving, waarin hij niet de minste interesse
heeft, dan spreekt het vanzelf, dat hU
geen aandacht schenkt aan die omgeving
en niets doordringt van hetgeen hü ziet
tot zijn hersens. Zoo is het ook bij Gij
zijt in Uw tegenwoordigen werkkring niet
op uw plaats en voor U is het beste, U
aan anderen arbeid te wijden, opdat gij
meer zult gaan prestoeren. Al moet gij
momenteel in salaris achteruit gaan, in
tocht, die altijd blijft de excursie naar dien
reus van een berg, die -niemand minder is
dan de Juqgfrau zelf. Wq gaan zitten in
het gemoedelijke treintje, dat ons eerst ver
der het dal invoert» Waarde lezer, U zijt
nog niet tot het besef gekomen, dat voor U
een van de grootste dagen in uw leven is
aangebroken. Tot Lauterbrunnen blijft U
bedaard maar na het overstappen in het
bergtneimtje begint de Victorie der Alpen
eerst recht op U in te werken» Bij Wengen
brengt het onmetelijk panorama, de ondoor
dringbare Stilte dier natuur, een emotie van
plechtigheid en verrukking over ons. Meent
lntusschen ln uw extase niet, dat diie berg
hutten langs de spoorlijn zoo wanhopig
scheef gezakt zijn; in den sterk hellenden
wagen zit U zelf in de letterlijke beteekenis
van het woord in eeni „scheeve positie",
zoodat alle nabijrijnde voorwerpen onge
merkt onder een anderen gezichtshoek gaat
zien. Te Kleine Scheidegg ondergaan we
even de bekende aarzeling, of het wel kan
lijden), het dture traject naar den 'bergtop
af te leggen. Maar de uitroep van een! on
zer: „Dat geld gaat anders toch maar aan
prentbriefkaarten en cadeautjes!" geeft
aan allen weer moed, en het beroemde
bordje soep, het apóritiefje voor den tocht
naar sneeuw en ijs, die ons staat te wach
ten, doet de rest. We stappen dus in, en
al' heel' spoedig ko/mt die bewondering voor
het haast bovenmenscheHjk werk van een
spoorweg, die door eeni berg heen zich naar
boven borend, de spits van een Alp 'be
reikt. Nieuwe indrukken volgen slag op
slag, wanneer de trein, binnen den berg,
stilhoudt om uit de groote vensters in den
bergwand de meest onverwachte uitzichten
over de gletscherweredd te gunnen» Aan
het eindstation, te midden van sneeuw en
ijs en in de ijle lucht), doorleven wij een
oogenlblik de aandoeningen van een Alpi
nist, die het einddoel van zijin tocht bereikt
heeft.
Wij keeren 'terug, ditmaal over het vrien
delijke Grindelwald, door de Zwitsers, die
met ons de terugreis makeni, in allerlei lie
deren bezongen, hetgeen ons natuurlijk tot
een behoorlijke tegenprestatie verplicht.
Slot volgt
't Jutte rtje
260. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
„Naen Gerard, dat niet," antwoordde ze
bedaard," maar ik zou het reservewiel op
zetten waarvoor sleep je dat andera al
tijd op den wagen mee?"
mhhmphhh
B.