VOOR DE VROUWEN. xxxxxxxxxx handeld te hebben en dit is dan nog maar „per ongeluk". Gij moet dus zelfbedwang aankweeken, gij moet als het ware uzelf onder den duim krijgen. Nu gij uw fout inziet is genezing ook mogelijk. Verzonden brieven: O. te IL, Winkelier te H., Mej. J. te H. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos. de Gock, van Merlenstraat 120, 's-Grnven- hage gratis zielkundige adviezen, o.m. over de wijze waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen worden geregeld in dit blad behandeld. Mochten de beantwoordihgen te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. IETS OVER DEN GOEDEN REUK. In „goeden reuk staan" was reeds van oudsher het streven der meeste men schen, al slaagde men hierin, ook niet altijd zoo goed als men verwachtte en beperkte de goede reuk zich dikwijls alleen maar tot de wereld der zinnon Doch wat opmerkenswaardig is, men hechtte aan het laatste het meest tijdens het groote zedenverval. Al is dit nu geen goed teeken, zoo wil men daarmede ech ter niets kwaads over den lekkeren geur zeggen, ofschoon wij, zonder aan een an dere meening te kort te doen, verklaren dat de afwezigheid van welken geur ook, steeds „de beste reuk" Is. De geheel reuklooze lucht is erkend de gezondste luóht te zijn; al la de zoo dik wijls bezongen welriekende geur ook veel aangenamer aan de zinnen dan de geheel reuklooze atmosfeer. De denkwijzen over do* „welriekend held" waren bij verschillende volken en in verschillende tijden volstrekt niet het zelfde. De wilde volksstammen ln Afrika en Polyneslö wrijvon zich 't geheele lichaam met vet in, in het vaste vertrouwen, daar mede ,4m goeden reuk" te koanen. Een Europeaan kan echter een dergelijke ge stalte niet naderen dan aan de windzijde; waait ,de wind naar hem toe, dan moet hij rijn ontmoeting met onpasselijkheid bekoopen. Het gebruik van welriekend© Meeding- stukken speelde reeds in oude tijden een zeer belangrijke rol. De Romeinen vooral die ln den keizerlijken tijd leefden, deden allo mogelijke moeite om de door hun overvloedige weelde verslapte zin tuigen weder op te wekken. De baden, d'e kamers, de bedden werden met par fum besprenkeld. De schouwburgen wer den vóór de voorstelling geheel met wei riekende geuren vervuld, in de eerste plaats met saffraan, zooals men wel bij historieschrijvers leest, of met kaneeL Dit laatst© schijnt een der meest gelief koosde reukstoffen geweest te zijn. Een voor onze smaak nu juist geen begrijpelijke voorliefde hadden de Ro meinen, om zelfs hun wijn te parfu meeren. De veelvuldige aanhalingen van oude dichters legden hiervan getuigenis af, Zelfs de olie in de lampen kreeg een geurtje. Dat men de brandstapels, waar op de dooden verbrand werden, met wel riekend© geuren bespoot, en met geurige kruiden bestrooide, is bekend. Tot het bereiden van reukwerken lever den Egypte, Arabië en Indië, evengoed als het tegenwoordige Klein-Azië, de planten. Er had zich te Rome een Industrie ont wikkeld, die zich een verbazend grooten omvang genomen had, doch die ook veel leelijke luchtjes voortbracht. De recepten hiervoor werden als een geheim bewaard. Het oude Rome had ook zijn wereldbe roemde parfumeurs „Comus en Nicerus", die hooger geschat werden dan menige groote geest, wiens werken nog heden in aller handen zijn. Ten slotte werden de welriekende geu ren ook volgens standen en dergelijke inzichten gerangschikt. Er waren bij voorbeeld geuren, die alleen gehuwde vrouwen mochten gebruiken en andere, welke voor jonge meisjes waren bestond. Men kon toen dus „letterlijk ruiken" met wie men te doen had. BABBELUURTJE OVER MODE. Een kind des tljds. Vader (tot een zesjarig zoontje, die met zijn gouverneur een woordenstrijd heeft): Kareltje, Kareltje, moet ik met den stok komen? Karei: Niet noodig papa, ik kan hét sonder «tok ook wel af. ergier: De wijn schijnt u niet te i. Was de flesoh misschien niet Geraden. Herbe smaken. geheel luchtdicht gesloten? Gast: Ik vrees van niet geheel water dicht Aan het loket Een oud vrouwtje aan het Station Maas te Rotterdam vroeg een kaartje derde klas, Waarheen? informeerde de bureau list Dat zijn mijn zaken, was het ant woord. Moderne Overhemdblousee. Nadat het overhemd1 een geruimen lijd in ongenade is geweest toeni alléén maar de elegante jakjes en oasaques als draagbaar golden kwam zij er toch na verfoop van tijd weer een beetje „in". 't Was wel zeer sporadisch en er werd een strenge grens getrokken voor waar zij wèl bij hoorde en waarbij niét. maar de verbanning was toch opgeheven. Men1 droeg ze weer bij een streng man telpak en soms ook wel bij een gekleed mantelpak als visite-blouse. dat ze bedoeld! is als visite of gekleede blouse. Is er. daarentegen een fijne zijden stropdas opgedaan, dan leent z}j zich veel beter als reis- of wandelblouse. l!en blouse met omliggend kraagje met of zonder klein strikje is meer geëigend voor middagblouso. Zoo kan men verder gaan.... er is zeer veel verscheidenheid. Onze teekenin- gen geven voor iedere soort ongeveer één weer. No. 1 en No, 8 zijn een paai' keurige middagbiouses. Ze zijn van zijden erfipe Maar nuineens ls ze weer gepro- jnoveend tot het meest geliefde kleeding- stuk, wat men zich maar denken kan. Nu kan men zich weer te allen tijde en overal imet haar vertoonen. Voor des morgens draagt men haar van een zacht wollen waschbaar stofje en vyjella. Des middags van ahantung of waschzijde of iets dergelijks. Voor visites worden ze nu zeer gekleed en van fijn materiaal ge maakt en draagt men ze op een zijden of velours chiffon rokje». Voor de fiets, voor de tennisbaan, voor den trein, voor de automobiel, mogelijk ook voor de vlieg machine onder het leeren vliegpak. Voor alles en alles wordt nu het overhemd goedgekeurd, 't Is of het zich nu pas recht aanpast bij de modernn vreuw, die er zich nu gekleed' zoowel als ongedwon gen mee voelt De juiste bestemming wordt meesten tijds door de details aangeduid. Heeft een zijden overhemd b.v. een fijn kanten jabot dan begrijpt men daaruit alleen al, of crêpe de chlne gemaakt, zijn keurig bewerkt met ragfijne plooitjes en feston steekjes en zijn overigens van snit zeer eenvoudig. No. 2 is een overhemd van bijzonder mooie n soepele Chineesohe zijde en is geheel met de band met linge rie-plooitjes benaaid. De jabot is even eens van zeer fijne kant Het spreekt van zelf, dat deze blouse op een dof satijn rokje gedragen bij uitnemendheid ge schikt is om er middagvisites mede te maken. j No. 4 is door haar eenvoudige uitvoe ring, haar sterkere en warmere stof meer bestemd voor morgenblouse en op een donker rokje gedragen, kan men er keu rig on toch eenvoudig mee uitzien. Voor automobiel, reis of sportgebruik is de vijfde blouse meer geschikt Van shantung of sterke waschzyd© gemaakt is zij een doeltreffend en sportief uitziend kleedingstuk Wilde eenden. Jan! is dat werkelijk een wilde eend, wat je mij daar voorgediend hebt? Wild meneer? Dat zal waar zijn. Gisteren hebben we haar wel. een' half uur achterna gezeten op de plaats om ze te vangen. STEKELTJES VISSCHEN. Het was een prachtige voorjaarsdag en bovendien een Zaterdag. «Kom je vanmiddag bij me spelen?» vroeg Wim aan Jaap. «Nee jé, veel- te lekker weer om in huis te zitten», was het antwoord. «Kom mij maar haien, en breng dan een leege jampot mee. Dan gaan we stekeltjes vis- schen. Ik geef ze aan Jan voor zijn aquarium. Geef jij ze dan aan de juf frouw. Dat zal ze wel fijn vinden «Ja», dat wou Wim graag, «maar zou het wel mogen vroeg h0 nog aarze lend. «Ben je mal, dat vragen we niet. Waarom niet. We z}jn nou toch zeker al lang op school. En we zullen wel voor zichtig zijn «Ja», zei Wim. «Dan zeg ik maar ge woon, dat ik buiten ga spelen. En een loeg jampotje weet ik wel in de schuur te vinden. Ik kom dadelijk na het eten. Dag1» l)e twee vrienden holden elk een kant uit naar huis. Jaap kwam bij zijn moeder jinnenstormen met den uitroep«Dag Moe. Kunnen we gaan eten «Dag Jaap!» antwoordde Moe. «Heb je zoo'n honger?» «Nee, Moe of ja Moe, maar ik wou ook buiten spelen met Wim. Dat mag wel, hé Moe?» «Zeker mijn jongen. Het ie heerlijk weer. En we kunnen gauw eten hoor!» lachte Moe. Bij Wim ging het al net zoo. En een uurtje later stond Wim bij Jaap op de voordeur te bonsen en te roepen«Ben je al klaar, Jaap? Ga je mee?» Daar kwam Jaap al aan. Onder zijn jas droog hij een jampot en Jan's schep netje. Wim had ook zijn jampot niet ver geten. «Dicht bij huis blijven, hoor Johgens!» riep Jaap's Moeder nog. «En voor don- kor binnenkomon «Ja Moe» en «ju Mevrouw» riepen de vrienden en weg waren ze. «Waar gaun we?» vroeg Wim. «Weet jij waar stekeltjes zitten?» «Ja, hier achter de wel in de sloot. Kom maar mee In oen wip hadden de jongens de sloot bereikt. Ze liepen er langs, scherp turend, of ze ook stekeltjes zagen. Eerst zagen ze niets dan waterplanten en kikkerrit, maar toen ja, daar ging er een, en nog een, o, een heeleboel. «Hier Jaap!» schreeuwde Wim. «Wel honderd! Kom gauw met je netje!»Tft! Weg waren de stekeltjes, toen Wim aan kwam. »Je schreeuwt ook veel te hard», zei Wim. »Laten we doodstil wachten. Dan komen ze wel weér.« Zoo was het ook. Na een minuut of vijf wachten het was haast te veel voor de jongens daar kwumen ze weer aan. Het krioelde gewoon van de stekeltjes. Nu liet Jaup heel voorzichtig het netje in het water zakken en trok het snel omhoog, toen er een stekeltje overheen kwam. Maar nog niet snel genoeg. Het stekeltje ontsnapte en door de beweging in het water schoten alle andere stekeltjes ook verschrikt in alle richtingen weg. Nu werd het weer wachten tot de visch- jes terugkwamen. En nog voorzichtiger liet Jaap het netje zakken. Maar het toekijken en zelf niets doen beviel. Wim heelemaal niet. Wacht, hij had wel geen netje, maar hij kon evengoed met zijn jampot scheppen. Zoo gedacht, zoo gedaan. Even voor zichtig als Jaap zijn netje liet zakken, «van Toorziahtig stak Wim zijn jampot in het water. Hadaar kwam er een «Wip omhoog de jampot 1 Plons! daar lag Wim in de sloot, spartelend en schreeu wend. Jaap, op de kant schreeuwde even hard mea, zoo hard, dat Jan, .laaps oudere broer het hoorde en vlug kwam aanloopen, om den drenkeling uit de sloot te trekken. O, o wat zag me die Wim er uit. En wat huilde hij. »Ik durf niet naur huis«. Maar Jan pakte Wim bij den hand en zei: .Vooruit Jaap, jij de andere hand en hollen naar ons huis Jaaps moeder schrok erg, toen ze de druipnatte bengel zag, maar ze was toch blij, dat het haar eigen jongen niet was. Vlug kleedde ze hem uit bij het keuken fornuis, rolde hem in een deken en stopte hem in Jaaps bed, terwijl ze Jan on Jaap naar Wims huis stuurde, om haar het ongeluk te vertellen. Gelukkig werd Wim niet ziek van het koude bad, maar de eerste jaren waagde hij zich toch niet meer aan stekeltjes visschen of dergelijke vermaken. JEUGDBIBLIOTHEEK. Natuurlijk droom jelui allemaal wel eens, is 't niet? Je beleeft dan allerlei wonderlijke dingen, maakt soms gewel dige avonturen mee en als je dan wak ker wordt, denk je: „Hè, als dót nu eens echt waar was gebeurd!" Ik zal jelui eens vertellen, wat ik laatst droomde. Ik droomde, dat ik in de lees zaal was en daar k\yamen twee kleine meisjes naar me toe. Nu, dat is niets bij zonders, want in de leeszaal komen eiken dag wel veertig of vijftig of honderd kleine meisjes en nog zooveel jongens er bij. Die komen daar dan een boek leenen, meestal voor zichzelf, en, als ze heel flink rijn, dan mogen ze ook wel eens het boek van hun vader of moeder gaan rul len. En deze twee Jople en Mlen heet ten ze nu, die kwamen ook minstens een paar maal in de week. Maar nu had den ze een extra boodschap, dat kon je zóó maar aan hun gezicht zien. Ze stonden eerst maar zoo'n beetje te draaien en te giebelen, maar eindelijk, daar stapte Jopie zoo'n klein brutaaltje is dat op me af en zei: „Juffrouw, we vinden 't niets aardig van u!" „Nee, niets aardig van u," kwam toen ae echo van de Jongste, van Stlon. „Wót vind je niets uard'lg, was je boek niet mooi genoeg, of was 't te dun of te dik?" vroeg ik verbaasd. „Haha," lachte Joop. „of een boek nu ooit te dik kan rijn» Nee hoor, dat niet, maar 't is tóch niet aardig." „Nee, niets aardig," zei Stien. „Maar wót is dan toch niet aardig, je brengt nogal zoo'n mooi nieuw boek terug, was dat soms niet naar je zin?" „Nou 't was prachtig maar riet u dót is nou juist niet aardig van u. Voor de groote menschen komt elke maand in de krant te staan, welke nieuwe boeken er gekocht zijn, en voor ons nooit!" „Nee, nóóitj" herhaalde Stientje. Én ze keken me toch allebei zóó boos aan, dat ik er heusch een beetje van schrok. „Móór," zei ik toen, Jelui weet toch wel, dat de krant voor de groote menschen is en niet voor de kinderen? Jelui mag Vast nog niet eens de krant lezen van je moeder en wat heb ik er nu aan of er in een krant staat dat er nieuwe kinderboekén zijn gekocht en jelui leest 't niet eens.?" „En Zaterdags dan?" vroeg Joop ver ontwaardigd „D'r staat toch zeker eiken Zaterdag een heel stuk in voor de kinde ren, een verhaal en...." „En raadsels", viel Stien haar in de rede, „Tc heb lekker al driemaal een prijs gewonnen!" „Nou, en dat van Zaterdag," ging Joop verder, „dat Kinderhoekje, dat mogen we man: Om een likje stroop alles overhoop. Nee maar dat is toch zoo'n grappig boekje, van Tonia, die stroop moest halen voor haar moeder, toen één likje er van snoepte en dat ééne likje stroop jaagde 't heel© dorp overhoop! Je moet 't maar eens lezen. O ja misschien weet je nog niet, dat ieder kind voor drie cent een boek mag leenen uit dè biblio theek? Dat moet ik je dan nog even ver tellen. De eerste keer als je komt, moet je een kaft koopon, die altyd om het boek moet zitten, die kost 8 cent. En dan een katalogus, dat is zoo'n boekje, waar de titels in staan van alle jongens- en meisjesboeken, die in de leeszaal rijn die kost 20 cent Als je nu broertjes of zusjes hebt, die óók lezen, kun je met z'n allen één katalogus koopen. Een boek mag je eiken 'keer komen leenen voor 3 cent. Nu gaan we weer verder. Voor de kirr deren, die niet zoo héél klein meer zijn, dus een jaar of tien, zijn de volgende boeken bestemd: Tine Brinkgreve: Joodje; Huize Son- nevanck"; Ohristine Doorman: Zomer- hoekje; Dicky; Kieviet: De hut in het bosoh; Het geheim van Zandhof; Truida Kok: Marietje; Rudl; van de Huist: Riek van den bovenmeester; Mies Loman: De belhamels; Willy Petillon: Ina en haar moeder; Steunenberg: Do smokkelaars van Oldenenk; Thijasen: Jongensdagen; Zooiners—-Vermeer: Stormvogeltje. En ten laatste, ook nog van mevr. Zomer»— Vermeer: Op Rozehofje. Dat ls een boek over Ran en An, die samen bij hun tante op „Rozehofje" gaan logeeren. En wat ze daar allemaal oelevennu dat moet je zelf maar eens lezen. Ala ik 1 jelui ga vertellen, dan heb ik aan de heele krant niet genoeg. e hebben nu zoo langzamerhand air les opgenoemd, wat er voor de kleintjea en voor wie niet zóó ldein meer zijn, ge kocht la en ik vrees dat de ouderen al denken: „Zou er nieta voor ons bij zijn?" Natuurlijk Is er wél wat voor Jelui WJ. Wij hébben echte fijne, dikke boeken ge kocht voor Jelui, maar ik zal je volgende week wel vertellen, wélke, want andera ben ik heusch bontf dat de meneer van do krant zegt: „U hebt zóóveel plaata noodig, U mag niet meer in ons kin der- g. WÊ krantje schril ven! Dus, tot volgende week danl RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. L In het donker zijn alle katjes grauw. Australië, honger, kleinkind, tijger, jazz. n Graaf, graan, graat Nienfre raadsels. 1 Hieronder staan de namen van twee bekende vrouwen uit de Vaderlandscho geschiedenis. Wie zijn dat? a b a e r 2 a a t a n. X Op de staande en liggende kruisjes- lijnen moet de naam komen van een groot dier. Op de 2e rij een plaats in Noord- Holland; op de 8e rij de oorspronke lijke bewoners van Amerika; op de 4e rij nog een plaats in Noord-Hollandop de 5e rij een heel groot water; op de 6e rij een smakelijke drank; op de 7e rij een eetbaar zaad; op de 8e rij een viervoetig dier; op de altyd wèl lezen en als u de nieuwe kinder- 9e rij een voorzetsel; op de 10e rtf een boeken nu toch dóór hij zet, dan lezen we medeklinker. 't toch immers!" .Ja. dan lezen we 't toch," zei Stien. Dót was waar, daar had ik heusch niet aan gedacht. „Ja," zei ik, „jelui hebt gelijk. Weet je wat, ik zal aan dien meneer van de krant vragen, of hy nog een extra plaatsje ln het Kinderhoekje heeft om er <16 nieuwe jongens- en meisjesboeken van de Open bare Leezaal en Bibliotheek ln te zetten." „Dóot ie wel hoor," zei Joop, ,,'t Is wót 'n aardige meneer." „Nou," zei Stien, „wót aardig hoor, ais je Je pry.s komt halen, lk ken 'm wat goed, 'k heb al drie keer eon prils ge wonnen!" „Nu. ik beloof 't Jelui hoor, ik zal 't vóst vragen." „Goed, ik ga Zaterdag gauw in ,,'t Jut- tertje" kyken, dag juffrouw!" zei Joop. „Dag juffrouw!" zong Stientje, en op een.holletje gingen ze weg. „O. Joop,' riep ik, „kom nog eens even hier. Joooop!" En ik riep 't zóó hard dat ik er zelf wakker van werd. Lieve help, ik had 't maar gedroomd. En ik had nogal aan Joop willen vertellen, dat er niet élke maand een lijstje van kinderboeken in de krant kon komen, want kinderboeken kunnen we maar een paar maal in 't jaar koopen en nu was Joop gevlogen en Stien er by en had ik alles maar ge droomd! Maar Joop en Stien die komen toch wel echt in dé leeszaal en daar ik 't hun nu eenmaal beloofd heb al was 't in m'n dtoom dat 't lijstje van de nieuwe kin derboeken in de krant zou komen, moet t maar gebeuren ook. Nu dan, voor de kleintjes hebben we gekocht: Abramsz: Kleurig en fleurig, nieuwe versjes en prentjes voor de kleintjes; roohjke versjes en vroolyke prentjes; Vilhelmina Blokker: Jo, Han en Mi en; Maria van Dorsten: Van een klein meisje, dat eindelijk thuis was; ten Herm een e.a.: Weer wat anders; Een aardig boek; at zou dat zyn? Ida Heyermans: En toen?; Wat er ook nog gebeurde; Ingwerssn: Tosn Jantje riek was; Vslt- Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: J. B.; B. C.; O. en J. D.; C. A. en M. A. D.; D. en V. D.; A. E.; P. E. G.; A. H.; G. K.; P. K.; M. L.; J. en M. de M.; L. v. d. M.; A. A. v. P.; J. J. P.; D. M. R.; S. T.; T. V.; A. W.; E. W.; M. W.; W. W.; 9. en M. v. Z. De prijzen van de maand December zijn ten deel gevallen aan: Johanna Brlzee, Molenstraat 6a. O. A. en M. A. Dekkers, Goveraatraat 84. D. en V. Dortmundt, 2e Vroonstr. 12. Greta I^roonstulver, Molengracht 14. A. A. van Pel, Kroonstraat 29. D. M. Riekwel, 2e Bchagendwarwtr. 8. Truus Venema, Sohagenstraat 87. Emmy Wiegel, Spoorstraat 6. Mlen Wol terg, Torenstraat 15. Simon en Marie v. Zoonen, Torenstraat Wat ze zeide. A: Dus heeft Je vrouw je werkelijk ver laten? B: Jawel; reeds drie dagen geleden. A: Wat zei ze? B: Zit m'n hoed goed? Niet altyd. Huurder: Het lekt voortdurend by my. Huisbaas: Ja, maar toch alleen als het regent. Heel eenvoudig. By de laatste herfstmanoeuvres in Zwitserland sloeg een Engeiaoh generaal verwonderd een Jong Zwitser gade, die proeven van groote vaardigheid in het schieten aflegde. Zyn er in Zwitserland veel van zulke goede schutters, mijn jongen? vroeg de glQjj Ongeveer vyftig duizend, generaal! Zoo, zoo! Maar wat zou je doen ala ik mefc honderddui®end Engelsohsn je kwam aanvallen. Onmiddellijk nog mos Lsdssu Coirg Brens.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 8