Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN 'SLEVENS WIJSGEERIGEN KANT van ZATERDAG 7 JAN. 1928. sesskiSMISÊ EENZAAMHEID. De groote eenzame of de eenzame kleine! In de univeraibedts-stad Cambridge, in „Trinity Ooilege", daar, waar hij zijn op leiding genoot en later doceerde, staat een levensgroot marmeren standbeeld van Newton. Hij ls gekleed in ambtsgewaad en houdt een rol papier in de hand. Het gelaat is opwaarts geheven en zijn aan de aaiae ontrukte blikken schijnen in de ruimte te zweven. Als ge daarvóór staat doorstroomt u een diep besef van des den kers grootsdhe eenzaamheid. Het ls het lot, het lijden, maar zekerlijk ook de kracht van de grooten der aarde om alleen te zijn. Hun geest zweeft op een hoogte waar de tydgenooten, hoewel zij bewonderend tot hem opzien, hem niet vermogen te volgen. Is het hun in die een zaamheid bang om het hart? Hoeft het hun strijd gekost zich te ontworstelen aan de bendien, die hen eenmaal omsloten en ml* sen ze nog het smartelijk verlangen de warme omarming der aarde, dan weer klank van een kiel, aan de hunne verwant. Wij kunnen het ons moeilijk anders denken; immers, hun vlucht ls niet dade lijk zóó hoog geweest en de aarde heeft zoo groote bekoringl Wij, gewone men- «chen, we zijn zoo gewend aan een ge zellig samenleven, we bespreken alle din- 'gen met elkander, we laten uit gemak zucht zoo graag ln moeilijke gevallen de beslissing van onze omgeving afhangen. Terwijl wij onder de menschen vorkeeren, vreezfeu we zóózeer ons vereenzaamd te gevoelen dat we ln staat zijn concessies te doen en onze idealen naar omlaag te trek ken om gelijken tred te houden met de kreupelen. We zijn bang om alleen te staan. Toch ligt daarin een groot gevaar. Niet alleen dat we de vleugels knotten, die ons op waarts zouden kunnen dragen, maar we komen ook niet ln een Juist afgebakende verhouding tot onze medemenschen. We voelen het dan ook wel, ln ernstige oogenbllkken, dat de weg naar booger on verbiddelijk wijgt naar het durven vertoe. ven met onze gedachten in de eenzaam heid. Dat alleen maakt ons onafhankelijk, waar en vrij. Veel kunnen we onzen mede menschen geven, oneindig veel van hen terug ontvangen, maar de kern van ons wezen arbeidt steeds ln eenzaamheid voort aan zijn eeuwigen groei en bereidt zich slechts op die wijze voor op het onaf wijsbaar oogenblik, dat voor ieder onzer eenmaal zal komen, waarop wij schelden moeten van alles en allen en onverbid delijk achterlaten wat niet tot ons wezen behoort Daar is echter ook een andere eenzaam heid, die we raln of meer ona zeiven op dringen en die niet verward mag worden met de hierboven besprokene: het ls de eenzaamheid van bet zich niet begrepen wanen, ln enkele gevallen ook van het niet begrepen worden. Zoo kan een kind een eenzame Jeugd' doorbrengen, zich ver laten voelen eir zich ln zioh zelf terug trekken, omdat men het niet begrijpt. Treurige toestanden kunnen inderdaad hiervan het gevolg zijn. Onvermogen om zich te uiten aan de eene, onverschillig heid of gebrek aan Inzicht aan de andere zijde, verergeren een kwaal, die sleohts door geduldige en zoekende liefde ver beteren zou. wanneer men zich echter op ouderen leeftijd onbegrepen en daar door vereenzaamd voelt dan kan dit ook zeer wel het gevolg zijn van overschat ting van zioh zelf. Het gebeurt maar al te dikwijls dat in onze klacht het verwijt ligt opgesloten dat onze medemenschen slechts oog hebben voor onze gebreken en onze deugden overzien. Wij moeten echter niet vergeten dat we on® zeiven plegen te bev&rdeelen naar wat we den ken en ons voornemen, terwijl een ander ons beoordeelt naar wat hij van ons hoort en ziet. Aan zulk een soort vereenzaming kun nen wij zeiven tegemoet komen. Wat baat het neder te zitten, ons miskend te gevoelen en te wachten totdat anderen van meening veranderen? Laat ons uit gaan van onszelven en trachten anderen te begrijpen. Laat ons over ons zeiven het nieuwe licht laten schijnen, waarvan we ln de hooge eenzaamheid de stralen hebben opgevangen. B. HET PORTRET. Novelle door T. L. Jan Vilmans kwam het atelier binnen, waar het al schemerdonker was. Hy droeg een groot pak onder den arm en toen hij het papier eraf genomen had, kwam een op linnen geschilderd portret te voor schijn. Hy had het van een van zyn klan ten meegekregen, om schoon te maken en te restaureeren, want Jan Vllman was restaurateur van schilderyen, reparateur van kunstvoorwerpen en wat daar by boort. Hy zette bet portret op 'n ezel, draaide een paar electrische lampjes aan en be keek het werk. Een dikke bruine vernislaag zat op bet doek en wrs oorzaak, dat het portreit, daarop geschilderd, byna onzichtbaar was. Men kon nauweiyks nog zien, dat het 't portret was van een vrouw. Vilmans maakte alles wat hy noodlg had gereed en begon het vernis te ver- wyderen, maar hy was er nog geen half uur mee bezig, toen zyn hospita binnen kwam met de boodschap dat iemand de kandeiabres kwam halen, die vandaag klaar zouden zyn. Drommels ja. Die waren nog niet ge reed. Als hy er dezen avond aan werkte, konden ze morgen gehaald worden! „Zeg maar, dat ze morgen pas klaar zyn en dat ik ze dan zelf wel kom bren gen." Zuchtend zette Vilmans het portret in een hoek en begon aan do kandeiabres te w rken, maar telkens weer viel zyn oog op de reeds schoon gemaakte plek van het schilderstuk, Hy was met den kop van het portret begonnen en op het vuile doek schitterde een blank voorhoofd, een paar mooie donkere droomoogen en een welgevormden neus. Het was 't por tret van een Jonge vrouw of 'n meisje en o zoo graag had hy 't geheel schoon ge maakt. Maar de kandeiabres! Die moes ten morgenochtend klaar zyn, t was een huwelijksgeschenk. Ai en toe staakte Vilmans rijn werk, en ging naar den hoek waar 't portret stond. Hy stak een sigaret aan en staarde op 't vrouwenportret. Hij zou er toch maar wat aan werken. Morgenochtend kon zyn aslstent de kandeiabres wel af maken of hy kon hem opbellen, en vra gen of hh vanavond nog 'n uurtje kwam werken! O ja, dat was waar ook. Bergers, zyn assistqjit, moest vanavond naar den schouwburg, had al plaatsen voor zich en zy,n meisje gekoolit. Dan maar zelf de kandeiabres afmaken. Dwaas ook van hein, dat hy zoo'n haast zou maken met dat portret De eigenaar had hean niet gevraagd, het gauw af te maken. Zuchtend werkte hy weer aan de kan deiabres en toen die gereed waren was 't byna middernacht. Jan Vilmans ging doodmoe naar bed en droomde van een jonge vrouw, die uit den vullen achter grond van het schilderstuk te voorsohyn kwam en voor hem stond met een glim lach op de roode lippen. Al vroeg was hy wakker. Het was nog donker, maar hy knipte het licht aan en haalde het schilderstuk te voorsohyn. Met koortsachtigen y,ver werkte hy en vergat, dat het theewater voor zyn ont- byt al1 lang stond te koken. Om negen uur deed hy 't licht uit, opende de gor- dynen en liet het koele morgenlicht op het portret stralen. Drommels! Dat is wat moois, en goed geschilderdI Wie zou 't gemaakt hebben? Geen naam was er nog te zien. Hy be werkte een oogenblik den rechter bene denhoek om een handteekening te ont dekken, maar vond er geen. Hij keerde het doek om en zag dat het uit een groot doek gesneden moest zyn. Waarschijnlijk had de sohllder het por tret ten voeten uit gesohllderd, en later, omdat bet hem niet beviel, de kop met een .stuk van hals en bovenlichaam eruit gesneden, of iemand die het gekocht had, kon het gedaan hebben, inogeiyk omdat hy geen groote lyst voor het doek had. Enfin, 't was toch prachtig, «1 wist hy niet wie 't gesohllderd had! De assistent kwam, merkte dat er nog geen thee gezet was, vroeg of hy 't doen zou. Myhheer was zeker laat opgestaan? „Laat opgestaan? Ik heb al een paar uur gewerkt en vergat thee te zetten. Ja, doe 't maar even, ik heb honger," zei Jan en zette het portret op 'n ezeL „Waar haalt u dat vandaan?'" riep Bergers bewonderend. „Van mijnheer Hamel, die kocht het op een veiling voor 'n echte Hals. 't Ls een meesterstuk." „Ja, en 'n mooie vrouw ook!" „n Prachtvrouw. Wat 'n oogen en een hals zoo blank, met dat kanten fichu. Aan de kleeding zou men zeggen, dat het vyf- tig Jaar geleden geschilderd ls. „Nea, zoo oud schynt het niet te zyn, al zit het ook dik onder het vernis. Dat de Weeding wo oud Is, kan even goed een gril van den schilder geweest zyn, die vond dat de fichu haar flatteerde. Jan Vilmans braoht de kandeiabres weg en werkte 's middags nog wat aan bet portret. Toen bleef het een week lang staan omdat eT ander werk kwam dat haast had, maar telkens als Wlllems even verpoosde, stond hij voor het porttret. „Ik geloof waarachtig, dat ik verliefd op dat vrouwmensch ben," zei hy tegen Bergers. „Dat zal nu wel een oude dame rijn." .Ja, natuuriyk. 't Is ook maar gekheid." Er gingen een paar weken voorby en nog stond het portret op Vilmans atelier. Hy kon er geen afstand van doen en tóen mynheer Hamel eens kwam kyken, was die al even verrukt als Vilmans en ver zocht hem, toch gauw den achtergrond prihoon te maken en het hem terug te bezorgen Toen het portret gereed was, geheel iri°iiw gevernist en ln een pRssendle lijst, was t een Juweel, niet aleen van schil derkunst maar ook van schoonheid. Nog een paar dagen zal ik het houden. De vernis moet toch drogen, en dan. dan gaat het heen en vergeet lk die vrouw. UIT DE VOORGESCHIEDENIS VAN HET STOOMBOOTWEZEN. De eeuwige wet: A. verbetert B, f Het eigenlijke begin ls niet meer te vinden. Zoo ln het algemeen kan men elgeniyk niet zeggen, dat Fulton's boot, die op 11 Augustus 1807 van New-York naar Al- bany stoomde, het eerste vaartuig was, dfit door stoom werd voortgedreven. Het was de eerste stoomboot die in de vaart kwam en in de vaart bleef, de eerste, waarvan het optreden zich niet tot een proeftocht bepaalde, maar die zich hand haafde ln den voor uitvindingen vaak zoo moeiiyke levensstrijd. Maar de eerste stoomboot, die te water gelaten werd, was zy zeker niet. Hoe menig vaartuig conder riemen en zonder zeilen, van een stoompomp» stoomwerktuig voorzien, waaraan de uitvinders hun laatste pen ningen hadden geofferd, was in vroegere jaren van wal gestoken, om het daarna nooit weer te beproeven Robert Fulton's atoomboot was de eerste die slaagde; een lange rij mislukte proefnemingen was baar vooraf gegaan. Men zou allicht denken, dat de pogin gen om aan vaartuig door middel van stoom voort te bewegen, geen aanvang konden nemen, voor men een behooriyke stoommachine bezat. Dit is niet het geval geweest. Nog vóór in 1711 het eerste hoogst gebrekkige stoomwerktuig van Neweomen was uitgevonden, werden po gingen gedaan, om schepen door de span kracht van waterdamp voort te bewegen? Veel weten wij van de byzonaerheden dier proefnemingen niet, maar het meeste is nog bekend geworden van hetgeen in deze richting Denis Papin gedaan heeft: de man van vele uitvindingen, maar van weinig succes, wiens naam in den «Pa- piaanschen pot» vereeuwigd is. Lang heeft men gemeend, dat, wat de toepas sing van zyn denkbeelden betreft over stoom als beweegkracht, hy nooit op eenig resultaat heeft mogen bogen, maar dit is gebleken niet waar te zijn, al oogstte hy ten slotte ook hier slechts teleurstel ling. Het was ln het begin der 18e eeuw. Papin woonde toen sinds enkele jaren te Marburg, waar hy door den keurvorst van Hessen tot hoogleeraar was benoemd. Een veel bewogen leven lag reeds achter hem. Na ln Parijs omstreeks 1678 als jonkman van 26 jaar met onzen toen daar gevestigden Chrlstiaan Huygens te heb ben samengewerkt, en in Engeland o.a. met den beroemden Robert Boyle kennis gemaakt te hebben, had hy, na eenige jaren verbiyf in Italië, om zyn protes tantse!) geloof uit zyn Fransch vaderland verbannen, in 1687 de benoeming te Mar burg gretig aangenomen. Eerst in 1706 vatte hy daar echter zijn reeds geruimen tijd gestaakte proefnemingen over de stoomkracht weer op, en wel naar aan leiding van een brief van Leibniti, met vien hy bevriend was. Het is uit de in 1852 teruggevonden correspondentie van Papin met dezen geleerde, dat wy iets weten van den uit slag, die Papin in 1707 verkreeg by zijn pogen, om een vaartuig doorstoom voort te bewegen. Papin had besloten zyn stoomschip op de Fulda te beproeven, om er daarna de Wezer mee af te zakken naar Bremen en het door een groot zeilschip op sleep touw te laten nemen naar Londen, waar hy zyn proeven op grooter schaal hoopte voort te zetten. Door onaangenaamheden met de autoriteiten te Marburg was hy toch al van plan, zijn betrekking aldaar op te geven. Hy schreef dit aan Leibnitz, die iich destyds te Hannover bevond, in een brief van 7 Juli 3707, en kenschetste daarin zyn nieuwe uitvinding als eene, «die door middel van het vuur een of twee man in staat zal stellen meer wer king voort te brengen, dan honderd roei ers vermogen». Het doel van den brief aan Leibnitz was, door diens bemiddeling van den keurvorst van Hannover te verkrijgen, te Minden met het vaartuig uit de Fulda in de Wezer over te mogen gaan, wat zonder verlof niet zou gaan, Ofschoon, naar hei schynt, Leibnitz by de raadge vers van den keurvorst wel zyn best heeft gedaan, werd het gevraagde verlof niet verkregen, «omdat de schuitenvoerders het niet wilden». Toen Papin zich nochtans den 25sten September 1707 te Kassei op de Fulda had ingescheept, en met zyn nieuw vaar tuig behouden te Minden was aangeko men, trachtte hy, zonder in het bezit te zijn van het keurvorsteiyk verlof, in de Wezer over te gaan. De schuitenvoerders Op 'n avond in den aohouwburg, dat Vilmans rond keek naar bekenden, zag hy opeen* een Jong meisje dat hy kende. Nee toch niet. kende haar niét, maar zy geleek «rpekend op het porttret ln zijn atelier. Zy kon het natuuriyk niet zijn maar de geiykenls was zoo treffend dat Vilmans telken* weer naar haar moegt zien. Het scheen dat zy geheel alleen was en toen de voorstelling afgo loopen was, ging hy zoo vlug mogeiyk naar den uitgang om haar zien heengaan. Daar kwam ze aan, en hy volgde haar en stapte ln dezelfde tram -waarin zy ging, stapte uit, toen zy de tram vertiet en volgde haar op een afstand1 om te weten te komen waar zy woonde. Toen hy haar een woning zag binnengaan, noteerde hy straat en hulsnummer, ging naar zyn eigen woning en peinsde op een middel haar beter te loeren kennen. Den volgenden dag wist hy al dat zy onderwyzeres was, geen ouders had en Paula van Geuns heetten Die naam zei hem niets. Hy had geen enkelen schildeT van dien naam gekend, dus was rij niet de dochter van den schilder, die 1 por tret. gemaakt had. Hoe zou hy haar nu verder loeren kennen? Het portret was al by Hamel, anders zou hy er mee naar haar wondng zyn gegaan, en op den man af gevraagd' hebben, of zy wist wie het voorstelde en wie t gemaakt had. Maanden gingen voorby, maar Jan kon het meisje, Paulo, niet uit rijn hoofd zetten. Hy hoopte nog steeds op 'n toe val om haar te leeren kennen. Dikwyis ring hy naar den schouwburg, hopende haar te zien, maar tevergeefï Op een middag stapte zij ln dó tram waarin hy zat en ging vlak tevenover hem ritten, zonder te weten, dat *y het voorwerp van zijn denken was, al maanden lang. Wat moet hy doen? Als hy ziet dat zij, aanstal ten maakt- om op te staan, staat ook hy on en last s$n handschoenen met opzet liggen. Ifll 1^ Zij volgt hem naar den uitgang, ziet de h mdBchoenen en zegt: „Mijnheer, u vergeet u handschoenen." Jan lacht in stilte over het gelukken v-n rijn list en het ls nu vanzelfsprekend, d <t, als rij uitgestapt zyn, hy naast haar h'ijft voortloopen, rijn dank betuigend v or haar vriendelijkheid en als ze van e1 kaar gaan weet zy alles van het portret en heeft hij gehoord, dat het, volgens ziin beschrijving, het portret van haar moeder moet zyn, geschilderd door haar g'ootvader. den vader van haar moeder, een welbekend, maar arm gestorven kun stenaar. Och, en wat er verder volgt ls zoo ge woon. Dat behoeft niet meer geschreven te worden. De oude geschiedenis die altyd nieuw biyft! Hollandsche tooneelschrfffkunst Verbijsterend ls het aantal oorspronke- lyke stukken, die ln dó laatste Jaren den al karteren weg van de bloem-bedolven première naar de vergetelheid afleggen. Veel van wat, stel' dat het in een tyd- schrift ware verschenen, na vluchtige in zage een zachten dood gestorven zou zyn, verschijnt op onze planken, „aangekleed", feestelijk belicht door een keuroorpa van portiers en ouvreuses aanbevolen, opge houden door het talent der vertolkers, en gedurende twee uren met een lange pauze wordt de aandacht gevraagd voor drie huiseiyk vol gebabbelde bedrijven, rond om een vlak gesteld dramatisch conflict, dat in de meeste gevallen nog voor een schets ln één bedrijf te weinig originali teit, leefkracht en overtuigend vermogen zou bezitten. Top Naeff. In hoog gezelschap. In Australië werd den Prins van Wales een witte opossum met roode oogen ten geschenke gegeven en de Prins nam het dier mede naar Europa. Wy gelooven, dat dit de eerste keer is, dat een derge lijk beest een zeereis ondernam in zulk een hoog gezelschap. Persbericht. gedoogden dit echter niet; zij kwamen in verzet, en het einde was, dat zy het scheepje met de stoompomp geheel ver nielden. Papin reisdé toen zonder het vaartuig, waarop hy zijn hoop had gebouwd, over Bremen naar Londen, maar hy vond er geen biyde ontvangst. Robert Boyie en zyn andere vroegere vrienden waren overleden men kende Papin in Engeland nauweiyks meer. Van het op stapel zetten van een nieuw stoomschip volgens'zijn systeem kwam niets. Hy leefde nog eenige jaren in behoeftige omstandigheden en stierf, naar men meent, omstreeks het jaar 1714. Zou, zonder het hardhandig optreden van het scheepsvolk te Minden in 1707, de uitvinding der stoombooten een ronde honderd jaar eerder kunnen gedateerd zyn Wy gelooven het niet Voor zoover uit de geschriften van Papin zelf is op te maken, geleek het stoomwerktuig, dat hy in zyn boot gebruikte, in beginsel geheel op dat, hetwelk Savary destyds in Engeland had uitgevonden en waar mede men daar te vergeefs getracht had, ln de praktyk eenig resultaat te verkrij gen. Daarby werd op de meest directe wyze de spanning van den stoom aange wend, om water omhoog te voeren. Papin liet nu het op die wyze in een hoog ge plaatsten vergaarbak verzamelde water neervloeien op de schoepen van een wa terrad, en de hierdoor in wenteling ge brachte as zou dan een beweging op ver schillende andere deelen overbrengen. Er is echter niets bekend van eenige ge slaagde toepassing van zulk een machine by eenig bedryfen van het slagen by de stoomvaart weten wy niets, dan bet Tob Nooit Hoekje. WREVEL. Hoe kwaad gaat het den wrevelmoe dige, die zyn misnoegdheid opkropt, die zyn wrok en boosheid mot zion omdraagt en steoda weer met zijn gedaohlen en gevoelena verwyit by hot voorwerp van zyn misnoegdheid. Als in een nevel van ullendigen wrok gaat hy van den eeneti dag in den anderen en voor zichzelf ls hy het ongelukkigste schepsel, dut men zioh kun denken, omdat nooit een sprankje van betore gevoelens ufliomatlg, vormag dien diohteu nevel te doorboren, Wy hebben het zoo dikwyis gezien, dat zulke mensohen rueenen, dut zy niet gelukkig meer kunnen leven, wanneer niet aan hun gevoel van wraak ls voldaan. En ofsohoon zy dit ineenen, gaan zy steeds voort met ongelukkig te zyn en te blijven: zy zyn te laf om hun wraak te nemen en niet groot genoeg, om hun gevoelens van wrevelmoedigheid den kop in te drukken. Een wrevelmoedige is een half mensch; hy weet niet waaraan of aan wien hy zyn gemoed zal koelen, om dat dit voortdurend vervuld is met wrok jegens iemand, dien hy niet aandurft. Het is er een der bekendste dingen in de wereld der psychiaters dat men by zeer ernstige geestesstoringen altyd by na stuit op een tydperk van wrok in het leven van den patiënt. Terwille hiervan alleen moesten de mensehen er zich voor hoeden, om wreveling te zyn. Niemand toch weet, hoe ooit een lang gekoesterde wrok te eeniger tijd zyn zenuwgestel kan schokken. Maar er moet daarnaast in leder mensch een hooger motief leven, om den wrevel uit zyn geest te bannen: het gevoel, dat ook hyzelf iu anderen wel eens gevoelena van misnoegen heeft opgewekt. Wie wrevel in zioh voelt op komen over het een of ander, bedenke dat hyzelf ook zyn medemenaohen wel eens reden heeft gegeven tot minder aan gename gevoelens jegens zioh. En by die gedachten, zuivere hy zyn ziel van den vloek der wrevelmoedigheid, die op hemzelf zwuarder rust dan op hem, dien hy wil treffen. Dr. JOS DE OOCK. K. te H, Door enkel te nemen kan niemand ge lukkig worden. Gy moet Uw leven anders inrichten. Wanneer men iets begeert, dan geschiedt zulks meestal uit de al of niet bewuste overweging dat het bezit van het verlangde het eigen geluk zal vergrooten. Het verlangen nu maakt momenteel gelukkig. Is echter bet voor werp eenmaal in het bezit, dan is er geen verlangen meer waardoor het geluk weer verdwynt. Maar. door zichzelf te maken tot een rijk vloeienden bron, waaraan anderen hun dorst kunnen lesschen, door te leven als een wijs mensch, blijmoedig van zin en tot helpen bereid, sohept men zichzelf een Innerlijk blijvend geluk. Nu is het eigenaardige, dat hoemeer men in dien zin geeft, hoe rijker men wordt. Groot zal dan het aantal zyn van hen die' wel beseffen, wat zy aan U hebben en die gedachten van liefde ln erkente lijkheid tot U zullen uitzenden en U zul len omringen door den beschuttenden muur hunner welwillendheid, zoodat U zich sterk, veilig en in waarheid geluk kig zult gaan gevoelen. Wat gy anderen geelt, hetzy materieele hulp, geestelijke steun, gy zult het in veelvoud terugont vangen in den vorm van dingen, die waarlyk kunnen bijdragen tot verhooging van Uw levensgeluk. geen hy zelf in een zyner brieven aan Leibnitz verhaalt over zyn proef op de Fulda. Het is vry zeker, dat, ook al ware de stoomboot van Papin niet vernield, zy toch nooit het modsl had kunnen worden voor de booten, die thans by duizenden op onze rivieren en zeeën stoomen. Daarvoor was zyn machine al te primitief. Eerst toen Neweomen, door gebruik te maken van het luchtledige, dat door het condenseeren van den stoom ontstaat, de eerste, ook werkelijk in gebruik gekomen stoommachine had vervaardigd, maar vooral toen James Watt in 1765 daarby den afzonderlijken condensator had in gevoerd, en later ook de direote werking der stoomtoepassing op den zuiger in den cylinder had toegepast, kreeg men machines, die in allerlei fabrieken met voordeel werden aangewend, en waarmee men ten slotte ook slaagde, het vraagstuk der voortbeweging van sohepen op te lossen. Lang is intusschen de rij van teleur gestelde uitvinders, waarlangs men van Papin in 1707 komt tot Fulton in 1807. Enkele hoofden steken er bovsn uit van hen, dis bijzonder dicht tot hun doel na derden. In Frankrijk stoomde teLyonop 16 Juli 1788 een boot van den markies de Jouffroy heen en weer op de Saóne, terwyi duizenden toeschouwers zich op de kade verdrongen. Het ontbrak hem echter aan de noodige middelen, om een grootere boot te Parijs te laten varen en tydens de revolutie van 1789 moest de koningsgezinde markies Frankrijk te leurgesteld verlaten. In Schotland deed James Taylor met Patrick Miller, by wiens kinderen hy onderwyxer was, iu Aan onderstaande adressen is persoon- ïyk antwoord gezonden aangezien beant woording in dit blad te uitvoerig werd: ,D. P. te H; R G. te H; Onderwyzeres te H; Mej. P. te H. Voor d# lezers van ons blad geeft onz» psychologische medewerker Dr. Jos. de Oock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage gratis zielkundige adviezen, o.m. over de- wyze waarop zy hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direot schrifte lijk aan de aanvragers. 't Juiterije 311. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). 'H Wat dc nevel la voor de bloemen, dat la de wrevel voor het lichaam.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7