VOOR DE KINDEREN
VOOR DE VROUWEN.
KERSTIIIS.
Het is op de velden zoo ledig en stil,
Alsof al wat leeft Is gestorven.
De storwind heeft er zoo wreed en zoo kil
De velden en beemden gekorven.
Het is op de velden zoo eenzaam en koud,
Alsof er nimmer iets groeide.
De sneeuw dekt er zwijgend het akker
maalshout
En slootkant, waar lischbloeme bloeide.
Dan klinken van stadswal de klokken
zoo vol
En plechtig, met vredige klanken,
Dat men in eenzaamheid, zwijgend en kil,
Het hoofd neigt om stille te danken.
Het is weer Kerstfeest, de klokken
zang brengt
Zelfs hier in het veld ons de tijding,
En hoe doodsch Natuur ook is om ons heen
Daar brengen de Kerstklokken wijding!
r-»" «M-1LJUS
DE SPRAAK DER HANDEN.
Gebaar en geste. Van
mensch tot Asta Nielsen.
oer-
In de oorlogsjaren is de gebarentaal
dikwijls het middel geweest, dat de ge
wone spraak moest vervangen. De solda
ten, die in het vreemde land de taal niet
meester waren, moesten zich wel met dit
hulpmiddel tevreden stellen, om zich ver
staanbaar te maken. Vermakelijke vergis
singen bleven daarbij natuurlijk niet uit,
maar in bijna elk geval kom men er zich
uitstekend mee behelpen. Nog duidelijker
wordt de waarde der gebarentaal als taal
bfj de doofstommen. Er is een tijd ge
weest en in enkele landen geschiedt het
nog dat het doofstomme kind alleen
door gebarentaal on vingerspraak werd
onderwezen. Dat dus de geheel verstande
lijke ontwikkeling en die van het ge
moedsleven door het gebaar werd aange
bracht.
Voor we echter verder gaan, is het eerst
noodig duidelijk te maken, dat er een
groot versoh.il bestaat tussohen een ge
baar en een geste. De geste vergezelt het
spreken slechts; meestal om de gespro
ken taal te verduidelijken. Het gebaar is
onafhankelijk van de spreektaal. Het is,
zooals het woord zelve aanduidt (baren,
d.L dragen) de drager van de gedachte.
Het gebaar verschilt alleen daarin met het
woord, dat het laatste zich tot het oor
richt, terwijl het gebaar voor het oog be
stemd is. Beiden zijn in wezen gelijk: zij
drukken onze gevoelens uit en dienen als
vervoermiddel van de gedachte. Bij de
vorming van de spraak, in de eerste kin
derjaren, is zelfs de woordtaai niet moei
lijk aan te brengen zonder behulp van de
gebarentaal. Bedenken we slechts een
oogenblik hoe de moeder doet, die haar
kind uit de wieg neemt Ze zegt: Kom je?
en steekt tegelijkertijd de armen uit Vol
gens de uitspraken van groote onderzoe
kers op bet gebied der spraak als profes
sor Steln te Breslau en prof. Sylly te Lon
den zou het woord hier niet voldoende
zijn, om de beteekenis duidelijk te maken.
Eerst langzamerhand verdwijnt het ge
baar en reageert het kind op het woord
alleen.
De onderzoekingen op het gebied van
de natuurgeschiedenis leeren ons, dat het
zelfde, dat zich vertoont in de ontwikke
ling van het individu, ook te vinden is
in de ontwikkeling der mensohheid. Deze
wet is ook op de taal van toepassing. Vol
gens de onderzoekingen van de oudste
schedels, was de mond zoodanig van vorm,
dat er van spreken geen of weinig sprake
kan geweest zijn. Daarmede in overeen
stemming zijn ook de ervaringen, die de
reizigers hebben opgedaan, die met de
wilde natuurvolken in aanraking kwamen.
Zij ontdekten bij hen een gebarentaal, die
slechts vergezeld gaat van enkele uitroe
pen. De Indianen van Noord-Amerika,
die op een hooge trap van beschaving
staan, bezitten zelfs een zeer uitgebreide
gebarenspraak. Waar dit ras langzamer
hand verdwijnt, mag het voor de weten
schap gelukkig worden geacht, dat enkele
bekwame mannen, die door een omgang
van lange jaren met deze volken op de
hoog-to van hun gebarentaal kwamen, hun
bevindingen hebben opgeschreven.
Deze gebarentaal komt veel met die der
doofstommen overeen, maar verschilt er
natuurlijk ook mee in zekere opzichten,
omdat de doofstomme voor honderden
dingen uit onze kuituur gebaren heeft, die
in de wildernis onbekend zijn. De over
eenstemming betreft vooral de natuurlijke
individiueele gebaren. De conventioneels,
dat zjjn die, welke langzamerhand door de
meerderheid zijn vastgesteld, zijn niet
gelijk.
Wanneer wij in de geschiedenis der vol
keren opklimmen dan zien wij, dat niet
tegenstaande de hoogere kuituur der
Grieken en Romeinen, waardoor de
woordspraak tot een hoogere ontwikkeling
was gekomen, ook het gebaar nog in eere
was. Bij deze volken treffen wij het ge
barenspel, dat later door een andere in
richting van het tooneel plaats moest ma
ken voor het spel in woorden. De Griek-
sche en Romeinsche theaters hadden zulke
reusachtige afmetingen, dat het woord de
toeschouwers niet zou bereikt hebben. In
onze dagen is het gebarenspel zoo goed
als verdwenen. Een flauwe afschaduwing
ervan hebben wij echter teruggekregen in
de film. Dat deze echter gebarenspel niet
kan vervangen, kan men het beste be-
oordeelen als men een filmartiste als
Asta Nielsen niet op de rolprent, maar „in
levende lijve" een rol ziet vervullen in
een echt gebarenspel als „De Hand".
Eerst dan ziet men, hoe edel een gebaar
kan zjjn en hoe juist van expressie der
gedachte. B.
BABBELUURTJE OVER MODE.
Eenvoudig en toch gezellig.
Japonnen voor den winter.
t Schijnt wel veel makkelijker te zijn
om gezellige zomerjurken te maken dan
wel winterjaponnetjes. Alles werkt im
mers mee: de korte mouwtje, lage halsjes,
luchtige stoffen en daardoor luchtige mo
dellen. Alles bij elkaar maakt, dat men
veel vlugger slaagt mei een zomerjurk,
dan met een voor den winter.
Immers, men stelt aan een winterjurk
grootere eischen, of lieve rgezegd, meer-
Het meest linksohe jurkje was gemaaxt
van donkerrood triootine en was gegar
neerd met Imitatie kalfsleder. Aardig en
vlot staat het in punten opgezette schou
derpasje en het dito opgezette rokje. De
geheele rij knoopjes in het front zorgen
voor een pittig effect
De jurk er naast is ook heel prettig van
vorm en opzet Deze was vervaardigd van
donkerbruine kasha. De garneerstukken
waren van bijpassende klein-geruite
ïrnnhft. Het materiaal bestond uit één van
dere eischen. Als een zomertolletje maar
luchtig is en leuk staat, dan is men al te
vreden. Maar met een wlnterkleed is dit
heel anders gesteld. Daarvoor gebruike
men gaarne een lekkere warme stof; deze
stof toch moet flatteeren en mag vooral
niet zwaar zijn, daar dit vermoeiend is. Ze
mag ook niet te licht van tint zijn, daar
het 's winters veel sneller vuil is en het
wassohen veel en veel lastiger. Dan moet
het ook een stof zijn, welke niet alle dan
sende stofwolkjes opneemt, enz. enz.
Dit nu lijkt allemaal heel bezwarend,
maar er is toch heusch wel aankomen aan.
Heel practisch zijn in dit opzicht de ja
ponnen met eeu aparte onderblouse. Ik
meen zcoals de figuren I en H laten zien.
Bij een jurk van prima wollen kamgaren
(donkerblauw of zwart b.v.) met zwart zij
den biezen of tres geboord, staat het h$el
aardig om een crème wollen onderblouse
te dragen, in dien zin dat er van voren
een klein vest en verder alleen mouwen
van te zien komen. Men kan dan naar ver
kiezing nog een gekleurde blouse erbij
hebben, hetzij licht-grijs, licht-groen,licht
lila, licht-blauw of iets dergelijks. Zoo kan
men dan hetgene wat het eerste vuil Is,
n.L het front-gedeelte en de mouwen ge
heel afzonderlijk wassohen, zoodat men
dus nooit zoo half In den winter er „smoe
zelig" uit kan zien. Bovendien staan deze
soort japonnen flattant en jeugdig, wat
op zichzelf al een verdienste la
Dan zijn er ook nog die niet genoeg te
waardeeren kasha's, peau de peche en tri
ootine; alle drie stofjes bedoeld voor de
eenvoudige warme jurk.
Deze stoffen zijn aardig te verwerken
met een weinigje afstekende stof, b.v. een
ruitje, patroontje of iets soortgelijks, zoo
als de figuurtje 8 en 4 aantoonen.
Het zijn eenvoudige jurken, maar door
dat ze zoo aardig bewerkt zijn hebben ze
toch een prettig en gekleed cachet
die aardige oompoeé stoffen. Dat hlennee
een dankbaar effect te verkrijgen is, laat
ons modelletje duidelijk zien. Met de hoog
gesloten halsen en de lange mouwen zijn
het bij uitstek geschikte winterjurken.
KLEINIGHEDEN.
Als de koning van Siam in vol ornaat
verschijnt heeft hij juist voor 2V» millioen
waarde aan zijn lichaam.
New-York ontvangt zijn leidingwater
door een tunnel van 60 K.M., die
2.000.000.000 liter per dag n«»r de stad
brengt
Een horlogeglas moet 85 bewerkingen
ondergaan alvorens afgeleverd te worden.
Een Fransche fabriek; vervaardigt er
80.000 per dag.
De doodshoofdvlinder is de grootste van
alle nachtvlinders. Op den rug vertoont hij
een figuur, welke aan een doodshoofd doet
denken. De rups leeft bij voorkeur op
aardappelloof en schijnt met deze plant uit
Afrika te zijn gekomen. Merkwaardig is
dat de vlinder, zoodra hij aangeraakt
wordt een piepend geluid laat hooren. In
sommige streken wordt hij als een on
heilsprofeet beschouwd, omdat bijgeloo-
vige inenschen meenen dat met dat ge
luid de naam wondt te kennen gegeven
van de persoon die binnenkort sterven zal.
Volgens de laatste opgaven werden in
N.-Amerika in het vorige jaar 1.849.729.000
K.G. krantenpapier gemaakt hetgeen dus
beteekent dat dit per inwoner meer dan
12 K.G. bedraagt Rekent men het ge
wicht van een gemiddelde courant per vel
op 40 gram, dan komt dit dus op meer
dan iiOO vellen druks per Inwoner, zoodat
gerekend naar de gewone oppervlakte,
per inwoner meer dan 150 vierkante meter
papier beschikbaar is.
Waren al die kranten aan elkaar ge
plakt, dan zou een lengte verkregen wor
den van metr dan 66.000.000.000 meter,
zoodat deze reep 1400 maal langs den
evenaar om de aarde gerold zou kunnen
worden, of als die reepen telkens aan el
kaar geplakt worden, een gordel om de
aarde zouden kunnen vormen, van een
breedte van ruim .800 meter.
De speld Is pas in de 15de eeuw uitge
vonden. In het jaar 1410.leerde men de
speld kennen; zij verdrong de tot toen ge
bruikelijke doornen der armen, en de zil
veren en gouden staafjes, waarmede do
rijken hun kleederen bevestigden. De uit
vinder der spel was een Parijzer draaier,
Tourangeau, die, wijl hij veel hart voor
zijn vak had, dag en nacht erover zat te
denken, op welke wijze hij zijn handwerk
zou kunnen voltooien. De moeilijkheden,
die zich in den beginne bij de fabricage
van de speld voordeden, maakten deze tot
een kostbaar voorwerp, en men vond haar
dan ook slechts op de toilettafels der ko
ninginnen en vorstinnen.
Zoo bevond zich bijv. een doos met
spelden onder de giften, welke Mad. de
Beauheu, dochter van Lodewijk XI
(1461—1488), bij haar huwelijk als bruid
schat ontving, en de tot in onze dagen
behouden gebleven uitdrukking „spelde-
geld" wijst er reeds op, dat het thans zoo
goedkoope voorwerp een grooten post in
nam op den huishoudstaat der huisvrouw.
Het „Ke
der ratelwacht».
W. schrijft in het HM. onder de streep:
In het midden van de vorige eeuw ken
de Amsterdam nag de nachtwacht; niet
den klepperman, me, volgens Van Alphen
„maakt, dat lik gerust kan weoen en ook
veilig slapen kan", maar de ratelwacht
Om vier uur in den ochtend voor
onze begrippen wel zeer vroeg zong
de ratelwacht zijn morgengezang, welke
meestal heel kort was, mpar in den Kerst
nacht zeven strophen bevatte. De eerste
twee luidden aldus:
t Is Nacht, op t halve wereldrond,
De klok is vier geslagen,
De doodsche stilte heeracht alom,
Dit schijnt Gods welbehagen,
t Is alles, eerbied, majesteit,
Die rondom schijnt ten toon gespreid,
Gm Godea,eer te schragen,
Vier heeft de klok geslagen.
vieren thans het groote feest
'an Jezus, onzen
Hij, schoon der Englen
Verliet zijn hemelwoning.
Hij daalde op 't lage aardrijk neer
Herstelde t zondig menschdom weer,
Om onze schuld te dragen,
Vier heeft de klok geslagen.
Zoo werden de menschen in den vroe-
ochtend in de Kerststemming ge-
gen och
bracht.
Slechts ruim een halve eeuw geleden.
En nu? Nu schijnt het hoogste ideaal te
zijn op de Kerstdagen te mogen dansen,
nu hebben de Charleston en de Black
Bottom het vredige lied verdrongen.
In den Nieuwjaarsmorgen zongen de
ratelwachts weer hun zang*. De Nieuw
jaarszang telde zelfs tien strophen en was
eigenlijk ook een „kurk-gezang".
Zierhier het slot:
Waak op, gij christenen, menschen dl
De Heiland is geboren,
BH nacht, al in een beestenstal,
Een Koning uitverkoren,
Hij heeft geleén om onze schuld,
En is een Regter vol geduld,
Hij wil de straffen dragen,
Vier heeft de klok gelagen.
Zoo werd het nieuwe jaar Ingeluid!
Haring krach.
Te Lowêstoft en Yarmouth zijn op één
dag 82 millioen haringen aangebracht,
waardoor de prijs der haring belangrijk
daalde.
(Sunday Times).
Boer-literator.
Te Jaffa is de Hebreeuwsche vertaling
van Emile Zola's „Debacle" verschenen.
Zij is geleverd door T. Padava, een boer
te Chewron, die overdag op het veld en
in de sohuur werkt en de avonden aan
letterkundigen arbeid wijdt
(WeekbL v. Isr.).
EMMY'S KERSTFEEST.
Ja, nu zul je wel denken, dat Emmy*B
Kerstfeest net zoo zal wezen als dat van
alle Kerstfeest-vierende kinderen. Maar
dat is niet zoo, want Emmy was ook nog
op den eersten Kerstdag jarig. En daar
om werd bij haar thuis het feest altijd
dubbel feestelijk gevierd.
Om Karei, „de liefste oom van de heele
wereld", kwam dan altijd logeeren en Em
my mocht kinderen bij den kerstboom
vragen en 's avonds laat opblijven.
En nu zou Emmy tien jaar worden, een
heel gewichtige leeftijd Oom Karei kwam
al een paar dagen vóór Kerstmis met een
heel grooten, geheimzinnigen koffer, dien
Emmy niet mocht helpen uitpakken.
Heerlijk vond Emmy ai die geheimzinnig
heid. En wat zou ze wel krijgen? Ze had
haast niet geweten, wat ze op haar ver
langlijstje zou schrijven, zoo kort na Sin
terklaas.
Aan tafel mocht ze als gewoonlijk naast
Oom Karei zitten. Ooin vertelde allerlei
van zijn leven in de groote stad, waar hU
onderwijzer was aan een school, waar heel
veel arme kindertjes op waren. Eerst liet
hij vader, moeder en Emmy lachen om
wat grappige gebeurtenissen, maar toen
vertelde hij ook van het Sinterklaas-feest
en hoe heel erg blij die arme kindertjes
waron met een handvol lekkers en een
kleit, stukje speelgoed. „Wat heeft zoo n
kleine pop het dan toch goed Die wordt
maar bij alle gelegenheden verwend en
overladen met geschenken, zoodat ze zelf
niet meer weet, wat ze nog zou wenschen
hé prulletje".
Emmy knikte met een heel ernstlo ge
zichtje en ze bleef ernstig, tot Oom na hei
eten met haar begon te stoeien Maar in
haar bedje bleef ze lang wakker liiroen
steeds denkend aan de arme kindertjes
van Oom Kareis school Wat naar atoen
lijk, dat die kinderen zoo erg weiniff krè
gen en zij zelf zoo veel, dat ze er soms
haast geen raad mee wist Ze had nog niet
eens met al haar 8interkiaas-cadeauties
kunnen spelen en nu zou ze al weer meer
dingen krijgen. Kon zij er toch maar wat
van aan die arme kinderen geven. Ze zou
morgen aan Oom Karei vragen, of hij wat
van haar speelgoed mee wou nemen en
aan de armste kinderen van zijn klas ee-
ven. En tevreden met die gedachte sliep
Emmy in. v
Den volgenden odhtend sprak ze met
Oom Karei over haar plannetje. Oom K«
rel zei. dat hij het erg lief van haVr vond
maar waren er in Emmy's dorp ook geen
arme kinderen en waar woonden ze. Dan
had hij nog een veel aardiger plan En
fluisterend bespraken Oom Karei en Em
my het heerlijke kerst-avond-plannetje.
Eerste Kerstdag kwam. Emmy werd
hartelijk gekust door Vader, Moeder en
Oom Karei en aan het ontbijt vond ze
rondom haar bordje haar verjaarscadeau
tjes. Maar na het ontbijt trok ze Oom Ka-
rel mee naar haar kamertje en wees hem
een aantal keurige met rood lint dichtge
bonden pakjes aan, die ze op tafel gelegd
had. Oom Karei knikte goedkeurend:
„Prachtig hoor schat Mooi in orde. Ik zai
wel voor de rest zorgen!"
Emmy liep den heelen dag met een stra
lend snoetje, niet alleen door haar ver-
aardag maar ook door het heerlijke plan.
Om vijf uur kwamen de vriendjes en
vriendinnetjes met wie ze samen aan een
aparte tafel met leuke kerstversieringen
mocht eten. Na het eten kwam echter de
groote pret De schuifdeuren gingen open
en daar zagen allen den praohtigen groo
ten kerstboom, van onder tot boven met
kaarsjes verlicht en met sneeuw en zilve
ren versierselen opgetuigd. Emmy's moe
der speelde „Stille nacht" op de plano en
met heldere stemmetjes zongen de kinde
ren mee. Daarna liepen allen om den
boom, bewonderden de versierselen en ke
ken met verrukte oogen naar den stapel
pakjes, die er onder lagen.
Nu zouden de spelletjes beginnen, maar
plotseling liep Emmy naar de tuin-deuren,
opende die en riep uit: „Kom binnen, wel
kom hoor! Kom dan, je mag gerust" En
daar stapten een achttal verlegen kinde
ren naar binnen. Eerst durfden ze niet op
of om te kijken, maar Emmy dreef ze als
een kleine kudde naar de boom en vroeg:
„Nu, hoe vind jullie hem. Kom, we gaan
kat en muis spelen. En als de kat een
muis gepakt heeft dan mag hij een pakje
gaan zoeken, waar zijn naam op staat"
Door Emmy's hartelijkheid waren de
gasten hun verlegenheid spoedig verge
ten. En al spoedig speelden ze dapper mee
en zochten naar hun pakje, zoo goed als
de anderen.
Emmy's Vader en Moeder waren eerst
wel wat verbaasd geweest, maar op een
wenk van Oom Karei hadden ze gezwegen
en net gedaan, of er niets bijzonders ge
beurde. Toen Moeder zag, dat uit de pak
jes voor de arme kinderen allerlei splinter
nieuw speelgoed van Emmy zelf te voor
schijn kwam, toen keek Moeder overge
lukkig naar haar lieve meisje.
Om half tien brachten Vader en Oom
Karei alle kleine opgewonden gasten weer
naar hun ouders, terwijl Moeder Emmy
naar bed bracht „O, moedertje, dit is
het heerlijkste Kerstfeest, dat ik nog ge
had heb," fluisterde Emmy slaperig.
„Ja, lieveling," antwoordde Moeder. „Ik
heb ook nooit zoo'n heerlijke Kerstmis
beleefd"
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
1. Mook, Moor, moot
2. Mot onwillige honden is het slecht
hazenvangen.
Nieuwe raadsels.
L
Wat staat bier?
.e. .k.i..e. ,t..e..
~H
kerstgedachte.
Iets waar zeer
velen tegenwoor-
dig naar luiste-
s/ renop de 8e l^n
Q de inwoners van
een der Euro-
peesche landen
op de 4e lijn de
naam van een boom; °P. d®51^nli{" eer
naam van een fort; op de 6e Ujn p
een nemeiuciiuuinvy
dingsresten; op de 10e lijn een vie 8
dier; op de 11e Hjn een lidwoord, op de
12e lijn een klinker.
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van: v
.1. B. C. A. en M. A. D^D- «n V. V
A.; E. G. K.; P. K.; J. en M-d M-, A. A.
v. P. D. M. R.; T. V. E. W.; M- W., W. w.
en 8. en M. Z.
Corry Brena.
Op de 2e lijn