Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN 'SLEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
van ZATERDAG 7 JAN. 1928.
sesskiSMISÊ
EENZAAMHEID.
De groote eenzame of de
eenzame kleine!
In de univeraibedts-stad Cambridge, in
„Trinity Ooilege", daar, waar hij zijn op
leiding genoot en later doceerde, staat een
levensgroot marmeren standbeeld van
Newton. Hij ls gekleed in ambtsgewaad
en houdt een rol papier in de hand. Het
gelaat is opwaarts geheven en zijn aan de
aaiae ontrukte blikken schijnen in de
ruimte te zweven. Als ge daarvóór staat
doorstroomt u een diep besef van des den
kers grootsdhe eenzaamheid.
Het ls het lot, het lijden, maar zekerlijk
ook de kracht van de grooten der aarde
om alleen te zijn. Hun geest zweeft op
een hoogte waar de tydgenooten, hoewel
zij bewonderend tot hem opzien, hem niet
vermogen te volgen. Is het hun in die een
zaamheid bang om het hart? Hoeft het hun
strijd gekost zich te ontworstelen aan de
bendien, die hen eenmaal omsloten en ml*
sen ze nog het smartelijk verlangen de
warme omarming der aarde, dan weer
klank van een kiel, aan de hunne verwant.
Wij kunnen het ons moeilijk anders
denken; immers, hun vlucht ls niet dade
lijk zóó hoog geweest en de aarde heeft
zoo groote bekoringl Wij, gewone men-
«chen, we zijn zoo gewend aan een ge
zellig samenleven, we bespreken alle din-
'gen met elkander, we laten uit gemak
zucht zoo graag ln moeilijke gevallen de
beslissing van onze omgeving afhangen.
Terwijl wij onder de menschen vorkeeren,
vreezfeu we zóózeer ons vereenzaamd te
gevoelen dat we ln staat zijn concessies te
doen en onze idealen naar omlaag te trek
ken om gelijken tred te houden met de
kreupelen.
We zijn bang om alleen te staan. Toch
ligt daarin een groot gevaar. Niet alleen
dat we de vleugels knotten, die ons op
waarts zouden kunnen dragen, maar we
komen ook niet ln een Juist afgebakende
verhouding tot onze medemenschen. We
voelen het dan ook wel, ln ernstige
oogenbllkken, dat de weg naar booger on
verbiddelijk wijgt naar het durven vertoe.
ven met onze gedachten in de eenzaam
heid. Dat alleen maakt ons onafhankelijk,
waar en vrij. Veel kunnen we onzen mede
menschen geven, oneindig veel van hen
terug ontvangen, maar de kern van ons
wezen arbeidt steeds ln eenzaamheid
voort aan zijn eeuwigen groei en bereidt
zich slechts op die wijze voor op het onaf
wijsbaar oogenblik, dat voor ieder onzer
eenmaal zal komen, waarop wij schelden
moeten van alles en allen en onverbid
delijk achterlaten wat niet tot ons wezen
behoort
Daar is echter ook een andere eenzaam
heid, die we raln of meer ona zeiven op
dringen en die niet verward mag worden
met de hierboven besprokene: het ls de
eenzaamheid van bet zich niet begrepen
wanen, ln enkele gevallen ook van het
niet begrepen worden. Zoo kan een kind
een eenzame Jeugd' doorbrengen, zich ver
laten voelen eir zich ln zioh zelf terug
trekken, omdat men het niet begrijpt.
Treurige toestanden kunnen inderdaad
hiervan het gevolg zijn. Onvermogen om
zich te uiten aan de eene, onverschillig
heid of gebrek aan Inzicht aan de andere
zijde, verergeren een kwaal, die sleohts
door geduldige en zoekende liefde ver
beteren zou. wanneer men zich echter
op ouderen leeftijd onbegrepen en daar
door vereenzaamd voelt dan kan dit ook
zeer wel het gevolg zijn van overschat
ting van zioh zelf. Het gebeurt maar al
te dikwijls dat in onze klacht het verwijt
ligt opgesloten dat onze medemenschen
slechts oog hebben voor onze gebreken
en onze deugden overzien. Wij moeten
echter niet vergeten dat we on® zeiven
plegen te bev&rdeelen naar wat we den
ken en ons voornemen, terwijl een ander
ons beoordeelt naar wat hij van ons hoort
en ziet.
Aan zulk een soort vereenzaming kun
nen wij zeiven tegemoet komen. Wat
baat het neder te zitten, ons miskend te
gevoelen en te wachten totdat anderen
van meening veranderen? Laat ons uit
gaan van onszelven en trachten anderen
te begrijpen. Laat ons over ons zeiven
het nieuwe licht laten schijnen, waarvan
we ln de hooge eenzaamheid de stralen
hebben opgevangen. B.
HET PORTRET.
Novelle door T. L.
Jan Vilmans kwam het atelier binnen,
waar het al schemerdonker was. Hy droeg
een groot pak onder den arm en toen hij
het papier eraf genomen had, kwam een
op linnen geschilderd portret te voor
schijn. Hy had het van een van zyn klan
ten meegekregen, om schoon te maken
en te restaureeren, want Jan Vllman was
restaurateur van schilderyen, reparateur
van kunstvoorwerpen en wat daar by
boort.
Hy zette bet portret op 'n ezel, draaide
een paar electrische lampjes aan en be
keek het werk.
Een dikke bruine vernislaag zat op bet
doek en wrs oorzaak, dat het portreit,
daarop geschilderd, byna onzichtbaar
was. Men kon nauweiyks nog zien, dat
het 't portret was van een vrouw.
Vilmans maakte alles wat hy noodlg
had gereed en begon het vernis te ver-
wyderen, maar hy was er nog geen half
uur mee bezig, toen zyn hospita binnen
kwam met de boodschap dat iemand de
kandeiabres kwam halen, die vandaag
klaar zouden zyn.
Drommels ja. Die waren nog niet ge
reed. Als hy er dezen avond aan werkte,
konden ze morgen gehaald worden!
„Zeg maar, dat ze morgen pas klaar
zyn en dat ik ze dan zelf wel kom bren
gen."
Zuchtend zette Vilmans het portret in
een hoek en begon aan do kandeiabres te
w rken, maar telkens weer viel zyn oog
op de reeds schoon gemaakte plek van
het schilderstuk, Hy was met den kop
van het portret begonnen en op het vuile
doek schitterde een blank voorhoofd,
een paar mooie donkere droomoogen en
een welgevormden neus. Het was 't por
tret van een Jonge vrouw of 'n meisje en
o zoo graag had hy 't geheel schoon ge
maakt. Maar de kandeiabres! Die moes
ten morgenochtend klaar zyn, t was een
huwelijksgeschenk.
Ai en toe staakte Vilmans rijn werk,
en ging naar den hoek waar 't portret
stond. Hy stak een sigaret aan en staarde
op 't vrouwenportret. Hij zou er toch
maar wat aan werken. Morgenochtend
kon zyn aslstent de kandeiabres wel af
maken of hy kon hem opbellen, en vra
gen of hh vanavond nog 'n uurtje kwam
werken! O ja, dat was waar ook. Bergers,
zyn assistqjit, moest vanavond naar den
schouwburg, had al plaatsen voor zich
en zy,n meisje gekoolit. Dan maar zelf de
kandeiabres afmaken. Dwaas ook van
hein, dat hy zoo'n haast zou maken met
dat portret De eigenaar had hean niet
gevraagd, het gauw af te maken.
Zuchtend werkte hy weer aan de kan
deiabres en toen die gereed waren was 't
byna middernacht. Jan Vilmans ging
doodmoe naar bed en droomde van een
jonge vrouw, die uit den vullen achter
grond van het schilderstuk te voorsohyn
kwam en voor hem stond met een glim
lach op de roode lippen.
Al vroeg was hy wakker. Het was nog
donker, maar hy knipte het licht aan en
haalde het schilderstuk te voorsohyn.
Met koortsachtigen y,ver werkte hy en
vergat, dat het theewater voor zyn ont-
byt al1 lang stond te koken. Om negen
uur deed hy 't licht uit, opende de gor-
dynen en liet het koele morgenlicht op
het portret stralen.
Drommels! Dat is wat moois, en goed
geschilderdI Wie zou 't gemaakt hebben?
Geen naam was er nog te zien. Hy be
werkte een oogenblik den rechter bene
denhoek om een handteekening te ont
dekken, maar vond er geen.
Hij keerde het doek om en zag dat het
uit een groot doek gesneden moest zyn.
Waarschijnlijk had de sohllder het por
tret ten voeten uit gesohllderd, en later,
omdat bet hem niet beviel, de kop met
een .stuk van hals en bovenlichaam eruit
gesneden, of iemand die het gekocht had,
kon het gedaan hebben, inogeiyk omdat
hy geen groote lyst voor het doek had.
Enfin, 't was toch prachtig, «1 wist hy
niet wie 't gesohllderd had!
De assistent kwam, merkte dat er nog
geen thee gezet was, vroeg of hy 't doen
zou. Myhheer was zeker laat opgestaan?
„Laat opgestaan? Ik heb al een paar
uur gewerkt en vergat thee te zetten. Ja,
doe 't maar even, ik heb honger," zei Jan
en zette het portret op 'n ezeL
„Waar haalt u dat vandaan?'" riep
Bergers bewonderend.
„Van mijnheer Hamel, die kocht het
op een veiling voor 'n echte Hals. 't Ls
een meesterstuk."
„Ja, en 'n mooie vrouw ook!"
„n Prachtvrouw. Wat 'n oogen en een
hals zoo blank, met dat kanten fichu. Aan
de kleeding zou men zeggen, dat het vyf-
tig Jaar geleden geschilderd ls.
„Nea, zoo oud schynt het niet te zyn,
al zit het ook dik onder het vernis. Dat
de Weeding wo oud Is, kan even goed een
gril van den schilder geweest zyn, die
vond dat de fichu haar flatteerde.
Jan Vilmans braoht de kandeiabres
weg en werkte 's middags nog wat aan
bet portret. Toen bleef het een week lang
staan omdat eT ander werk kwam dat
haast had, maar telkens als Wlllems even
verpoosde, stond hij voor het porttret.
„Ik geloof waarachtig, dat ik verliefd
op dat vrouwmensch ben," zei hy tegen
Bergers.
„Dat zal nu wel een oude dame rijn."
.Ja, natuuriyk. 't Is ook maar gekheid."
Er gingen een paar weken voorby en
nog stond het portret op Vilmans atelier.
Hy kon er geen afstand van doen en tóen
mynheer Hamel eens kwam kyken, was
die al even verrukt als Vilmans en ver
zocht hem, toch gauw den achtergrond
prihoon te maken en het hem terug te
bezorgen
Toen het portret gereed was, geheel
iri°iiw gevernist en ln een pRssendle lijst,
was t een Juweel, niet aleen van schil
derkunst maar ook van schoonheid.
Nog een paar dagen zal ik het houden.
De vernis moet toch drogen, en dan.
dan gaat het heen en vergeet lk die
vrouw.
UIT DE VOORGESCHIEDENIS VAN
HET STOOMBOOTWEZEN.
De eeuwige wet: A. verbetert B,
f Het eigenlijke begin ls niet
meer te vinden.
Zoo ln het algemeen kan men elgeniyk
niet zeggen, dat Fulton's boot, die op 11
Augustus 1807 van New-York naar Al-
bany stoomde, het eerste vaartuig was,
dfit door stoom werd voortgedreven. Het
was de eerste stoomboot die in de vaart
kwam en in de vaart bleef, de eerste,
waarvan het optreden zich niet tot een
proeftocht bepaalde, maar die zich hand
haafde ln den voor uitvindingen vaak
zoo moeiiyke levensstrijd. Maar de eerste
stoomboot, die te water gelaten werd,
was zy zeker niet. Hoe menig vaartuig
conder riemen en zonder zeilen, van een
stoompomp» stoomwerktuig voorzien,
waaraan de uitvinders hun laatste pen
ningen hadden geofferd, was in vroegere
jaren van wal gestoken, om het daarna
nooit weer te beproeven Robert Fulton's
atoomboot was de eerste die slaagde; een
lange rij mislukte proefnemingen was
baar vooraf gegaan.
Men zou allicht denken, dat de pogin
gen om aan vaartuig door middel van
stoom voort te bewegen, geen aanvang
konden nemen, voor men een behooriyke
stoommachine bezat. Dit is niet het geval
geweest. Nog vóór in 1711 het eerste
hoogst gebrekkige stoomwerktuig van
Neweomen was uitgevonden, werden po
gingen gedaan, om schepen door de span
kracht van waterdamp voort te bewegen?
Veel weten wij van de byzonaerheden
dier proefnemingen niet, maar het meeste
is nog bekend geworden van hetgeen in
deze richting Denis Papin gedaan heeft:
de man van vele uitvindingen, maar van
weinig succes, wiens naam in den «Pa-
piaanschen pot» vereeuwigd is. Lang
heeft men gemeend, dat, wat de toepas
sing van zyn denkbeelden betreft over
stoom als beweegkracht, hy nooit op eenig
resultaat heeft mogen bogen, maar dit
is gebleken niet waar te zijn, al oogstte
hy ten slotte ook hier slechts teleurstel
ling.
Het was ln het begin der 18e eeuw.
Papin woonde toen sinds enkele jaren te
Marburg, waar hy door den keurvorst
van Hessen tot hoogleeraar was benoemd.
Een veel bewogen leven lag reeds achter
hem. Na ln Parijs omstreeks 1678 als
jonkman van 26 jaar met onzen toen daar
gevestigden Chrlstiaan Huygens te heb
ben samengewerkt, en in Engeland o.a.
met den beroemden Robert Boyle kennis
gemaakt te hebben, had hy, na eenige
jaren verbiyf in Italië, om zyn protes
tantse!) geloof uit zyn Fransch vaderland
verbannen, in 1687 de benoeming te Mar
burg gretig aangenomen. Eerst in 1706
vatte hy daar echter zijn reeds geruimen
tijd gestaakte proefnemingen over de
stoomkracht weer op, en wel naar aan
leiding van een brief van Leibniti, met
vien hy bevriend was.
Het is uit de in 1852 teruggevonden
correspondentie van Papin met dezen
geleerde, dat wy iets weten van den uit
slag, die Papin in 1707 verkreeg by zijn
pogen, om een vaartuig doorstoom voort
te bewegen.
Papin had besloten zyn stoomschip op
de Fulda te beproeven, om er daarna de
Wezer mee af te zakken naar Bremen
en het door een groot zeilschip op sleep
touw te laten nemen naar Londen, waar
hy zyn proeven op grooter schaal hoopte
voort te zetten. Door onaangenaamheden
met de autoriteiten te Marburg was hy
toch al van plan, zijn betrekking aldaar
op te geven. Hy schreef dit aan Leibnitz,
die iich destyds te Hannover bevond, in
een brief van 7 Juli 3707, en kenschetste
daarin zyn nieuwe uitvinding als eene,
«die door middel van het vuur een of
twee man in staat zal stellen meer wer
king voort te brengen, dan honderd roei
ers vermogen».
Het doel van den brief aan Leibnitz
was, door diens bemiddeling van den
keurvorst van Hannover te verkrijgen,
te Minden met het vaartuig uit de Fulda
in de Wezer over te mogen gaan, wat
zonder verlof niet zou gaan, Ofschoon,
naar hei schynt, Leibnitz by de raadge
vers van den keurvorst wel zyn best heeft
gedaan, werd het gevraagde verlof niet
verkregen, «omdat de schuitenvoerders
het niet wilden».
Toen Papin zich nochtans den 25sten
September 1707 te Kassei op de Fulda
had ingescheept, en met zyn nieuw vaar
tuig behouden te Minden was aangeko
men, trachtte hy, zonder in het bezit te
zijn van het keurvorsteiyk verlof, in de
Wezer over te gaan. De schuitenvoerders
Op 'n avond in den aohouwburg, dat
Vilmans rond keek naar bekenden, zag
hy opeen* een Jong meisje dat hy kende.
Nee toch niet. kende haar niét, maar
zy geleek «rpekend op het porttret ln
zijn atelier. Zy kon het natuuriyk niet
zijn maar de geiykenls was zoo treffend
dat Vilmans telken* weer naar haar
moegt zien. Het scheen dat zy geheel
alleen was en toen de voorstelling afgo
loopen was, ging hy zoo vlug mogeiyk
naar den uitgang om haar zien heengaan.
Daar kwam ze aan, en hy volgde haar
en stapte ln dezelfde tram -waarin zy ging,
stapte uit, toen zy de tram vertiet en
volgde haar op een afstand1 om te weten
te komen waar zy woonde. Toen hy haar
een woning zag binnengaan, noteerde hy
straat en hulsnummer, ging naar zyn
eigen woning en peinsde op een middel
haar beter te loeren kennen.
Den volgenden dag wist hy al dat zy
onderwyzeres was, geen ouders had en
Paula van Geuns heetten Die naam zei
hem niets. Hy had geen enkelen schildeT
van dien naam gekend, dus was rij niet
de dochter van den schilder, die 1 por
tret. gemaakt had. Hoe zou hy haar nu
verder loeren kennen? Het portret was
al by Hamel, anders zou hy er mee naar
haar wondng zyn gegaan, en op den man
af gevraagd' hebben, of zy wist wie het
voorstelde en wie t gemaakt had.
Maanden gingen voorby, maar Jan
kon het meisje, Paulo, niet uit rijn hoofd
zetten. Hy hoopte nog steeds op 'n toe
val om haar te leeren kennen. Dikwyis
ring hy naar den schouwburg, hopende
haar te zien, maar tevergeefï Op een
middag stapte zij ln dó tram waarin hy
zat en ging vlak tevenover hem ritten,
zonder te weten, dat *y het voorwerp van
zijn denken was, al maanden lang. Wat
moet hy doen? Als hy ziet dat zij, aanstal
ten maakt- om op te staan, staat ook hy
on en last s$n handschoenen met opzet
liggen. Ifll 1^
Zij volgt hem naar den uitgang, ziet de
h mdBchoenen en zegt:
„Mijnheer, u vergeet u handschoenen."
Jan lacht in stilte over het gelukken
v-n rijn list en het ls nu vanzelfsprekend,
d <t, als rij uitgestapt zyn, hy naast haar
h'ijft voortloopen, rijn dank betuigend
v or haar vriendelijkheid en als ze van
e1 kaar gaan weet zy alles van het portret
en heeft hij gehoord, dat het, volgens
ziin beschrijving, het portret van haar
moeder moet zyn, geschilderd door haar
g'ootvader. den vader van haar moeder,
een welbekend, maar arm gestorven kun
stenaar.
Och, en wat er verder volgt ls zoo ge
woon. Dat behoeft niet meer geschreven
te worden. De oude geschiedenis die altyd
nieuw biyft!
Hollandsche tooneelschrfffkunst
Verbijsterend ls het aantal oorspronke-
lyke stukken, die ln dó laatste Jaren den
al karteren weg van de bloem-bedolven
première naar de vergetelheid afleggen.
Veel van wat, stel' dat het in een tyd-
schrift ware verschenen, na vluchtige in
zage een zachten dood gestorven zou zyn,
verschijnt op onze planken, „aangekleed",
feestelijk belicht door een keuroorpa van
portiers en ouvreuses aanbevolen, opge
houden door het talent der vertolkers, en
gedurende twee uren met een lange pauze
wordt de aandacht gevraagd voor drie
huiseiyk vol gebabbelde bedrijven, rond
om een vlak gesteld dramatisch conflict,
dat in de meeste gevallen nog voor een
schets ln één bedrijf te weinig originali
teit, leefkracht en overtuigend vermogen
zou bezitten.
Top Naeff.
In hoog gezelschap.
In Australië werd den Prins van Wales
een witte opossum met roode oogen ten
geschenke gegeven en de Prins nam het
dier mede naar Europa. Wy gelooven,
dat dit de eerste keer is, dat een derge
lijk beest een zeereis ondernam in zulk
een hoog gezelschap.
Persbericht.
gedoogden dit echter niet; zij kwamen
in verzet, en het einde was, dat zy het
scheepje met de stoompomp geheel ver
nielden.
Papin reisdé toen zonder het vaartuig,
waarop hy zijn hoop had gebouwd, over
Bremen naar Londen, maar hy vond er
geen biyde ontvangst. Robert Boyie en
zyn andere vroegere vrienden waren
overleden men kende Papin in Engeland
nauweiyks meer. Van het op stapel zetten
van een nieuw stoomschip volgens'zijn
systeem kwam niets. Hy leefde nog eenige
jaren in behoeftige omstandigheden en
stierf, naar men meent, omstreeks het
jaar 1714.
Zou, zonder het hardhandig optreden
van het scheepsvolk te Minden in 1707,
de uitvinding der stoombooten een ronde
honderd jaar eerder kunnen gedateerd
zyn Wy gelooven het niet Voor zoover
uit de geschriften van Papin zelf is op
te maken, geleek het stoomwerktuig, dat
hy in zyn boot gebruikte, in beginsel
geheel op dat, hetwelk Savary destyds
in Engeland had uitgevonden en waar
mede men daar te vergeefs getracht had,
ln de praktyk eenig resultaat te verkrij
gen. Daarby werd op de meest directe
wyze de spanning van den stoom aange
wend, om water omhoog te voeren. Papin
liet nu het op die wyze in een hoog ge
plaatsten vergaarbak verzamelde water
neervloeien op de schoepen van een wa
terrad, en de hierdoor in wenteling ge
brachte as zou dan een beweging op ver
schillende andere deelen overbrengen. Er
is echter niets bekend van eenige ge
slaagde toepassing van zulk een machine
by eenig bedryfen van het slagen by
de stoomvaart weten wy niets, dan bet
Tob Nooit Hoekje.
WREVEL.
Hoe kwaad gaat het den wrevelmoe
dige, die zyn misnoegdheid opkropt, die
zyn wrok en boosheid mot zion omdraagt
en steoda weer met zijn gedaohlen en
gevoelena verwyit by hot voorwerp van
zyn misnoegdheid. Als in een nevel van
ullendigen wrok gaat hy van den eeneti
dag in den anderen en voor zichzelf ls
hy het ongelukkigste schepsel, dut men
zioh kun denken, omdat nooit een sprankje
van betore gevoelens ufliomatlg, vormag
dien diohteu nevel te doorboren,
Wy hebben het zoo dikwyis gezien,
dat zulke mensohen rueenen, dut zy niet
gelukkig meer kunnen leven, wanneer
niet aan hun gevoel van wraak ls voldaan.
En ofsohoon zy dit ineenen, gaan zy
steeds voort met ongelukkig te zyn en
te blijven: zy zyn te laf om hun wraak
te nemen en niet groot genoeg, om hun
gevoelens van wrevelmoedigheid den kop
in te drukken. Een wrevelmoedige is een
half mensch; hy weet niet waaraan of
aan wien hy zyn gemoed zal koelen, om
dat dit voortdurend vervuld is met wrok
jegens iemand, dien hy niet aandurft.
Het is er een der bekendste dingen in
de wereld der psychiaters dat men by
zeer ernstige geestesstoringen altyd by
na stuit op een tydperk van wrok in het
leven van den patiënt. Terwille hiervan
alleen moesten de mensehen er zich voor
hoeden, om wreveling te zyn. Niemand
toch weet, hoe ooit een lang gekoesterde
wrok te eeniger tijd zyn zenuwgestel kan
schokken. Maar er moet daarnaast in
leder mensch een hooger motief leven,
om den wrevel uit zyn geest te bannen:
het gevoel, dat ook hyzelf iu anderen
wel eens gevoelena van misnoegen heeft
opgewekt. Wie wrevel in zioh voelt op
komen over het een of ander, bedenke
dat hyzelf ook zyn medemenaohen wel
eens reden heeft gegeven tot minder aan
gename gevoelens jegens zioh. En by
die gedachten, zuivere hy zyn ziel van
den vloek der wrevelmoedigheid, die op
hemzelf zwuarder rust dan op hem, dien
hy wil treffen.
Dr. JOS DE OOCK.
K. te H,
Door enkel te nemen kan niemand ge
lukkig worden. Gy moet Uw leven anders
inrichten. Wanneer men iets begeert,
dan geschiedt zulks meestal uit de al of
niet bewuste overweging dat het bezit
van het verlangde het eigen geluk zal
vergrooten. Het verlangen nu maakt
momenteel gelukkig. Is echter bet voor
werp eenmaal in het bezit, dan is er geen
verlangen meer waardoor het geluk weer
verdwynt. Maar. door zichzelf te maken
tot een rijk vloeienden bron, waaraan
anderen hun dorst kunnen lesschen, door
te leven als een wijs mensch, blijmoedig
van zin en tot helpen bereid, sohept men
zichzelf een Innerlijk blijvend geluk. Nu
is het eigenaardige, dat hoemeer men
in dien zin geeft, hoe rijker men wordt.
Groot zal dan het aantal zyn van hen
die' wel beseffen, wat zy aan U hebben
en die gedachten van liefde ln erkente
lijkheid tot U zullen uitzenden en U zul
len omringen door den beschuttenden
muur hunner welwillendheid, zoodat U
zich sterk, veilig en in waarheid geluk
kig zult gaan gevoelen. Wat gy anderen
geelt, hetzy materieele hulp, geestelijke
steun, gy zult het in veelvoud terugont
vangen in den vorm van dingen, die
waarlyk kunnen bijdragen tot verhooging
van Uw levensgeluk.
geen hy zelf in een zyner brieven aan
Leibnitz verhaalt over zyn proef op de
Fulda. Het is vry zeker, dat, ook al ware
de stoomboot van Papin niet vernield,
zy toch nooit het modsl had kunnen
worden voor de booten, die thans by
duizenden op onze rivieren en zeeën
stoomen. Daarvoor was zyn machine al
te primitief.
Eerst toen Neweomen, door gebruik te
maken van het luchtledige, dat door het
condenseeren van den stoom ontstaat, de
eerste, ook werkelijk in gebruik gekomen
stoommachine had vervaardigd, maar
vooral toen James Watt in 1765 daarby
den afzonderlijken condensator had in
gevoerd, en later ook de direote werking
der stoomtoepassing op den zuiger in
den cylinder had toegepast, kreeg men
machines, die in allerlei fabrieken met
voordeel werden aangewend, en waarmee
men ten slotte ook slaagde, het vraagstuk
der voortbeweging van sohepen op te
lossen.
Lang is intusschen de rij van teleur
gestelde uitvinders, waarlangs men van
Papin in 1707 komt tot Fulton in 1807.
Enkele hoofden steken er bovsn uit van
hen, dis bijzonder dicht tot hun doel na
derden. In Frankrijk stoomde teLyonop
16 Juli 1788 een boot van den markies
de Jouffroy heen en weer op de Saóne,
terwyi duizenden toeschouwers zich op
de kade verdrongen. Het ontbrak hem
echter aan de noodige middelen, om een
grootere boot te Parijs te laten varen
en tydens de revolutie van 1789 moest
de koningsgezinde markies Frankrijk te
leurgesteld verlaten. In Schotland deed
James Taylor met Patrick Miller, by
wiens kinderen hy onderwyxer was, iu
Aan onderstaande adressen is persoon-
ïyk antwoord gezonden aangezien beant
woording in dit blad te uitvoerig werd:
,D. P. te H; R G. te H; Onderwyzeres
te H; Mej. P. te H.
Voor d# lezers van ons blad geeft onz»
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Oock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hage gratis zielkundige adviezen, o.m.
over de- wyze waarop zy hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direot schrifte
lijk aan de aanvragers.
't Juiterije
311. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
'H
Wat dc nevel la voor de bloemen,
dat la de wrevel voor het lichaam.