DE VOOR DE VROUWEN. BABBELUURTJE OVER MODE. „China" op 1 Balmasqné 1 'Cis nu ■weer die tijd voor de maskera defeesten. Als men er zelf soms niet aan meedoet, dan wordt onze aandacht er toch wel op alle mogelijke andere manieren op gevestigd. Bij een vriendin binnengeko men ziet men een wolk tarlatan verdwij nen in 'r werkmand, een zus verrassende op haar kamer, vindt ge haar bezig aan een dopje met een groote luchtige vlin der erop of een geheimzinnig zwart flu- weelen masker met kant te versieren. In de stad boodschappen doende, ziet ge alle etalages, die er maar even voor in aan merking komen, in het teeken van de op handen zijnde gemaskerde bals staan. Ue groote zaken komen voor den dag met geheele aangekleeds figuren ala: een toreadoor, Pierrot, stokoude tuinman, dame en heer uit den tijd van Lodewijk XVI, Spaansche danseres, een vlinder, zigeunerin eto. etc. De zaken met minder ruimte in hun étalage volstaan met alleen uiten, om al z*n gasten In landsgewaad te zien, dan kan wellicht één van de hier geteekende oostumes dienst doen als voor beeld. Behoort ge dan tot één van de genoo- digden, dan kiest ge een costuum naar uw aard. Wilt ge de gasten vergasten op een schoone melodie, dan beeldt ge de ..cir kel" uit. Alles in het oostuumpje moet in cirkels uitdraaien, tot het fijno fluitje toe, heeft aan 't uiteinde een cirkel. De groo te heupversiering is een cirkel, de breede schouderband bestaat uit cirkels, de hoed is een cirkel, de motiefjes op de schoei nen zijn cirkels, desnoods maakt ge de heele onderkant der rok wijd uitstaand van cirkels. Als kleuren gebruike men al leen zwart met wit. Wil men vóóral aan den eisch van den gastheer voldoen, dan houde men zich streng aan het chineesche mannenkleed, Deze vermomming is genaamd ,11et ka de stoffages ten toon te spreiden, die voor al dat moois noodig is. Daar tusschen door allerlei schitterende en blinkende en oppervlakkig smaakvolle details om de finishing touch aan te brengen. Of men er aan meedoet of niet, men gaat er toch onwillekeurig belang in stel len en meepraten en beraadslagen wat die en gene zou moeten dragen op het Balmasqué. 't Komt de laatste jaren nogal voor en ik geloof dat 't steeds meer in gebruik komt dat er speciaal-feesten gegeven worden, zooals: een apachen-bal, een feest geheel in stijl Louis XV, een bloe- men-feest, een Oostersch-feest etc. etc. Mocht bijgeval Ohl-Hong-Li eens een partij willen geven en daarbij de wensch vleeschje en pum", kondigde ze aan en bij de tafel scharrelde ze druk met denkbeel dige potten en pannen. Toen bracht ze hem, voorzichtig loopend, een bordje denk beeldige soep. „Zichtig hoor, heet!" waarschuwde ze en met groote voldoening keek ze toe, hoe hij vlugge leerling als hij was met een imaginairen lepel en met veel blijken van genot, proefde van haar kooksel. Maar toen Jaantje binnenkwam met de thee en toen pappa verzocht om een kopje voor haar ook en om wat koekjes'erbij en hij haar het bonbon-schaaltje voorhield, toen liet ze met een kreet van vreugde, haar eigen bedenksels voorloopig in den ■teek voor de meer tastbare lekkernijen. Leo lag achterover in zijn stoel, naar haar te kijken met zulk een intens genot, dat hij zelf er verbaasd over was. Hij had nooit geweten, dat kinderen zóó aardig konden wezen. Hoe was 't mogelijk, dat Henriette zoo'n schepseltje doodkalm naar 't weeshuis kon laten gaan! Was het eigenlijk niet onnatuurlijk, dat ze nooit eens klaagde over het gemis aart kinderen? Dat hij daar zelden of nooit aan gedacht had, was tot daar aan toe hij had al tijd z'n hoofd vol zaken maar zij, die eigenlijk geen enkele ernstige bezigheid had neen, onnatuurlijk was 'tl En toen later, nadat Kinnie door Mina# met een zoet lijntje meegetroond naar huis vertrokken was, Henriette kwam, keek hij haar aan met een gevoel van wrok. „Wel mannie, hoe heb je 't gehad? Heb j« je erg verveeld?" informeerde ze. JLhtoluut niet 'k Heb bezoek gehad? rakter". Dit kleed bestaat in hoofdzaak uit zwarte zijde. Een wijde rechte panta lon en een losse mantel-jas zijn de twee voornaamste stukken. De mantel heeft een hardgele schouderpas, waarop weer een lichtere plastron, met een zwart chi- neesch karakter (woord-teeken) versierd, Mutsje met veer, kralen ketting en lange zwarte haarstaart zorgen wel voor de vol tooiing van het chineesche uiterlijk. Maar ook het lieve bloemenmeisje „De Bloem.' van het Seizoen" kan u zeker wel bekoren. Zy heeft een kleedje aan van wit en vieux-rose zyde. Dit kleedje is zeer eenvoudig, maar 't is overvloedig ge tooid met Japansche roosjes. Ten over vloede is zy nog met een dubbele ry chi neesche domino-steenen behangen waar- Heb je je geamuseerd?" „Bezoek? Van wie? „Och je kent haar toch niet." „Haar?" Henriette's blik gleed vlug over de leege bonbonniere en over het schaaltje, waarin nog slechts kruimels van koekjes lagen. En Leo zag hoe er opeens een on rustig flikkeren in haar oogen kwam. "Een jong meisje?" Hij knikte. Er kwam een boosaardige gedachte in hem op. „Ja, heel jong." „Zoo?, En ik ken haar niet? Gek, om dan net toevallig hier te komen, als ik er niet ben." „Ja, toevallig." Zy zweeg even. „Enne je hebt je dus niet verveeld?" „Integendeel. Ik heb in lang niet zoo'n prettigen middag gehad." „Zoo.'-' Dien avond was Henriette stiller dan anders en Leo zag het met inwendige pret ,0, ze was jaloersch jaloersch op Kinnie". Den volgenden ochtend na het ontbyt, zei Henriette: „Ik had eigeniyk met Nelly afgespro ken boodschappen te gaan doen en in de stad te lunchen, maar ik biyf net zoo lief thuis. Ik zal haar even bpbellen. „Wel nee, onzin, ga jy gerust!" pro testeerde Leo. „Om my behoef je heusch niet thuis te blyven." Henriette kleurde. „Krijg je vandaag weer bezoek van die vriendin van je?" vroeg ze vinnig. „Ja, ze zou vandaag weer komen," «ei hy opgewekt voor men kan gebruiken platte koperen plaatjes met chineesche karakters erop geteekend of gegrift Voor de geestige wildzang is wellicht het vierde toiletje buitengewoon geschikt, dit is „The Mah-Jongg". Het kleedje is gemaakt van deelen goud en zilvergaas, hetwelk geborduurd of be schilderd is met groote kleurige figuren in helgroen, wit en helrood. Het mutsje is van zwarte taftzyde, serviert met Ja pansche roosjes en een lang zwart flu- weelen lint Tenslotte biyft er nog een meer stem mig oostuum, n.1. „de Vier Windstreken". Een groote zwart-rijden mantel met gele kraag met zwarte figuren. Ook het mas ker is geel Het hoedje is van roode taft zyde met gouden figuron. In top zyn twee vlaggen, windstreken voorstellende, terwijl de andere twee windstreken als vlaggen in de hand gehouden worden. Op zichzelf tooh een interessant oostuum, daar men even grillig als de wind mag doen. Kan iemand van jullie me uitleg gen, wat zout is, vroeg de onderwyzer. Een kleine jongen stak dapper zyn vinger op. Zout is wat zoo akelig smaakt in aardappelen, als je het vergeet erby te doen. Z]j kon zwUgen. Geen enkele vrouw kan een geheim bewaren, verklaarde de wyze jonge man. En óf, verzekerde zyn vriendin. Sedert m'n vierentwintigste jaar heb ik m'n leeftyd altyd geheim weten te hou den. Dat is mogeiyk, maar vandaag of morgen kan je 't toch niet meer voor Je houden. Zóó denk je? Maar me dunkt, als 'n vrouw al tien jaar lang een geheim heeft weten te bewaren, kan ze dat ook wel haar heele leven doen. wereld zoo een niet te vinden, dan trouw ik nooit!" Dat vond de Koning goed en een week later vertrok de Prins, slechts van een paar dienaren vergezeld, om alle Prin sessen te bezoeken. By alle vorsten, die nog ongetrouwde dochters hadden, werd Prins Carolus hartelijk ontvangen. Maal ais Carolus de Prinsessen dan vroeg: „Kunt u ook peperkoek bakken?" dan lachten ze, denkend, dat hij een grap maakte. „Nee, nee, ik meen het heusch," zei Carolus dan weer. „Ik ben dol op pe perkoek. Niet op die uit winkels, maar op eigengebakken, ker&versohe peper koek." Dan trokken de Prinsessen minachtend hun fyne neusjes op en Carolus reisde af naar het naburige land' om daar zyn geluk te beproeven. Zoo was de Prins al haast de heele we reld rondgetrokken, zonder een Prinses te vinden, die peperkoek kon bakken. Eindeiyk kwam hy by het allerlaatste land. De grenswachters vroegen hem wie hy was en waarheen hy ging. „Ik ben Prins Carolus en ik wil den Koning bezoeken," antwoordde de Prins. „Uwe Hoogheid wil zeker probeeren, de Prinses Ariane tot een huweiyk te be wegen," zei een van de mannen spottend. Prins Carolus biy. Maar ook Prinses Ariane, want ook zy vond Prins Carolus den liefsten Prins, dien zij nog ooit g&. zien had. Het huweiyksfeest werd voorbereid. Prins Carolus deed intusschen erg zijn best om harmonica te loeren spelen. Maas plotseling schoot het hem te binnen, dat hij de heele wereld rondgereisd had, om een Prinses te vinden, die peperkoek kon bakken en nu had hy het Prinses Ariana niet eens gevraagd. Toen hy het haar vroeg, antwoordde ze lachend: „Welnee, Carolus, dat leeren Prinsessen niet, maar als je er erg van houdt, dan zal ik het wel leeren." En op het groote, schitterende trouw feest speelde Carolus zyn eerste harmo nica-deuntje, terwyi een groote peper- koek, door Prinses Ariane zelf gebakken, midden tusschen de kostelijke gerechten op tafed prijkte. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. I De kruik gaat zoolang te water tot zy breekt. Zuiderzee, botter, gak, krenten en rozynen, traag, kilowatt. ,,Dat« zal er van afhangen," antwoord de de Prins weer. „Ik vrees anders, dat het Uwe Hoog heid niet gelukken zal. Onze Prinses Ariane is heel verstandig en schoon, maar ze weigert beslist te huwen. Ze schynt één voorwaarde te stellen, waaraan nog geen der honderd vier en negentig Prin sen, die haar hand gevraagd hebben, konden voldoen. Dus. hoe jong en schoon u ook is, ik vrees, dat Prins Ariane ook u zal afwezen." „Des te beter", antwoordde Prins Ca-' rolus en hy spoedde zich voort naar de hoofdstraat, waar hy zich onmiddeliyk het Koninkiyk paleis liet aanwyzen. De Koning en de Koningin ontvingen hem hartelyk en vertelden hem van hun ver standige en schoone doohter, Prinses ëen 'boom ,"öp ~<ïs °9e Ariane. „Het is echter jammer, dat ze in klinker, één opzicht zoo onverstandig is," vertelde de Koning aan Prins Carolus. „Ze n. Amsterdam. Nieuwe raadsels. L X Opdekrulsjesiynen X nmet de naam van X een boom komen te XXXXXXXXX op de le 'ry een medeklinker; op de 2e ry de naam van een eiland; op de 8e ry een naam van een bloemop de 4e ry een soort adem halingsorgaan; op de 5e ry bet gevraag de woord; op do 0e ry een waterplant; op de 7e ry een lastig gebrekop de 8e ry ten mede- DE PEPERKOEK EN DE HARMONICA Er was eens een oude Koning, die een zoon had. De .oude Koning had al zoo lang het land geregeerd, dat hy er heel moe van werd en graag zyn konlnkryk aan zyn zoon wilde geven. De Prins Ca rolus, zoo heette hy, was een schoone verstandige jongeman. In één opzicht echter was hy onverstandig: hji wilde maar niet trouwen, hoewel er al heel veel lieve Prinsesjes by den Koning en dp Koningin gelogeerd hadden. Nu zeide de Koning tegen Prins Caro lus: „Lieve zoon, ik geef je myn heele Koninkrijk, zoodra je getrouwd bent, Maar als je niet wilt trouwen, dan blfjf ik Koning tot aan myn dood en dan erft je neef Prins Hermannus het Konink rijk." „Och Vader,'' antwoordde Prins Caro lus. „Hoe kunt u dat nu doen? Herman nus is zoo dom en wreed. Hy zal het land van den eenen oorlog in den anderen sleepen. het volk verarmen en uw rijk verwoesten." ,yJa, myn zoon," antwoordde de oude Koning. „Dat zou Hermannus wel doen als zyn goedé vrouw hem niet steeds met raad en daad terzyde stond. Wees ver standig en kies je een goede verstandige Prinses. Er zyn er wel honderd in de we reld, die graag met jou zouden trouwen. Uit zoo'n groot aantal kun je toch wel keus maken!" De Prins dacht even na en zei toen: „Vader, ik ga op reis. Zoodra ik een Prinses vind, die peperkoek kan bakken, dan zal ik trouwen. Maar Is er in de heele „O, best, dan kan ik wel gaan. Adieu!" En Henriette stond beleedigd op. Met op geheven hoofd liep ze de kamer uit en met een smak sloeg ze de deur dicht. In een gevoel van onberedeneerde on rust deed ze dien ochtend haar boodschap pen en slechts met moeite bedwong ze zich -egenover haar schoonzuster, met wie ze winkelde. Later aan de lunch, zei Nelly opeens: „Toen ik hoorde, dat Leo huisarrest had, verwachtte ik eigeniyk, dat je niet komen zou. Zit hy nou heelemaal alleen thuis?" „O neen, hy heeft bezoek van een vrien din." „O ja? Van wie?" Henriette haalde de schouders op. „Ik ken haar niet". Nelly scheen verbaasd. „En ben je dan niet thuis gebleven om tennis te maken?" „Daar is me niet om gevraagd hoor". Nelly keek haar even verwytend aan. „Nou zeg, vraagt Leo je wel ooit iets voor hem te doen? Als ik Frans daarmee vergeiyk! Die zou me wat anders vertel en, als ik hem alleen liet als hem iets mankeerde". Henriette kleurde en stil keek ze een poosje voor zich heen. Toen zei ze: „Ja, lk geloof ook, dat 't beter is, als Ik aanstonds maar naar huis ga. Dan tref ik de visite nog wel." En in de tram, onderweg naar huis, ver weet ze zich zelve haar boosheid. Hoe had ze nu van Leo iets slechts kunnen,denken! daar hy was dien ochtend ook zoo afwy- kend geweest en haar teleurstelling was Carolus. „Ze wil niet trouwen. En daarom stelt ze aan lederen Prins, die haar hand komt vra gen de malle voorwaarde, dat hy har monica moet kunnen spelen. Ze heeft één koor een man harmonica hooren spelen on nu beweert ze, dat ze zóó dol is op die inqziek, dat haar toekomstige echtgenoot dat instrument moet kunnen bespelen. Ik denk, dat in heel de wereld geen harmo- nicaspelende Prins te vinden is. En daar is het haar juist om te doen. Kunt gi, het misschien Prins Carolus?'' „Nee, Majesteit, ik speel wel piano," antwoordde de Prins, maar ik denk niet, dat de Prinses daar tevreden mee wezen zal. En hy dacht: „Gelukkig, dat ik nu niet myn voorwaarde behoef te noemen, want het is toch wel erg mal, van een Prinses te vergen, dat ze peperkoek kan bakken." Nu werd de Prinses geroepen. Rechtop, flink en vrooiyk kwam ze binnenstappen groette den Koning en dé Koningin har telyk en vroeg met een heel lieve stem „Waarom heeft u me laten roepen Vader?" Den Prins zag ze niet, maar deze zag Ariane des te beter. En o, wat vond hy de Prinses mooi en hoe Hef klonk haar stem. Ja, hè ar zou hy toch wel willen trouwen. Hoe vreeseHjk jammer, dat hy nooit geleerd had, harpionica te spelen. De Koning vertelde Ariane, dat er weer een Prins gekomen was, om haar te vra gen en de Koningin smeekte Ariane, toch haar malle voorwaarde niet te stellen. Maar Ariana's mooie gezichtje betrok, terwyl ze uitriep: „Och, ik wil immers niet trouwen. Ik wil hy u heiden biyven.' Toch keek ze om om nieuwsgierig den honderd vyf en negentigsten Prins te zien, die haar hand1 kwam vragen. Prins Carolus stond op, boog diep voor de Prinses en zei eerbiedig: „Schoone en lieve Prinses Ariana. Wilt Uwe Ko- ninkiyke Hoogheid wat geduld met my hebben. Dan zal ik leeren harmonica spelen!" En wat antwoordde Ariane? Blozend en verward zeide zy. „Dat heeft nog nooit een der Prinsen beloofd. Ik geloof u op uw woord. Met u wil lk trouwen." Wat waren de Koning, de Koningin en te grooter geweest, omdat ze nu juist den moed meende te hebben, eens met hem te praten over dat schattige kleine ding, dat bij Mina in huls was. Zou 't niet vreeseiyk zyn, als dat Ueve schepseltje naar een weeshuis moest, terwyi zy, jong, gezond en rijk, snakte naar een kind? Misschien kon ze nu toch nog. Thuis borg ze haar hoed en mantel weg en zacht liep ze naar de huiskamer, waar binnen ze stemmen hoorde. En toen, in een oogenblik van angstige nieuwsgierig heid, opende ze zachtjes de deur. Daar zat Leo, zyn gezicht zoo vrooiyk als ze het in langen tijd niet had gezien en vóór hem stond, met opgeheven hand jes, de kleine Bertha, die hem iets aan te bieden scheen, dat hy, met veel ver toon van blijdschap, opnam uit de leegte tusschen de mollige kinderhandjes. „Zichtig hoor, heet!" vermaande de kleine moederiyk. Maar toen kreeg ze Henriette In 't oog en met een verrukt: „Tante! Tante!" vloog ze op haar af. In een warm gevoel van verlichting en vreugde drukte ze het kind tegen zich aan. Toen knielde ze neer naast Leo's stoel en haar oogen vol biyde tranen glimlachte ze hem toe. „Is dit je vriendinnetje mannie?" Hy keek even verbaasd, maar er was iets in haar, dat hem dwong zyn arm om haar heen te slaan en haar hartelijk te kussen. „En ken jy dat vriendinnetje ook al?" Henriette veerde overeind en ging op de leuning van zyn stoel zitten. „Ia het geen schatje, Leo. En mogen wij nu toestaan, dat za in aan weaahuia gaat. n - Welke namen van voorjaarsbloemen leest ge hieruit? 1. t a i c h n y. 2. weeskoeklunj. 8. lamjldefee. Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: C. A.W. A.H. B.J. B.R. B.R. B. S. B.; S. B.; B. C.; D. en V. D.; M. G. terwyi wy o Leo - ik heb altyd zoo vreeseiyk verlangd naar een kind". Leo drukte haar innig tegen zich aan. „Maar kindje, en ik dacht.... Waarom heb Je daar dan nooit over gesproken?" „Och lk weet niet ik dacht, dat Je 't vervelend zou vinden en je hebt 't ook altyd zoo druk." „Tante ook thee?" informeerde kleine Bertha, die by de tafel aan 't scharrelen was, met allerlei voortbrengselen van haar rijke fantasie. „Kinnie" bleef. Ze zat dien middag aan tafol tusschen de beide pleegouders. En zóó verrukt begroette ze ieder gerecht, door Jaantje bihnengebracht, dat het an ders zoo stuursche gezicht van de oude meid, een en al glimlach nu, wel tien jaar jonger geleek. En over het blonde kinderkopje heen verzekerden „pappa" en „tante" elkaar, in een biyden glimlach, dat ze nog nooit te voren van een gast zóóveel voldoening hadden gehad. En terwijl ze plannen maakten voor de toekomst en overlegden wat er nu eerst voor de kleine gedaan moest worden, waren ze vol van een won dere vreugde. Zóó veel rijker en dieper scheen opeens hun leven! En ln een groot gevoel van dankbaarheid genoten ze de opgetogenheid van het kleine moederlooze schepseltje, dat als een kostbaar geschenk, in hun leven was gekomen. d.R Corry Brens. v StflflD D.; A E.; W. F.; A v. G.; P. S. E. G.q R. en G. G.A. H.N. ELP. H.O. K. G. K.;H. K.;M. K.; P. K.; M. L.; N. L.; W. L.A v. d. M.; A. M.A. M.L. v. d. M; J. de M.; J. M.; A. N-; J. D. O.; A. A v. P.; J. J. P.; M. P.; D. R; D. M. R.; P.deR.; S. T.; B. J.deV.; T. V.; A. W.; E. W.; M. W.; W. W.; S. enlM. v. Z. SABBATVREDE. Een windezucht suist door het groene looref. Daarboven gaat de donker-koele nacht Verwazen voor het morgenrood-getoover: Nu ryi»chen er zoo teedervol en zacht, Door heel tnijn ziele blijde liefdezangen. Bij 't lichten van die Sabbath-morgenpracht Een vogel stijgt, met onbewust verlangen, Hoog in de reine, donkerblauwe lucht, Die met beklemde ontroering is bevangen. Door gindsche velden vaart eea zachte zucht, Geboren uit een zee van bloesemgeuren; Mijn ziel beseft iets van dat vreemd genuchl Zooals die wonderfijne bloemekleuren Mij tegenwuiven door hun geurigheid, Zoo zie ik aan de blauwe hemeldeuren De Heiland staan In schooner heerlijkheid. Die mij zal brengen in Zijn verren hoogen. Waar mij een eeuwig leven is bereid. Naar gindsche wijdgewelfde hemelbogen Staar ik zwijgend heen, en terlren tranen- dauw Gaat wellen uit mijn diep ontroerde oogen. T. DEKKER.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 8