a DB REUZEN-VOGEL „ROK". Ben vlucht van 28 el! Een el van 10 kan Inhoud! Deze vogel, die in de Arabische toover- aprookjes voorkomt, bestond en bestaat misschien werkelijk nog. Onderzoekingen hebben het vroegere bestaan van dien wondervogel bewezen door het vinden van overblijfselen en doen, met niet geringe waarschijnlijkheid, zijn voortdurend be staan vermoeden. Reeds de beroemde reiziger Maroo Polo verhaalt van het voorkomen van dezen vogel ten zijnen tijde op het eiland Ma dagaskar, en hij beweert zelf een veer daarvan, ter lengte van 70 span en ter breedte van 2 palmen (6 duim) te hebben bezeten. In de XVIIde eeuw kwamen de bewoners van Madagaskar naar Isle de France en brachten potten, uit de eieren der vogels vervaardigd, met zich. Deze eieren zouden acht maal zoo groot zijn als struisvogeleleren of honderd vijf en der tig maal zoo groot als hoendereieren. In het jaar 1851 ontving het museum ▼oor natuurlijke geschiedenis te Pariis zulk een ei uit Madagaskar; het was drie voet in omtrek en kon 10kan water be vatten. Bijna naar alle zoölogische kabi netten van Europa zijn gipsafgietsels van dit ei gezonden. Door het nauwkeurig on derzoek van de gevonden beenderen en door samenstelling van het geraamte, is men tot de slotsom gekomen, dat de voge' Rok, vier maal zoo groot is als de Condor en dus een vlucht heeft van 28 ellen. In het museum te Londen bevinden zich de overblijfselen van een anderen reuze vogel, welks pooten 1.57 Ned. el hoog zijn, zooidat hij zelf minstens 6 Ned. el of on Eeveer 8 maal zoo hoog is als een mensch leze laatste reuzenvogel behoorde in Nieuw-Zeeland thuis, waar men boven dien twaalf of dertien soorten van derge lijke reuzenvogels heeft ontdekt. In dit opzicht zijn de ontdekkingsrei zen op Nieuw-Zeeland gedaan door den heer von Hochstetter, van groot gewicht, daar hij ongeveer tien volledige geraam ten van reuzenvogels heeft ontdekt in holen. Nog zeer onlangs heeft men zulk een bijna geheel volledig geraamte ont dekt, uit welks gesteldheid blijkt, dat de vogel tien of twaalf Jaar geleden is ge storven, en zeker is het niet onwanrschijn Ujk, vooral wanneer men let op de mede- deelingen der inboorlingen, dat derge lijke vogels nog heden ten dage in bijna ontoegankelijke plaatsen verblijf houden. ten; de amusantste Zondag was de 27e Juni, toen er 59 .feestelijkheden plaats hadden. Journal. De Eeuwig-durende Klacht Een ding is mij inmiddels duidelijk ge woTden: dat de verontwaardiging over de aanstellerij, de vrijmoedigheid, de vroeg rijpheid, de bandeloosheid, de zedeloos heid, het gebrek aan attentie, aan reveren tie en aan duizend aanbiddelijke deugden van vroeger meer, geen specifiek na-oor- logsch verschijnsel is. Het vorig geslacht van eerbiedwaardige kostbazen en vaders klaagde; het voor-vorig geslacht heeft ge klaagd, waarom zou ook het hedendaag sche en het toekomende geslacht van de tigheden de dekschaal niet grijpenP Het is het refrein der eeuwen, dat zich op de mid daghoogte des levens bij ieder individu, in een forsch krachtdadig protest op de lip pen dringt om allengs weg te murmelen in het telkens zwakker geprevel der toe nemende jaren. Het is de doodsnik der randenloozen, die hun kindsobe gedachten niet meer vermogen te formuleeren, maar wier verwijtende oogen de universeele klacht welsprekend vertolken. HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT? Het rit meer in den schoen dan ln het hoofd. Ben goed voetballer is een veel beken der man dan een groot geleerde. Het Kompas. Concurrentie prikkelt Een beetje vrouwelijke conourrentle kan geen kwaad; integendeel, het doet den man goed en spoort hem aan flinker te worden. Bir Woodman Burbldge, Sterkende stilte. Een antl-Iawaal-week eens per jaar zal voor de gemeenschap een economische winst beteekenen in gedachten, gevoelens, energie, gezondheid en zelfzucht Grenville Kleiser. Ook het pogen Is schoon. PoBzie beschrijft de wereld buiten en binnen ons en ln haar meest verheven vorm poogt ze het onzegbare te zeggen. Eimreldin. Wie de wereld lief heeft, kastijdt zichzelf. De menschheld liefhebbende, kastijd ik mljzelve voortdurend op een blijmoe dige manier, nimmer bedroefd of verbit terd met de gedachte dat ik mijn kan sen niet meer ten volle benut. Katherine Tingley. DAT WAS TE ERG. De schoolopziener was een aardige oude man en op zijn vriendelijke manier verzamelde hij de heele klas om zich heen. „Veronderstel nu eens, Willem de Bruin," zei hij tot een van de jongens, „dat jij en ik samen gingen knikkeren en dat jij tien knikkers had en ik zes". Met open1 mond en ooren drongen de jongens dichter om hem heen en de schoolopziener ging vsort: „Bij het einde van het spel had Jö de helft van mijn knikkers gewonnen en na tuurlijk wilde ik verder spelen, om ze terug te winnen. Belangstellend drongen de jongens nog dichter om hem heen. „Bij het einde van het tweede spel ha< ik de helft van de knikkers die jij aan vankelijk had gewonnen. Vertel mij nu eens" de belangstelling had haar hoogtepunt bereikt „hoeveel knikkers Jij nu nog over had?" Dèt was Willem tooh te erg en met een uitdrukking van mlnaohtlng riep h]j uit „Het ls warempel een som!" BABBELUURTJE OVER MODE. Eigen stijlen ln kleeding. Wanneer men er eens veel aandaoht aan wil geven, dan kan men duidelijk waarnemen bij zijn dames-kennissen, dat ieder voor zich er een eigen stijl van klee- den op nahoudt. Veilig luchtverkeer. De laatste twee jaar hebben Britsche piloten ongeveer 80.000 passagiers ver voerd en bijna 2.000.000 mijl afgelegd tus- sohen Engeland en het vaste land zonder dat daarbij een enkel mensohenleven ver loren is gegaan. Te veel van het goede. We kunnen met groote stelligheid be weren, dat er een duidelijke scheidings lijn loopt tusschen den lof, welke een be roemd man toekomt en het overdreven, hysterische karakter van een modernen triomf. Manch. Guardian. Leven hi het laboratorium. Ik voor mij geloof, dat we eeuwen zul len moeten waditen, voor men er in slaagt leven te wekken in het laboratorium, als men ooit zoover komt. Het kleinste leven de organisme, dat de wetenschap kent be vat vele honderden proteïn-moleculen van verschillende soorten en als de synthese van die proteïns is verkregen zullen we waarschijnlijk nog maar halfweg het doel sijn. J. B. S. Haldane. Zwitsers che fuifnummers. Van alle statistieken, die in den loop van 1927 in Genève zijn verschenen, is de volgende zeker de opwekkendste: in dat jaar zijn er in Zwitserland 3262 openbare feesten gevierd, welke, zonder de 200 voet balwedstrijden mee te rekenen, over een- •n dertig feestdagen van April tot Octo- ber waren verdeeld. De feestelijkste Men geeft er zich hier doorgaans geen rekenschap van, maar onbewust doen wij het allen. Wie uwer heeft nooit eens ezegd van de één of andere haar bekende ame: „ach, dat vind ik nu heelemaal niets voor haar"; zoodra de bewuste per soon iets aan had wat geheel bulten haar gewoonlijke wijze van kleeden was. 't Bes te bewijs dat men dus stilzwijgend één be paalde, vaste stijl bij haar denkt. langzamerhand een vast denkbeeld ge vormd, van wat haar het beste kleedt en wat haar geheele figuur en uiterlijk of» z'n best doet uitkomen. Heeft zij nu eenmaal terdege met ziohzelf uitgemaakt, „dit moet ik dragen" en „dat moet ik volstrekt niet dragen", dan past zij die eisch ook op alles toe. Men kan in haar avondjas dezelfde opvatting terugvinden als in haar mid dagjurk zoowel als in haar sportkleeding, wandelkleed, avondjapon als visitetoiletje. Dat deze manier van doen één niet te versmaden voordeel heeft, spreekt van zelf. Het maakt immers dat de draagster zich rustig en eigen voelt ln haar kleeren. Hierdoor ontstaat een gemakkelijkheid van bewegen, waar anderen zoo tevergeefs naar trachten en die toch altijd Iets on wennigs houden. Bovendien verfijnt daar door de smaak bij voortduring en word lichaam en kleedingstuk één vertrouwd geheeL Eenige fijne frarsche teekeningetjes cwamen in m'n bezit, die zoo duidelijk in )eeld brengen, wat ik nu onder woorden racht duidelijk te maken. Maar woorden en teekening te samen, bereiken allicht wel 't allerbeste 't doeL Had hU maar niets gezegd. Een dokter, die onder zijn patiënten een zeer rijke familie telde, werd daar aan luis ontboden voor een lichte ongesteld- ïeid van den oudsten zoon, een jong- mensch van huwbaren leeftijd. - H'm een lichte verkoudheid, grom de de oude heer, na een vluohtig onder zoek. Gevolg van een tocht, zou ik zeg gen. En met een glimlaohl Zeker een beetje laat 's avonds in de kilte ge- oopen met een jonge dame, niet? Precies geraden dokter, antwoordde de jonge man, .U slaat den spijker op z'n kop. - Ja, dat dacht ik wel Natuurlijk weer zoo iemand die op uw fortuin aast. Dat denk ik niet tenminste ik hoop het niet. —-Kom, kom, ze zijn tegenwoordig al- emaal hetzelfde, de meisjes. Mag ik vragen wie het ia? - Uw dochter, dokter. Logica Mijnheer, het huishoudboek van zijn vrouw naziende: „Waar is het eigenlijk goed voor, dat je vleesch van vier ver schillende slagers betrekt?" Mevrouw: „Ja, zie je, dan zijn de reke ningen veel kleiner". Niets nieuws voor hem. Aanbidder: „Feliciteer me, Willie, je zuster heeft me gisteravond beloofd, dat ze niet me zou trouwen." Willie: „O, dat heeft ze moedeer al zoo lang beloofd." f Zal wel waar ztya Er zouden niet half zooveel mensohen verdrinken mevrouw, wanneer ze niet in het water gingen, vóór ze konden zwem men. Verdiend loon, Als ik nou toch niet de ongelukkig ste man van de wereld ben! Wat is er aan de hand? Wel lk ben gisteren bij twee ver- sohillende doktoren geweest De een heeft me een bewijs gegeven van gezondheid voor een levensverzekering en de ander heeft me een bewijs gegeven voor veer tien dagen-ziekenverlof. Nou, wat zou dat? Zoo iets heb ik ook wel eens gedaan. Ja, maar lk heb die briefjes in de verkeerde envelop gestopt, en nou heeft de levensverzekeringsmaatschappij het certificaat van mijn ziekte en m'n chef het bewijs van mijn gezondheid 1 Vaderis meening. Een Jonge boer was verliefd geworden op een stadajuffertje, van de soort, die meer aan uitgaan dan aan werken den ken, en besprak de gewichtige aange legenheid met zijn vader. Kan ze naaien en breien? Kan ze je goed verstellen, ondervroeg de oude "heer. Neen vader. Kan ze goed koken? Neen dat niet maar u moest haar eens hooren zingen vader. Prachtig zin gen kan ze! Als dat alles is! Daar had je ook wol een kanarievogel voor kunnen nemen, meende de oude man. Vleiend. Ja, ik ken uw gedichten heel goed, zei het aardige meisje. Werkelijk juffrouw, zei de dichter verrukt. Ja, ik lees ze lederen avond in bed] dan val je zoo heerlijk gauw in slaap. Theorie en praktijk. Ook de-helden en heldinnen uit EJ!y'« andere boeken kwamen te voorschijn en eindelijk zat het haardkleedje vu kleine wezentjes, die druk met elkander babbel den. „Zoo, allemaal' present?" vroeg moeder de Gans, toen de boeken weer stil ston den. „Nu moeten we toch. eens gauw wat praten, maar niet allemaal tegelijk, hoor. Bedenk, dat we na vanavond weor een heel jaar opgesloten blijven in onze boe ken. Het volgend jaar zullen er nog wei meer vrienden en vriendinnen hij ons zijn uit boeken, die Elly morgen en met Sin terklaas zal krijgen. Maar wat moet ons meesteresje nog moer hebben, morgen. Weet juüie wat ze graag heeft?1' „Een nieuwe pop", zei Roodkapje. „Nee kindje", antwoordde moeder de Gans. „Ze heeft al twaalf poppen en wordt toch haast te groot om er mee te spelen! „Een mooie jurkl" riep de Schoone Slaapster. „Welnee prinsesje, ze heeft zooveel jur- Dat erg ken en is heelemaal geen ijdeltuitje, zouden haar Vader en Moeder ook naar vindenl" „Een motorfiets!" riep Hein Duimpje, die erg van snelheid hield na zijn wande ling in de zevenmijls-laarzen. „Maar jongen, een klein meisje op een motorfiets. Dat is tooh veel te gevaarlijk. Dat is mannenwerk 1" antwoordde moeder de Gans weer. „Een kat of een homdl" opperde de Ge laarsde Kat „Die heeft ze al reeds allebei En ze houdt erg veel vau ze en zorgt goed voor hen!" Ja, wat moest Elly dan hebben. Alle menschjes, kindertjes en diertjes dachten na, maar ze konden niets anders beden ken. „Weten Jullie het niet?" vroeg moeder de Gans. „Nu lk denk, dat lk het wel weet. Elly verlangt zoo heel erg naar een speelkameraadje. Niet een op school, want daar heeft ze vriendinnen genoeg. Maar een broertje of een zusje, om thuis mee ts spelen. Dat wil Elly hebben. En dat. „Elly, Elly waar alt je toch. t Is tijd, om te eten, klein droomstertje", klonk daar een stem bij de speelkamerdeur. Elly schrok op en wip.rrrt alle kleins sprookjeswezentjes waren verdwenen. Elly stond op en ging naar de eetka mer. Aan tafel en later in bed moest ze er steeds - aan denken, wat moeder de Gans verteld had. Den volgenden ochtend werd ze al vroeg wakker. Ze waschte en kleedde zich en vroeg zich verbaasd af waarom moeder toch niet kwam om haar te felicdteeren. Zou het nog zoo vroeg zijn of zou moeder misschien toch een erge verrassing voor haar hebben en wachten tot ze zelf kwam. Wat zie jij er bleek en vermoeid uit! Hé, EUy werd nieuwsgierig. Haastig bor- Je overwerkt je toch niet? stelde ze haar krullebol, liep toen de gang Ik vrees wel een beetje. Ik ben aan door en klopte aan moeders slaapkamer- mijn nieuwe boek bezig en heb er giste- deur, terwijl ze zachtjes riep: „Bent u tl ren dertien uren aan één stuk aan ge- op, moeder, of ls het nog erg vroeg?" schreven 1 De deur werd open gedaan niet door Véél te lang! veel te lang! Waar- moeder of vader maar.door een ver over loopt het? pleegster, die waarschuwend een vinger Over het noodzakelijke van den 0p den mond hield, Elly'e hand greep en achturigen werkdag. Listig. Man: Wat belief je, alweer een nieuwe hoed? Je oude ls nog zoo goed. Vrouw: O, je erkent toch dat hij oud is. Er zijn natuurlijk ook wel vrouwen die er behoefte aan hebben steeds weer een ander en totaal vreemd vdn het vori ge uiterlijk te vertoonen. Maar deze soort doet ons dan ook nooit vertrouwd aan, t is net of wij iedere keer opnieuw aan een ander persoontje moeten wennen. Maar verreweg het meerendeel der dames heeft haar eigen stijl Zonder nu Juist uitsluitend gedachte voor w—A was Augustus met haar 155 "fees-1 haar kleeren te hebben, heeft zij zieh toeh Geen zin ln een gesprek. Een van de reizigers in de coupé had een leege mouw. Een der mede-passagiers, die zijn nieuwsgierigheid niet langer be- wingen kon, zei: „Ik zie, dat een arm verloren hebt, mijnheer". De een-armige pakte z'n mouw beet, bekeek die met blijkbare verbazing en zei: „Waarachtig, mijnheer, ik geloof dat U gelijk hebt". De man mot hersens. Dinges keek het papier met de vragen door dat hem op het examen werd ge geven. Bij een der vragen trok hij eerst zijn voorhoofd in rimpels, glimlachte toen en ging ten slotte met het papier naar den examinator. „Mijnheer, er staat oei» fout in een van i opgaven," zei hij. „Zoo? Het doet me genoegen, dat u er mij op attent maakt." .Kijkt u maar, vraag 9; daar staat niet voldoende gegeven in. „Ik zie niet in, wat er aan Ontbreekt." »Wel' mijnheer," zei Dinges triomfan telijk, „hier staat van de eene kilometer- paal tot de ander, maar er staat niet btt. hoe ver dis van elkaar staan." ELLTS VERJAARCADEAUTJE. Elly had haar huiswerk af en zat nu wat voor het gezellige open haardvuurtje te wachten tot het etenstijd zou zijn. Ze dacht erover wat ze den volgenden dag wel krijgen zou, als ze jarig was. „Wat zouden Vader en Moeder voor haar ver zonnen hebben. Ik zou heusch niet weten, wat ik nu nog zou kunnen krijgen". En zoo was het ook. Elly's ouders wa ren rijk en woonden op een mooi land goed, een eind buiten de stad. Eiken och tend werd Elly met de auto naar school ebracht en 's middags weer gehuuld. an kon ze «pelen ln den grooten tuin of in haar speelkamer, waar ze een massa prachtig speelgoed had. Maar och, één ding ontbrak Elly en dat was, een klein speelkameraadje. Ze had een poes, die haar ln huis. overal na liep, een hond,, waarmee ze heerlijk kon rennen en stoel- Jaar zal gebeuren. g< D haar meevoerde naar een beeldig wiegje. En daar zag Elly het snoezigste kleine slapende kindje, dat Je maar denken kunt EUy keek en keek met stralende oogen, tot moeders stem klonk: „Nu hoe vindt Je je verjaarsgeschenk, sohat?" „O, moeder, wat heerlijk. Veel liever dan Mimi en Heer tor en Ponny bij elkaar!" RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. T u r k steel kieuwen rturwllg zeewier blind o I m a n 1 Hyacint. 2 Sneeuwklokje. 8 Madeliefje Nieuwe raadsels. L Welke Europeesohe landen slaaa hier onder? 1 Toreskjjno. 2 G r a u p 1 o t. Op de zlg-zag kruisjeeljjnen moet de naam komen te staan van iets, dat dit en ln den tuin en zelfs een ponny, je I X weet wel zoo'n schattig klein paardje. X Dat had ze het vorig jaar op haar vér- X jaardag gekregen, toen ze ook niet wist, X wat ze vragen moest. Ze hield erg veel X van haar dieren en hield' heele gesprek- - X ken tegen hen, maar zie je dkt was het X nu juist: die dieren zeiden nooit iets terug X en ze konden toch ook geen spelletjes met X haar spelen. X Toen Elly daar zoo zat te soezen, - - X ïoorde ze opeens een zacht gerulsch. Dat - X cwam uit de richting van haar boeken- X kast. Nee maar, wat was dat. Het scheen X net of haar boeken leefden. Elly bleef X doodstil zitten, een beetje bang en ergj X nieuwsgierig. Daar stak Op de te rij een vloeistof; op de 2e rij een vervoermiddel; op do 8e rij een rivier uit de Grieksche mythologie; op do 4erij een deel van een boom; op de 5e rij een insect; op de 6e rij een deel van den voet; op de 7e rij een ander woord voor vervelend; op de 8e rij een ander woord voorpadeel; op de 9e rij een getal; op de 10e rij een deel van het been; op do llo rij een soort sluiting; op de 12e rij een vleeschsoort; op de 18e rij een vogel; op de 14e rij een Insect; op de 15o rij een getal ;op de" 16o rij een hornel- belde raadsels oen hoofdje boven haar sprookjesboek uit. Een lijfje, lichaam, armpjes en beentjes volgden en daar kiau- Goede oplossingen van terde moeder de Gans omlaag en gdng op ontvangen van: het haardkleedje zitten. „Kom kinderen!" g. a. 3 3 3. 3,. j. 3,5 r. b.; 8.B.; „Het la|s' 3? B>' 0. E. K.;'d.' en V. d.; M. G. d.; a. E.; a. v. G.; a. H.;N.H.;G.R. H. K.; M. K.; P. K.; N. l.; W. l.; a. M.; a. v. d. M.; j. M.; j. de M.; a. M.; a. a. v. P.; j. j. P-; M. P.; d. M. r.; T.; N. V.; T. V.a. W.; E. W.; M. W. W. en W. F. S. v. Z. riep ze met een fijn stemmetje, hier gezellig en lekker warm!" Daar kwamen do kinderen al: Klein Duimpje met zijn broers en do Reus, Sneeuwwitje en de Dwergen, Domme a Hans, de schoone slaapster en haar Prins, I g de jongen met zijn „Zwaan, kleef-aan", j py onder zijn arm, Roodkapje met haar Grootmoeder, die nu heelemaal niet bang waren voor den grimmigen wolf on nog veel «n veel mo«r. Denk jullie er om dat de oplossingen van de raadsels Woensdags vóór 8 uur bezorgd moeten worden. Corrg Brens. 8 Groenwoen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 8