OUD ROEST UIT DE OUDE DOOS. Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, "EMfKu -W" VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven 1 van ZATERDAG 14 JAN. 1928. 312. (AUTEURSRECHTEN HET PORTRET. De huwelijks-annonce. „Maar waarom zou je het niet doen, ouwe jongen?" zei van Beveren tot zijn vriend, die met hem voor een der groote op het Plein uitziende ramen van de „Witte" zat te borrelen. „Je ziet er voor je negen en vijftig jaar nog absoluut niet oud uit en dubbeltjes heb je ook genoeg; m'n liefje wat wil je nog meer. Trouwens, ik begrijp niet dat die eenzaamheid je niet begint te vervelen. Je vrouw ia nu toch a veertien jaar dood, niet?" „Ja, dat ia wel zoo, maar Je weet zelf, dat mijn huwelijksleven verre van Ideaal was en daarom heb ik nu niet veel lus meer, om voor de tweede maal in dat veel geprezen huwelijksbootje te stappen", ant woordde de aangesprokene met een zucht. „Bovendien heb ik mijn dochter nog; zoo eenzaam heb ik het dus niet". „Toegegeven, maar een doohter of een vrouw, dat is me maar niet eventjes een verschil. Allda mag dan een heel lief meis je zijn...." „O, houd daar maar over op. Maar nu wat anders. Stel eens dat ik werkelijk plan had om te hertrouwen, zou je me dan eens willen vertellen, hoe ik diat zou moeten aanleggen? Je begrijpt toch wel, dat zoo'n ouwe kerel als ik ben, niet zoo gemakke lijk meer aan een meisje komt". „Dat is anders niet zoo moeilijk als j< denkt. Het voornaamste is, dat je er dli bij zit en dan komt de rest vanzelf er min der op aan. Je neemt eenvoudig een hu welijks-bureau in den arm, of je zet een advertentie, Manieren genoeg, hoorl En dan zal je eens zien, wat een vlindertjes er op die kaars zullen aanvliegen. Met geld kan je alles en trouwen in de eerste plaats". „Ja jij hebt mooi praten; en dan zou mijn doohter me vriendelijk aankijken, als ik haar een moeder thuis bracht die mis schien nog jonger was dan zijzelf. Zij is op het oogenblik twee en dertig dus dat zou best gaan. Maar nu genoeg van dien onzin. Ik ben eigenlijk gek, dat ik nog naar je luister, je zou iemand heusch tot dergelijke idiote dingen brengen en zelf ben Je nog maar steeds buiten schot ge bleven. Vertel liever maar eens hoe laat het ls". „Het zal om en nabij half zes wezen." „Nou, dan zal ik maar maken dat ik weg kom, want anders krijgt Pa weer een standje van zijn lieve Allda, dat hij te laat thuiskomt voor het eten. Bonjour, tot ziens. Zorg maar dat je zelf niet nog eens in den kuil valt, die Je voor mij aan 't gra ven bent". En weg was hij. Chris van Loon had als gepensionneerd Indisch ambtenaar al sedert eenigen tijd zijn koetjes op het droge en was in die periode in het bezit geraakt van een glim- menden kalen sohedel en een buikje. Op zijn 26ste Jaar was hij in 't huwelijk ge treden met een zekere juffrouw van Dam, op wie hij tot dien tijd zeer verliefd was geweest, maar die zich reeds dadelijk in het begin van het huwelijk ontpopte als een ware Xantippe. Het was hem dan ook, als voelde hij een soort verliohting, toen zij, nadat hij negentien jaar lang aan haar zijde of liever onder haar pantoffel uitge houden had, zacht en kalm ontsliep, hem achterlatende met hun achttienjarige dochter Alida, een buitengewoon leelljk meisje, dat innerlijk het evenbeeld was van haar moeder. Sindsdien waren veer tien Jaren verstreken, die zich voor den gelukkigen vader in niets van de voor gaande negentien onderscheiden hadden, dan dat de pantoffel van zijn vrouw ver vangen was door dien van zijn doohter. In het begin had hij nog wel eens gehoopt, dat er een of andere prins zou komen, om de „schoone slaapster" te halen, maar ze hadden „de schoone slaapster" maar laten slapen en zoo had hij wel langzamerhand in zijn lot moeten berusten. De „Witte was een waar toevluchtsoord geworden en daar kon hij uren lang zitten boomen met van Beveren, den Kolonel, dien hij nog kende uit zijn H. B. S.-tijd. Deze, een ver- stokt vrijgezel, had het op een goeden dag in zijn hoofd gehaald, dat zijn vriend moest hertrouwen en hoewel deze het eerst als een grap besohouwd had, lieten de telkens herhaalde gesprekken niet na indruk op hem te maken. Zoo liep hij nu dezen middag ook weer te peinzen. Van Beveren had eigenlijk gelijk. Zoo oud was hij ook nog niet en wie weet wat een lieve vrouw hjj naar huls kreeg. den vorigen keer kon het moeilijk. G.k, dat hij daar vroeger nooit ■oo^ver ge- dacht had. Hij had het eigenlijk al veel eerder moeten doen. een van zijn dochter verlost. Zij verzorgd hem altijd wel erg goed, nrnw het denk- beeld om eindelijk nog eens eigen baas te worden, lokte hem bijzonder aan. Maar toen hij aan Alida dacht werd hij toch wel een beetje bang. Hij vreesde, dat si) niet erg over zijn plan te spreken zou zijn. Hij wist nu al, da- hij t haar niet zou het gesprek voorzichtig op hertrouwen te brengen, maar dadelijk had hij er spijt van, want nu kreeg hij de wind van voren. Hoe kwam hij aan die gekheid. Walge lijk vond ze het. Menschen die de veertig gepasseerd waren, moesten zloh liever langzamerhand op den dood gaan voorbe reiden, dan nog eens een nieuw leven te willen beginnen. Hij hoefde zloh heusch zooiets niet in zijn hoofd te halen, want zij zou het nooit dulden. Hij hoefde er heusch zaak worden nagestreefd om den vrede te niet over te denken. bewaren? Moet men, om botsingen te voor- Geheel verslagen was hij toen naar zijn komen, menschelijke ondeugden, er zich hij dient niet alleen zijn kansen te bere kenen, maar de elementen te kennen, waaruit zijn personeel is samengesteld en al die levende krachten in meegaande riohting te leiden. Het besturen van een onderwljs-lnrlohting, van een rustoord voor ouden van dagen, van een ziekenver pleging, den vereoniging voor armenzorg of wat het ook zij, het zijn alle moeilijke, veeleischende opgaven, waar een hoog, veelzijdig standpunt gepaard moet gaan aan groote toewijding en begrijpende mensohenllefde. En van kleiner tot kleiner kring, ko men we aan het besturen van een huis houding. Dat lijkt zoo eenvoudig, zoo van zelf aangewezen. Maar toah ls het dat niet; want naarmate de uitwendige moeilijk heden verdwijnen, treden de inwendige naar voren. Hoe meer van nabij men de verschillende elementen leert kennen, hoe beperkter de ruimte ls, waarin ze moeten worden vereenigd, des te moeilijker is vaak de opgaaf om ze allen tot hun recht te doen komen. Moet het doel in hoofd kamer gegaan. Het heelemaal laten varen moest hij maar; want hij wist, als Alida eenmaal iets niet wilde, dan gebeurde he ook niet. Op een avond echter ging hij toch naar zijn kamer, deed de deur achter zich op slot, nam pen en papier en had na een uur van ingespannen arbeid eindelijk een advertentie klaar. Den volgenden morgen bracht hij haar zelf naar het bureau. Eigenlijk was hij een beetje verbaas*! over zijn eigen brutaliteit, maar toch voel de hij zooiets als een voldoening over het feit, dat hij nu zijn eigen zin eens gedaan had. Hij zou dezen keer Alida niets ver tellen, voordat de kogel door de kerk was, tenminste, als het zoover kwam, 's Avonds, toen de krant kwam, kon hi zich bijna niet bedwingen van nieuwsgie righeid. Zou de advertentie er in staan? Uiterlijk heel kalm, vouwde hij haar open en jawel, daar stond het: HUWELIJK Heer van middelb. leeft., goed gefor tuneerd, zoekt langs dezen weg ken nismaking met jonge dame van goede familie. Brieven met portret onder lett. EW 697 bureau van dit blad. Geheimhouding verzekerd. Dat klonk als een klok. Dat had hij em toch maar eens netjes-gelapt. Als Allda het nu maar niet in de gaten kreeg, die had daar zoo'n echten speurneus voor. En jawel, twee minuten later zat zij er met haar ne\is bovenop. Anders besteedde zij toch nooit zooveel aandacht aan de adver tenties. Hij kreeg het er benauwd van. Als ze wat merkte, was hij zuur; maar wonder boven wonder gebeurde er niets en vol verwachting ging hij naar bed. Eenige dagen, die hem eindeloos leken, gingen voorbij en nog steeds kreeg hij geen brieven op zijn advertentie. Hij be gon al aan zijn succes te wanhopen, toen op den avond van den derden dag de meid hem eindelijk een brief op zijn ka mer bracht EW 697 stond er met groote letters op de rose geparfumeerde enve loppe. Even bleef hij met gesloten oogen zitten, den brief in zijn bevende handen. Wat zou hij bevatten, het geluk van zijn verdere leven misschien? Toen, met een resoluut gebaar sneed hij den brief open. Er viel een potret uit op den grond. Be vend bukte hij zich om het op te rapen. Toen hij weer overeind kwam was zijn gelaat aschgrauw. Zijn blik was strak op het portret gericht, hef.portret van zijn eigen dochterl STUURMANSKUNST. Een moeilijke kunst Stuurmanskunst! Welke hooge eisohen moet men haar stellen, hoe ver dragend is haar verantwoordelijkheid! Het zijn niet aleen de chauffeurs en machinisten, kapi teins en piloten, die haar van noode heb ben; haar bezit is een onafwijsbare nood zakelijkheid voor allen die, hetzij in stof- felijken, hetzij in geestelijken zin „gesteld zijn over velen". Wat haar technische zijde betreft vereischt zij ongetwijfeld veel voorbereiding en ervaring; maar zedelijk stelt zij niet minder hooge eischen. Im mers in de eerste plaats moet de goede stuurman zichzelf onder de knie hebben; hij staat of zit daar niet alleen voor zich zelf, maar moet doordrongen zijn van het besef van verantwoordelijkheid voor die genen, die zich aan hem toevertrouwen. Men stelt zich hem voor, niet alleen in het bezit van goede zintuigen en een geoefend waarnemingsvermogen, maar bovenal zloh zelf meester en boven kleine menschelijke zwakheden verheven, zoodat niets hem belet voortdurend waakzaam te zijn en op onverwachte moeilijkheden voorbereid. Zijn deze eigenschappen voor den tech- nischen stuurman noodzakelijk, zij zijn het in niet mindere mate voor den moreelen. Toch zijn er punten van verschil. De stuurman van een schip weet dat hij de voor hem zichtbare klippen moet om zeilen, de ondiepe wateren ontwijken; hem blijft geen andere keuze. Maar hij, die het schip van staat heeft te sturen door de on- jerekenbare golven der politiek, hij ls er lang niet zeker van dat de klipnen, die hij heden kon vermijden, zich morgen niet verlegd hebben naar een andere zijde. Van hen wordt niet alleen gevraagd een juiste schatting van de moeilijkheden van heden maar tevens een vooruitzienden blik op de toekomst. Voor den bestuurder eener veelomvat tende zaak ia dit niet minder het geval; zoo noodig van bedienen om de gang van zaken gemakkelijk te maken? Deze en dergelijke gewetensvragen 'verontrusten den stuurman in het klein, terwijl van den stuurman in het groot niet anders word' gevraagd dan dat hij zijn schik weet mees ter te blijven en het door de onrustige ba ren heen, naar veiliger haven leidt." B. spellingen betrekking hebbende, zijn on der het sohippersvolk in omloop. De betrouwbaarheid van vele dezer voorspellingen ls al niet veel beter dan die welke de vermaarde weerprofeet Profes sor Falb Indertijd de wereld inzond. B. V2 li 'mmm SCHIPPERS ALS WEER- VOORSPELLERS. Reeds van ouds, in lang vervlogen tij den, wedijverden de schippers met de boe ren in de waardigheid om het spoedig te verwachten weer te voorspellen. Meer malen sloegen zij den bal raak, doch sohier even dikwijls kwam het geheel an ders uit dan voorspeld was. Gewoonlijk hield men bij het voorspellen van het weer rekening met den stand van zon en maan, wolkenvorming, het voortplanten van ge luiden, en bewegingen van dieren, enz., enz. Nog in onzen tijd gaan de schippers naar de gegevens van het voorgeslacht te werk, en spreken meestal in oude rijmpjes uit, welk weer verwacht kan worden. Eenige dier meest algemeen rijmpjes mogen hier een plaatsje vinden. In het oude schippersrijm toch werd beweerd: „Een kring om de maan Die kan vergaan, Maar een kring om de zon, Daar schreien vrouw en klnd'ren om", Een ander rijmpje gaf dit te kennen: „Een liggende maan Doet zeelui staan." Ook werd als waarheid verkondigd: „Oostenwind met regen, Staat ie drie, dan staat ie negen." Men wilde met deze bewering te kennen geven, dat als de Oostenwind onder de ge geven omstandigheden drie dagen duurde, men er van verzekerd kon zijn, dat de zelfde windrichting op minstens negen da gen kon gesteld worden. Ten opzichte van een te verwachten Oostenwind gold ook dit rijmpje: ,,'t Zonnetje rood, Binnen drie dagen Oostenwind of regen in de sloot." Bij onweder gold dit rijmpje: „Al is de donder nog zoo kloek, Ht} brengt den wind weer in z'n hoek." Hiermede werd bedoeld, dat hoe tij dena een donderbui ook de wind van rich ting mocht veranderen, hij ten slotte toch weer uit denzelfden hoek zou waaien als toen het onweer begon. Zoowel bij schippers als bij boeren gold het rijmpje: „Meeuwen op 't land Storm aohter de hand". Reeds lang weet men echter dat de meeuwen om geheel andere beweegrede nen er de voorkeur aan geven om zich op het land te verzamelen. Men moet er maar eens op letten, hoe zich geheele zwermen bevinden op pas geploegde ak kers waar voor de meeuwen heel wat lek kere beetjes te snappen zijn. Ook bij het krimpen van den wind had den de weervoorspellers een rijmpje bij de hand, dat aldus luidde: „Hoe hooger ie gaat Hoe harder ie slaat". Daarmede werd bedoeld, dat zoo de wind door het Zuiden tot het Zuid-Oosten opkromp, men stellig stormachtig weer had te verwachten. Zuid-Westen wind gold als regenvoor speller, immers: Zuid-West Regen-Nest. Van een Noorderwind was men ook al niet gediend. Vooral de vissohers hadden iets tegen den wind, en geven dit nog wel te kennen door het gezegde: „Noordenwind vangt vlsch nooh vögel. 's Winters heette 't bij de schippers: Zuid-West met snee (sneeuw) Noord-Oost in zee". Hiermede werd bedoeld, dat als het bin nen de zeegaten sneeuwde met een Zuid- Westenwind, men er op kon rekenen, dat op de Noordzee de Wind N.O. was. Bij te verwachten vriezend weer als het mistig was, heette het: „Oostenwind met mist, Vriezeman in de kist". Nog tal van andere rijmen, op weervoor- DE GEVOELIGHEID VAN 1920. De sen timen tal ltedtsmode. De mode onzer dagen leert haar volge lingen zich wat sceptisch voor te doen en wat wereldverbitterd. Paradoxen zijn par excellence geschikt voor oonversatle. Maar de mode van oen honderd jaar terug oom mandeerde „Gevoeligheid". Och, men was zóó gevoelig. Men hield een dagboek van ieder sentimentje. Men was op schreien getraind, want het „stond" om bij iedere gelegenheid in tranen te versmelten. Ge bruikte men deze zilte stroomen niet, dan gebruikte men toch in ieder geval zeer gezwollen en hoogdravende taal, vol ge zochte gevoeligheden, want gevoel was nu eenmaal mode en dus pose. Om een denk beeld te geven van de „verheven" stijl, waarvan men zich gaarne bediende, moge de volgende fraaie zinsnede dienen, ge licht uit een brief die zekere dame haar geliefde schreef: „Draag mij met erbarmende liefde in Je heilige ziel." De geliefde, die toevallig Wilhelm Humbolt was, antwoordde daar op: „Stil aanbiddend kan ik je slechts in mijn diepste ziele liefhebbenGeluk kig was niet de geheele brief in deze over dreven toon gehouden, want twee regels verder redeneerde de dame in kwestie heel praktisch over strijkijzers, diensit- toden, familiekwesties e.d. Maar gelijk 1 ezegd, de gevoeligheid was een modieuze ose en diende dus beoefend te worden, t ik door verstandige menschen. Vele i alen was ze trouwens niet veel anders d in een masker dat de feitelijk ruwe ze- d ;n moest dekken. Zoo maakte Kotzebue, v iens „Klein-stftdter" zoo bekend is, een- n aal een reis en bezocht Weimar, waar z jn vrouw levensgevaarlijk ziek lag. De d >kter deelde hem voorzichtig mede dat h 't einde niet ver meer kon zijn? Hij.... reisde verder, „omdat zijn hart zou bra ken wanneer hij tegenwoordig moest zijn b j 't sterven zijner boven alles beminde gade!" Ook de frivole vrouwen dier dagen maakten van de gevoeligheidsmode een dankbaar gebruik om het eene huwelijk na het andere te sluiten en het dan maar weer voor een volgend te verbreken. Ca roline Michaëls, die op haar 80ste jaar was gescheiden van den heer Schelling, met wien ze wèl, en van den heer Forster met wien ze niét wettig gehuwd was, we duwe van den heer Bochme en gelukkig echtgenoote van den heer von Schelling, deze echtgenoote schreef aan een harer vriendinnen: „Ach, ik ben voor trouw ge boren!" In dezen gevoeligheidstijd begon men er, gelijk uit het bovenstaande reeds blij ken kan, niet onbedenkelijke begrippen op na te houden van moraal. De huwelijks band werd héél wat minder gerespec teerd dan de band der liefde of wat daar voor door ging. In Frankrijk redeneerde men in vollen ernst! over het „sa crament der echtbreuk" en toen in 1791 de echtscheiding wettelijk was toegelaten, waren, nauwelijks één jaar later, niet min der dan 6000 huwelijken ontbonden. De Fran?aises dier dagen wisselden vaker van echtgenoot, dan van onderkleeding, „car tel est notre bon plaisir", zeiden ze luchthartig. En dit voorbeeld, dernier ori de Paris, werd overal elders nagevolgd en vooral in de adelijke kringen van Duitsoh- land liet men zich niet onbetuigd. De dochter van Friedrich Wilhelm H, gravin Marianne, van der Mark liet zich drie maal van haar man scheiden en haar eer ste echtgenoot had hetzelfde gedaan ten aanzien van drie vrouwen. Vorstin Ama- lia Hohenlohe liet man en zes kinderen in den steek en ging er met een jeugdig luitenant van door en Zacharias Werner was driemaal gehuwd en gescheiden voor hij geestelijke werd. Zoo goed als men in de hier bedoelde dagen evenwel poseerde met overgevoe ligheid, zoo poseerde men ook met onge loof. Ongeloof was bon ton in deftige en in burgerkringen. De invloed van Voltai- re en Rousseau was duidelijk merkbaar, 't Was duidelijk dat de geest van den tijd iets anders en iets nieuws zocht Vrucht van dat zoeken is geweest het ontstaan der kleurige en naieve romantiek, waar voor men de bronnen vond in de ridder lijke middeleeuwen en waarvan geduren de het overgroote verdere deel der 19e eeuw de menschheid heeft gezwelgd. B. Tob Nooit Hoekje. VOORZORG. Leg de grondslagen voor uw voorspoed In de tUdem, dat gij tegenspoed hebt Dagelijks hooren wij klagen, dat de tij den zoo slecht z]jn. dat er toch niets te verdienen valt en dat de mensohen maar beter thuis kunnen blijven zitten dan op het pad te gaan, waar zij toch maar geld verteeren en niets verdionon. Er ligt iets ;oeds ten grondslag aan deze gedachte, "ij kennen nl. heel wat mensohen, die zoogenaamd op het pad gann, om te trach ten letB te verdienen en die in werkelijk heid niets anders doen dan hun laatste penningen, mot alle inspanning bewaard, uitgeven. Dit zijn zij, die noch het spreek woord, dat „de rollende steen altijd mos" vindt, begrijpen, nooh inzien, dat „de te genspoed niet steeds kan duren". Over deze laatste uitspraak een enkel woord. Dikwijls wanen zij, die in den druk zitten en wier toestand hopeloos schijnt, dat zij nooit meer uit hun ellende kun nen geraken. Zij groeien zoo vast in ge dachte met de idee, dat voor hen toch niets beters is weggelegd, dat zij meenen geen zorg te moeten besteden aan hun toekomst. Die zien zij even somber als het heden en onverschillig blijven zij voor de beste raadgevingen, hun gegeven, om toch wat te doen, waarmee zij later voordeelig kunnen werken. Zij zijn en blijven doof voor al die raadgevingen en leven of leven niet voor het heden. Hierin ligt- de grondslag voor hun stel- ligen ondergang. Want zij nemen de voorzorgen niet voor de toekomst; zij be seffen niet, dat elke arbeid in den tijd verricht, dat er toch niets te verdienen valt, een kapitaal is, dat in de toekomst ruimschoots zijn rente oplevert. Wie na een tijd van malaise of tegenslag plotse- '.uig gezet woidt voor een nieuw werk moet klaar zijn voor dien arbeid, moet vooraf hebben gezorgd, dat hij in den t! van tegenspoed gewerkt heeft voor toekomst. De grondslagen voor een voor spoedige toekomst moeten gelegd worden in den vrijen tijd, dat de mensoh, door tegenspoed verhinderd, niet in staat ls reeds dat te kunnen doen, wat in de toe komst voor hem is weggelegd. Handelaar te H. Zeker is het conoen- treeren zeer moeilijk en een eigenschap, die slechts weinigen van nature eigen is. Maar gelukkig is zij aan te leeren en de tijd, dien gij moet besteden aan de be oefening van gedachteoonoentratie, werpt gouden vruchten af. Bij nauwkeurige oefening, merkt gij al spoedig, hoeveel meer en beter werk gij kunt leveren, doordat gij beter uw gedachte bij uw werk houdt Want daar komt toch altijd alles op neer. De meeste menschen denken niet zelf, maar worden gedacht. Hun handelingen zijn dan ook, evenals hun gedachten, onzeker en zoo iemand kan nooit een krachtige persoonlijkheid worden. Geef dus gerust aan uw voorne men gevolg en begin u te oefenen in ge dachteoonoentratie. Hoewel zeer lastig, geeft deze oefening spoedig nut in het da gelijksch leven, 's Morgens vroeg, als al les nog rustig in huis is, is de meest ge schikte tijd, om uw oefening te houden. Zoo gij meerdere gegevens wenscht, zul len wij die gaarne op uw verzoek ver strekken. Aan onderstaande adressen is persoon lijk antwoord gezonden, aangezien beant woording in dit blad te uitvoerig werd: G. M. te H.; D. J. te H.; S. te EL; Mej. N. \4 N. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hsge gratis zielkundige adviezen, om. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordingen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. DE EERSTE EZEL EN DE TWEEDE. De beroemde wijsgeer Mozes Mendels- sohn mocht zich in de bijzondere gunst verheugen van Frederik II, koning van Pruisen. Behalve diens groote geleerd heid, bewonderde de vorst de wijze, waar op Mendelssohn zich uit iedere situatie wist te redden. En hij schepte er een groot behagen in, den ouden man in ver legenheid te brengen, alleen om de vreug de van het antwoord, dat op een lastige of indiscrete vraag zijnerzijds zou volgen. Op een keer, toen Mendelaaohn met an dere gasten aanzat aan 's konings disch, schreef Frederik II op een papiertje: „Mozes Mendelssohn is de grootste ezel der wereld." Het briefje ging van hand tot hand en kwam ten slotte bij Mendelssohn terecht. Die toonde zich in het minst niet ge krenkt Integendeel, hij boog eerbiedig voor den tegenover hem zittenden gast heer en zei zeer onderdanig: „Uwe Majesteit is zoo vriendelijk ge weest mij met een even onschuldig als nuttig huisdier te vergelijken. De zwart op wit gezette aanduiding hoop ik als een belangrijk document voor mijn nazaten te bi waren. Zou ik echter Uwe Majesteit alleronderdanigst mogen verzoeken, op dit papier zijn handteekening te plaatsen? Het getuigenis heeft dan voor mij méér waarde." Glimlachend nam de vorst het papier over, zette zijn handteekening en gaf het den wijsgeer terug. „Mag ik dit thans geldig geworden stuk voorlezen," vroeg Mendelssohn. „Zeker, waarde vriend," antwoordde de koning. Mendelssohn verhief zich daaro zijn zetel, vroeg een oogenblik si zeide: „Hooggeachte aanwezigen, Zijne Majesteit ls zoo vriendelijk ge weest mij een eigenhandig geschreven do cument te doen toekomen en dank zij zijn allen ■op tilte van en ergu l De nd u eze nu luidt toestemming is het mij ve: den Inhoud te doen kennen, als volgt: „Mozes Mendelssohn is de grootste ezel der wereld. Frederik de Tweede."' Het pleit voor den vorst, dat hij van alle aanwezigen het luidst lachte om den Inderdaad geestigen zet. 't Jutte rtje VOORBEHOUDEN).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7