OUD ROEST
UIT DE OUDE DOOS.
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
"EMfKu -W"
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
1
van ZATERDAG 14 JAN. 1928.
312. (AUTEURSRECHTEN
HET PORTRET.
De huwelijks-annonce.
„Maar waarom zou je het niet doen,
ouwe jongen?" zei van Beveren tot zijn
vriend, die met hem voor een der groote
op het Plein uitziende ramen van de
„Witte" zat te borrelen. „Je ziet er voor
je negen en vijftig jaar nog absoluut niet
oud uit en dubbeltjes heb je ook genoeg;
m'n liefje wat wil je nog meer. Trouwens,
ik begrijp niet dat die eenzaamheid je niet
begint te vervelen. Je vrouw ia nu toch a
veertien jaar dood, niet?"
„Ja, dat ia wel zoo, maar Je weet zelf,
dat mijn huwelijksleven verre van Ideaal
was en daarom heb ik nu niet veel lus
meer, om voor de tweede maal in dat veel
geprezen huwelijksbootje te stappen", ant
woordde de aangesprokene met een
zucht. „Bovendien heb ik mijn dochter
nog; zoo eenzaam heb ik het dus niet".
„Toegegeven, maar een doohter of een
vrouw, dat is me maar niet eventjes een
verschil. Allda mag dan een heel lief meis
je zijn...."
„O, houd daar maar over op. Maar nu
wat anders. Stel eens dat ik werkelijk plan
had om te hertrouwen, zou je me dan eens
willen vertellen, hoe ik diat zou moeten
aanleggen? Je begrijpt toch wel, dat zoo'n
ouwe kerel als ik ben, niet zoo gemakke
lijk meer aan een meisje komt".
„Dat is anders niet zoo moeilijk als j<
denkt. Het voornaamste is, dat je er dli
bij zit en dan komt de rest vanzelf er min
der op aan. Je neemt eenvoudig een hu
welijks-bureau in den arm, of je zet een
advertentie, Manieren genoeg, hoorl En
dan zal je eens zien, wat een vlindertjes
er op die kaars zullen aanvliegen. Met
geld kan je alles en trouwen in de eerste
plaats".
„Ja jij hebt mooi praten; en dan zou
mijn doohter me vriendelijk aankijken, als
ik haar een moeder thuis bracht die mis
schien nog jonger was dan zijzelf. Zij is
op het oogenblik twee en dertig dus dat
zou best gaan. Maar nu genoeg van dien
onzin. Ik ben eigenlijk gek, dat ik nog
naar je luister, je zou iemand heusch tot
dergelijke idiote dingen brengen en zelf
ben Je nog maar steeds buiten schot ge
bleven. Vertel liever maar eens hoe laat
het ls".
„Het zal om en nabij half zes wezen."
„Nou, dan zal ik maar maken dat ik
weg kom, want anders krijgt Pa weer een
standje van zijn lieve Allda, dat hij te laat
thuiskomt voor het eten. Bonjour, tot
ziens. Zorg maar dat je zelf niet nog eens
in den kuil valt, die Je voor mij aan 't gra
ven bent". En weg was hij.
Chris van Loon had als gepensionneerd
Indisch ambtenaar al sedert eenigen tijd
zijn koetjes op het droge en was in die
periode in het bezit geraakt van een glim-
menden kalen sohedel en een buikje. Op
zijn 26ste Jaar was hij in 't huwelijk ge
treden met een zekere juffrouw van Dam,
op wie hij tot dien tijd zeer verliefd was
geweest, maar die zich reeds dadelijk in
het begin van het huwelijk ontpopte als
een ware Xantippe. Het was hem dan ook,
als voelde hij een soort verliohting, toen
zij, nadat hij negentien jaar lang aan haar
zijde of liever onder haar pantoffel uitge
houden had, zacht en kalm ontsliep, hem
achterlatende met hun achttienjarige
dochter Alida, een buitengewoon leelljk
meisje, dat innerlijk het evenbeeld was
van haar moeder. Sindsdien waren veer
tien Jaren verstreken, die zich voor den
gelukkigen vader in niets van de voor
gaande negentien onderscheiden hadden,
dan dat de pantoffel van zijn vrouw ver
vangen was door dien van zijn doohter.
In het begin had hij nog wel eens gehoopt,
dat er een of andere prins zou komen, om
de „schoone slaapster" te halen, maar ze
hadden „de schoone slaapster" maar laten
slapen en zoo had hij wel langzamerhand
in zijn lot moeten berusten. De „Witte
was een waar toevluchtsoord geworden en
daar kon hij uren lang zitten boomen met
van Beveren, den Kolonel, dien hij nog
kende uit zijn H. B. S.-tijd. Deze, een ver-
stokt vrijgezel, had het op een goeden dag
in zijn hoofd gehaald, dat zijn vriend
moest hertrouwen en hoewel deze het
eerst als een grap besohouwd had, lieten
de telkens herhaalde gesprekken niet na
indruk op hem te maken. Zoo liep hij nu
dezen middag ook weer te peinzen. Van
Beveren had eigenlijk gelijk. Zoo oud was
hij ook nog niet en wie weet wat een lieve
vrouw hjj naar huls kreeg.
den vorigen keer kon het moeilijk. G.k,
dat hij daar vroeger nooit ■oo^ver ge-
dacht had. Hij had het eigenlijk al veel
eerder moeten doen.
een van zijn dochter verlost. Zij verzorgd
hem altijd wel erg goed, nrnw het denk-
beeld om eindelijk nog eens eigen baas
te worden, lokte hem bijzonder aan.
Maar toen hij aan Alida dacht werd hij
toch wel een beetje bang. Hij vreesde, dat
si) niet erg over zijn plan te spreken zou
zijn. Hij wist nu al, da- hij t haar niet zou
het gesprek voorzichtig op hertrouwen te
brengen, maar dadelijk had hij er spijt
van, want nu kreeg hij de wind van voren.
Hoe kwam hij aan die gekheid. Walge
lijk vond ze het. Menschen die de veertig
gepasseerd waren, moesten zloh liever
langzamerhand op den dood gaan voorbe
reiden, dan nog eens een nieuw leven te
willen beginnen. Hij hoefde zloh heusch
zooiets niet in zijn hoofd te halen, want zij
zou het nooit dulden. Hij hoefde er heusch zaak worden nagestreefd om den vrede te
niet over te denken. bewaren? Moet men, om botsingen te voor-
Geheel verslagen was hij toen naar zijn komen, menschelijke ondeugden, er zich
hij dient niet alleen zijn kansen te bere
kenen, maar de elementen te kennen,
waaruit zijn personeel is samengesteld en
al die levende krachten in meegaande
riohting te leiden. Het besturen van een
onderwljs-lnrlohting, van een rustoord
voor ouden van dagen, van een ziekenver
pleging, den vereoniging voor armenzorg
of wat het ook zij, het zijn alle moeilijke,
veeleischende opgaven, waar een hoog,
veelzijdig standpunt gepaard moet gaan
aan groote toewijding en begrijpende
mensohenllefde.
En van kleiner tot kleiner kring, ko
men we aan het besturen van een huis
houding. Dat lijkt zoo eenvoudig, zoo van
zelf aangewezen. Maar toah ls het dat niet;
want naarmate de uitwendige moeilijk
heden verdwijnen, treden de inwendige
naar voren. Hoe meer van nabij men de
verschillende elementen leert kennen, hoe
beperkter de ruimte ls, waarin ze moeten
worden vereenigd, des te moeilijker is
vaak de opgaaf om ze allen tot hun recht
te doen komen. Moet het doel in hoofd
kamer gegaan. Het heelemaal laten varen
moest hij maar; want hij wist, als Alida
eenmaal iets niet wilde, dan gebeurde he
ook niet.
Op een avond echter ging hij toch naar
zijn kamer, deed de deur achter zich op
slot, nam pen en papier en had na een
uur van ingespannen arbeid eindelijk een
advertentie klaar. Den volgenden morgen
bracht hij haar zelf naar het bureau.
Eigenlijk was hij een beetje verbaas*!
over zijn eigen brutaliteit, maar toch voel
de hij zooiets als een voldoening over het
feit, dat hij nu zijn eigen zin eens gedaan
had. Hij zou dezen keer Alida niets ver
tellen, voordat de kogel door de kerk was,
tenminste, als het zoover kwam,
's Avonds, toen de krant kwam, kon hi
zich bijna niet bedwingen van nieuwsgie
righeid. Zou de advertentie er in staan?
Uiterlijk heel kalm, vouwde hij haar open
en jawel, daar stond het:
HUWELIJK
Heer van middelb. leeft., goed gefor
tuneerd, zoekt langs dezen weg ken
nismaking met jonge dame van goede
familie. Brieven met portret onder
lett. EW 697 bureau van dit blad.
Geheimhouding verzekerd.
Dat klonk als een klok. Dat had hij em
toch maar eens netjes-gelapt. Als Allda
het nu maar niet in de gaten kreeg, die
had daar zoo'n echten speurneus voor. En
jawel, twee minuten later zat zij er met
haar ne\is bovenop. Anders besteedde zij
toch nooit zooveel aandacht aan de adver
tenties. Hij kreeg het er benauwd van. Als
ze wat merkte, was hij zuur; maar wonder
boven wonder gebeurde er niets en vol
verwachting ging hij naar bed.
Eenige dagen, die hem eindeloos leken,
gingen voorbij en nog steeds kreeg hij
geen brieven op zijn advertentie. Hij be
gon al aan zijn succes te wanhopen, toen
op den avond van den derden dag de
meid hem eindelijk een brief op zijn ka
mer bracht EW 697 stond er met groote
letters op de rose geparfumeerde enve
loppe. Even bleef hij met gesloten oogen
zitten, den brief in zijn bevende handen.
Wat zou hij bevatten, het geluk van zijn
verdere leven misschien? Toen, met een
resoluut gebaar sneed hij den brief open.
Er viel een potret uit op den grond. Be
vend bukte hij zich om het op te rapen.
Toen hij weer overeind kwam was zijn
gelaat aschgrauw. Zijn blik was strak op
het portret gericht, hef.portret van zijn
eigen dochterl
STUURMANSKUNST.
Een moeilijke kunst
Stuurmanskunst! Welke hooge eisohen
moet men haar stellen, hoe ver dragend is
haar verantwoordelijkheid! Het zijn niet
aleen de chauffeurs en machinisten, kapi
teins en piloten, die haar van noode heb
ben; haar bezit is een onafwijsbare nood
zakelijkheid voor allen die, hetzij in stof-
felijken, hetzij in geestelijken zin „gesteld
zijn over velen". Wat haar technische
zijde betreft vereischt zij ongetwijfeld veel
voorbereiding en ervaring; maar zedelijk
stelt zij niet minder hooge eischen. Im
mers in de eerste plaats moet de goede
stuurman zichzelf onder de knie hebben;
hij staat of zit daar niet alleen voor zich
zelf, maar moet doordrongen zijn van het
besef van verantwoordelijkheid voor die
genen, die zich aan hem toevertrouwen.
Men stelt zich hem voor, niet alleen in het
bezit van goede zintuigen en een geoefend
waarnemingsvermogen, maar bovenal zloh
zelf meester en boven kleine menschelijke
zwakheden verheven, zoodat niets hem
belet voortdurend waakzaam te zijn en op
onverwachte moeilijkheden voorbereid.
Zijn deze eigenschappen voor den tech-
nischen stuurman noodzakelijk, zij zijn het
in niet mindere mate voor den moreelen.
Toch zijn er punten van verschil. De
stuurman van een schip weet dat hij de
voor hem zichtbare klippen moet om
zeilen, de ondiepe wateren ontwijken; hem
blijft geen andere keuze. Maar hij, die het
schip van staat heeft te sturen door de on-
jerekenbare golven der politiek, hij ls er
lang niet zeker van dat de klipnen, die hij
heden kon vermijden, zich morgen niet
verlegd hebben naar een andere zijde. Van
hen wordt niet alleen gevraagd een juiste
schatting van de moeilijkheden van heden
maar tevens een vooruitzienden blik op de
toekomst.
Voor den bestuurder eener veelomvat
tende zaak ia dit niet minder het geval;
zoo noodig van bedienen om de gang van
zaken gemakkelijk te maken? Deze en
dergelijke gewetensvragen 'verontrusten
den stuurman in het klein, terwijl van den
stuurman in het groot niet anders word'
gevraagd dan dat hij zijn schik weet mees
ter te blijven en het door de onrustige ba
ren heen, naar veiliger haven leidt."
B.
spellingen betrekking hebbende, zijn on
der het sohippersvolk in omloop.
De betrouwbaarheid van vele dezer
voorspellingen ls al niet veel beter dan die
welke de vermaarde weerprofeet Profes
sor Falb Indertijd de wereld inzond.
B.
V2
li
'mmm
SCHIPPERS ALS WEER-
VOORSPELLERS.
Reeds van ouds, in lang vervlogen tij
den, wedijverden de schippers met de boe
ren in de waardigheid om het spoedig te
verwachten weer te voorspellen. Meer
malen sloegen zij den bal raak, doch
sohier even dikwijls kwam het geheel an
ders uit dan voorspeld was. Gewoonlijk
hield men bij het voorspellen van het weer
rekening met den stand van zon en maan,
wolkenvorming, het voortplanten van ge
luiden, en bewegingen van dieren, enz.,
enz. Nog in onzen tijd gaan de schippers
naar de gegevens van het voorgeslacht te
werk, en spreken meestal in oude rijmpjes
uit, welk weer verwacht kan worden.
Eenige dier meest algemeen rijmpjes
mogen hier een plaatsje vinden. In het
oude schippersrijm toch werd beweerd:
„Een kring om de maan
Die kan vergaan,
Maar een kring om de zon,
Daar schreien vrouw en klnd'ren om",
Een ander rijmpje gaf dit te kennen:
„Een liggende maan
Doet zeelui staan."
Ook werd als waarheid verkondigd:
„Oostenwind met regen,
Staat ie drie, dan staat ie negen."
Men wilde met deze bewering te kennen
geven, dat als de Oostenwind onder de ge
geven omstandigheden drie dagen duurde,
men er van verzekerd kon zijn, dat de
zelfde windrichting op minstens negen da
gen kon gesteld worden.
Ten opzichte van een te verwachten
Oostenwind gold ook dit rijmpje:
,,'t Zonnetje rood,
Binnen drie dagen Oostenwind
of regen in de sloot."
Bij onweder gold dit rijmpje:
„Al is de donder nog zoo kloek,
Ht} brengt den wind weer in z'n hoek."
Hiermede werd bedoeld, dat hoe tij
dena een donderbui ook de wind van rich
ting mocht veranderen, hij ten slotte toch
weer uit denzelfden hoek zou waaien als
toen het onweer begon.
Zoowel bij schippers als bij boeren gold
het rijmpje:
„Meeuwen op 't land
Storm aohter de hand".
Reeds lang weet men echter dat de
meeuwen om geheel andere beweegrede
nen er de voorkeur aan geven om zich op
het land te verzamelen. Men moet er
maar eens op letten, hoe zich geheele
zwermen bevinden op pas geploegde ak
kers waar voor de meeuwen heel wat lek
kere beetjes te snappen zijn.
Ook bij het krimpen van den wind had
den de weervoorspellers een rijmpje bij
de hand, dat aldus luidde:
„Hoe hooger ie gaat
Hoe harder ie slaat".
Daarmede werd bedoeld, dat zoo de
wind door het Zuiden tot het Zuid-Oosten
opkromp, men stellig stormachtig weer
had te verwachten.
Zuid-Westen wind gold als regenvoor
speller, immers:
Zuid-West
Regen-Nest.
Van een Noorderwind was men ook al
niet gediend. Vooral de vissohers hadden
iets tegen den wind, en geven dit nog wel
te kennen door het gezegde:
„Noordenwind vangt vlsch nooh vögel.
's Winters heette 't bij de schippers:
Zuid-West met snee (sneeuw)
Noord-Oost in zee".
Hiermede werd bedoeld, dat als het bin
nen de zeegaten sneeuwde met een Zuid-
Westenwind, men er op kon rekenen, dat
op de Noordzee de Wind N.O. was. Bij te
verwachten vriezend weer als het mistig
was, heette het:
„Oostenwind met mist,
Vriezeman in de kist".
Nog tal van andere rijmen, op weervoor-
DE GEVOELIGHEID VAN 1920.
De sen timen tal ltedtsmode.
De mode onzer dagen leert haar volge
lingen zich wat sceptisch voor te doen en
wat wereldverbitterd. Paradoxen zijn par
excellence geschikt voor oonversatle. Maar
de mode van oen honderd jaar terug oom
mandeerde „Gevoeligheid". Och, men was
zóó gevoelig. Men hield een dagboek van
ieder sentimentje. Men was op schreien
getraind, want het „stond" om bij iedere
gelegenheid in tranen te versmelten. Ge
bruikte men deze zilte stroomen niet, dan
gebruikte men toch in ieder geval zeer
gezwollen en hoogdravende taal, vol ge
zochte gevoeligheden, want gevoel was nu
eenmaal mode en dus pose. Om een denk
beeld te geven van de „verheven" stijl,
waarvan men zich gaarne bediende, moge
de volgende fraaie zinsnede dienen, ge
licht uit een brief die zekere dame haar
geliefde schreef:
„Draag mij met erbarmende liefde in Je
heilige ziel." De geliefde, die toevallig
Wilhelm Humbolt was, antwoordde daar
op: „Stil aanbiddend kan ik je slechts in
mijn diepste ziele liefhebbenGeluk
kig was niet de geheele brief in deze over
dreven toon gehouden, want twee regels
verder redeneerde de dame in kwestie
heel praktisch over strijkijzers, diensit-
toden, familiekwesties e.d. Maar gelijk
1 ezegd, de gevoeligheid was een modieuze
ose en diende dus beoefend te worden,
t ik door verstandige menschen. Vele
i alen was ze trouwens niet veel anders
d in een masker dat de feitelijk ruwe ze-
d ;n moest dekken. Zoo maakte Kotzebue,
v iens „Klein-stftdter" zoo bekend is, een-
n aal een reis en bezocht Weimar, waar
z jn vrouw levensgevaarlijk ziek lag. De
d >kter deelde hem voorzichtig mede dat
h 't einde niet ver meer kon zijn? Hij....
reisde verder, „omdat zijn hart zou bra
ken wanneer hij tegenwoordig moest zijn
b j 't sterven zijner boven alles beminde
gade!"
Ook de frivole vrouwen dier dagen
maakten van de gevoeligheidsmode een
dankbaar gebruik om het eene huwelijk
na het andere te sluiten en het dan maar
weer voor een volgend te verbreken. Ca
roline Michaëls, die op haar 80ste jaar
was gescheiden van den heer Schelling,
met wien ze wèl, en van den heer Forster
met wien ze niét wettig gehuwd was, we
duwe van den heer Bochme en gelukkig
echtgenoote van den heer von Schelling,
deze echtgenoote schreef aan een harer
vriendinnen: „Ach, ik ben voor trouw ge
boren!"
In dezen gevoeligheidstijd begon men
er, gelijk uit het bovenstaande reeds blij
ken kan, niet onbedenkelijke begrippen op
na te houden van moraal. De huwelijks
band werd héél wat minder gerespec
teerd dan de band der liefde of wat daar
voor door ging. In Frankrijk redeneerde
men in vollen ernst! over het „sa
crament der echtbreuk" en toen in 1791
de echtscheiding wettelijk was toegelaten,
waren, nauwelijks één jaar later, niet min
der dan 6000 huwelijken ontbonden. De
Fran?aises dier dagen wisselden vaker
van echtgenoot, dan van onderkleeding,
„car tel est notre bon plaisir", zeiden ze
luchthartig. En dit voorbeeld, dernier ori
de Paris, werd overal elders nagevolgd en
vooral in de adelijke kringen van Duitsoh-
land liet men zich niet onbetuigd. De
dochter van Friedrich Wilhelm H, gravin
Marianne, van der Mark liet zich drie
maal van haar man scheiden en haar eer
ste echtgenoot had hetzelfde gedaan ten
aanzien van drie vrouwen. Vorstin Ama-
lia Hohenlohe liet man en zes kinderen
in den steek en ging er met een jeugdig
luitenant van door en Zacharias Werner
was driemaal gehuwd en gescheiden
voor hij geestelijke werd.
Zoo goed als men in de hier bedoelde
dagen evenwel poseerde met overgevoe
ligheid, zoo poseerde men ook met onge
loof. Ongeloof was bon ton in deftige en
in burgerkringen. De invloed van Voltai-
re en Rousseau was duidelijk merkbaar,
't Was duidelijk dat de geest van den tijd
iets anders en iets nieuws zocht Vrucht
van dat zoeken is geweest het ontstaan
der kleurige en naieve romantiek, waar
voor men de bronnen vond in de ridder
lijke middeleeuwen en waarvan geduren
de het overgroote verdere deel der 19e
eeuw de menschheid heeft gezwelgd.
B.
Tob Nooit Hoekje.
VOORZORG.
Leg de grondslagen voor uw
voorspoed In de tUdem, dat gij
tegenspoed hebt
Dagelijks hooren wij klagen, dat de tij
den zoo slecht z]jn. dat er toch niets te
verdienen valt en dat de mensohen maar
beter thuis kunnen blijven zitten dan op
het pad te gaan, waar zij toch maar geld
verteeren en niets verdionon. Er ligt iets
;oeds ten grondslag aan deze gedachte,
"ij kennen nl. heel wat mensohen, die
zoogenaamd op het pad gann, om te trach
ten letB te verdienen en die in werkelijk
heid niets anders doen dan hun laatste
penningen, mot alle inspanning bewaard,
uitgeven. Dit zijn zij, die noch het spreek
woord, dat „de rollende steen altijd mos"
vindt, begrijpen, nooh inzien, dat „de te
genspoed niet steeds kan duren".
Over deze laatste uitspraak een enkel
woord. Dikwijls wanen zij, die in den druk
zitten en wier toestand hopeloos schijnt,
dat zij nooit meer uit hun ellende kun
nen geraken. Zij groeien zoo vast in ge
dachte met de idee, dat voor hen toch
niets beters is weggelegd, dat zij meenen
geen zorg te moeten besteden aan hun
toekomst. Die zien zij even somber als het
heden en onverschillig blijven zij voor de
beste raadgevingen, hun gegeven, om toch
wat te doen, waarmee zij later voordeelig
kunnen werken. Zij zijn en blijven doof
voor al die raadgevingen en leven of
leven niet voor het heden.
Hierin ligt- de grondslag voor hun stel-
ligen ondergang. Want zij nemen de
voorzorgen niet voor de toekomst; zij be
seffen niet, dat elke arbeid in den tijd
verricht, dat er toch niets te verdienen
valt, een kapitaal is, dat in de toekomst
ruimschoots zijn rente oplevert. Wie na
een tijd van malaise of tegenslag plotse-
'.uig gezet woidt voor een nieuw werk
moet klaar zijn voor dien arbeid, moet
vooraf hebben gezorgd, dat hij in den t!
van tegenspoed gewerkt heeft voor
toekomst. De grondslagen voor een voor
spoedige toekomst moeten gelegd worden
in den vrijen tijd, dat de mensoh, door
tegenspoed verhinderd, niet in staat ls
reeds dat te kunnen doen, wat in de toe
komst voor hem is weggelegd.
Handelaar te H. Zeker is het conoen-
treeren zeer moeilijk en een eigenschap,
die slechts weinigen van nature eigen is.
Maar gelukkig is zij aan te leeren en de
tijd, dien gij moet besteden aan de be
oefening van gedachteoonoentratie, werpt
gouden vruchten af. Bij nauwkeurige
oefening, merkt gij al spoedig, hoeveel
meer en beter werk gij kunt leveren,
doordat gij beter uw gedachte bij
uw werk houdt Want daar komt toch
altijd alles op neer. De meeste menschen
denken niet zelf, maar worden gedacht.
Hun handelingen zijn dan ook, evenals
hun gedachten, onzeker en zoo iemand
kan nooit een krachtige persoonlijkheid
worden. Geef dus gerust aan uw voorne
men gevolg en begin u te oefenen in ge
dachteoonoentratie. Hoewel zeer lastig,
geeft deze oefening spoedig nut in het da
gelijksch leven, 's Morgens vroeg, als al
les nog rustig in huis is, is de meest ge
schikte tijd, om uw oefening te houden.
Zoo gij meerdere gegevens wenscht, zul
len wij die gaarne op uw verzoek ver
strekken.
Aan onderstaande adressen is persoon
lijk antwoord gezonden, aangezien beant
woording in dit blad te uitvoerig werd:
G. M. te H.; D. J. te H.; S. te EL; Mej.
N. \4 N.
Voor de lezers van ons blad geeft onze
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven-
hsge gratis zielkundige adviezen, om.
over de wijze waarop zij hun geest kun
nen verfrisschen en hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
De vragen worden geregeld in dit blad
behandeld. Mochten de beantwoordingen
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
DE EERSTE EZEL EN DE TWEEDE.
De beroemde wijsgeer Mozes Mendels-
sohn mocht zich in de bijzondere gunst
verheugen van Frederik II, koning van
Pruisen. Behalve diens groote geleerd
heid, bewonderde de vorst de wijze, waar
op Mendelssohn zich uit iedere situatie
wist te redden. En hij schepte er een
groot behagen in, den ouden man in ver
legenheid te brengen, alleen om de vreug
de van het antwoord, dat op een lastige
of indiscrete vraag zijnerzijds zou volgen.
Op een keer, toen Mendelaaohn met an
dere gasten aanzat aan 's konings disch,
schreef Frederik II op een papiertje:
„Mozes Mendelssohn is de grootste ezel
der wereld."
Het briefje ging van hand tot hand en
kwam ten slotte bij Mendelssohn terecht.
Die toonde zich in het minst niet ge
krenkt Integendeel, hij boog eerbiedig
voor den tegenover hem zittenden gast
heer en zei zeer onderdanig:
„Uwe Majesteit is zoo vriendelijk ge
weest mij met een even onschuldig als
nuttig huisdier te vergelijken. De zwart
op wit gezette aanduiding hoop ik als een
belangrijk document voor mijn nazaten te
bi waren. Zou ik echter Uwe Majesteit
alleronderdanigst mogen verzoeken, op
dit papier zijn handteekening te plaatsen?
Het getuigenis heeft dan voor mij méér
waarde."
Glimlachend nam de vorst het papier
over, zette zijn handteekening en gaf het
den wijsgeer terug.
„Mag ik dit thans geldig geworden
stuk voorlezen," vroeg Mendelssohn.
„Zeker, waarde vriend," antwoordde de
koning.
Mendelssohn verhief zich daaro
zijn zetel, vroeg een oogenblik si
zeide:
„Hooggeachte aanwezigen,
Zijne Majesteit ls zoo vriendelijk ge
weest mij een eigenhandig geschreven do
cument te doen toekomen en dank zij zijn
allen
■op
tilte
van
en
ergu
l De
nd u
eze nu luidt
toestemming is het mij ve:
den Inhoud te doen kennen,
als volgt:
„Mozes Mendelssohn is de grootste ezel
der wereld. Frederik de Tweede."'
Het pleit voor den vorst, dat hij van
alle aanwezigen het luidst lachte om den
Inderdaad geestigen zet.
't Jutte rtje
VOORBEHOUDEN).