OP VACANTIE-REIS IN HET BUITENLAND. Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 13 AUG. 1927. VAN DE GROOTEN AARDE. DER DE LEKKE BAND. Te veel IJver Ik reed met mijn vrouw in mijn auto buiten op een prettigen landweg. „Louise", zei ik, „is zoo'n auto niet iets heerlijks?" Je zit maar achter het stuur, doet niets, denkt aan niets „Pas op die sloot Gerard!", viel mijn vrouw me in de reden. „Denk dan ten minste om mijn veiligheid." „Maak je maar niet bang, vrouwtje oe luister naar het gezang der vogels," zei ik. „Ik luister naar het getoeter van de auto achter ons, die voorbij wil." Ik zwenkte naar den kant van den weg en Louise greep mij bij den arm en gilde: „O, Gerard, maak me toch niet zoo aar het schrikken!" Ik glimlachte en genoot van mijn wagen en van de natuur rondom mij, toen, Juist toen de andere auto ons ln woeste vaart was voorbij gesnord, een hevige knal go boord werd. Louise gilde weer en een oogenbllk daoht ik dat iemand op ons had gescho ten. In het volgende oogenbllk begreep ik echter dat mijn rechter-achterband was ge sprongen. In de opwinding schakelde ik de hoog ste versnelling ln ln plaats van te rem men, de wagen zwenkte en Louise maakt< zich gereed om er uit te springen; op hei laatste oogenbllk, vóór we tegen een hek reden, wist ik hem echter tot staan te bren gen en Louise zeggend kalm te blijven, stapte ik uit. „O, Gerard," riep Louise uit, „wat is ei toch gebeurd?" Mijn kans schoon ziende om met mijl verstand van auto's indruk op mijn vrouw te maken, zei ik: „O, er lg niets om je on gerust over te maken. Ik zal dat zaakje wel even opknappen."^® „Wat ben Je toch handig, manniel" zei ze. Ik nam uit de gereedschapskist al wat tr uoodig was om eeu wiel uu een band a: te nemen, zette de dommekracht onder de as en vijzelde den wagen op zoodat het wiel van den grond vrij kwam. Louise waf lntusschen met een boek op het hek gaar zitten, waar we bijna doorheen gereden waren. Ik werkte haastig, om nog meer indruk op Louise te maken en begon met het wiel van de as te trekken.H Ik trok met zachte rukjes, maar toen gebeurde er iets, wat ik niet had kunnen voorkomen. De dommekracht slipte onder de as weg en daar ik het wiel aan den on derkant vast had, werd mijn hand tus- Bchen den slappen band en den weg ge klemd. Louise keek op mijn ©enigszins luider uitroep op. „Kan ik je helpen, Gerard?" Ik schudde van neen en klooi op mjjr bezeerde vingers. „Neen, zei ik, mij misselijk voelend door de olie die ik van mijn vingers zoog, „laat me maar begaan." „Laat me je toch liever helpen," hield Louise aan. P^n maa^e me nfldig. „Louise," zei ik, „als een automobilist met een onder vinding van zes - e zes weken, ben ik volkomen in staat om zoo'n karweitje al leen op te knappen." Louise zweeg. Weer lichtte ik met de dommekracht den wagen op en ditmaal kreeg ik het wiel er af. Ik ging er mee achter den wagen staan en begon met den band-afnemer te werken. Maar dat ging niet gemakkelijk en na tien minuten hard werken was ik nog net zoo ver als toen ik begon. Ik hoorde aan de manier waarop Louise zat te zingen, dat ze zich begon te vervelen en een kloek besluit nemend, viel ik ander maal op den band aan. „Ze zal er af," zei ik tandenknarsende en mij het zweet van het gelaat vegend. Maar na nogmaals tien minuten was het eenige dat ^er af" gekomen was, het vel FEUILLETON Er zijn in het leven van den uioiiscb oogenibukken, waarin een gevoel van haast kinderlijke blijdschap domineert; waarin het schijnt alsof de naaste toekomst pers pectieven van louter vreugd en zonneglans opent. OogenbJikken, wanneer staat to komen de vervulling van diep gekoesterde verlangens, dia bevredig!^ van lang sluime rende begeerten. Zulk een oogenfefik is ongetwijfeld aan gebroken, wanneer d!e trad&tianeele boog, die niet altijd gespannen mag zym, de ge- wenschte ontspanning behoeft; wanneer vaoantieneisplamnen, reeds lang gewikt en gewogen, ©en begin van verwezenlijking beloven te krijgen. Vraagt men waarheen de Nederlanders in hun vacaintie het 'liefst reizen, dam zal het overgroot© deed aanstonds antwoorden: naar de bergen. Niet omdlat ons eigen land van schoonheid verstoken is wed verte van dat. De uitgestrekte weUe-vlakten, doorsneden door vele rechtlijnige silooten met aan weerszijden rijen knotwilgen, met hier on daar een karakteristieken modem een kerktoren, wat hoog geboomte, blijven steeds van een eigenaardige bekoring. Onze prachtige bosschen, onze uitgestrekt© heide velden, onze grillig gevormd© duinen imet d© bewegelijke zee doen ons telkens den louterenoen invloed van het onvergankelijk schoon© en verhevene ondergaan en bren gen ons weer terug tot de natuur. lntusschen. het romantische bergland schap heeft altijd een groot© aantrekkings kracht uitgeoefend op de bewoners van het nuchtere laagland De verklaring zal wel hierin zijn te zoeken, dat de verbeefldling der Nederlanders diep getroffeni wordt door het forsche van het berglandschap; dat de ge weldige natuurtafereélten hen iin ontroering brengen en losmaken van het alledaagsche 'leven. En dient niet juist de vacanitae om ons eenogen tijd te onttrekken aan de alle daagsche sfeer, om ons nieuwe levens van al mijn knokkels m'n wijsvinger. en een nagel van Plotseling hoorde ik de stem van Louise vlak naast mij. „Maar Gerard," zei ze, „waarom heb Je me niet gezegd, dat we een lekken band hebben?" „Doe nu toch zulke dwaze vragen niet „zei ik nijdig, „zie je niet. dat ik bezig ben?" „Jawel," zei ze, „maar ik begrijp niet waarom. „Natuurlijk begrijp Je dat niet!" beet ik haar toe. ,Jk begrijp heusch niet, waarvoor Je Je zoo aftobt, Gerard," zei ze. „Zoo, begrijp ja dat niet," antwoordde ik bedaard. „En hoe zullen we dan hier van daan komen hè, als je me dat dan maai even vertelt. Zou jij soms een middel we ten om zonder werken een gesprongen band te repareeren?" Zwijgend keek ik haar aan. Ik voelde me bepaald ziek. In mijn verlangen om mijn vrouw eens te laten zien, hoe goed ik met auto's overweg kon, had ik heele- maal niet aan het reserve-wiel gedacht. Maar troostend zei Louise, toen we vijf minuten later weer verder reden: „Hoe meer een automobilist weet, hex meer hij kan vergeten." MEESTER JEAN GRILLET, EMAILLEUR DE LA REINE. Een ouderwetech handwerksman. Hij waande zich een groot man. Niet alleen omdat hij een bijzonder soort email vervaardigde, maar ook omdat hij dichtte. Er verscheen een bundel van zijn hand: »La beauté des plus belles dances de la cour* was de titel. En maitre Grillet kon inderdaad van deze schoonheid ge tuigen, want al was hij uit het volk ge boren, deze émailleur slaagde er al dra in aan het glorierijkste hof van Europa het Fransche, te komen. Het was een tijd van schittering en van praal: de eerste helft der 17e eeuw. Maitre Grillet was niet rijk, maar hij had machtige bescher mers, die weliswaar meer zijn emailleer kunst dan zijn poëzie bewonderden, maar er toch in slaagden hem te pousseeren. 's Meesters Vrouw MarieRose, uit Au- vergne afkomstig, vond weinig vreugde in de goddelijke gave der dichtkunst, haar echtgenoot toebedeeld. Zij was een goede zuinige huisvrouw en als het kon verjoeg ze de muzen gaarne uit de om geving van haar man. Het was ook wel eens noodig, want Meester Grillet had er een handje van de materieele zorgen des levens te vergeten als hij aan het dichten was geslagen. Toen hij zijn vrouw het hof maakte had hij haar omtrent zijn financiën gerust gesteld. MarieRose zag hem echter toch gaarne aan het werk, het emailleeren van glas, was on getwijfeld in die dagen een bijzondere kunst. Meester Grillet was daarvan zelf overtuigd en sprak er dan meestal met grooten geestdrift over. En bewonderaars vond hij genoeg. Grillet verstond ook de merkwaardige kunst overal en onder alle rangen er standen vrienden te maken. Zijn be schermers waren deftige abbé's, hertogen, graven die in nauwe betrekking stonden met het hof en de koningin-regentes. Maar zijn vrienden waren koetsiers stalknechts, kamerdienaars, van wie hl, vernam hoe de booge heeren over hem dachten. Op die manier was hij op de hoogte van ieder praatje, ieder gerucht stonden er langen tijd voor, en verklaarde er ontdaan van te zijn.* Meester Grillet kwam, gelijk gezegd aan het hof en liet den iongen koning zien hoe hij werkte. De minister-kardinaal de Mazarin vond het wonderl: oed, dat de 7-jarige Lodewijk XIV o ■lijk genoeg, i-ljk XIV op ezo wijze werd bezig gehouden. Evenwel, het kleine koninkje zag nauwelijks kans het geld bij elkaar te krijgen om den artist naar behooren te beloonen en on middellijk dichtte Grillet daar een klaag zang over, Zijn noodlot vervolgde hem tot in het koninklijk palels zei hijWant deze groote man was zeer gevoelig er voor wanneer men hem niet beloonde op de vorstelijke wijze waarop bij beloond wilde worden. Hij was min of meer schra perig aangelegd, een ondeugd misschien in hem versterkt of aangekweekt door zijn dierbare RoseMarie. Wee dengene, die hem een bestelling deed, welke later niet werd geaccepteerd, wee dengene, die zich wat al te zuinig betoonde tegen over hem, in welk opzicht ook. Onbarm hartige spotrijmpjes verschenen op den onverlaat. Parijs lachte. En wie zag zich gaarne belachelijk gemaakt? Een groot figuur was hij niet Maar wel een op merkelijk man, type van zijn hoofsche tijd, die geleden heeft onder een niet- gewaard zijn, zooals hij gewaardeerd wilde zijn. Want zijn email werd gekocht en om zijn verzen werd gelachen. Meer niet. Het Parijs der 17de eeuw had niet veel tijd voor hem disponibel. Zijn troost in neerslachtige buien was zijn kleine Muze. Noch den geboorte-, noch den sterfdatum van Meester Jean Grillet weet de onverschillige Historie te ver melden. De ongetrouwde (lezende): Het heet dat het laatste woord in een argument dik wijls het gevaarlijkste ia De getrouwde: Mag ik die krant var je hebben? De ongetrouwde: Waarom? De getrouwde: Dan Iaat ik dat aan mijn vrouw lezen. Emma: De struisvogel ziet niet vee: en eet alles. Marie: Wat zou dat een ideale rnan voor je zijn. vreugd© te geven), om onzen geest te ver heffen, om ons gemoedsleven rijker te maken? Inderdaad, reizen met overleg, verheldert den geest, verruimt het gemoèxl, versterkt het Mchaaml Maar reizen is een groote kunst, ver- eischt voldoende geestelüike voorbereiding, en vooral een budtonlandacke reis levert talrijke bezwaren op. Nog steeds komen die majestueuze bergen, lieflijke dalen, schit terende gletschers, uitgestrekte bosschen en schilderachtige meren niet uit zichzelf naar ons toe; wij moeten er ons heen bege ven, en het bereizen van een zoo duur land' als Zwitserland vereischt een niet al te be scheiden maatschappelijfcen welstand. Het zijn dan ook de gezelschapsreizen met haar coöperatief karakter, die al deze prachtige Landstreken hebben ontsloten voor tiendui zenden Nederlanders, die vroeger nooit hadden durver! denken, dat ook zij eenmaal deae genietingen zouden ondergaan I Waarde lezers, wiji stellen U thans voor, dat wij allen één groot reisgezelschap uit maken, dat wij nu tezamen een van de meest geliefkoosde reistochten door Zwit serland1 gaan maken. Het zal wellicht hij sommigen van U herinneringen aan vroe ger ondervonden reisgenot wakker roepen; het zal ongetwijfeld' ook velen anikneeren om straks eveneens hun deel te vragen aan wat natuurschoon eni bergnomantiek aan bekoring bieden. Wat mu volgt is dus niet een van die vele reisverhalen, waarin vooral nadruk pleegt te worden gelegd op de lekkere maaltijden en de min of meer zachte bedden; reisverhalen waarvoor men best een standaardmodel zou kunnen 'Vast stellen, met hier en daar voor het goed fatsoen tusschen gestrooid die woorden: ■mooi, prachtig., schitterend), grootsch, ver rukkelijk. Neem, wij gaan nu tezamen) de werkelijkheid beleven; wij allen staan thanB op dezen inooien zomerdag op het station, te midden van het geroezemoes en gewir war, en wachten de komst van den trein af, die ons over de grens zal voeren. Daar rolt zwaar dreunend en wielen- knareend het groote atoomgevaar!© die over gcr iedere canard, die door Parijs mocht gaan En voegt men daarbij nu 'smans gavt om zijn indrukken en gevoelens te uiten in vlotte en duidelijke verstaanbare zij het misschien ook wat laag bij de grondsche verzen, dan 1b het te be grijpen dat hij een zeer populaire flguui was en dat omtrent hem tal van aneodoten in omloop zijn. Op zekeren Nieuwjaarsdag schonk Griflet een van zijn beschermers, den oomte de Montéciair een thermometer. Een zeer bijzonder en kostbaar geschenk Want al had Galilel het instrument om streeks 1608 uitgevonden, zoo was het omstreeks 1645 toch nog slechts aan ge leerden bekend. En in een lang gedicht werd den comte uiteengezet, welke dien sten bet cadeau kon bewijzen. Deze ge- emailleerde thermometer, besloot hij, wat onontbeerlijk voor een pater familias met volwassen dochters, om te zien of zfc reeds geschikt waren om in het huwelijks bootje te stappen. Als Grillet aan het werk was, dan emailleerde hij niet alleen thermometers, maar allerlei objects de luxe w.o. bij voorbeeld veel oorhangers. Zijn clientèle was de rijkdom en vooral de voorname edellieden aan het hof hadden pleizier in zijn mooi werk en in zijn rijmelarij bij alles en nog wat. Zoo maakte hij een maal voor monsieur de Oongis een Cupi- dotje van glas. Hoe het met dit Cupidotje afliep vertellen Grillet's eigen geschriften: >Mademoiselle Destin zette het op haar étagère en monsieur le baron de Livet kapping binnen. ,Kailm 'blijven), dame© en heeren, niet zenuwachtig dringen, voor ieder is een gereserveerde plaats". „[Mijn heer, wilt U instappen, in den tSiein kunnen wij voorstellen en kennismaken. Wat zegt U, heeft U uw bewijs van Nederlanderschap vergeten? 't Is lastig, maar we zullen er U wel dooramokkeJenl". „Alle© klaar?" ^Vertrekken/1" We rijden, waarde lezers, en gleden over de spoorstaven, naar het Zuiden. Roosen- daal-dlouane. One reisgezelschap wordt vrij wel ongemoeid gelaten. Een enkele koffer wordt doorzucht; noodelooze moeite, sigaren zijn niet te vinden de eigenaar heeft zidh immers urenlang gepijnigd met de vraag hoe hij de sigaren het best in zijn overjas kon wegstoppen! De afdeeling rookers (en rooksters) ondier ons blijkt nu merkbaar op gelucht. Wij passeeren spoedig Brussel en Namen met den fraaien rivierovergang; komen door die bekoorlijke Ardennen!, den Elzas, het heuvelachtige landschap met het ietwat droomerig karakter, het Noordelijke ge deelte van de Vogezen. Terwijl de wielen nu eindeloos reoitatief uit de rails slaan, gebruiken wij onze maaltijden in dien res tauratiewagen/, het rollende restaurant. Zoo kooien wij. weldra in Bazel, dat een bezoek overwaard is; wij zullen er alleen maar overnachten, want het verlangen naar de heigen zit er al zoo in. In Zwitserland. Wij zijn dlan nu in Zwitserland, dat prach tige stuk natuur, dat in het hart' van Europa uitsteekt als eer ateutelsteen in een gewelf, met een eigen motief van schoonheid. Het land, waar de toerist de meest uitgebreide tegensteEingen ondergaat: 's morgens ©en bad) in het meer, in een zomersch klimaat; 's middags in een sleetje op de bergen, niet een paar loodrechte kilometers onder zich. Wij verlaten nu Bazel', dat schijnt dienst te doen als een reuzensluis om den toeris- tensttroom naar de centra van1 Zwitserland door te spuien. Van Bazel naar Bern is het een prettige reis; de fabrieken en goed ver zorgde velden bewijzen, dat Zwitserland niet alleen van vreemdelingen leeft, al is 8HAW-ANEODOTEN. Eens zoo vertelt een Engelsch blad ging do première van een stuk van Shaw voor een uitverkocht huis in Londen. Shaw woonde de voorstelling bij, aan het slot moest de auteur op de planken komen en een donderende ovatie ving aan. Plotseling begint een meneer op het schel linkje hevig te fluiten Er ontstaat een kort rumoer. Maar Shaw wenkt stilte en zegt daarop naar boven: „Ja, m'n waarde, Ik ben het heelemaa! met je eens. Het is een slecht stuk, maar wat wllien U en ik met zijn belden beginnen tegen dit heele huis vod enthousiaste dom koppen?" Men zegt, dat Shaw zijn St» John voor de film heeft afgestaan. Zou het waar zlju? Shaw ls een groot vriend van de film. Eens kreeg hjj van een groote film-onder neming het verzoek, de verfilming van een van zijn stukken toe te staan. HU ant woordde: „Als wij het over het honorarium eens kunnen worden, ben ik bereid op uw voorstel in te gaan. Maar ik moet, ais mijn stuk verfilmd wordt, de volgende condities stellen: le. Mijn naam noch die van het stuk mogen genoemd1 worden. 2e. Alle personen moeten andere namen krijgen dan rij in het stuk hebben. 8e. De handeling moet zoo weinig mogelijk op die van het stuk lijken. 4 Een Engelsch© dagbladredactie, die goed koop aan een bijdrage van Shaw's hand wilde komen, vroeg hem eens in een brief, wie volgens hem de tien grootste thans levende auteurs waren. Shaw's antwoord1 luidde: 1. George Bemand Shaw. 2. G. Bernard Shaw. 8. G. B. Shaw. 4. G. B. S. 6. Shaw. 6. (Bernard Shaw. 7. George Shaw. 8. Shaw (G. B.). 9. Shaw (G. Bernard). 10. Shaw (George Bernard). het toerisme ook zoo tot in kleinigheden georganiseerd, dat de stationskruiera in Bern ons in het Engelsch aanspreken, wat sommigen blijkbaar als een schoon compii ment, weer anderen als een streeleride taxatie van hun welstand beschouwen. Na tuurlajk herkennen onze lamdgenooten in den vreemde elkaar direct aan de uitspraak der vreemde talen, die zij dadelijk veel min der goed spreken als toeristen uit Pair ia mee toehoored en met een kwalijk verbor gen grijns op fouten zitten te wachten. Ve len zijn dian ook zoo verstandig, met drukke handgebaren aain te vullen wat aan den goeden zinsbouw- ontbreekt; spreken die vreemde taal ge tijk 'men het pleegt te noemen meer met de handen dan met den mond, en bepalen er zich toe, hun talen kennis te demonstreeren door in de trein- ooupé het drietalige voorschrift, diat men binnen het venster dient te blijven, met zoo goed mogelijken toon- en tongval hardop te lezen.... De Beren. Onversaagd stappen we nu Bern- 'binnen, de Bundiesstadt met de arcaden en fontei nen. Natuurlijiki wordt heel wat tijd bestee* aan den Berenkuil, waar groote hoeveelhe den wortelen worden toegediend aan de beren, die een fleech melk van de hooge balustrade uitgegoten, met buitengewone vaardigheid1 ln hun keel weten op te van gen» Op de promenade achter het Bundes- palast, verlustigen wij ons al in het gran dioos schouwspel van de Alpen aan den horizon, en wanneer wij Bern weer spoedig met den trein verlaten, hangen de amateur- fotografen reeds uit de raampjes om hun stel opnamen te beginnen. In Thun komen wij bij' het meer van dien naam; wij stappen nu over op de atoomboot, waarmede wij een heerlijken vaartocht maken en die ons lange den kegelvormigen berg, die Niesen heet, naar Interlaken brengt. 'Interlaken, het uitverkoren' kampement voor toeristen in (Jen zoimerx ligt vlak voor de voeten van een groot aantal bergen me uitstekende reputatie en aan de uitmon ding van een paar dialen, cllie voor uitstapjes van allerlei aard' als geknipt zij/a De Jungfrau. Natuurlijk maken wij den' belangrijksten Tob Nooit Hoekje. BELEMMERINGEN, „De mensch tot de eeuwigheid heen gedicht, moet zich werpen op het ln den tijd gegeven©," Dr. J. D. Bierens de Haan. In een studie over „De overwonnen Tegenstand" zegt de schrijver aan wien wij het bovenstaande oitaut antieenen o.m.: ;De energie moet tijd hebben zich te oefe nen aan het konkrete, eer zfi zich begeeft ot het eeuwige; zU moet den strijd' des evens, de worsteling voor het bestaan meeleven." Deze woorden van wijsheid kunnen den mensch een troost worden, wanneer hU ©rneerzit, peinzend en tobbend over de waarde des levens, als hem de levensstor- men dreigen weg te vagen van zijn met moeite en inspanning verworven plekje op de aarde. Belemmeringen en tegenslag zijn dingen, waarop de mensch zijn krachten moet beproeven, om te zien of hij sterk genoeg is, een trap van hooger mensche- lykheid te beklimmen, om te toetsen of hU hoven zichzelf en de rampspoeden des le vens kan staan. Wil de mensch die eeuwige waarden verwerven, die noch door de motten noch door roest worden ver teerd, dan moet hij zijn krachten be proeven op het in den tijd gegevens. Al wat het leven ons geeft aan tegenspoed cd ongeluk, aan belemmerin gen, tegenhoud en tegenstand zijn even zooveel wetsteenen, om de wapenen op te scherpen, die moeten dienen voor den strijd met het nog zwaardere, opdat de mensch tenslotte uit zal wieken boven hot gowoon-menschelUke, dat smart en leed, kommer en ellende nog gevoelt als pla- en, waarmee onzichtbare machten ons zoeken. De mensch moet de belemmeringen des levens gevoelen als toetssteenen zijner persoonlijkheid. Wie niet zóóveel begrijpt van het leven, dat hU tobbend blijft ter- neerzitten, wanneer het leven strijd van hem verlangt, zal hoe langer hoe dloper zinken, want terecht heeft Immanuel Kant gezegd: „De mensch wil vrede, maar de natuur weet beter, wat voor de soort ge schikt is; zU wil strijd." Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Oock, Van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage, gretis zielkundige adviezen o. m. over tle wijze, waarop zU hun geest kunnen ver- frisschen en hun wilskracht en energie kunnen verstemen» Do vragen zullen ln dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beantwoor- dlngen te uitvoerig worden, dan direct schriftelijk aan de aanvragers. Dr. JOS. DE OOOK. Bediende te H. Wat U aanziet voor een slecht geheugen ls geen slecht geheu gen. U beziet de zaak verkeerd, U vraagt Uzelf af: Ik wil wel onthouden, maar ik kan niet. Wil ik nu niet sterk genoeg, heb Ik gebrek aan wilskracht? Neen. Gij hebt geen gebrek aan wilskracht, maar gebrek aan belangstelling. Alles wat U werkelijk interesseert onthoudt gij, wat het beste be wijs is, dat uw geheugen puik in orde is. Wat U behoeft, is meer belangstelling. Wat gU denkt, vergeten te hebben, hebt gij in werkelijkheid nooit geweten. Wan neer iemand geplaatst wordt in een omge ving, waarin hij niet de minste interesse heeft, dan spreekt het vanzelf, dat hU geen aandacht schenkt aan die omgeving en niets doordringt van hetgeen hü ziet tot zijn hersens. Zoo is het ook bij Gij zijt in Uw tegenwoordigen werkkring niet op uw plaats en voor U is het beste, U aan anderen arbeid te wijden, opdat gij meer zult gaan prestoeren. Al moet gij momenteel in salaris achteruit gaan, in tocht, die altijd blijft de excursie naar dien reus van een berg, die -niemand minder is dan de Juqgfrau zelf. Wq gaan zitten in het gemoedelijke treintje, dat ons eerst ver der het dal invoert» Waarde lezer, U zijt nog niet tot het besef gekomen, dat voor U een van de grootste dagen in uw leven is aangebroken. Tot Lauterbrunnen blijft U bedaard maar na het overstappen in het bergtneimtje begint de Victorie der Alpen eerst recht op U in te werken» Bij Wengen brengt het onmetelijk panorama, de ondoor dringbare Stilte dier natuur, een emotie van plechtigheid en verrukking over ons. Meent lntusschen ln uw extase niet, dat diie berg hutten langs de spoorlijn zoo wanhopig scheef gezakt zijn; in den sterk hellenden wagen zit U zelf in de letterlijke beteekenis van het woord in eeni „scheeve positie", zoodat alle nabijrijnde voorwerpen onge merkt onder een anderen gezichtshoek gaat zien. Te Kleine Scheidegg ondergaan we even de bekende aarzeling, of het wel kan lijden), het dture traject naar den 'bergtop af te leggen. Maar de uitroep van een! on zer: „Dat geld gaat anders toch maar aan prentbriefkaarten en cadeautjes!" geeft aan allen weer moed, en het beroemde bordje soep, het apóritiefje voor den tocht naar sneeuw en ijs, die ons staat te wach ten, doet de rest. We stappen dus in, en al' heel' spoedig ko/mt die bewondering voor het haast bovenmenscheHjk werk van een spoorweg, die door eeni berg heen zich naar boven borend, de spits van een Alp 'be reikt. Nieuwe indrukken volgen slag op slag, wanneer de trein, binnen den berg, stilhoudt om uit de groote vensters in den bergwand de meest onverwachte uitzichten over de gletscherweredd te gunnen» Aan het eindstation, te midden van sneeuw en ijs en in de ijle lucht), doorleven wij een oogenlblik de aandoeningen van een Alpi nist, die het einddoel van zijin tocht bereikt heeft. Wij keeren 'terug, ditmaal over het vrien delijke Grindelwald, door de Zwitsers, die met ons de terugreis makeni, in allerlei lie deren bezongen, hetgeen ons natuurlijk tot een behoorlijke tegenprestatie verplicht. Slot volgt 't Jutte rtje 260. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). „Naen Gerard, dat niet," antwoordde ze bedaard," maar ik zou het reservewiel op zetten waarvoor sleep je dat andera al tijd op den wagen mee?" mhhmphhh B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1927 | | pagina 7