Populair Bijvoegsel van de HELbERSCHE COURANT, V£n ZATERDAG 31 MAART 1928. Tob Nootl Hoekje. Ie duinen zijn de natuurlijke bescher- nea van ons land tegen de Noordzee, (jp sommige plaatsen nemen ze meer af dai toe door invloeden van wind en wa ter waarom men alles in het werk stelt, om het duingebied zooveel mogelijk te reeterken en te behouden, wat men hetft. Door bebossching tracht de Staat ile en daar de duinen vast te leggen en te verbeteren. Ie duinen en heidegronden op Texel oenen de geheele Westzijde van het slltnd In, en bijna 4000 H.A. er van zijn "tt« t sbezlttln gen. Was wijlen de heer A. J. Blijdestein, le bekende voorzitter van de Nederland- icte Helde-Maatschappij, die in een uit- roirlg rapport betoogde, dat de duinen er Noorden van het dorp Den Hoorn ge blikt waren voor hoogere cultuur, en ie middelen aangaf tot voldoende vast- egglng van die natuurlijke zeewering. )p zijn initiatief heeft cle Staat dan ook n 1806 de ontginning der duin» en mlent- jrtnden op Texel ter hand genomen, aan- ♦arkelljk onder leiding der Nederland- ich» Helde-Maatschapplj, en sedert 1890 •ntfer die van het ln laatstgenoemd Jaar tot stand gekomen Staatsboschbeheer, Itn welks hoofd staat de inspecteur (er Staat&bos9cheri en ontginningen, te 'Jtrioht, en dat ressorteert onder het De- tarfement van Landbouw. Wanneer men set tegenwoordig terrein vergelijkt met (at van voor 80 jaren, dan verbaasd men llch over de resultaten. Woeste gronden, vaa-op de heideschapen nauwelijks den lost konden vinden, zijn thans keurige Veihnden geworden, en ze hebben van lanbg niet meer gekost dan 180 a 200 ?er H.A. De Staat verpacht deze gronden roor een 80 per H.A. en wel op langen ■ernijn. Deze pachtprijs is zeer laag en och maakt de Staat een mooie rente. Dh landerijen bekoren thans het oog ♦an len bezoeker. Moeilijker dan het aan leggm van welden is de bebossching der (uintn en hoogere mientgronden, hoe «nviudig deze oppervlakkig ook moge sthUien. Het veld, dat heuvelachtig is en btkled met taaie heide, moet eerst ln sfrooren verdeeld worden. Van elke twee Metei breedte moet 1.10 M. omgezet wor den, erwljl een breedte van 90 oM. on- {«rep blijft. Een breede plag wordt tel- «ns >p het omgekeerde gedeelte gewor pen, ir voorkoming van zandverstuiving. Om en gedeelte van het terrein wordt naaatjen weg een breedere strook aan- geUgc die met den naam „singel" aange duid mrdt Zulke singels kan men ook vlndet bij het reeds beplante gedeelte, waait» men tusschen het naaldhout ook loolbompjes ter bescherming vindt Dezo bot-mjies worden de wlndmantols voor hst ovrige terrein. Op de bedoelde stroo- ken terden ln het volgend jaar do den- nsnbómpjes uit de eigen kweekerijen ultgepapt, doch het heeft heel wat voeten lil de aarde, eer ze tot manshoogte zijn opgegooid. Het terrein is niet dadelijk Jeaohjct voor snellen groei. Door nnal- enaftol moet langzamerhand bosoh- grond gevormd worden, zoodat de Den eigenlik zijn eigen tehuis moet scheppen. Men teeft te kampen met het dennen- schot Bn andere zwamziekten, terwijl kleine insecten dikwijls groote belagers van hrt naaldhout blijken te zijn. Met noesten vlijt heeft men evenwel het ectijds woeste terrein in een prach tig b<5ch herschepen. Met krachtige en vaste hand heeft men het groote werk aangaat en geleidelijk, maar met vol- komei zekerheid gaat men verder. Ook biedt de Staat de meeste zekerheid, dat het lulnbosch, hetwelk met zooveel moeit wordt aangelegd, behouden blijft. In hmden van particulieren zou het mis achte, vroeger of later verkocht en roe- kejoa geveld worden. _r Ennu nog even rondgezien 1 We bevin- De arglistige boer. VMdbeens stond hij in do open deur. Kei korte pijp ln den mond, den breed» geaniden stroohoed op de kortgeknipte ha-en, glunderde hij den zwaarbeladen korenwagen tegen, die van 1 vMop de bffifderlj aan kwam hobbelen. IJit den ge helen mensch sprak trots en zelfbewust- hdd, geheel zijn wezen «eide: ik ben de b<er van den Lindenhof. Zijn goed was net groot, maar verkeerde in den besten akst en in de laden van de eiken linnen- kist lagen briefjes en goud- en zilver stukken netjes gerangschikt naar grootte «1 waarde. In noesten arbeid had hij zijn hele leven gewerkt oirn het vaderlijk tfgoed te vermeerderen en leder jaar lid nieuwen zegen gebraoht over het luis en het veld. De Juli-zon brandde <a>n de bleek-blauwe lucht, haar stralen hxÜMfden tusschen het gebladerte van de Aids Undaa, 41» dén helwitten voorgsval na 4i baard vrij beeeJuiuwiaa. den ons op den top van den Fonteinsnol. Dit duintje wordt zoo genoemd, omdat er op eene plaats steeds vocht uit den grond sijpelde, zonder dat het ooit als een fon tein opspoot. Op dezen top zijn banken aangebracht, waarop men, ter bezichti ging van de omgeving,, plaats kan nemen, terwijl de wegen en padien door het den- nenbosoh, met zijn versterkende, hars achtige geuren, heerlijke wandelingen aanbieden. 't Is een genot, het oog te laten gaan over de bosschen, die te zamen reeds een oppervlakte hebben van meer dan 800 H.A. Ze bevinden zich op golvend ter rein en de hoogte van het geboomte va rieert nu tusschen een enkelen d.M. en vijf M. ongeveer. Van jaar tot jaar kan meh vooruitgang bespeuren, en stellig komt de tijd, dat men langs een groot gedeelte van het duinterrein onder een iengte van 6 K.M. onder opgaand hout zal kunnen wandelen. Aan den voet van het duin liggen móole, groene weiden, afgewisseld met elzenboschjes en hier en daar verheft zich een boerderij, die van welvaart ge tuigt Tuschen het geboomte staan eenige nette hulzen, waarin de Boschwachter en eenige werklieden wonen. Deze wonin gen zijn voor rekenig van den Staat ge bouwd. Ze worden met een flink stuk grond er bij, waarop de noodige tuin- en veldvruchten verbouwd kunnen worden voor niet te hoogen prijs verhuurd aan de eigen arbeiders, die met de ontgin ning, als hot ware, opgroeien en daar voor gevoel hebben gekregen. Van ons hooge standpunt zien we naar het Noord-Oosten en naar het Zuid-Wes ten over golvend duinterrein met vele duinpannen, waarin honderden planten soorten groeien en bloeien, en waar velerhande vogels leven en broeden. Langs de duinen loopt het mooie, breede strand en in het Westen ziet men de groote, rustelooze Noordzee met haar schuiten en schepen. Men ls hier niet ver van de ondiopten, die zich voor het Marsdiep uitstrekken, en waarop al zoo menig schip geheel verloren ging en zoo menig zeeman omkwam. Daarover ver heft zich de honge Ijzeren vuurtoren van Huisduinen, die eiken nacht zijn licht bundels rondbllksemt en den schepeling waarschuwt voor de gevaarlijke gronden van Onrust en Haaks. Langs het dorp Den Hoorn, met zijn nijvere boerenbevol king, blikt men in de richting van Den Helder, waarvan men vele gebouwen en oorlogsschepen gemakkelijk kan waar nemen, althans bij helder weer. Wie Texel bezoekt, vergete niet even te gaan naar den Fontolnsnol, die door den zegenrijken arbeid van Helde-Maat schappij en Staatsboschbedrijf zulk een mooie omgeving gekregen heeft J. Daalder Dz. HERINNERINGEN UIT MIJN AMBTELIJK LEVEN. IL „'t Is druk op 't kantoor met 't ontvangen van geld, En uit het portaal klinkt een heidensch geweld". De vestibule en wachtkamer van een Amsterdamsch belastingkantoor zijn overvol met een zeer gemengd publiek. Hier een groep jengelende kinderen aan de hand van praatzieke huismoeders, die elkaar om strijd weten te verhalen van haar lief eu leed en anderer „lek en ge brek". Daar eenige negotianten, die on derling verschillen over de vraag welk artikel van dagelljksch gebruik, momen teel als het „meeBt courante" moet wor den aangemerkt In een hoek der kamer De wagen kwam nader en de neerplof fende pooten der zware trekpaarden wierpen stofwolken omhoog. Boven op den wagen zaten twee jonge meisjes. De witte doeken, die bij den1 veldarbeid tegen de zengende zonnestra» len beschutten, waren naar achteren ge schoven, ln de hals en een krans van blauwe korenbloemen en roode papavers sierde heur haren. Een slanke jonge man mende do paarden. Van die wiebelende zweep zwierden roode blauwe linten1 ln den wind, die d'ol fladderden als die ge spierde arm ze liet knallen over het dam pend© tweespan, (Daar kraakte de wagen door het hek, de kippen stoven1 verschrikt uiteen en de bandrekel sprong op met vroolljk geblaf. „O, Hanna, wat ben je mooi,' jubelde ben klein meisje, dat onder den arm van den boer doörwlpte en de meisjes op den wagen vol bewondering aankeek. „Hier, hij ls voor jou," lachte deze, ter wijl ze van den wagen sprong en haar zti^e dton krans op de krullende lokken drukte. Bldj springend huppelde de kleine meid nu naar Greta, de dienstmeid1, dlie ook van den wagen afklom. De Jonge man liep op den boer toe en zijn donkere oogen straalden van vreugde. LNou, boer, Is dV niet gewerkt; geen halm staat meer buiten. De meisjes heb ben wat gedaan hoor." „Vergeet ja sali niet," Meg luu enkele personen uit een „beter milieu", die op gedempten toon eeu praatje over allee en nog wat houden. Allen echter hierin overeenstemmend, dat scherp wordt toegezien, dat leder, in volgorde naar dat hij binnenkwam, zijn belasting penningen offert. In de nabijheid van het loket voor be talingen ls het stiller. Zoodra men dat loket nadert, ls 't alsof men Intuïtief ge voelt, dat hier stilte moet heersohen, op dat de kassier in zijn rekenen, ontvangen en teruggeven niet worde gestoord. Langzaam schuift de file in d© richting van het loket. Ieder op zijn beurt krijgt gelegenheid om zijn penningen te offe ren op het altaar van den burgerplicht. 't Is voor iemand, die van karakter studie houdt, een prachtgelegenheid om waar te nemen, hoe of men zich van dien plicht kwijt Nu eens Iemand, die met een gebaar van: „daar gaat mijn goede geld ik zie het nooit terug", aanslagbiljet en geld op de bank werpt Dan weer een. die op norschen toon te kennen geeft welk bedrag hij wenscht te betalen. Na tuurlijk ook wel lieden, die op beschaaf de wijze meedeelen, wat het doel van hun komst is. Allen echter in een stemming, waaruit blijkt dat voor hem de gang naar het belastingkantoor geen pleizierreisje ls. Eindelijk is de beurt aan iemand, die reed9 eenigen tijd de aandacht van den kassier had getrokken, omdat hij niet met het overige publiek in gesprek trad, doch somber ln de richting van het loket bleef zien. 't Is een geprononceerd Oostersch type. blijkbaar een haringkoopman, want een sterke vischlucht waait den kassier tege moet. In tegenstelling met anderen, houdt hij geen biljet of geld gereed als hij voor treedt. „Mijnheer," zegt hij, „ze hebben vandaag mijn boel in beslag genomen." „Zoo," zegt de kassier, „waarom dan niet op tijd betaald"? „Moet je maar heb ben," geeft hij op lulden toon terug. Zijn toon trekt de aandacht van het aanwezige publiek, zoodat alle gepraat verstomt en aller blikken zich richten naar 't loket, waar blijkbaar iets bijzonders voorvalt. Ook de aandacht van het kantoorperso neel wordt door „het geval" getrokken „Heeft de deurwaarder u persoonlijk als bewaarder van het inbeslaggenomene aangesteld"?, vraagt de kassier. „Neen, antwoordt onze haringkoopman, „dat wou ik niet wezen, want daar moest ik voor teekenen, en dat heb ik geweigerd." Hem wordt daarop duidelijk gemaakt, dat hij dan verstandig doet nog denzelfden dag te betalen, want nu er een vreemde als bewaarder is aangesteld, loopen de kos ten eiken dag op. Onderwijl de kassier dit zegt, merkt hij op, dat de koopman de handen in de zak houdt en meent hij een geluid van ram melend geld te vernemen. De man, die zenuwachtig schijnt te worden, bezweert bij alles wat hem lief en dierbaar is, dat hij niet kan betalen. De kassier denkt daar het zijne van en geeft bedaard den raad, dsn maar heen te gaau en te trach ten vóór sluiting de zaak in orde te bren- gengen. De man blijft echter talmen en in de aohterste rijen geeft het publiek, dat niet zoo sterk door het geval geïnteresseerd wordt als de naaste omgeving, reeds tee kenen van ongeduld. Eindelijk zegt onze vriend, nadat hij vernomen heeft, dat het totaal 22.bedraagt, dat hij alles wat hij bi) zloh heeft, zal geven. HD begint te tellen, kwartjes, dubbeltjes, centen, sommige nog bedekt met haring- schubben, en brengt het tot 16. „Meer heb ik niet," zegt eindeMjk onze talmende betaler. Het geval tfCrdt hoe langer hoe interessanter. Ieder, zoo kan toorpersoneel als publiek, wacht met spanning den afloop af. De verst van het loket verwijderden ln de waohtkamer, rok ken d© halzen om zoo veel mogelijk te kunnen zien en hooren. Kassier die koopman reeds heeft doorzien blijft dezen zwijgend fixeeren. Plots zegt de ambtenaar, met zijn rechterhand naar het op de toonbank uitgetelde geld wijzend en met een overredenden klank in zijn stem. „Leg de rest er nou bij." En wat niemand behalve de kassier, die zijn pappenheimers kende had verwacht, gebeurde: als bij een reflex-beweging, wierp do haringkoopman de ontbrekende 6.in den vorm van een biljet van 10.—, op tafel. Onnoodig te zeggen, dat groote hilari teit ontstond, zoo aan deze als aan gene zijde van het loket A. v. D. lachend. De knecht wierp een vluggen blik op de dochter des huizee en lachte ook. Het was als verstonden zij elkander geheel. l>e boer zag het en vestigde zijn oogen vorschend op het meisje, maar vast en rustig keek zij haar vader aan. Deze wendde zich weer tot den knecht „Ja, Biinon, je heb ln deze dagen meer gedaan dan iemand anderef, prees hij vriendelijk. „Je moet maaien als het koren rijp is," antwoordde de jonge boer en wee® lachend op den zwaarbeladen wagen. „Ja, d'r is een flinke boer uit gegroeid die zijn liohaam weet te gebruiken. Jam mer, dat je zelf geen hoeve bezitZ'n stem klonk een tikje hoogmoedig. „Wie weet," sohertste de jonge boer, word ik nog eens een rijke grondbezit ter." En overmoedig streek hij door z'n zwarte haren. 's Is te hopen, dat we nog lang te za men mogen blijven," meende de boer, denkend aan zijn eigen voordeel. „Dat zal van u afhangen." „Hoe zoo?" Simon zweeg. De zonverbrande wan gen van Hanna werdien nog rooder en de boer fronste zijn wenkbrauwen. „Span de paarden uit, en zorg dat ze op stal komen," zeide hij kort t Ir de opening van de deur verscheen de boerin. Htfar blik gleed over de «roep WIE I S EEN KENNER DEK VROUWEN? De Pers vermaant: „Wanneer gij ten strijde trekt, verricht dan een Rebed, als gij een zeereis begint, spreek dan twee gebeden, en als gij voornemens zijt te gaan trouwen, bidt dan driemaal." In Monte Oarlo stonden een heer en oeh dame, te midden var. Je overige spe lers voor de bank. De heer won en wilde juist de behaalde winst opnemen, toen de dame hem tegenhield en beweerde dat het haar nummer en Inleg was geweest, die gewonnen hadden. B. malle gevallen. VERDRAAGZAAMHEID. Ook hier ellende door onverdraagzaam heid! Ja, om elkaar te verdragen ls een groote mate van zelfverloochening en zelftucht, van liefde en toegenegenheid noodig. Maar deze dingen worden door de harmonie, die zij weten te scheppen, zóó zeer beloond, de opoffering, die kosten, wordt zoo ruimschoots vergo door het resultaat: verdraagzaamheid, dat elk mensch, dat zijn leven wil verlengen en het wil slijten in vredig geluk, zich alle mogelijke moeite moest geven, om te leeren verdragen. Voor de lez» vt» ons blad gwft owro psychologisch» medewerker Dr. Jos. 8e Oock, van Merienstraat 120, 's-Gravea- hage gratis stelkundige adviezen, ojl over de wijze waarop s]j bun geest kun nen verfrissohea ea hun wilskracht en energie kunnen versterken. Onbekend terrein. „Och, dat is de maan," zegt de ander. Een hevige woordenwisseling volgt. Gelukkig komt or nog iemand voorbij, dien zouden ze vragen of het de zon of de maan was, die aan den hemel stond. Aldus geschiedde. De voorbijganger wordt door de twee vrienden aangehouden en gevraagd om de kwestie op te lossen. Doch deze, die ook een beetje te veel heeft gehad, antwoordt: susten op 4» wtittbéuwtf* g*.lk «Jj van mijn roeraeazen Afbrengen „Boer!" 't Juttertje 323* (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN). IN DE TEXEL8CHE DUINEN. VSBEENIGD. De Spanjaard, overigens altijd een groot vereerder van vrouwen, meent: „De vos ls sluw, maar een vrouw die be mint is nog veel slimmer". De Arabier behandelt de vrouw als een bijzaak, iets minderwaardigs, ais hij zegt: „I>e schoon heid van den man bestaat in zijn verstand, die der vrouw ln haar uiterlijke ge stalte". De Hindoe zegt: „De kokette is $ls een schaduw: Als gij ze volgt, dan vlucht ze als gij ze ontvlucht dan volgt ze u". „Wilt gij het wezen van een man door zien, debatteer dan met hem; om de ge dachten eener vrouw te weten te kamen, bestaat er geen middel," De Ohlneezen zeggen: „De spraak van de vrouw is haar zwaard, dat zij zich nooit uit de hand laat nemen." „Hoe meer een man door zijn vrouw bemind1 wordt, des te sneller legt hij zijn fouten af; hoe meer een man zijn vrouw bemint, des te grootere fouten maakt zij." ER IN GELOOPEN. „Ge vergist u, mevrouw," was het ant woord beleefd; „de inleg was van mij". „Neen," antwoordde de dame, "die was van mij." „Wat zulTen we lang twisten," sprak de heer, ns even te hebben nagedacht; Ja en neen ls een lange strijd Neem een kwart van de winst en laat het daarmee uit rijn." „Aangenomen", riep de dame verheugd maar de ander stak lachend al het geld in den zak en zeidie: Nu zult ge toch wel erkennen, dat het geld het uwe niet was; want dan zoudt gij u met geen vierde ge deelte tevreden gesteld hebben." Zijn beroep op de aanwezigen, dile een kring gevormd hadden, welke hij zege vierend rondzag, werd met een luid ge lach beantwoord en de gefopte bedrieg ster haastte zich een goed heenkomen te zoeken. Dat eea vrouw zit vol met grillen, Ia toch al van oud* beleend. Nu een man daar ook aan meedoet, Loopt bet zeker op z'n end. Toch ia het berliat de waarheid, Want in Philadelphia Laten ze bun hoofd kaal acheren, De een die aapt den ander na. Zij doen dit ala een demonstratie Tegen 't korte vrouwenhaar, Want het wachten op een vrouwtje. Bij den kapper, vindt men naar. Stel u voor, je laat je acheren, Je moet wachten tot een vrouw Ia gebobd, gegolfd, geahingled. Nu, dan ia een paar uur gauw Naar de maan, ja dat ia zeker En dat gaat toch zoo maar niet. Tijd ia geld, zoo zegt het spreekwoord. Daarom ziet u in 't verschiet Alle mannen zonder haardos, Alle koppen zijn dan kaal, Maar 't ergste van 't geval is: Al die hoofden blijven kaal. 't Vrouwtje iaat d'r haar weer groeien, Ala het zoo de Mode is. Maar de man die krijgt geen haar meer, Dat ia zeker en gewis. Ir Vraag me af, wie ia de malste, In dit malle haargeval. En ik kwam tot de conclusie, Dat de man het wezen zal. JAN MEN& stalde van den knecht Wat een flinke, vlijtige jongeman, zoo trouwhartig en degelijk. Een zucht ontsnapte haar Lip pen. Zij had geen zoon; de zwakke knaap rustte reeds twintig jaar op het kerkhof van het dorp. De rader had lang om hem getreurd, maar zij nog meer. En als zjj H tenen in zijn k recht en schoonheid zag, dan werd het haar wee om het hart. Zif keek naar haar dochter. Hanna stond met samengeknepen lippen en flikkerende oogen. Wat zou er nu weer aan de hand zijn, dat zij zoö vreemd deed? Ja, HaAna was altijd een beetje eigenaardig geweest. Zij had voel van haar vader en kon stijf hoofdig wezen els hij. Zuchtend liep zij de keuken in en Hanna ging met de meid naar de stallen. t t De avond1 schemerde ln rossig licht Van de dorpskerk tingelde het klokje. Een frisch windje speelde met den geur in de veldgewassen. Ondier de oude lin den, waar de vleermuizen langs heen schoten, stonden twee jonge menaohen hand ln hand. „Zal ik het maar doen, Hanna?" Het meisje leunde met haar kopje tegen zijn schouder en staarde peinzend in zijn vragende oogen. „Ails vader Je maar niet afwijst!" „Maar jij?" Ze keek hem een oogenbllk verwijtend aan en sprak: „Je kent m© nog niet ge noeg, Rlmerv door geen hinderpaal laat Verdraagzaamheldl Er ia misschien een woord, dat naast het woord vrede oor diplomaten en allen, die belang stellen ln het streven van den Volkeren bond, zoo dikwijls op de tong wordt ge voerd als het woord verdraagzaamheid; men hoort van verdraagzaamheid tus schen volkeren, die elkaar jaren op de felste manier bekampen, alsof dit zoo maar gaat terwijl men voor oogen aiet bi) de „minderheidakwesties",, deit in vollen vredestijd onder één regime twee ver wante volken elkaar het licht in de oogen niet gunnen. Men verneemt het woord verdraagzaamheid ln het huishouden, wanneer oneenigheid de kinderen scheidt of wanneer meeningsversdhil de ouders in gespannen verhouding brengt. Ver draagzaamheid was het woord, dat goede ouders oudtijds hun dochters en zoons leerden aan den vooravond van hun hu welijk. Wat komt er van die verdraagzaamheid bij de meesten terecht Een bitter schijn tje! Dat het vredesideaal nooit zal worden verwezenlijkt tusschen volkeren; dat we ten wij zoo langzamerhand wel, als onze geestelijke oogen niet ziende blind zijn, maar dat er zooveel onverdraagzaamheid ia onder menschen, die elkaar niet den laatsten druppel uit het lichaam moeten persen, dat is ergerlijk. Want wie rond ziet in de wereld, die zal worden getrof fen door de geringe mate, waarin de menschen eikaars gevoelens en gedach ten weten te begrijpen en te verdragen. Leer verdragen en gij wordt en maakt gelukkig! Dr. JOB. DE OOOK. Vrager te H. Door uw telkens utt- stellen, verzwakt gij de kracht van uw handelen. Het kan zijn, dat de uitgestelde daad nog op tijd wordt uitgevoerd, maar dan is het puur geluk, want g]j kunt er verzekerd van zijn, dat uitgesteld werk nooit meer zoo wordt volbracht als het zou zijn uitgevoerd, wanneer het was voortgevloeid uit de spontane gedachte van het oogenbllk. De raderen des tflda draaien gestadig en meedoogenloos door en z]j kunnen de daden, die gij u voor- stolt te doen en die g]j verschuift in de toekomst, wreed vermoroelen. Daarom, handel na Verzonden brieven: Mej. G. te H.; Win kelier te H.; Opmerker te H.; Mevr. J. te H.; N. N. te N. De vragen worden geregeld ln dit blad behandeld. Mochten 4e bea.itwoordlngoa te uitvoerig worden dan direct schrifte lijk aan de aanvragers. Twee heeren komen 's avandis Mat van de soos en rijn tamelijk aangeschoten. Plotseling blijven ze staan en de eene zegt tot <fen ander: „Kijk eenn, de zon komt al op." „Nu heeren, ik kan er weing van seg- gen, want ik ben hier niet bekend." Terwijl ze daar stil stonden, ledter be zig met zijn eigen gedachten, werd op eens de deur opengeworpen en de boer trad naar buiten. Een oogenbllk bleef hij staan, dan kwam hij nader en zfj be wogen zich niet. Een drelgendeg rimpel plooide z'n voorhoofd. „Naar binnen," beval hfl zijn dochter. Hanna sidderde bij het hooren van dia barache «tem, maar zonder een woord ta antwoorden ging zij naar binnen. De boer mat zijn knecht met grimmige blik ken, doch dteze keek hem vast in t ge» laat. Een oogenbllk bleven ze zoo staan, toen draaide do boer zich om en liet zich zwaar op die bank onder de linden neer vallen. De hond vlijde zich tegen zijn voe ten aan, maar een heftige trap bewees hem dat de boer niet te genaken was en jankend sloop het dier weg. Simon overlegde wat hij doen sou. De boer was toornig en er zouden harde woorden vallen als hfl sprak. Maar als hij bedacht, dat Hanna standvastig was en de beslissende vraag toch eens moest vonden gesteld, meende hjj dat het bete» was te spreken. „Wat moet je?" „Ik zou hij aarzelde en opeens viel t hem heeJ zwaar uit z'n woorden te ko men „Ik zou Hanna graag tot vrouw hebben en.en. Ben hoongriach onderbrak hem. XüJ rttag en de boer vulde «pottend aas: J&a

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1928 | | pagina 7