Populair Bijvoegsel van de
HELbERSCHE COURANT,
V£n ZATERDAG 31 MAART 1928.
Tob Nootl Hoekje.
Ie duinen zijn de natuurlijke bescher-
nea van ons land tegen de Noordzee,
(jp sommige plaatsen nemen ze meer af
dai toe door invloeden van wind en wa
ter waarom men alles in het werk stelt,
om het duingebied zooveel mogelijk te
reeterken en te behouden, wat men
hetft. Door bebossching tracht de Staat
ile en daar de duinen vast te leggen en
te verbeteren.
Ie duinen en heidegronden op Texel
oenen de geheele Westzijde van het
slltnd In, en bijna 4000 H.A. er van zijn
"tt« t sbezlttln gen.
Was wijlen de heer A. J. Blijdestein,
le bekende voorzitter van de Nederland-
icte Helde-Maatschappij, die in een uit-
roirlg rapport betoogde, dat de duinen
er Noorden van het dorp Den Hoorn ge
blikt waren voor hoogere cultuur, en
ie middelen aangaf tot voldoende vast-
egglng van die natuurlijke zeewering.
)p zijn initiatief heeft cle Staat dan ook
n 1806 de ontginning der duin» en mlent-
jrtnden op Texel ter hand genomen, aan-
♦arkelljk onder leiding der Nederland-
ich» Helde-Maatschapplj, en sedert 1890
•ntfer die van het ln laatstgenoemd Jaar
tot stand gekomen Staatsboschbeheer,
Itn welks hoofd staat de inspecteur
(er Staat&bos9cheri en ontginningen, te
'Jtrioht, en dat ressorteert onder het De-
tarfement van Landbouw. Wanneer men
set tegenwoordig terrein vergelijkt met
(at van voor 80 jaren, dan verbaasd men
llch over de resultaten. Woeste gronden,
vaa-op de heideschapen nauwelijks den
lost konden vinden, zijn thans keurige
Veihnden geworden, en ze hebben van
lanbg niet meer gekost dan 180 a 200
?er H.A. De Staat verpacht deze gronden
roor een 80 per H.A. en wel op langen
■ernijn. Deze pachtprijs is zeer laag en
och maakt de Staat een mooie rente.
Dh landerijen bekoren thans het oog
♦an len bezoeker. Moeilijker dan het aan
leggm van welden is de bebossching der
(uintn en hoogere mientgronden, hoe
«nviudig deze oppervlakkig ook moge
sthUien. Het veld, dat heuvelachtig is en
btkled met taaie heide, moet eerst ln
sfrooren verdeeld worden. Van elke twee
Metei breedte moet 1.10 M. omgezet wor
den, erwljl een breedte van 90 oM. on-
{«rep blijft. Een breede plag wordt tel-
«ns >p het omgekeerde gedeelte gewor
pen, ir voorkoming van zandverstuiving.
Om en gedeelte van het terrein wordt
naaatjen weg een breedere strook aan-
geUgc die met den naam „singel" aange
duid mrdt Zulke singels kan men ook
vlndet bij het reeds beplante gedeelte,
waait» men tusschen het naaldhout ook
loolbompjes ter bescherming vindt Dezo
bot-mjies worden de wlndmantols voor
hst ovrige terrein. Op de bedoelde stroo-
ken terden ln het volgend jaar do den-
nsnbómpjes uit de eigen kweekerijen
ultgepapt, doch het heeft heel wat voeten
lil de aarde, eer ze tot manshoogte zijn
opgegooid. Het terrein is niet dadelijk
Jeaohjct voor snellen groei. Door nnal-
enaftol moet langzamerhand bosoh-
grond gevormd worden, zoodat de Den
eigenlik zijn eigen tehuis moet scheppen.
Men teeft te kampen met het dennen-
schot Bn andere zwamziekten, terwijl
kleine insecten dikwijls groote belagers
van hrt naaldhout blijken te zijn.
Met noesten vlijt heeft men evenwel
het ectijds woeste terrein in een prach
tig b<5ch herschepen. Met krachtige en
vaste hand heeft men het groote werk
aangaat en geleidelijk, maar met vol-
komei zekerheid gaat men verder. Ook
biedt de Staat de meeste zekerheid, dat
het lulnbosch, hetwelk met zooveel
moeit wordt aangelegd, behouden blijft.
In hmden van particulieren zou het mis
achte, vroeger of later verkocht en roe-
kejoa geveld worden. _r
Ennu nog even rondgezien 1 We bevin-
De arglistige boer.
VMdbeens stond hij in do open deur.
Kei korte pijp ln den mond, den breed»
geaniden stroohoed op de kortgeknipte
ha-en, glunderde hij den zwaarbeladen
korenwagen tegen, die van 1 vMop de
bffifderlj aan kwam hobbelen. IJit den ge
helen mensch sprak trots en zelfbewust-
hdd, geheel zijn wezen «eide: ik ben de
b<er van den Lindenhof. Zijn goed was
net groot, maar verkeerde in den besten
akst en in de laden van de eiken linnen-
kist lagen briefjes en goud- en zilver
stukken netjes gerangschikt naar grootte
«1 waarde. In noesten arbeid had hij zijn
hele leven gewerkt oirn het vaderlijk
tfgoed te vermeerderen en leder jaar
lid nieuwen zegen gebraoht over het
luis en het veld. De Juli-zon brandde
<a>n de bleek-blauwe lucht, haar stralen
hxÜMfden tusschen het gebladerte van de
Aids Undaa, 41» dén helwitten voorgsval
na 4i baard vrij beeeJuiuwiaa.
den ons op den top van den Fonteinsnol.
Dit duintje wordt zoo genoemd, omdat er
op eene plaats steeds vocht uit den grond
sijpelde, zonder dat het ooit als een fon
tein opspoot. Op dezen top zijn banken
aangebracht, waarop men, ter bezichti
ging van de omgeving,, plaats kan nemen,
terwijl de wegen en padien door het den-
nenbosoh, met zijn versterkende, hars
achtige geuren, heerlijke wandelingen
aanbieden.
't Is een genot, het oog te laten gaan
over de bosschen, die te zamen reeds een
oppervlakte hebben van meer dan 800
H.A. Ze bevinden zich op golvend ter
rein en de hoogte van het geboomte va
rieert nu tusschen een enkelen d.M. en
vijf M. ongeveer. Van jaar tot jaar kan
meh vooruitgang bespeuren, en stellig
komt de tijd, dat men langs een groot
gedeelte van het duinterrein onder een
iengte van 6 K.M. onder opgaand hout
zal kunnen wandelen.
Aan den voet van het duin liggen
móole, groene weiden, afgewisseld met
elzenboschjes en hier en daar verheft
zich een boerderij, die van welvaart ge
tuigt Tuschen het geboomte staan eenige
nette hulzen, waarin de Boschwachter en
eenige werklieden wonen. Deze wonin
gen zijn voor rekenig van den Staat ge
bouwd. Ze worden met een flink stuk
grond er bij, waarop de noodige tuin- en
veldvruchten verbouwd kunnen worden
voor niet te hoogen prijs verhuurd aan
de eigen arbeiders, die met de ontgin
ning, als hot ware, opgroeien en daar
voor gevoel hebben gekregen.
Van ons hooge standpunt zien we naar
het Noord-Oosten en naar het Zuid-Wes
ten over golvend duinterrein met vele
duinpannen, waarin honderden planten
soorten groeien en bloeien, en waar
velerhande vogels leven en broeden.
Langs de duinen loopt het mooie, breede
strand en in het Westen ziet men de
groote, rustelooze Noordzee met haar
schuiten en schepen. Men ls hier niet ver
van de ondiopten, die zich voor het
Marsdiep uitstrekken, en waarop al zoo
menig schip geheel verloren ging en zoo
menig zeeman omkwam. Daarover ver
heft zich de honge Ijzeren vuurtoren van
Huisduinen, die eiken nacht zijn licht
bundels rondbllksemt en den schepeling
waarschuwt voor de gevaarlijke gronden
van Onrust en Haaks. Langs het dorp
Den Hoorn, met zijn nijvere boerenbevol
king, blikt men in de richting van Den
Helder, waarvan men vele gebouwen en
oorlogsschepen gemakkelijk kan waar
nemen, althans bij helder weer.
Wie Texel bezoekt, vergete niet even
te gaan naar den Fontolnsnol, die door
den zegenrijken arbeid van Helde-Maat
schappij en Staatsboschbedrijf zulk een
mooie omgeving gekregen heeft
J. Daalder Dz.
HERINNERINGEN UIT MIJN
AMBTELIJK LEVEN.
IL
„'t Is druk op 't kantoor met
't ontvangen van geld,
En uit het portaal klinkt een
heidensch geweld".
De vestibule en wachtkamer van een
Amsterdamsch belastingkantoor zijn
overvol met een zeer gemengd publiek.
Hier een groep jengelende kinderen aan
de hand van praatzieke huismoeders, die
elkaar om strijd weten te verhalen van
haar lief eu leed en anderer „lek en ge
brek". Daar eenige negotianten, die on
derling verschillen over de vraag welk
artikel van dagelljksch gebruik, momen
teel als het „meeBt courante" moet wor
den aangemerkt In een hoek der kamer
De wagen kwam nader en de neerplof
fende pooten der zware trekpaarden
wierpen stofwolken omhoog.
Boven op den wagen zaten twee jonge
meisjes. De witte doeken, die bij den1
veldarbeid tegen de zengende zonnestra»
len beschutten, waren naar achteren ge
schoven, ln de hals en een krans van
blauwe korenbloemen en roode papavers
sierde heur haren. Een slanke jonge man
mende do paarden. Van die wiebelende
zweep zwierden roode blauwe linten1 ln
den wind, die d'ol fladderden als die ge
spierde arm ze liet knallen over het dam
pend© tweespan,
(Daar kraakte de wagen door het hek,
de kippen stoven1 verschrikt uiteen en de
bandrekel sprong op met vroolljk geblaf.
„O, Hanna, wat ben je mooi,' jubelde
ben klein meisje, dat onder den arm van
den boer doörwlpte en de meisjes op den
wagen vol bewondering aankeek.
„Hier, hij ls voor jou," lachte deze, ter
wijl ze van den wagen sprong en haar
zti^e dton krans op de krullende lokken
drukte.
Bldj springend huppelde de kleine
meid nu naar Greta, de dienstmeid1, dlie
ook van den wagen afklom. De Jonge
man liep op den boer toe en zijn donkere
oogen straalden van vreugde.
LNou, boer, Is dV niet gewerkt; geen
halm staat meer buiten. De meisjes heb
ben wat gedaan hoor."
„Vergeet ja sali niet," Meg luu
enkele personen uit een „beter milieu",
die op gedempten toon eeu praatje over
allee en nog wat houden. Allen echter
hierin overeenstemmend, dat scherp
wordt toegezien, dat leder, in volgorde
naar dat hij binnenkwam, zijn belasting
penningen offert.
In de nabijheid van het loket voor be
talingen ls het stiller. Zoodra men dat
loket nadert, ls 't alsof men Intuïtief ge
voelt, dat hier stilte moet heersohen, op
dat de kassier in zijn rekenen, ontvangen
en teruggeven niet worde gestoord.
Langzaam schuift de file in d© richting
van het loket. Ieder op zijn beurt krijgt
gelegenheid om zijn penningen te offe
ren op het altaar van den burgerplicht.
't Is voor iemand, die van karakter
studie houdt, een prachtgelegenheid om
waar te nemen, hoe of men zich van dien
plicht kwijt Nu eens Iemand, die met een
gebaar van: „daar gaat mijn goede geld
ik zie het nooit terug", aanslagbiljet
en geld op de bank werpt Dan weer een.
die op norschen toon te kennen geeft
welk bedrag hij wenscht te betalen. Na
tuurlijk ook wel lieden, die op beschaaf
de wijze meedeelen, wat het doel van hun
komst is. Allen echter in een stemming,
waaruit blijkt dat voor hem de gang naar
het belastingkantoor geen pleizierreisje ls.
Eindelijk is de beurt aan iemand, die
reed9 eenigen tijd de aandacht van den
kassier had getrokken, omdat hij niet met
het overige publiek in gesprek trad, doch
somber ln de richting van het loket bleef
zien.
't Is een geprononceerd Oostersch type.
blijkbaar een haringkoopman, want een
sterke vischlucht waait den kassier tege
moet. In tegenstelling met anderen, houdt
hij geen biljet of geld gereed als hij voor
treedt. „Mijnheer," zegt hij, „ze hebben
vandaag mijn boel in beslag genomen."
„Zoo," zegt de kassier, „waarom dan
niet op tijd betaald"? „Moet je maar heb
ben," geeft hij op lulden toon terug. Zijn
toon trekt de aandacht van het aanwezige
publiek, zoodat alle gepraat verstomt en
aller blikken zich richten naar 't loket,
waar blijkbaar iets bijzonders voorvalt.
Ook de aandacht van het kantoorperso
neel wordt door „het geval" getrokken
„Heeft de deurwaarder u persoonlijk als
bewaarder van het inbeslaggenomene
aangesteld"?, vraagt de kassier. „Neen,
antwoordt onze haringkoopman, „dat wou
ik niet wezen, want daar moest ik voor
teekenen, en dat heb ik geweigerd." Hem
wordt daarop duidelijk gemaakt, dat hij
dan verstandig doet nog denzelfden dag
te betalen, want nu er een vreemde als
bewaarder is aangesteld, loopen de kos
ten eiken dag op.
Onderwijl de kassier dit zegt, merkt hij
op, dat de koopman de handen in de zak
houdt en meent hij een geluid van ram
melend geld te vernemen. De man, die
zenuwachtig schijnt te worden, bezweert
bij alles wat hem lief en dierbaar is, dat
hij niet kan betalen. De kassier denkt
daar het zijne van en geeft bedaard den
raad, dsn maar heen te gaau en te trach
ten vóór sluiting de zaak in orde te bren-
gengen.
De man blijft echter talmen en in de
aohterste rijen geeft het publiek, dat niet
zoo sterk door het geval geïnteresseerd
wordt als de naaste omgeving, reeds tee
kenen van ongeduld. Eindelijk zegt onze
vriend, nadat hij vernomen heeft, dat het
totaal 22.bedraagt, dat hij alles wat
hij bi) zloh heeft, zal geven.
HD begint te tellen, kwartjes, dubbeltjes,
centen, sommige nog bedekt met haring-
schubben, en brengt het tot 16.
„Meer heb ik niet," zegt eindeMjk onze
talmende betaler. Het geval tfCrdt hoe
langer hoe interessanter. Ieder, zoo kan
toorpersoneel als publiek, wacht met
spanning den afloop af. De verst van het
loket verwijderden ln de waohtkamer, rok
ken d© halzen om zoo veel mogelijk te
kunnen zien en hooren. Kassier die
koopman reeds heeft doorzien blijft
dezen zwijgend fixeeren. Plots zegt de
ambtenaar, met zijn rechterhand naar het
op de toonbank uitgetelde geld wijzend
en met een overredenden klank in zijn
stem. „Leg de rest er nou bij." En wat
niemand behalve de kassier, die zijn
pappenheimers kende had verwacht,
gebeurde: als bij een reflex-beweging,
wierp do haringkoopman de ontbrekende
6.in den vorm van een biljet van
10.—, op tafel.
Onnoodig te zeggen, dat groote hilari
teit ontstond, zoo aan deze als aan gene
zijde van het loket
A. v. D.
lachend.
De knecht wierp een vluggen blik op
de dochter des huizee en lachte ook. Het
was als verstonden zij elkander geheel.
l>e boer zag het en vestigde zijn oogen
vorschend op het meisje, maar vast en
rustig keek zij haar vader aan. Deze
wendde zich weer tot den knecht
„Ja, Biinon, je heb ln deze dagen meer
gedaan dan iemand anderef, prees hij
vriendelijk.
„Je moet maaien als het koren rijp is,"
antwoordde de jonge boer en wee® lachend
op den zwaarbeladen wagen.
„Ja, d'r is een flinke boer uit gegroeid
die zijn liohaam weet te gebruiken. Jam
mer, dat je zelf geen hoeve bezitZ'n
stem klonk een tikje hoogmoedig.
„Wie weet," sohertste de jonge boer,
word ik nog eens een rijke grondbezit
ter." En overmoedig streek hij door z'n
zwarte haren.
's Is te hopen, dat we nog lang te za
men mogen blijven," meende de boer,
denkend aan zijn eigen voordeel.
„Dat zal van u afhangen."
„Hoe zoo?"
Simon zweeg. De zonverbrande wan
gen van Hanna werdien nog rooder en de
boer fronste zijn wenkbrauwen.
„Span de paarden uit, en zorg dat ze
op stal komen," zeide hij kort
t
Ir de opening van de deur verscheen
de boerin. Htfar blik gleed over de «roep
WIE I S EEN KENNER DEK
VROUWEN?
De Pers vermaant: „Wanneer gij ten
strijde trekt, verricht dan een Rebed, als
gij een zeereis begint, spreek dan twee
gebeden, en als gij voornemens zijt te
gaan trouwen, bidt dan driemaal."
In Monte Oarlo stonden een heer en
oeh dame, te midden var. Je overige spe
lers voor de bank. De heer won en wilde
juist de behaalde winst opnemen, toen de
dame hem tegenhield en beweerde dat het
haar nummer en Inleg was geweest, die
gewonnen hadden.
B.
malle gevallen.
VERDRAAGZAAMHEID.
Ook hier ellende door onverdraagzaam
heid! Ja, om elkaar te verdragen ls een
groote mate van zelfverloochening en
zelftucht, van liefde en toegenegenheid
noodig. Maar deze dingen worden door
de harmonie, die zij weten te scheppen,
zóó zeer beloond, de opoffering, die
kosten, wordt zoo ruimschoots vergo
door het resultaat: verdraagzaamheid, dat
elk mensch, dat zijn leven wil verlengen
en het wil slijten in vredig geluk, zich
alle mogelijke moeite moest geven, om te
leeren verdragen.
Voor de lez» vt» ons blad gwft owro
psychologisch» medewerker Dr. Jos. 8e
Oock, van Merienstraat 120, 's-Gravea-
hage gratis stelkundige adviezen, ojl
over de wijze waarop s]j bun geest kun
nen verfrissohea ea hun wilskracht en
energie kunnen versterken.
Onbekend terrein.
„Och, dat is de maan," zegt de ander.
Een hevige woordenwisseling volgt.
Gelukkig komt or nog iemand voorbij,
dien zouden ze vragen of het de zon of
de maan was, die aan den hemel stond.
Aldus geschiedde. De voorbijganger wordt
door de twee vrienden aangehouden en
gevraagd om de kwestie op te lossen.
Doch deze, die ook een beetje te veel
heeft gehad, antwoordt:
susten op 4» wtittbéuwtf* g*.lk «Jj van mijn roeraeazen Afbrengen
„Boer!"
't Juttertje
323* (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN).
IN DE TEXEL8CHE DUINEN.
VSBEENIGD.
De Spanjaard, overigens altijd een
groot vereerder van vrouwen, meent:
„De vos ls sluw, maar een vrouw die be
mint is nog veel slimmer". De Arabier
behandelt de vrouw als een bijzaak, iets
minderwaardigs, ais hij zegt: „I>e schoon
heid van den man bestaat in zijn verstand,
die der vrouw ln haar uiterlijke ge
stalte".
De Hindoe zegt: „De kokette is $ls een
schaduw: Als gij ze volgt, dan vlucht ze
als gij ze ontvlucht dan volgt ze u".
„Wilt gij het wezen van een man door
zien, debatteer dan met hem; om de ge
dachten eener vrouw te weten te kamen,
bestaat er geen middel," De Ohlneezen
zeggen: „De spraak van de vrouw is haar
zwaard, dat zij zich nooit uit de hand laat
nemen." „Hoe meer een man door zijn
vrouw bemind1 wordt, des te sneller legt
hij zijn fouten af; hoe meer een man zijn
vrouw bemint, des te grootere fouten
maakt zij."
ER IN GELOOPEN.
„Ge vergist u, mevrouw," was het ant
woord beleefd; „de inleg was van mij".
„Neen," antwoordde de dame, "die was
van mij."
„Wat zulTen we lang twisten," sprak de
heer, ns even te hebben nagedacht; Ja
en neen ls een lange strijd Neem een
kwart van de winst en laat het daarmee
uit rijn."
„Aangenomen", riep de dame verheugd
maar de ander stak lachend al het geld
in den zak en zeidie: Nu zult ge toch wel
erkennen, dat het geld het uwe niet was;
want dan zoudt gij u met geen vierde ge
deelte tevreden gesteld hebben."
Zijn beroep op de aanwezigen, dile een
kring gevormd hadden, welke hij zege
vierend rondzag, werd met een luid ge
lach beantwoord en de gefopte bedrieg
ster haastte zich een goed heenkomen te
zoeken.
Dat eea vrouw zit vol met grillen,
Ia toch al van oud* beleend.
Nu een man daar ook aan meedoet,
Loopt bet zeker op z'n end.
Toch ia het berliat de waarheid,
Want in Philadelphia
Laten ze bun hoofd kaal acheren,
De een die aapt den ander na.
Zij doen dit ala een demonstratie
Tegen 't korte vrouwenhaar,
Want het wachten op een vrouwtje.
Bij den kapper, vindt men naar.
Stel u voor, je laat je acheren,
Je moet wachten tot een vrouw
Ia gebobd, gegolfd, geahingled.
Nu, dan ia een paar uur gauw
Naar de maan, ja dat ia zeker
En dat gaat toch zoo maar niet.
Tijd ia geld, zoo zegt het spreekwoord.
Daarom ziet u in 't verschiet
Alle mannen zonder haardos,
Alle koppen zijn dan kaal,
Maar 't ergste van 't geval is:
Al die hoofden blijven kaal.
't Vrouwtje iaat d'r haar weer groeien,
Ala het zoo de Mode is.
Maar de man die krijgt geen haar meer,
Dat ia zeker en gewis.
Ir Vraag me af, wie ia de malste,
In dit malle haargeval.
En ik kwam tot de conclusie,
Dat de man het wezen zal.
JAN MEN&
stalde van den knecht Wat een flinke,
vlijtige jongeman, zoo trouwhartig en
degelijk. Een zucht ontsnapte haar Lip
pen. Zij had geen zoon; de zwakke knaap
rustte reeds twintig jaar op het kerkhof
van het dorp. De rader had lang om hem
getreurd, maar zij nog meer. En als zjj
H tenen in zijn k recht en schoonheid zag,
dan werd het haar wee om het hart. Zif
keek naar haar dochter. Hanna stond met
samengeknepen lippen en flikkerende
oogen. Wat zou er nu weer aan de hand
zijn, dat zij zoö vreemd deed? Ja, HaAna
was altijd een beetje eigenaardig geweest.
Zij had voel van haar vader en kon stijf
hoofdig wezen els hij. Zuchtend liep zij
de keuken in en Hanna ging met de meid
naar de stallen.
t t
De avond1 schemerde ln rossig licht
Van de dorpskerk tingelde het klokje.
Een frisch windje speelde met den geur
in de veldgewassen. Ondier de oude lin
den, waar de vleermuizen langs heen
schoten, stonden twee jonge menaohen
hand ln hand.
„Zal ik het maar doen, Hanna?"
Het meisje leunde met haar kopje tegen
zijn schouder en staarde peinzend in zijn
vragende oogen.
„Ails vader Je maar niet afwijst!"
„Maar jij?"
Ze keek hem een oogenbllk verwijtend
aan en sprak: „Je kent m© nog niet ge
noeg, Rlmerv door geen hinderpaal laat
Verdraagzaamheldl Er ia misschien
een woord, dat naast het woord vrede
oor diplomaten en allen, die belang
stellen ln het streven van den Volkeren
bond, zoo dikwijls op de tong wordt ge
voerd als het woord verdraagzaamheid;
men hoort van verdraagzaamheid tus
schen volkeren, die elkaar jaren op de
felste manier bekampen, alsof dit zoo
maar gaat terwijl men voor oogen aiet bi)
de „minderheidakwesties",, deit in vollen
vredestijd onder één regime twee ver
wante volken elkaar het licht in de oogen
niet gunnen. Men verneemt het woord
verdraagzaamheid ln het huishouden,
wanneer oneenigheid de kinderen scheidt
of wanneer meeningsversdhil de ouders
in gespannen verhouding brengt. Ver
draagzaamheid was het woord, dat goede
ouders oudtijds hun dochters en zoons
leerden aan den vooravond van hun hu
welijk.
Wat komt er van die verdraagzaamheid
bij de meesten terecht Een bitter schijn
tje! Dat het vredesideaal nooit zal worden
verwezenlijkt tusschen volkeren; dat we
ten wij zoo langzamerhand wel, als onze
geestelijke oogen niet ziende blind zijn,
maar dat er zooveel onverdraagzaamheid
ia onder menschen, die elkaar niet den
laatsten druppel uit het lichaam moeten
persen, dat is ergerlijk. Want wie rond
ziet in de wereld, die zal worden getrof
fen door de geringe mate, waarin de
menschen eikaars gevoelens en gedach
ten weten te begrijpen en te verdragen.
Leer verdragen en gij wordt en maakt
gelukkig!
Dr. JOB. DE OOOK.
Vrager te H. Door uw telkens utt-
stellen, verzwakt gij de kracht van uw
handelen. Het kan zijn, dat de uitgestelde
daad nog op tijd wordt uitgevoerd, maar
dan is het puur geluk, want g]j kunt er
verzekerd van zijn, dat uitgesteld werk
nooit meer zoo wordt volbracht als het
zou zijn uitgevoerd, wanneer het was
voortgevloeid uit de spontane gedachte
van het oogenbllk. De raderen des tflda
draaien gestadig en meedoogenloos door
en z]j kunnen de daden, die gij u voor-
stolt te doen en die g]j verschuift in de
toekomst, wreed vermoroelen. Daarom,
handel na
Verzonden brieven: Mej. G. te H.; Win
kelier te H.; Opmerker te H.; Mevr. J. te
H.; N. N. te N.
De vragen worden geregeld ln dit blad
behandeld. Mochten 4e bea.itwoordlngoa
te uitvoerig worden dan direct schrifte
lijk aan de aanvragers.
Twee heeren komen 's avandis Mat van
de soos en rijn tamelijk aangeschoten.
Plotseling blijven ze staan en de eene
zegt tot <fen ander: „Kijk eenn, de zon
komt al op."
„Nu heeren, ik kan er weing van seg-
gen, want ik ben hier niet bekend."
Terwijl ze daar stil stonden, ledter be
zig met zijn eigen gedachten, werd op
eens de deur opengeworpen en de boer
trad naar buiten. Een oogenbllk bleef
hij staan, dan kwam hij nader en zfj be
wogen zich niet. Een drelgendeg rimpel
plooide z'n voorhoofd.
„Naar binnen," beval hfl zijn dochter.
Hanna sidderde bij het hooren van dia
barache «tem, maar zonder een woord ta
antwoorden ging zij naar binnen. De
boer mat zijn knecht met grimmige blik
ken, doch dteze keek hem vast in t ge»
laat. Een oogenbllk bleven ze zoo staan,
toen draaide do boer zich om en liet zich
zwaar op die bank onder de linden neer
vallen. De hond vlijde zich tegen zijn voe
ten aan, maar een heftige trap bewees
hem dat de boer niet te genaken was en
jankend sloop het dier weg.
Simon overlegde wat hij doen sou. De
boer was toornig en er zouden harde
woorden vallen als hfl sprak. Maar als
hij bedacht, dat Hanna standvastig was
en de beslissende vraag toch eens moest
vonden gesteld, meende hjj dat het bete»
was te spreken.
„Wat moet je?"
„Ik zou hij aarzelde en opeens viel
t hem heeJ zwaar uit z'n woorden te ko
men „Ik zou Hanna graag tot vrouw
hebben en.en.
Ben hoongriach onderbrak hem. XüJ
rttag en de boer vulde «pottend aas: J&a