KWINKSLAGEN
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van ZATERDAG 17 DEC. 1927.
Tob Nooit Hoekje.
KEIZERIN JOSEPHTNE EN HAAR
GARDEROBE.
Een plelzlerlg baantje.
B.
„Mijn familie wil wlsts met mjj te ma-
*ea ksbbea".
DEVENTER KOEK.
DE STEM UIT DE LUCHT.
„Js bent niet altijd aoo gewaagt!"
De morgenstond verjaagde alle ge
RUST.
la de stilte zullen de groote en
h? uj ti jgen van het leven
rtjpen en zal de mensch Innerlijk
ventJkt worden.
't Jutte rtje
308. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
Joséphine, Napoleon'a eerste vrouw,
geld In de historie voor een der meest ver
kwistende vorstinnen die onze goede
oud" wereld ooit kende. Men zal zich dus
kunnen voorstellen dat de dame, die aan
haar hof benoemd werd om Hare
erkwistbnde Majesteit te beschermen én
tegen haar leveranciers en de tusschen-
prrsonen daarvan én.... t-fgeu haar
keizerlijke spilzucht, geen bijster dank
bare of aangename rol had te vervullen.
Deze functie nu werd onmiddellijk na
de plechtige kroning opgedragen aan
Mm. de Lavalette. Haar echtgenoot, voor
heen Alide-de-Camp van Napoleon,, was
in deze dagen van glorie directeur-gene
raal der Posterijen geworden en Mme
kreeg den titel van Dame d'Atours
hetgeen niet veel anders wil zeggen dan
vorstelijk kamenier van Joséphine.
Voor een dergelijk baantje was Mme de
Lavalette intuaschen allerminst geschikt.
Om het maar eens huiselijk uit te druk
ken: Het werk vereischte een haaibaai,
glad van tong en handig, kwaliteiten die
de zachtaardige dame d'Atours ten eenen-
male miste. Ze werd genegeerd en waar
mogelijk geregeerd door de garderobe
dames die reeds lang in Joséphine's
dienst waren. En de leveranciers en der
gelijke zagen haar kalm voorbij en wisten
zich meestal rechtstreeks tot de keizerin
te wenden. Hetgeen natuurlijk groot ge
knoei gaf met de rekeningen die ter goed
keuring kwamen bij de dame d'Atours.
Z# had ook niet de minste medewerking
van Joséphine, die op deze door haar ge
maal ingestelde inmenging in haar
toilet-affaires geenszins gesteld was. De
'kelssrln schepte er een boosaardig plel-
zler ln alle mogelijke bestellingen te
doen buiten Madame de Lavalette om,
ten bewijze dat zij niet van zins was zich
op eenigerlel wijze te laten kortwieken.
En van een besnoeiing der ontzettend
hooge toiletuitgaven der Keizerin kwam
dus niets.
Met zachtheid en overreding kreeg Na
poleon op dit gebied van zijn vrouw niets
gedaan. En om nu toch een einde te
maken aan dezen ohaotischen toestand be
noemde hij een tweede dame ditmaal met
den titel van „Intendante d'Atours". Het
was Madame Hamelin, die werd geplaatst
rechtstreeks onder Madame Lavalette.
Zij moest de bestellingen doen, in ont
vangst nemen en zorgen dat de daarvoor
toegestane oredieten niet werden over
schreden. Helaas ook deze maatregel
bleek vergeefsch. Spoedig had de Keizerin
Madame Hamelin geheel voor zich ge
wonnen tn samen waren ze er nu opuit
om Madame Lavalette zooveel mogelijk
voor den gek te houden. Alle mogelijke
en onmogelijke listen werden bedacht om
de bestellingen te vergrooten, om geld op
te nemen bij geldschieters enz. Geen
wonder dan ook dat de verhouding tus-
achen de Dame en de Intendant© d'Atours
eenigszins gespannen was.
Om nu eens een kijkje te geven in de
garderobe van Joséphine: men vond
daarin duizenden Japonnen van fluweel,
van mousseline, van stof.... Er waren
498 chemises, 200 paar zijden kousen:
wit, rosé, vleeschkleurig.... Er waren
ontelbare dessous, gegarneerd met aller
lei soort van kostbare kant, peignoirs,
rokken en honderden hoeden.
Het spreekt haast vanzelf dat op deze
wijze ieder oogenblik stapels kleeding-
stukken werden afgedankt ook al waren
ze niet of ternauwernood gedragen. Iede
re nieuwe modegril bracht nieuwe voor
raad.
Is het wonde; dat Napoleon die waar
lijk geen gierigaard was, met kracht hier
tegen opkwam?
Maar Madame Hamelin voer er wel bij.
ant de „afgedankte kledingstuk
ken" kwamen voor een groot deel haar
ten goede Op een keer bijv. kreeg de
Dame d'Atours een lijst in handen waar
op vermeld stonden: 46 stukken witte
kant, 26 stukken zwarte, 13 Galatoiietten,
60 Japonnen van allerlei aard, 9 Cos-
tuums, een groot aantal stukken lingeries
zoo goed als nimmer gebruikt, tien
Sjaals, 214 paar nieuwe rose zijden kou
sen, over alle welke kleedingstukken
blijkens een onderschrift Madame Hame
lin „beschikken" mocht Begrijpelijker
wijs werden heel wat min-vriendelijke
briefjes gewisseld tusschen Madame de
Lavalette en de Intendante, maar ook al
weer: vergeeis.
De eerste moest tenslotte den ongelij-
ken strijd eenvoudig opgeven. Ze liet
eindelijk Gods water maaï over Gods ak
ker loopen en de garderobe-zaken in
handen van de begeerige meer onderge
schikte dienaressen. De geschiedenis ver
mag niet haar de eer na te geven dat
ze er in geslaagd is orde te scheppen in
den toiletten-chaos van een Keizerin die
het Noblesse Oblige opvatte in den geest
van: Hoe meer geld men rondstrooit, hoe
vorstelijker het gebaar.
Mevrouw Jansen wensdhte de nieuwe
dienstbode moreel te sterken door een
woord van lof.
Wat heb Je netjes gestreken, Johan-
na! sprak ze bewonderend, op het onbe
rispelijk gestreken goed wijzende.
Doch het van dichterbij beziende voeg
de ze er dadelijk verwonderend aan toe:
O, maar dat ls je eigen goed, zie lkl
Ja, antwoordde Johanna, in 't ge
heel niet uit het veld geslagen, maar
zoo zou ik 't uwe net eender doen aia ik
tijd hadl
DE KLOK.
Tot het leven terug.
Novelle door Elise.
De pet scheef op het hoofd, de handen
üi de broekzakken, de te wijde broeks
pijpen bij eiken stap slordig om zijn boe
nen slobberend, slenterde Barend de
Jong naar zijn hok, zooals hij het Miaer-
kamertje noemde dat hij in een tamelijk
ver van de kom van het dorp gelegen
huisje huurde.
De vrouw bij wie hij inwoonde, stond,
een luchtje scheppend, op den drempel,
vullend de deur-opening met haar bree-
de figuur; hij groette haar met een vroo-
lijk „goedenavond".
„Er ia een brief voor je gekomen
sprak ze, ln antwoord op zijn groet.
„Een brief", vroeg hij met een verwon
derde uithaal.
J«"
„Je zal Je vergissen".
„Neen, je naam staat er duidelijk op".
„Och kom, wie zou er mij nu wat te
schrijven hebben?"
„Dat weet ik niet Je hebt toch zeker
wel familie en....H
Gemeentelijke voorschriften.
De oorsprong dezer vermaarde lekker
nij dateert van voor eenige eeuwen. In
het archief der stad Deventer bevindt zich
nl. een boek, waarin de secretaris Nioo-
laas Verheijden in het jaar 1684 een aan-
teekening schreef van dezen inhoud:
„Het is te weten dat het ambacht van
Koecken te backen een old ambacht is
bynnen der stad Deventer sedert hundert
Jaren".
In dit jaar achtte de stedelijke regee
ring de Deventerkoek-bakkerjj dus reeds
van genoegzaam belang om er haar aan
dacht aan te wijden. Niet alleen dat zij er
zekere bepalingen voor begon vast te
stellen; zij nam het bedrijf zelfs geheel
onder haar toezicht. Zoowel de zeemers
bereiders van het honig-zeem als de
mengers en de bakkers oefenden toen
hun bedrijf onder eede uit
Ook hadden de bakkers zich aan het
voorgeschreven gewicht te houden. De
lange smalle koeken moesten uit drie en
de korte uit twee pond Deventer gewicht
bestaan. Voorts mocht er geen muf koren
gebruikt worden op boete van 26 oude
sohilden. Ten einde de controle mogelijk
te maken met welk toezicht de daartoe
aangestelde Olderluden belast werden,
waren de bakkers verplicht alle koeken te
voorzien van hun eigen merk.
Tot het midden der vorige eeuw bleven
al deze bepalingen nog van kracht. Daar
de Deventer-koek groote vermaardheid
had verworven, is het niet te verwonde
ren dat men ook elders het gebak ging
bereiden.
Zoo vinden wf| in het Stadt-boek van
Zwolle een in het jaar 1668 door sche
pen en Raedt uitgevaardigde ordonnan
tie, welke groote overeenkomst vertoont
met de besluiten van Deventer. Na Zwol
le volgden ook Utrecht en Amsterdam in
welke stad bepaald was dat het gewicht
niet minder mocht zijn dan 7 vierendeel
pond gewicht; koeken welke aan dien
eisch niet voldeden werden verboden-
Zoo gebeurde het dat zeker Deventer
burger, Albert Kremer, die in het eerste
jaar van deze verordening zijn te lichte
koek te Amsterdam te koop bood, door de
„Broetwegers" gesnapt werd, waarna zijn
voorraad verbeurd verklaard werd. Even
wel zou de zaak een gunstige afloop heb
ben, want nadat Kremer bij de Regee
ring van Deventer zijn beklag had inge
diend, zond deze haar Schepen Meester
Basterts naar Amsterdam om aldaar te
onderhandelen met gevolg dat voortaan
de Deventer koek op Deventer gewicht
gemaakt ook in Amsterdam verkocht
mocht worden.
De oudste rechten golden hier. Want
'mmere, aldus redeneerde de Schepen
voornoemd, „die van Amstelredam behoo-
ren zich yeelmeer te regulieren "naa die
ordonnantie van Deventer, die de olste is,
dan die van Deventer zich regulieren sol
len na die ordonnantie nu binnen Am
stelredam gemaakt". Bovendien liet hij
niet na er op te wijzen dat de in Deven
ter gebakken koek van veel beter kwa
liteit dan de Amsterdamsdie moest zijn,
daar het water in eerstgenoemde pl«ate
zoet en de laaste plaats brak was, terwijl
voorts in Deventer ordonnantiën beston
den, betreffende het zeemen en mengen,
de hoedanigheid van het meel etc.
Geen wonder aldus beweerde voorts
de Schepen dat de Amsterdammers
hun koeken zwaarder maken, opdat het
gewicht vergoede hetgeen aan de kwali
teit ontbreekt
Dat de Deventer koek overal begeerd
werd, blijkt o.a. uit een brief van het
koekbakkersgild te Groningen uit het
jaar 1640, waaruit blijkt dat op de De
venter koek niet van toepassing was het
verbod van invoer van vreemde koek.
Alle andere koeken mochten nimmer an
ders worden verdocht dan door de broe
ders van het Gilde.
Intusschen, t' vermaarde gebak vond zijn
weg nog veel verder dan naar Groningen.
Het werd zelfs verscheept naar Noor
wegen. Volgens oude opgaven zijn er
jaren geweest in welke meer dan een half
millioen peperkoeken van een oude el
lang en acht Nederlandsche onsen wegen*
de, werden uitgevoerd. Op het etiket der
„Van ouds gekroonde Allemansgading"
welke opgericht werd in het jaar 1593,
staan dan ook niet zonder reden de woor
den: „Dagelijks verzending naar alle dee-
len der wereld".
B.
Harmsen is de oudste patiënt van 't
groote ziekenhuis, d.w.z. hij ligt er het
langst van allen.
Harmsen hoort bij den inventaris van
zaal 30. Hij kan niet zien en zal dat ook
nooit weer kunnen. Hij kan niet loopen
en zal dat nooit weer leeren. Hij kan
zich absoluut niet bewegen, maar is
vroplijk en welgemoed, vol belangstel
ling voor alles wat om hem gebeurt. Hij
is een waar vrind voor doktoren en pa
tiënten, voor zusters en dienstmeisjes,
kortom voor ieder, die langen of korteren
tijd op zaal 30 aanwezig moet zijn.
„Dat is je eigen schuld".
„Natuurlijk", gaf hij lachend toe.
„Je moest je schamen!"
„Waarom? Ik steel niet, ik drink niet,
ik 'doe niemand kwaadl"
„Dat moest er ook nog bijkomen! Zoo
als het is is het al erg genoeg! Je bent
de grootste luiaard, die er op twee bee-
nen rondloopt! Het is een schande, dat
een flinke jonge man op die manier zijn
leven vermorst; een zwerver ben je, al
tijd ongeregeld, altijd arm, altijd slordig;
inplaats van weer een baas te zoeken,
werk je liever hier en daar eens een uur
tje, om de rest van je tijd te verlummelen:
je gaat met den dag achteruit, je verwaar
loost hoe langer hoe meer! En als je maar
wilt, kan je werk genoeg krijgen; je bent
een knap timmerman; Dries Bijl zei nog
onlangs.
„Hou op, hou op", riep hij met een
quasi-angstig gebaar de handen tegen de
ooren drukkend. „Ga asjeblieft niet pree-
ken! Daar kan ik niet tegen!"
„Dat kan mij niet schelenl Ik wil toch
zeggen, wat ik van je denkl"
„En wat is dat dan?"
„Dat je beter bent, dan je je voordoet.
Je hart is goed, dat zie ik wel, als je met
mijn kinderen bezig bent. Als je maar
eens flink aanpakte en weer aan het werk
ging zou je er zelf pleizier in krijgen en
etn heel ander mensch worden!"
Hoor 66HB moeder begon hij gemoe-
deïijk" ik vind het goed en lief van jo,
dat je 'zoo spreekt, maar breek je hoofd
niet langer over zoo'n nietsnut als ik ben!
Aan mij is niets te veranderen, ik ben nu
eenmaal zooals ik ben!"
De radio ia s'n alles. Uren kan hij lig
gen luisteren, Duitsche of Engelsohe les,
't doét er niet toe, Harmsen heeft con
tact met de buitenwereld, Hooren toch
is 't eenige wat hij goed kan en o! hJJ
hoort aoo graag! Die Zondagochtenden..
Krek of je sóó bi) de preekstoel alt, zegt
Harmsen. En als t zingen komt.. Daar
wachten de andere patiënten al op. Want
dan klinkt plotseling, schril, valsoh en
trillend Hermsen's stem door de «aal.
galmt hij alle liederen mee, zich aan nie
mand of niets storend. De dokter komt
binnen; onmlddelijk zwijgen allen. Al
len.. behalve Harmsen. Want och, zien
kan Harmsen den dokter niet en i hoo
ren wordt hem belet door de radio. De
dokter stapt op hem toe neemt voorzich
tig de telephoon van zijn hoofd. „Goeie
morgen", „Goeie morgen", zegt Harm
sen vriendelijk, of „wilt u ook eens luis
teren. Ga gerust uw gang hoor, ze zin
gen op 't oogenblik, ziet u!"
Een groote dag 27 November. Harm-
sen's jaardag. Aan felicitaties geen ge
brek, iedereen in 't ziekenhuis kent im
mers oud'e Harmsen en houdt van hem.
Maar 't bezoekuur.... niemand die
Harmsen gezelschap komt houden. Een
zaam en zielig ligt hij daar, z'n trouwste
vriend, de radio vergeet hem niet. Maar
Harmsen geniet niet als anders van 't ge
zellige Woensdagmiddag-programma.
„Wilt u eens meeluisteren, zuster, 't is
zóó mooie muziek!" Ik ga een poosje naast
hem zitten, hij is toch ook jarig.Tie-
nekte van Heulen passeert na de kermis
van Rupelmonde de revue. Daar begint
een dame te spreken en plotseling....
„Wij feliciteeren Hann Harmsen in 't
Juliana Ziekenhuis te Z. hartelijk met z'n
verjaardag". Haastig zie ik op naar oude
Harmsen. Hij ziet vuurrood, wordt dan
plotseling doodsbleek: Hij wil spreken.,
er komt geen geluid. Angstig ziet hij me
aan rukt heftig de radio van z'n hoofd.
..Zeg zuster, ben ik gèk geworden of heeft
u 't óók gehoord?"
„Ja".
,,'t Kan immers ook niet anders, 'k heb
't duidelijk gehoord. Harm Harmsen dat
ben ik toch, heb u ze dat geschreven, och
och, hoe is 't in de wereld mogelijk. En
heelemaal uit Hilversum, hoe kan 't, wal
een eer, wat een eer, dat 'k uat nog be
leven mocht.."
Dien avond was er feest op zaal 80. De
oudste patiënt uit 't ziekenhuis verjaar
de. Harm Harmsen vierde niet mee. HIJ
wilde nietB eten, niets drinken. Stil lag
hij ln z'n hoekje, zoo nu en dan verhelder
de een blijde glimlach zijn gerimpeld ge
zicht. Dan fluisterde zijn droge lippen:
„Och, och, hoe kan 'tl Wat een eer, wat
een eert"
Hbld.
„Neen, maar dat is langzamerhand zoo
gekomen en zeg nu zelf eens, of ik geen
best leven heb! Altijd vroolijk en fideel,
zelfs al knoit mijn m&ag wel eens on
vriendelijk".
Hoofdschuddend wilde zij antwoorden,
maar hij gunde haar daartoe geen tijd.
„Mijn brief! Waar is mijn brief nu?
Dien zou ik glad vergeten!"
„Binnen, op de tafel!"
Met den brief in de hand stommelde
Barend het smalle wenteltrapje op naar
zijn kamertje onder de dakpannen; het
avondlicht, dat door het openstaande
raampje naar binnen viel, gaf niets dan
een wazige schemering in het kleine ver
trek, zoodat hij een stompje kaars aan
stak, om bij het flakkerende vlammetje
den géheimzinnlgen brief te lezen; een
glimlach trok daarbij over zijn gezicht.
Men meldde hem, dat een verre bloed
verwant van hem eenigen tijd geleden ge
storven was, al wat hij bezat nalatend aan
zijn kinderen met uitzondering van een
wandklok, waarop rondom de wijzerplaat
eenige tafereelen uit de geschiedenis van
Robinson Crusoë waren afgebeeld; deze
klok, zoo had hij gezegd, moest gegeven
worden aan zijn neef Barend de Jong,
„omdat die jongen die met zooveel eer
biedige bewondering zat te bekijken, als
hij hem eens een enkele maal kwam be
kijken".
Het had tijd gevorderd, zijn verblijf
plaats te vinden, zoo schreef men ver
der, want ln jaren had de familie niets
van hem gehoord; als hij echter dezen
brief ontvangen had, en zijn adres nauw-
Waar is de eigenaar van dit restau
rant?
Die is uitgegaan om te eten.
Wat denk je van Muller?
O, dat is een onbetrouwbaar mensoh.
Zoo een, die je in je gezicht op je rug
klopt en je achter je rug een stomp in je
oog geeft.
Oom: En als je nu groot bent, Henk,
wat wil je dan worden?
Vijfjarige Henk: Noordpoolreiziger.
Oom: Mooi beste jongen. Een Noord
poolreiziger wordt meestal een beroemd
man.
Henk: Ja, en hij hoeft zijn gezicht
nooit te wasschen.
Weet je nu werkelijk niets beters uit
te voeren, dan je tijd te verdoen' met tegen
de deur te hangen? sprak de buurman
streng tot zijn buurjongetje.
Ik verdoe mijn tijd heelemaal niet,
sprak de jongen beleedlgd. Uw
zoon zit in de voorkamer met mijn zuster,
en nu krijg ik een kwartje van hem om
uit te kijken of pa er niet aankomt
Mfl
keurig opgaf, zou de klok, een stuk van
waarde hem toegezonden worden.
Uitgestrekt liggend op zijn armoedig,
maar zindelijk gehouden bed, zag Ba
rend zich, half wakend, half droomend,
terug in de rustige kamer van den over
ledene, dien hij in zijn kinderjaren
„oom" noemde; hij zag zichzelf als een
kleinen jongen, frisoh gewasschen en met
glad gekamde haren aan moeders hand
binnentreden en onmiddellijk zijn oogen
wenden naar het wonder aan den wand,
de klok met de koperen figuurtjes erop;
moeder moest er dan aan herinneren, dat
hij oom begroeten moest, hij dacht daar
aan niet, opstarend, maar wat zijn ver
beelding telkens opnieuw zoo levendig
trof. Grooter wordtend, was hij steeds een
zekere voorliefde voor die klok blijven
gevoelen.
Met gespannen aandacht had hij toe
geluisterd, als oom hem de geschiedenis
vertelde van de koperen mannetjes met
een bonten muts op, een parasol boven
zijn hoofd en een papegaal op een stok
je naast zich, hij meende nu nog oom's
stem te hooren klinken, als hij, afdwa
lend van het verhaal, hem opmerkzaam
maakte op het nadrukkelijk tikken van
de klok, die scheen te vermanen: „De tijd
gaat snel, gebruikt hem well"
Hoe lang was dat al geleden! Hoe was
het mogelijk, dat de goede oude man na
zooveel jaren de geestdrift van den klei
nen jongen herinnerde, dien hij geheel
uit het oog had verloren.
Het was een vriendelijke gedaohte ge
weest om hem die klok te vermaken 1 Zou
oom geweten hebben? Onrustig draaide
Barend zich om.
Prol R. Oaalmir.
De moderne mensoh, wil hij het gevaar
ontkomen om onder te gaan ln den maal
stroom van zijn tijd, moet probeeren met
dien tjjd in oontaot te blijven, één ermee
te worden en ten tintte het tempo van de
tijd strooming aannemen. Alleen ai) die
der wereld den rug toekeeren en zich
terugtrekken om als kloosterling en klui
zenaar te leven, behoeven zich niets aan
te trekken van hun tijd: zij kunnen hun
leefwijze inrichten naar eigen behoeften
en voor zichzelf bepalen in hoeverre zij
het oontaot met de maatschappij wen-
schen te bewaren. Maar overigens dient
de mensoh rekening te houden met de
stroomingen, die ln de samenleving ge
beuren.
Maar zoo nu en dan behoort de mo
derne mensoh zich eens af te wenden van
de wereld en de stilte te zoeken, om zich
zelf weer eens te worden, onbekommerd
de werveling van het maatschappelijk
jachten. Het zal hem gaan als de wande
laar door de Kalverstraat, de drukste
winkelstraat van Amsterdam, die even
een steeg ingaat en uit de volste drukte
zich terstond bevindt te midden der se
reenste stilte van het Begijnhof. Door de
tegenstellingen leert de mensch waar-
deeren Niets is heerlijker dan na ver
moeiend werken zich over te geven aan
de rust en „in de stilte te gaan". Want
ongehinderd door het jachten des levens
komen ln de stilte gedachten tot klaar-
en rijpheid, die nooit zouden zijn ge
groeid te midden van het raderzwaaien
en gonzen van de dagelijksche arbeids-
werkplaats.
Wij moeten de oogenblikken van stilte
en rust zoeken als de lavende oasen voor
den geest te midden der dorre woestenij
onzer dagelijksche eentonigheid. Nooit
mogen wij ons indien dit slechts even
mogelijk is de momenten van stilte on
rust laten ontnemen, want zf) zijn het, die
ons bewaren voor overspanning en ziekte;
zij werken bevruchtend ook op die ge
dachten in ons, die nooit zouden rijpen,
wanneer niet die stilte en de rust daar
waren.
Laten wij die oogenblikken vasthouden
en ons door „in de stilte te gaan" ver
rijken en louteren.
Dr. Job. de Oosk.
Vader te H. Neen, duizendmaal neen,
met opsluiten en slaan bereikt gij niets
bij een kind. Ouders, die zich de moeite
niet willen getroosten hun kinderen
nauwkeurig gade te slaan, gaan tot der
gelijke middelen over, die werkelijk de
femakkelijkste zijn. Natuurlijk moet een
ind wel eens bestraft worden, maar dan
met overleg. De opvoeding der kinderen
eischt zorg en nadenken en in geen ge
val een gedachteloos handelen. Denkt gij,
dat een kind in een donker hok tot betere
gedachten komt? Neen immers. Angst
kweekt gij daarmede aan en harde gevoe
lens tegen de ouders, terwijl de grond
toon liefde moet zijn, die gij bij uw kin
deren moet aankweeken. Een kinder
zieltje is zoo vatbaar en teer, ook al lijkt
een kind soms ruw.
Probeer het heusoh eens met zachtheid
bij uw jongen, beloon hem en prijs hem
wanneer hjj iets goed doet, dan zult u
zien, dat het goede (wat werkelijk aanwe
zig is) boven komt.
Aan onderstaande adressen is persoon
lijk antwoord gezonden, aangezien beant
woording in dit blad te uitvoerig werd:
S. J. te H., Mevr. G. te H., Mej. L. te H.
Voor de lezere van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, ojbl
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen rerfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragen.
peins en vroolijk vertelde hij aan de
vrouw beneden:
„Ik krijg een erfenis moeder".
„Een erfenis? Jij? 't Is zonde!"
„Wat zonde?"
„Van het goede geld dat op die manier
weggegooid wordt!"
„Het is geen geld".
„Wat is het dan wel?"
„Een klok, en wat een mooie ook!"
„Zool Nu, je zult er niet dikwijls op
kijken. De tijd heeft voor jou toch geen
waarde!"
„Brrr," plaagde hij, „wat ben jij weer
slecht gemutst! Ik maak dat ik weg kom!"
Een deuntje fluitend, sloeg hij den weg
naar het dorp in, kocht bij den bakker
een broodje dat hij droog opat en schreef
aan bet postkantoor aan den afzender
van den brief, dien hij ontvangen had,
meldend zijn juist adres, eraan toevoe
gend, dat het hem verheugen zou, de klok
in zijn bezit te hebben.
Twee dagen later vond hij, thuisko
mend van zijn omzwervingen, een stevig
dichtgespijkerde kist, die voor hem be
zorgd was.
„Daar is mijn klok", deelde hij mee aan -
de vrouw en de nieuwsgierig toekijkende
kinderen. „Nu zul je eens wat moois
zien".
Onder het vechten met de koppige spij
kers, die het hout niet wilden loslaten,
bekroop hem de lust, het ding maar stil
letjes in de kist te laten; waarom maakte
hij zich eigenlijk ook zoo druk? Wat had
hij er aan? Nog al een mooie kamer, waar
de klok zou komen te hangen! Een vlag
op aan modderschuit zou hst ztjnl Maar